hart- en vaatziekten in nederland 2019 - hartstichting...hart- en vaatziekten in nederland, 2019 25...

148
Hart- en vaatziekten in Nederland 2019 Cijfers over incidentie, prevalentie, ziekte en sterfte 25 e EDITIE 2019

Upload: others

Post on 18-Mar-2020

1 views

Category:

Documents


0 download

TRANSCRIPT

Page 1: Hart- en vaatziekten in Nederland 2019 - Hartstichting...Hart- en vaatziekten in Nederland, 2019 25 jaar cijfers over incidentie, prevalentie, ziekte en sterfte Gegevens van het Centraal

Hart- en vaatziekten in Nederland 2019

3.81

911

RP9

2 D

it bo

ek is

ver

vaar

digd

uit

chlo

or- e

n zu

urvr

ij pa

pier

.

Hart- en vaatziekten in N

ederland 2019

Cijfers overincidentie,prevalentie,ziekte en sterfte

25e

EDITIE2 0 1 9

Hart- en vaatziekten in Nederland 2019

3.81

911

RP9

2 D

it bo

ek is

ver

vaar

digd

uit

chlo

or- e

n zu

urvr

ij pa

pier

.

Hart- en vaatziekten in N

ederland 2019

Cijfers overincidentie,prevalentie,ziekte en sterfte

25e

EDITIE2 0 1 9

Page 2: Hart- en vaatziekten in Nederland 2019 - Hartstichting...Hart- en vaatziekten in Nederland, 2019 25 jaar cijfers over incidentie, prevalentie, ziekte en sterfte Gegevens van het Centraal

InhoudsopgaveVoorwoord 3

Samenstelling van de Werkgroep Cijfers van de Hartstichting 9

1 Ziekte en sterfte aan hart- en vaatziekten 11

2 Kerncijfers over hart- en vaatziekten 51

3 Hart- en vaatziekten in de Nederlandse huisartsenpraktijk 79

4 Trends in systolische bloeddruk in de Longitudinal Aging Study Amsterdam (LASA) tussen 1995 en 2015 107

5 Ontwikkelingen in prevalentie van atriumfi brilleren en antitrombotica voorschriften 123

Bijlage

A Beschrijving ICD-codes van de tien ziektecategorieën binnen de hart- en vaatziekten 137

Colofon

Zetwerk: G3M Grafi sch & MultiMedia Management, Zoetermeer

Druk: G3M Grafi sch & MultiMedia Management, Zoetermeer

Uitgave: 2019

ISBN: 978-90-75131-83-3

NUR 870

Page 3: Hart- en vaatziekten in Nederland 2019 - Hartstichting...Hart- en vaatziekten in Nederland, 2019 25 jaar cijfers over incidentie, prevalentie, ziekte en sterfte Gegevens van het Centraal

Hart- en vaatziekten in Nederland, 2019

25 jaar cijfers over incidentie, prevalentie, ziekte en sterfte

Gegevens van het Centraal Bureau voor de Statistiek, Dutch Hospital Data,

LASA, NIVEL en Julius Huisartsen Netwerk gepubliceerd onder redactie van de

‘Werkgroep Cijfers’ van de Hartstichting.

Samenstelling (in alfabetische volgorde):

Drs. A.R. de Boer, arts1,2

Prof. dr. M.L. Bots, arts-epidemioloog1

Dr. I. van Dis, epidemioloog2

Dr. I. Vaartjes, epidemioloog1,2

Prof. dr. F.L.J. Visseren, internist-vasculair geneeskundige3

1 Julius Centrum voor Gezondheidswetenschappen en Eerstelijns Geneeskunde,

Universitair Medisch Centrum Utrecht, Utrecht2 Hartstichting, Den Haag 3 Afdeling Vasculaire Geneeskunde, Universitair Medisch Centrum Utrecht, Utrecht

Gegevens en figuren uit dit rapport mogen met bronvermelding worden

overgenomen. De juiste verwijzing luidt: Auteurs hoofdstuk, titel hoofd-

stuk. In: de Boer AR, van Dis I, Visseren FLJ, Vaartjes I, Bots ML. Hart- en

vaatziekten in Nederland 2019, cijfers over incidentie, prevalentie, ziekte en

sterfte. Den Haag: Hartstichting, 2019.

Den Haag, november 2019

Page 4: Hart- en vaatziekten in Nederland 2019 - Hartstichting...Hart- en vaatziekten in Nederland, 2019 25 jaar cijfers over incidentie, prevalentie, ziekte en sterfte Gegevens van het Centraal

2

Page 5: Hart- en vaatziekten in Nederland 2019 - Hartstichting...Hart- en vaatziekten in Nederland, 2019 25 jaar cijfers over incidentie, prevalentie, ziekte en sterfte Gegevens van het Centraal

Voorwoord3

VoorwoordMet veel trots presenteren wij u het 25ste boek van de Hartstichting

met cijfers over de incidentie, prevalentie, ziekte en sterfte aan hart- en

vaatziekten.

Graag willen we eerst bij de uitgifte van 25 boeken stilstaan. Deze uitgaven

zijn al die jaren tot stand gekomen met bijdragen van heel veel mensen.

Daarom laten we na het voorwoord de (ex)voorzitters van de werkgroep

cijfers en alle promovendi op het cijferproject in dit boek aan het woord. De

Hartstichting is hen en de leden van de Werkgroep Cijfers, waarin weten-

schappers met deskundigheid uit verschillende disciplines, zeer erkente-

lijk. Tevens een speciaal woord van dank aan prof. Michiel Bots en dr. Ilonca

Vaartjes voor hun enorme inzet om ieder jaar weer cijfers over interessante

onderwerpen te genereren.

De Hartstichting vindt het ontsluiten van cijfers enorm belangrijk voor

onderbouwing en monitoren van beleid, zorg en onderzoek, daarom doet

zij dit al zo velen jaren. Echter, we kijken nu naar de toekomst en vinden

dat de wijze van presenteren van cijfers een modernere en interactieve vorm

behoeft. Daarom zal er vanaf volgend jaar geen boek meer verschijnen,

maar zullen cijfers over hart- en vaatziekten en hartinterventies in geza-

menlijkheid met de Nederlandse Hartregistratie gepresenteerd worden op

een website.

Het 25ste Cijferboek heeft de volgende inhoud:

Hoofdstuk 1 omvat de meest recente cijfers over ziekte en sterfte aan hart-

en vaatziekten (HVZ). De meest spectaculaire wijzigingen in de afgelopen

25 jaar zijn de afname in case-fatality en sterfte aan het hartinfarct. In deze

periode zijn grote successen bereikt en zijn HVZ vanaf 2005 bij mannen en

vanaf 2016 bij vrouwen niet meer doodoorzaak nummer 1.

Mensen krijgen op latere leeftijd HVZ, met meer co-morbiditeit. De gemid-

delde leeftijd waarop men aan HVZ sterft, ligt boven die van andere ziekte-

beelden. Ook zijn er enorme dalingen in opnameduren in het ziekenhuis.

Page 6: Hart- en vaatziekten in Nederland 2019 - Hartstichting...Hart- en vaatziekten in Nederland, 2019 25 jaar cijfers over incidentie, prevalentie, ziekte en sterfte Gegevens van het Centraal

Voorwoord4

In hoofdstuk 2 worden per ziektebeeld kerncijfers gepresenteerd en

overzichtelijk weergegeven. Deze omvatten zowel cijfers over sterfte,

ziekenhuis- en dagopnamen, de prognose, maar ook incidentie en preva-

lentie. Hiertoe zijn cijfers van het CBS, DHD en Nivel ontsloten. Voor de

prognosecijfers is gebruik gemaakt van de koppeling van de doodsoorzaken

en ziekenhuisopnamen statistieken, waarvoor de promovendi Reitsma en

Vaartjes de basis hebben gelegd.

Hoofdstuk 3 omvat cijfers over de incidentie en prevalentie van hart- en

vaatziekten op basis van de huisartsenregistratie van het Nivel. Het

aantal mensen met een chronische HVZ bedraagt anno 2018 1,5 miljoen

Nederlanders en is gestegen in de laatste jaren. Naast angina pectoris,

beroerte en perifeer vaatlijden draagt hartfalen hier sterk aan bij.

Trendanalyse van het LASA-cohort van ouderen laat zien dat vanaf 1995

de systolische bloeddruk flink gedaald is met 13 mmHg onder mannen en

16 mmHg onder vrouwen. Er trad een daling op zowel onder degenen die

medicatie voor een hoge bloeddruk slikten als onder degenen zonder medi-

catie. Een survivor bias kan echter niet worden uitgesloten.

Op basis van het Julius Huisartsen Netwerk is een stijging in het percentage

mensen met boezemfibrilleren aangetoond, van 0,4% in 2008 naar 1,4% in

2017. In de leeftijdscategorie 85 jaar en ouder nam deze toe van bijna 6%

naar 16%. Hieraan kunnen ook verbeteringen in registratie aan ten grond-

slag liggen. Tevens is een daling in gebruik van vitamine K antagonisten

(VKA) en stijging in direct werkende orale anticoagulantia waargenomen.

De Hartstichting publiceert in dit boek cijfers van verschillende databron-

nen. Hierbij willen wij onze dank betuigen aan het CBS, Dutch Hospital

Data, het Julius Centrum (UMCU), LASA, NIVEL en Julius Huisartsen

Netwerk. Tevens danken wij de onderzoekers en gastauteurs voor hun grote

inzet om deze interessante data te ontsluiten.

Namens de Werkgroep Cijfers,

Prof.dr. F. L. J. Visseren, mw. dr. I. van Dis,

Internist-vasculair geneeskundige, epidemioloog,

UMC Utrecht Hartstichting

Voorzitter Secretaris

(i.van.disAhartstichting.nl)

Page 7: Hart- en vaatziekten in Nederland 2019 - Hartstichting...Hart- en vaatziekten in Nederland, 2019 25 jaar cijfers over incidentie, prevalentie, ziekte en sterfte Gegevens van het Centraal

5 Werkgroep Cijfers

Voorzitters van de Werkgroep Cijfers en promovendi over het belang van cijfers over hart- en vaatziekten.

De Hartstichting hecht grote waarde aan het publiceren van cijfers van hoge

kwaliteit. Dr. Bart Dekker, ex-directeur van de Hartstichting nam destijds

het initiatief om cijfers over hart- en vaatziekten in ‘eigen’ beheer en in

samenhang te gaan uitbrengen. Dr. Frits Bonjer, voorzitter van de TNO-

diagnose commissie “Hart- en vaatziekten” (1980) werd de eerste voorzitter

van de Werkgroep Cijfers (1994-1995).

Om de wetenschappelijke kwaliteit te bewaken is samenwerking met univer-

sitaire vakgroepen en gerenommeerde instituten gezocht. In de afgelopen

25 jaar met de afdeling Klinische Epidemiologie & Biostatistiek in het AMC

(prof. Jan Tijssen), het RIVM (prof. M. Verschuren) en het Julius Centrum in

het UMCU (prof. Michiel Bots en dr. Ilonca Vaartjes). Zij bewaken de kwaliteit

van de cijfers, bijgestaan door de leden van de Werkgroep Cijfers.

In 25 jaar van samenwerking analyseerden 10 wetenschappelijke medewer-

kers de databestanden en leverden zij belangrijke bijdragen aan diverse

hoofdstukken in ieder cijferboek. Van hen promoveerden er 5 op onderwer-

pen met grote relevantie voor de Hartstichting en zal de 6e promovendus in

2021 promoveren.

We hebben secretaris en de voorzitters van de Werkgroep Cijfers en de 6

promovendi gevraagd hun visie te geven over het belang van cijfers over

hart- en vaatziekten:

Ineke van Dis (secretaris Werkgroep Cijfers 1993-heden)Betrouwbare, actuele en eenduidige cijfers zijn noodzakelijk voor onderbouwing van

beleid en onderzoek op terrein van preventie en zorg van hart- en vaatziekten.

Met veel plezier en grote inzet heb ik bijgedragen aan de totstandkoming van de

25 cijferboeken, waarvoor cijfers uit diverse bronnen ontsloten en in samenhang

bijeengebracht werden.

Grote dank voor al degenen die hier aan hebben bijgedragen. Fijn om met zoveel

enthousiaste collega’s samen te werken.

We gaan nu vol enthousiasme door met het presenteren van cijfers via een gemeen-

schappelijke website van Hartstichting en de Nederlandse Hart Registratie. Nog meer

cijfers over hart- en vaatziekten bijeen!

Page 8: Hart- en vaatziekten in Nederland 2019 - Hartstichting...Hart- en vaatziekten in Nederland, 2019 25 jaar cijfers over incidentie, prevalentie, ziekte en sterfte Gegevens van het Centraal

6 Werkgroep Cijfers

Ruud Koster (voorzitter 1996-2003) Meten is weten. Alleen wat je kan meten kan je veranderen. De Hartstichting heeft

dat met de jaarlijkse cijferbrochure in de praktijk gebracht. Door ook de uitkomst van

reanimaties te meten en te publiceren kwamen zwaktes in de schakels in hulpverlening

aan het licht en werd de basis gelegd voor de introductie en acceptatie van de AED.

Daarmee worden nu jaarlijks honderden levens extra gered en loopt Nederland voorop.

Dat is vooral te danken aan de visie van de Hartstichting, al sinds Bart Dekker als

directeur er het voortouw in nam.

Ron Peters (voorzitter 2004-2008)We verkeren in de vroegste fase van zorgregistraties. Hoewel behulpzaam, is de omvang

nog beperkt en de kwaliteit bescheiden. Massale gegevens en kunstmatige intelligentie

zullen cijfers meer actualiteit geven en meer consequenties, met winst in efficiëntie en

in kwaliteit van zorg. In Nederland heeft de Hartstichting daarvoor de basis gelegd.

Frank Visseren (voorzitter 2009-heden)Actuele cijfers over ziekte en sterfte aan hart- en vaatziekten vormen de dagelijkse

inspiratie voor zorgverleners en onderzoekers om de zorg voor patiënten met hart- en

vaatziekten verder te verbeteren. De beste behandeling van hart- en vaatziekten is het

voorkomen ervan. De cijfers getuigen van het succes van hart- en vaatziekten preventie

gezien de dalende trends in de afgelopen 25 jaar, maar stemmen ook tot bescheidenheid,

want ondanks alle successen zijn hart- en vaatziekten nog steeds een van de belangrijk-

ste oorzaken van ziekte en sterfte in Nederland.

Hans Reitsma (promovendus van 1994-2001)In Nederland hebben wij uitstekende registraties, maar het gebruik van deze cijfers voor

allerlei epidemiologische vraagstellingen is nog beperkt. De mogelijkheden om deze

gegevens vaker en slimmer te gebruiken, al dan niet in samenhang met andere gegevens

of aanvullende studies, zal alleen nog maar toenemen. In 1993 begon ik als eerste

promovendus en in mijn proefschrift laat ik zien welke waarde gegevens uit registraties

voor diverse doeleinden kunnen hebben, zowel beleidsmatig maar ook om meer inzicht

in ziekten te generen. Mijn proefschrift heeft een belangrijke bijdrage geleverd om in

Nederland registraties vaker en beter te gebruiken, onder meer door het koppelen van

gegevens binnen en tussen registraties die bij hetzelfde individu horen.

Page 9: Hart- en vaatziekten in Nederland 2019 - Hartstichting...Hart- en vaatziekten in Nederland, 2019 25 jaar cijfers over incidentie, prevalentie, ziekte en sterfte Gegevens van het Centraal

7 Werkgroep Cijfers

Dineke Koek (promovendus van 2001-2005)In mijn promotietijd heb ik onderzocht wat de incidentie en prognose is van het

myocardinfarct door koppeling van landelijke registraties. Hiermee kwamen landelijke

cijfers beschikbaar voor dit ziektebeeld. Heel bijzonder was dat ik later in mijn werk

als klinisch geriater met mijn eigen promovenda landelijke cijfers in het cijferboek kon

presenteren over de prognose van dementie, een aandoening waarbij vaatziekte een

belangrijke rol speelt.

Ilonca Vaartjes (promovendus 2006-2011)In mijn promotieonderzoek toonden we verschillende mogelijkheden om registraties

en andere databronnen te koppelen voor onderzoek naar hart- en vaatziekten. Tot op

de dag van vandaag levert dit onderzoek mooie samenwerkingen en belangrijke cijfers

over omvang, ernst en prognose van hart- en vaatziekten in verschillende groepen in

Nederland.

Carla Koopmans (promovendus 2012-2015)Meten is weten, waar vooruitgang is geboekt of waar juist vooruitgang nog mogelijk is.

In mijn promotieonderzoek heb ik onderzoek gedaan naar trends in coronaire hartziek-

ten. Om een voortzetting van de daling in ziekte en sterfte aan coronaire hartziekten te

bewerkstelligen zijn cijfers essentieel voor het maken van toekomstig beleid.

Josefien Buddeke (promovendus 2015-2017)Inzicht in cijfers is van cruciaal belang om groepen patiënten te definiëren waar meer

onderzoek en beleid voor opgesteld moet worden. In mijn promotieonderzoek heb ik

mogen ervaren wat de kracht is van registraties. Door het koppelen van databronnen

heb ik grote databestanden kunnen genereren. Met deze schat aan informatie heb ik

comorbiditeit bij verschillende patiëntengroepen met hart- en vaatziekten in kaart

kunnen brengen.

Annemarijn de Boer (promovendus 2018 – heden)Cijfers over hart- en vaatziekten geven inzicht in heden en verleden, maar zijn ook

erg belangrijk voor beslissingen die invloed hebben op de toekomst. In mijn promo-

tieonderzoek naar het eerder opsporen van hart- en vaatziekten doe ik onderzoek

naar de opbrengst van opsporen van risicofactoren voor hart- en vaatziekten en

ontsluit ik cijfers die nodig zijn voor besluitvorming. Dit onderzoek heeft tot op heden

onder andere geleid tot een bijdrage aan het rapport van de Gezondheidsraad over

Bevolkingsonderzoek naar aneurysma van de abdominale aorta.

Page 10: Hart- en vaatziekten in Nederland 2019 - Hartstichting...Hart- en vaatziekten in Nederland, 2019 25 jaar cijfers over incidentie, prevalentie, ziekte en sterfte Gegevens van het Centraal

8

Page 11: Hart- en vaatziekten in Nederland 2019 - Hartstichting...Hart- en vaatziekten in Nederland, 2019 25 jaar cijfers over incidentie, prevalentie, ziekte en sterfte Gegevens van het Centraal

9 Werkgroep Cijfers

Samenstelling van de Werkgroep Cijfers van de Hartstichting

Prof.dr. F. L. J. Visseren, voorzitter (Afdeling Vasculaire Geneeskunde, UMC

Utrecht)

Dr.ir. I. van Dis, secretaris (Hartstichting, Den Haag)

Prof.dr. J. D. Blankensteijn (Afdeling Heelkunde, VUmc, Amsterdam)

Prof.dr. M. L. Bots (Julius Centrum voor Gezondheidswetenschappen en

Eerstelijnsgeneeskunde, UMC Utrecht)

Ir. A. de Bruin (Centraal Bureau voor de Statistiek, Den Haag; vanaf juni

2018 agendalid)

Prof.dr. J. Deckers (Thoraxcentrum, ErasmusMC, Rotterdam)

Dr. A. H. Liem (Afdeling Cardiologie, St Franciscus Gasthuis, Rotterdam)

Dr. J. B. Reitsma (Julius Centrum voor Gezondheidswetenschappen en

Eerstelijnsgeneeskunde, UMC Utrecht)

Prof. dr. F.G. Schellevis (Nivel, Utrecht en Afdeling Huisartsgeneeskunde &

Ouderengeneeskunde, Amsterdam Public Health Research Institute, VUmc,

Amsterdam)

Prof.dr. Y. Smulders (Afdeling Interne Geneeskunde, VUmc, Amsterdam)

J. J.S. Tjin-A-Ton (kaderhuisarts Hart- en vaatziekten, Amstelveen)

Prof.dr.ir. W.M.M. Verschuren (Rijksinstituut voor Volksgezondheid en

Milieu, Centrum voor Voeding, Preventie en Zorg, Bilthoven)

Dr. M.C. Visser (Afdeling Neurologie, VUmc, Amsterdam)

Dr. R. H. Wimmers (Team Strategie & informatievoorziening, Hartstichting)

Wetenschappelijke medewerkersDrs. A. R. de Boer (Julius Centrum voor Gezondheidswetenschappen en

Eerstelijnsgeneeskunde, UMC Utrecht)

Dr. I. Vaartjes (Julius Centrum voor Gezondheidswetenschappen en

Eerstelijnsgeneeskunde, UMC Utrecht)

Page 12: Hart- en vaatziekten in Nederland 2019 - Hartstichting...Hart- en vaatziekten in Nederland, 2019 25 jaar cijfers over incidentie, prevalentie, ziekte en sterfte Gegevens van het Centraal

10

Page 13: Hart- en vaatziekten in Nederland 2019 - Hartstichting...Hart- en vaatziekten in Nederland, 2019 25 jaar cijfers over incidentie, prevalentie, ziekte en sterfte Gegevens van het Centraal

Ziekte en sterfte aan hart- en vaatziekten11

1 Ziekte en sterfte aan hart- en vaatziekten

A.R. de Boer1,2, I. van Dis1, F.L.J. Visseren3, I. Vaartjes1,2, M.L. Bots2

1 Hartstichting, Den Haag2 Julius Centrum voor Gezondheidswetenschappen en Eerstelijns Geneeskunde,

Universitair Medisch Centrum Utrecht, Utrecht3 Afdeling Vasculaire Geneeskunde, Universitair Medisch Centrum Utrecht, Utrecht

Samenvatting

SterfteIn 2018 zijn in Nederland in totaal 37.769 mensen overleden aan hart- en

vaatziekten, 18.253 mannen en 19.516 vrouwen.

— Mannen overlijden op jongere leeftijd aan hart- en vaatziekten dan

vrouwen. De gemiddelde leeftijd bij overlijden aan hart- en vaatziekten

was 78 jaar voor mannen en 84 jaar voor vrouwen.

— Vrouwen overlijden vaker dan mannen aan een beroerte en hartfalen,

terwijl mannen vaker overlijden aan een acuut hartinfarct.

— In totaal overleden er in 2018 2.965 mannen en 2.157 vrouwen aan een

acuut hartinfarct. De gemiddelde leeftijd bij overlijden aan een hartinfarct

was 74 jaar voor mannen en 82 jaar voor vrouwen.

— In totaal overleden er in 2018 3.805 mannen en 5.393 vrouwen aan een

beroerte. De gemiddelde leeftijd bij overlijden aan een beroerte was 79 jaar

voor mannen en 84 jaar voor vrouwen.

— In totaal overleden er in 2018 3.215 mannen en 4.261 vrouwen aan hartfalen.

De gemiddelde leeftijd bij overlijden aan hartfalen was 83 jaar voor

mannen en 88 jaar voor vrouwen.

— In totaal overleden er 27.443 mannen aan hart- en vaatziekten in 1980 en

18.253 in 2018, voor vrouwen was dit 23.803 in 1980 en 19.516 in 2018.

— Het voor de leeftijdsopbouw van de bevolking gecorrigeerde sterftecijfer

voor hart- en vaatziekten is in de periode 1980-2018 voor mannen met 70%

gedaald en voor vrouwen met 63%.

— Acuut hartinfarct heeft de grootste afname in het voor de

bevolkingsopbouw gecorrigeerde sterftecijfer in de periode 1980-2018, bij

Page 14: Hart- en vaatziekten in Nederland 2019 - Hartstichting...Hart- en vaatziekten in Nederland, 2019 25 jaar cijfers over incidentie, prevalentie, ziekte en sterfte Gegevens van het Centraal

Ziekte en sterfte aan hart- en vaatziekten12

mannen 89% en bij vrouwen 86%.

— Sinds 1980 is de gemiddelde leeftijd van overlijden door alle oorzaken in

Nederland lager dan wanneer iemand overlijdt aan een acuut hartinfarct,

beroerte, hartfalen of een ischemische hartziekte. Dit geldt voor zowel

mannen als vrouwen, met uitzondering van sterfte door mannen door een

acuut hartinfarct wat iets onder het gemiddelde van de totale sterfte ligt.

ZiekenhuisopnamenIn 2018 waren er in Nederland in totaal 255.051 ziekenhuisopnamen van-

wege hart- en vaatziekten, waarbij er meer opnamen waren voor mannen

dan voor vrouwen.

— Er waren 151.765 ziekenhuisopnamen vanwege hart- en vaatziekten voor

mannen en 103.286 voor vrouwen. Mannen waren gemiddeld 68 jaar oud

bij opname vanwege hart- en vaatziekten en vrouwen 72 jaar oud.

— Voor vrijwel elke leeftijdscategorie en voor alle verschillende ziektebeelden

(acuut hartinfarct, beroerte, hartfalen en boezemfibrilleren) werden er in

2018 meer mannen dan vrouwen opgenomen in het ziekenhuis.

— Er waren 22.830 ziekenhuisopnamen vanwege acuut hartinfarct voor

mannen en 11.019 voor vrouwen. De gemiddelde leeftijd bij opname

vanwege acuut hartinfarct was 66 jaar voor mannen en 72 jaar voor

vrouwen.

— Bij beroerte ging het om 22.191 ziekenhuisopnamen voor mannen en 19.012

ziekenhuisopnamen voor vrouwen, hier bedroeg de gemiddelde leeftijd bij

opname 71 jaar voor mannen en 74 jaar voor vrouwen.

— Er waren 16.021 ziekenhuisopnamen vanwege hartfalen voor mannen en

14.384 voor vrouwen. De gemiddelde leeftijd bij opname vanwege hartfalen

was 76 jaar voor mannen en 80 jaar voor vrouwen.

— Het voor de leeftijdsopbouw van de bevolking gecorrigeerde

ziekenhuisopnamecijfer vanwege hart- en vaatziekten is in de periode 1980

tot 2018 bij mannen met 16% gedaald en bij vrouwen met 8% gedaald.

— In dezelfde periode nam het voor de leeftijdsopbouw van de bevolking

gecorrigeerde ziekenhuisopnamecijfer vanwege hartinfarct af bij

mannen met 40% en bij vrouwen met 21%. Voor beroerte was er een daling

voor mannen met 9% en bij vrouwen met 1%. Voor hartfalen steeg het

ziekenhuisopnamecijfer bij mannen met 2% en bij vrouwen met 10%.

— Voor hart- en vaatziekten is de gemiddelde ligduur voor mannen

afgenomen van 16 naar 5 dagen (69% daling) en voor vrouwen van 20 naar 5

dagen (75% daling).

Page 15: Hart- en vaatziekten in Nederland 2019 - Hartstichting...Hart- en vaatziekten in Nederland, 2019 25 jaar cijfers over incidentie, prevalentie, ziekte en sterfte Gegevens van het Centraal

Ziekte en sterfte aan hart- en vaatziekten13

DagopnamenOnderzoek naar validiteit van dagopnamen cijfers staat in de kinderschoe-

nen. Cijfers over dagopnamen moeten daarom met voorzichtigheid worden

geïnterpreteerd.

In 2018 waren er in Nederland in totaal 94.614 dagopnamen voor hart- en vaat-

ziekten, waarbij er meer opnamen voor mannen dan voor vrouwen waren.

— Er waren 60.218 dagopnamen vanwege hart- en vaatziekten voor mannen

en 34.396 voor vrouwen. De gemiddelde leeftijd bij dagopname vanwege

hart- en vaatziekten was in 2018 66 jaar voor mannen en 67 jaar voor

vrouwen.

— Er waren 25.975 dagopnamen vanwege ischemische hartziekten voor

mannen en 11.547 dagopnamen voor vrouwen.

— Van alle dagopnamen bij mannen was 29% of 17.512 opnamen vanwege

boezemfibrilleren, voor vrouwen was dit 26% of 8.778 opnamen.

1.1 Sterfte

In 2018 overleden er in Nederland meer vrouwen dan mannen aan de gevol-

gen van hart- en vaatziekten (tabel 1.1), namelijk 18.253 mannen en 19.516

vrouwen. Dit betekent dat er gemiddeld 50 mannen en 53 vrouwen per dag

overleden aan hart- en vaatziekten. Het aandeel van hart- en vaatziekten

aan de totale sterfte was 24% voor mannen en 25% voor vrouwen. In tabel 1.2

is te zien dat naarmate de leeftijd toeneemt ook het aantal personen dat aan

hart- en vaatziekten sterft toeneemt. Een belangrijke verklaring waarom er

meer vrouwen dan mannen overlijden aan de gevolgen van hart- en vaat-

ziekten is dat er meer vrouwen zijn in de oudere leeftijdsgroepen. Zoals in

tabel 1.4 te zien is, sterven er relatief gezien in elke leeftijdscategorie meer

mannen aan hart- en vaatziekten dan vrouwen.

Kwaadaardige nieuwvormingen, of kanker, vormen voor zowel mannen als

vrouwen de belangrijkste doodsoorzaak in Nederland met een aandeel van

respectievelijk 33% en 26% in de totale sterfte. Naast hart- en vaatziekten en

kanker vormen ziekten van de ademhalingsorganen, psychische en gedrags-

stoornissen en ziekten van het zenuwstelsel en zintuigen belangrijke

oorzaken van overlijden. Overlijden aan de complicaties van dementie valt

zowel onder de groep psychische en gedragsstoornissen als ziekten van het

zenuwstelsel (in 2018 betrof dit 5.591 mannen, gemiddelde leeftijd bij over-

lijden was 85 jaar en 11.033 vrouwen, gemiddelde leeftijd bij overlijden was

88 jaar). Onder de groep overige doodsoorzaken valt onder andere diabetes

mellitus (dit betrof in 2018 1.358 mannen, gemiddelde leeftijd bij overlijden

was 75 jaar en 1.335 vrouwen, gemiddelde leeftijd bij overlijden was 82 jaar).

Page 16: Hart- en vaatziekten in Nederland 2019 - Hartstichting...Hart- en vaatziekten in Nederland, 2019 25 jaar cijfers over incidentie, prevalentie, ziekte en sterfte Gegevens van het Centraal

Ziekte en sterfte aan hart- en vaatziekten14

Registratie van doodsoorzakenDe cijfers over doodsoorzaken zijn berekend op basis van gegevens aan-

geleverd door het Centraal Bureau van de Statistiek (CBS). Het CBS is in

2013 overgegaan van handmatig coderen van de doodsoorzakenformu-

lieren naar automatisch coderen van doodsoorzaken. De overeenstem-

ming tussen de oude en nieuwe methode bleek bijna 90%. Samen met

het invoeren van een ICD-10 update, bracht dit echter wel eenmalige

verschuivingen in de statistiek met zich mee. Zo was er een significante

toename van de infectieziekten, dementie, de ziekte van Alzheimer

en het laat gevolg van een cerebrovasculair accident als onderliggende

doodsoorzaak, en een significante afname van longontsteking, COPD,

ziekten van het spijsverteringsstelsel, urineweginfectie en ouder-

dom als doodsoorzaak. Dementie/Alzheimer en het laat gevolg van

een cerebrovasculair accident namen toe als doodsoorzaak ten koste

van longontsteking en urineweginfectie. Het is een aanpassing aan

internationale opvattingen over het selecteren van de onderliggende

doodsoorzaak. Voor de prevalentie van kanker en hart- en vaatziekten

is het verschil tussen het automatisch en handmatig coderen gering.1

Daarnaast dient de opmerking te worden geplaatst dat de gepresen-

teerde sterftecijfers van 2018 voorlopige cijfers betreffen. Er kunnen

nog kleine veranderingen optreden.

Page 17: Hart- en vaatziekten in Nederland 2019 - Hartstichting...Hart- en vaatziekten in Nederland, 2019 25 jaar cijfers over incidentie, prevalentie, ziekte en sterfte Gegevens van het Centraal

Ziekte en sterfte aan hart- en vaatziekten15

Tabel 1.1 Doodsoorzaken in Nederland in 2018. Absolute aantallen, percentages en gemiddelde leeftijd

van overlijden

Bron CBS

Bij mannen en vrouwen jonger dan 85 jaar is kanker de meest voorkomende

oorzaak van overlijden. Vanaf 85 jaar vormen hart- en vaatziekten bij

mannen en vrouwen de belangrijkste oorzaak van overlijden. Het aandeel

van hart- en vaatziekten in de totale sterfte neemt toe met de leeftijd: van

18% tot 65 jaar, naar 24% van 65 tot 85 jaar, tot 30% bij 85 jaar en ouder bij

mannen en van 10% tot 65 jaar, naar 22% van 65 tot 85 jaar, tot 31% bij 85 jaar

en ouder bij vrouwen.

Mannen Vrouwen Totaal

Doodsoorzaak Gem. Gem. Gem.

N % Lft. N % Lft. N % Lft.

Hart- en vaatziekten1 18.253 24 78 19.516 25 84 37.769 25 81

Kwaadaardige

nieuwvormingen 24.344 33 73 20.395 26 73 44.739 29 73

Ziekten van

de ademhalingsorganen 6.742 9 80 7.296 9 82 14.038 9 81

Psychische en

gedragsstoornissen 4.629 6 82 8.373 11 87 13.002 8 85

Ziekten van zenuwstelsel

en zintuigen 3.982 5 77 4.986 6 82 8.968 6 80

Uitwendige oorzaken van

letsel en vergiftiging 4.327 6 67 4.300 5 79 8.627 6 73

Overige doodsoorzaken 12.245 16 74 13.975 18 81 26.220 17 78

Alle doodsoorzaken2 74.522 100 76 78.841 100 80 153.363 100 78

1 Op basis van ICD-10 codes I00 t/m I99. Voor de precieze omschrijving van deze codes wordt verwezen

naar bijlage A2 Als gevolg van afronding tellen de percentages niet altijd op tot 100

Page 18: Hart- en vaatziekten in Nederland 2019 - Hartstichting...Hart- en vaatziekten in Nederland, 2019 25 jaar cijfers over incidentie, prevalentie, ziekte en sterfte Gegevens van het Centraal

Ziekte en sterfte aan hart- en vaatziekten16

Tabel 1.2 Doodsoorzaken in Nederland in 2018. Absolute aantallen naar leeftijd en geslacht

Bron CBS

Sterfte aan specifieke hart- en vaatziektenIn tabel 1.3 is de sterfte binnen de groep hart- en vaatziekten in 2018 uitge-

splitst in tien ziektecategorieën. Voor zowel mannen als vrouwen betreft

het grootste deel van de sterfte binnen de groep hart- en vaatziekten de

sterfte aan ischemische hartziekten en beroertes. Samen zijn deze twee

ziektebeelden verantwoordelijk voor 49% van de sterfte binnen hart- en

vaatziekten bij mannen en voor 45% bij vrouwen. Naast de ischemische

hartziekten en beroertes levert de categorie overige hartziekten een belang-

Mannen

Doodsoorzaak 0-44 45-54 55-64 65-74 75-84 85-94 95+ Totaal

Hart- en vaatziekten1 197 562 1.541 3.644 5.887 5.773 649 18.253

Kwaadaardige nieuwvormingen 379 1.076 3.421 7.602 7.883 3.800 183 24.344

Ziekten van de ademhalingsorganen 26 108 413 1.270 2.338 2.322 265 6.742

Psychische en gedragsstoornissen 66 106 217 445 1.474 2.084 237 4.629

Ziekten van zenuwstelsel

en zintuigen 112 102 269 715 1.510 1.188 86 3.982

Uitwendige oorzaken van

letsel en vergiftiging 815 421 492 524 869 1.061 145 4.327

Overige doodsoorzaken 698 625 1.365 2.431 3.353 3.274 499 12.245

Alle doodsoorzaken 2.293 3.000 7.718 16.631 23.314 19.502 2.064 74.522

Vrouwen

Doodsoorzaak 0-44 45-54 55-64 65-74 75-84 85 -94 95+ Totaal

Hart- en vaatziekten1 96 250 653 1.910 5.059 9.346 2.202 19.516

Kwaadaardige nieuwvormingen 448 1.260 3.273 5.522 5.791 3.698 403 20.395

Ziekten van de ademhalingsorganen 27 102 457 1.173 1.948 2.873 716 7.296

Psychische en gedragsstoornissen 40 48 104 384 1.841 4.774 1.182 8.373

Ziekten van zenuwstelsel

en zintuigen 75 90 220 574 1.446 2.176 405 4.986

Uitwendige oorzaken van

letsel en vergiftiging 313 199 263 338 839 1.884 464 4.300

Overige doodsoorzaken 457 306 840 1.631 3.205 5.855 1.681 13.975

Alle doodsoorzaken 1.456 2.255 5.810 11.532 20.129 30.606 7.053 78.841

1 Voor de precieze omschrijving van deze codes wordt verwezen naar bijlage A

Page 19: Hart- en vaatziekten in Nederland 2019 - Hartstichting...Hart- en vaatziekten in Nederland, 2019 25 jaar cijfers over incidentie, prevalentie, ziekte en sterfte Gegevens van het Centraal

Ziekte en sterfte aan hart- en vaatziekten17

rijke bijdrage aan de sterfte binnen hart- en vaatziekten. Hieronder vallen

onder andere sterfte aan hartfalen en boezemfibrilleren. Er overlijden meer

mannen dan vrouwen aan de gevolgen van ischemische hartziekten, waar-

onder het acute hartinfarct. Vrouwen overlijden vaker aan de gevolgen van

een beroerte en hartfalen (tabel 1.3 en figuur 1.1).

Tabel 1.3 Doodsoorzaken binnen hart- en vaatziekten in Nederland in 2018. Absolute aantallen en

percentages per ziektecategorie naar geslacht

Bron CBS

Mannen Vrouwen Totaal

Doodsoorzaak1 N % N % N %

Ischemische hartziekten 5.130 28% 3.304 17% 8.434 22%

Waarvan acuut hartinfarct 2.965 2.157 5.122

Beroerte 3.805 21% 5.393 28% 9.198 24%

Waarvan herseninfarct 2.055 3.310 5.365

Waarvan subarachnoïdale bloeding 139 212 351

Waarvan intracerebrale bloeding 750 887 1.637

Reumatische hartziekten en klepgebreken 681 4% 994 5% 1.675 4%

Infectieuze hartzieken 359 2% 353 2% 712 2%

Overige hartziekten 6.217 34% 7.396 38% 13.613 36%

Waarvan hartfalen 3.215 4.261 7.476

Waarvan boezemfibrilleren 606 992 1.598

Waarvan cardiomyopathie 280 188 468

Arterieel vaatlijden 1.145 6% 777 4% 1.922 5%

Waarvan AAA3 met ruptuur 141 48 189

Waarvan AAA3 zonder ruptuur 191 86 277

Waarvan claudicatio intermittens 144 162 306

Atherosclerose en/of hypertensie 860 5% 1.224 6% 2.084 6%

Veneus vaatlijden 38 <1% 52 <1% 90 <1%

Overige ziekten van het vaatstelsel en

de lymfewegen 18 <1% 23 <1% 41 <1%

Totaal2 18.253 100% 19.516 100% 37.769 100%

1 Precieze omschrijving en ICD-10 codes van deze groepen zijn te vinden in bijlage A2 Als gevolg van afronding tellen de percentages niet altijd op tot 100%3 AAA: Aneurysma van de Abdominale Aorta

Page 20: Hart- en vaatziekten in Nederland 2019 - Hartstichting...Hart- en vaatziekten in Nederland, 2019 25 jaar cijfers over incidentie, prevalentie, ziekte en sterfte Gegevens van het Centraal

Ziekte en sterfte aan hart- en vaatziekten18

Figuur 1.1 Sterfte aan hart- en vaatziekten in Nederland in 2018. Absolute aantallen per ziekte-

beeld naar geslacht

Bron CBS

In de leeftijdsklassen tot en met 84 jaar overlijden minder vrouwen dan

mannen aan hart- en vaatziekten, terwijl in de leeftijdsklassen boven 85 jaar

in absolute aantallen meer vrouwen overlijden (figuur 1.2). Van alle vrou-

wen die overlijden aan hart- en vaatziekten sterft 95% op een leeftijd van 65

jaar of ouder. Bij mannen is dit 87%. De gemiddelde leeftijd van overlijden

aan hart- en vaatziekten is 78 jaar bij mannen en 84 jaar bij vrouwen. Bij

ischemische hartziekten bedroeg de gemiddelde leeftijd bij overlijden 76

jaar voor mannen en 82 jaar voor vrouwen. Bij het hartinfarct is de gemid-

delde leeftijd van overlijden 74 jaar bij mannen en 82 jaar bij vrouwen.

De gemiddelde leeftijd van overlijden bij een beroerte is voor mannen en

vrouwen respectievelijk 79 en 84 jaar. Mannen waren gemiddeld 83 jaar oud

als zij overleden aan hartfalen in 2018, vrouwen waren gemiddeld 88 jaar.

Aan

tal s

terf

geva

llen

0

5.000

10.000

15.000

20.000

25.000

Totaal hart- en vaatziekten

Overige hart- en vaatziekten

HartfalenBeroerteAcuut hartinfarct

Mannen Vrouwen

2.96

5

2.15

7 3.80

5 5.39

3

3.21

5

4.26

1

8.26

8

7.70

5

18.2

53

19.5

16

Page 21: Hart- en vaatziekten in Nederland 2019 - Hartstichting...Hart- en vaatziekten in Nederland, 2019 25 jaar cijfers over incidentie, prevalentie, ziekte en sterfte Gegevens van het Centraal

Ziekte en sterfte aan hart- en vaatziekten19

Figuur 1.2 Sterfte aan hart- en vaatziekten in Nederland in 2018. Absolute aantallen naar leeftijd

en geslacht

Bron CBS

Een belangrijke verklaring voor het hogere absolute aantal sterfgevallen

aan hart- en vaatziekten bij vrouwen ten opzichte van mannen is het grotere

aantal vrouwen in de Nederlandse bevolking in de oudere leeftijdsgroepen.

Tabel 1.4 toont daarom voor ischemische hartziekten, acuut hartinfarct,

beroerte en het totaal van hart- en vaatziekten ook het aantal sterfgevallen

uitgedrukt per 100.000 mannen, respectievelijk vrouwen. In alle leeftijds-

klassen is het sterfterisico aan hart- en vaatziekten per 100.000 inwoners in

2018 hoger bij mannen dan vrouwen, betreffende de doodsoorzaken acuut

hartinfarct, hartfalen en het totaal aan hart- en vaatziekten. Alleen op zeer

hoge leeftijd overlijden per 100.000 personen meer vrouwen dan mannen

aan een beroerte.

Aan

tal s

terf

geva

llen

0

2.000

4.000

6.000

8.000

10.000

12.000

95+85-9475-8465-7455-6445-540-44

Mannen Vrouwen

197

96

1.54

1

653

3.64

4

1.91

0

5.88

7

5.05

9

562

250

5.77

3

9.34

6

649

2.20

2

Leeftijd (jaren)

Page 22: Hart- en vaatziekten in Nederland 2019 - Hartstichting...Hart- en vaatziekten in Nederland, 2019 25 jaar cijfers over incidentie, prevalentie, ziekte en sterfte Gegevens van het Centraal

Ziekte en sterfte aan hart- en vaatziekten20

Tabel 1.4 Sterfte aan hart- en vaatziekten in Nederland in 2018. Absolute aantallen en per 100.000

personen naar leeftijd en geslacht

Bron CBS

Mannen Vrouwen

Doodsoorzaak1 Leeftijd Aantal Sterfte per Aantal Sterfte per

(in jaren) overledenen 100.000 overledenen 100.000

Totaal hart- en vaatziekten 0-44 197 4 96 2

45-54 562 44 250 20

55-64 1.541 134 653 56

65-74 3.644 392 1.910 199

75-84 5.887 1.290 5.059 907

85-94 5.773 4.835 9.346 4.080

95+ 649 12.151 2.202 11.078

Totaal 18.253 213 19.516 225

Ischemische hartziekten 0-44 43 1 19 <1

45-54 222 18 53 4

55-64 611 53 145 13

65-74 1.207 130 450 47

75-84 1.651 362 993 178

85-94 1.288 1.079 1.358 593

95+ 108 2.022 286 1.439

Totaal 5.130 60 3.304 38

Hartinfarct 0-44 35 1 18 <1

45-54 172 14 43 3

55-64 426 37 110 10

65-74 729 78 308 32

75-84 904 198 670 120

85-94 650 544 848 370

95+ 49 917 160 805

Totaal 2.965 35 2.157 25

Hartfalen 0-542 48 <1 12 <1

55-64 120 10 49 4

65-74 380 41 200 21

75-84 994 218 817 147

85-94 1.457 1.220 2.450 1.070

95+ 216 4.044 733 3.688

Totaal 3.215 38 4.261 49

Page 23: Hart- en vaatziekten in Nederland 2019 - Hartstichting...Hart- en vaatziekten in Nederland, 2019 25 jaar cijfers over incidentie, prevalentie, ziekte en sterfte Gegevens van het Centraal

Ziekte en sterfte aan hart- en vaatziekten21

1.2 Trends in sterfte

Sterfte aan hart- en vaatziekten nam in de periode 1980-2018 af, terwijl de

sterfte aan kanker in dezelfde periode steeg. Ziekten van het zenuwstelsel

en psychische en gedragsstoornissen namen tussen 1980-2018 in toene-

mende mate een belangrijker aandeel in de totale sterfte in. Dit is te zien in

figuur 1.3.

Figuur 1.3 Trends in doodsoorzaken in Nederland. Absolute aantallen naar geslacht.

Periode 1980-2018

Bron CBS

Mannen

Aan

tal s

terf

geva

llen

0

10.000

20.000

30.000

40.000

50.000

60.000

70.000

80.000

Jaar

2016

2018

2014

2012

2010

2008

2006

2004

2002

2000

1998

1996

1994

1992

1990

1988

1986

1984

1982

1980

Hart- en vaatziekten

Uitwendige oorzakenvan letsel en vergiftiging

Kwaadaardigenieuwvormingen

Overige doodsoorzaken

Ziekten van deademhalingsorganen

Ziekten van zenuwstelsel en zintuigen

Psychische en gedragsstoornissen

Totaal sterfte

Beroerte 0-44 33 1 24 1

45-54 76 6 67 5

55-64 254 22 170 15

65-74 722 78 511 53

75-84 1.293 283 1.506 270

85-94 1.308 1.096 2.572 1.123

95+ 119 2.228 543 2.732

Totaal 3.805 44 5.393 62

1 Op basis van ICD-10 codes I00 t/m I99. Voor de precieze omschrijving van deze codes wordt verwezen

naar bijlage A2 Om privacy redenen zijn de leeftijdsgroepen 0-44 en 45-54 bij elkaar opgeteld

Page 24: Hart- en vaatziekten in Nederland 2019 - Hartstichting...Hart- en vaatziekten in Nederland, 2019 25 jaar cijfers over incidentie, prevalentie, ziekte en sterfte Gegevens van het Centraal

Ziekte en sterfte aan hart- en vaatziekten22

Vrouwen

Tabel 1.5 geeft het absolute aantal sterfgevallen aan hart- en vaatziekten,

waaronder ischemische hartziekten, hartinfarct, beroerte en hartfalen in

de periode 1980-2018. Bij mannen is het absolute sterftecijfer voor hart- en

vaatziekten met 46% gedaald (van 391 per 100.000 in 1980 naar 213 per

100.000 in 2018). Bij vrouwen daalde het absolute sterftecijfer met 33% (van

334 per 100.000 in 1980 naar 225 per 100.000 in 2018).

Aan

tal s

terf

geva

llen

0

10.000

20.000

30.000

40.000

50.000

60.000

70.000

80.000

Jaar

2016

2018

2014

2012

2010

2008

2006

2004

2002

2000

1998

1996

1994

1992

1990

1988

1986

1984

1982

1980

Hart- en vaatziekten

Uitwendige oorzakenvan letsel en vergiftiging

Kwaadaardigenieuwvormingen

Overige doodsoorzaken

Ziekten van deademhalingsorganen

Ziekten van zenuwstelsel en zintuigen

Psychische en gedragsstoornissen

Totaal sterfte

Page 25: Hart- en vaatziekten in Nederland 2019 - Hartstichting...Hart- en vaatziekten in Nederland, 2019 25 jaar cijfers over incidentie, prevalentie, ziekte en sterfte Gegevens van het Centraal

Ziekte en sterfte aan hart- en vaatziekten23

Tabel 1.5 Sterfte aan hart- en vaatziekten1 in Nederland. Absolute aantallen en per 100.000 personen

naar geslacht. Periode 1980-2018

Bron CBS

Hartfalen Beroerte

n (per 100.000) n (per 100.000)

Jaartal Mannen Vrouwen Mannen Vrouwen

1980 1.428 (20) 1.233 (17) 5.303 (76) 6.737 (95)

1985 2.691 (38) 3.245 (44) 4.893 (68) 6.866 (94)

1990 1.923 (26) 2.509 (33) 4.931 (67) 7.461 (99)

1995 2.835 (37) 4.067 (52) 4.781 (63) 7.628 (98)

2000 2.234 (28) 3.674 (46) 4.702 (60) 7.482 (93)

2005 2.311 (29) 3.632 (44) 4.032 (50) 6.294 (76)

2010 2.488 (30) 3.936 (47) 3.462 (42) 5.377 (64)

2015 3.115 (37) 4.572 (54) 3.974 (47) 5.661 (66)

2016 3.101 (37) 4.530 (53) 3.931 (47) 5.576 (65)

2017 3.180 (37) 4.509 (52) 3.757 (44) 5.419 (63)

2018 3.215 (38) 4.261 (49) 3.805 (44) 5.393 (62)

1 Op basis van ICD-10 codes I00 t/m I99. Voor de precieze omschrijving van deze codes wordt verwezen

naar bijlage A

Totaal Hart- Ischemische Hartinfarct

en vaatziekten hartziekten

n (per 100.000) n (per 100.000) n (per 100.000)

Jaartal Mannen Vrouwen Mannen Vrouwen Mannen Vrouwen

1980 27.443 (391) 23.803 (334) 15.094 (215) 9.442 (132) 12.634 (180) 7.718 (108)

1985 28.438 (397) 25.944 (354) 15.496 (216) 10.208 (139) 12.486 (174) 8.082 (110)

1990 25.887 (350) 25.733 (340) 13.000 (176) 9.396 (124) 10.002 (135) 7.300 (97)

1995 25.519 (334) 26.579 (340) 11.870 (155) 8.853 (113) 8.888 (116) 6.800 (87)

2000 23.638 (300) 25.553 (318) 9.921 (126) 7.522 (93) 7.254 (92) 5.644 (70)

2005 20.773 (257) 22.577 (274) 7.631 (95) 5.712 (69) 5.326 (66) 4.119 (50)

2010 18.275 (222) 20.734 (247) 6.004 (73) 4.378 (52) 3.832 (47) 2.970 (35)

2015 18.567 (221) 20.812 (244) 5.303 (63) 3.700 (43) 3.056 (36) 2.347 (27)

2016 18.148 (215) 20.499 (239) 5.065 (60) 3.575 (42) 2.860 (34) 2.215 (26)

2017 18.080 (213) 20.039 (232) 4.983 (59) 3.350 (39) 2.822 (33) 2.123 (25)

2018 18.253 (213) 19.516 (225) 5.130 (60) 3.304 (38) 2.965 (35) 2.157 (25)

Page 26: Hart- en vaatziekten in Nederland 2019 - Hartstichting...Hart- en vaatziekten in Nederland, 2019 25 jaar cijfers over incidentie, prevalentie, ziekte en sterfte Gegevens van het Centraal

Ziekte en sterfte aan hart- en vaatziekten24

Tabel 1.6 Voor bevolkingsopbouw gecorrigeerd sterftecijfer voor hart- en vaatziekten1 in Nederland. Per

100.000 personen naar leeftijd en geslacht. Periode 1980-2018. Jaar van standaardisatie is 2018

Bron CBS

Mannen

Leeftijdsklassen

Jaartal 0-44 45-54 55-64 65-74 75-84 85-94 95+ Totaal

1980 15 227 677 1.869 4.506 9.586 15.210 720

1985 14 192 637 1.797 4.502 9.766 16.014 703

1990 12 147 502 1.539 3.931 8.498 16.269 601

1995 11 125 417 1.372 3.704 8.266 17.054 553

2000 10 112 336 1.089 3.231 7.410 14.176 470

2005 8 87 242 774 2.533 6.710 14.059 371

2010 6 61 180 532 1.846 5.719 13.022 281

2015 5 52 140 447 1.536 5.198 13.394 240

2016 4 48 134 413 1.414 5.134 12.059 227

2017 4 43 129 396 1.387 4.868 12.327 219

2018 4 44 134 392 1.290 4.835 12.151 213

Vrouwen

Leeftijdsklassen

Jaartal 0-44 45-54 55-64 65-74 75-84 85-94 95+ Totaal

1980 7 64 208 865 3.228 8.384 15.391 600

1985 6 58 196 775 2.969 8.051 15.833 563

1990 5 44 162 643 2.521 7.380 14.820 492

1995 6 49 151 597 2.318 6.906 14.516 461

2000 7 47 122 525 2.026 6.300 12.981 411

2005 5 39 91 374 1.620 5.542 11.431 338

2010 3 33 74 271 1.243 4.859 11.123 280

2015 3 22 63 219 1.061 4.527 11.723 252

2016 3 24 61 210 983 4.447 11.788 244

2017 3 21 60 205 961 4.237 11.165 234

2018 2 20 56 199 907 4.080 11.078 225

1 Voor de precieze omschrijving en ICD-10 codes van deze groepen wordt verwezen naar bijlage A

Page 27: Hart- en vaatziekten in Nederland 2019 - Hartstichting...Hart- en vaatziekten in Nederland, 2019 25 jaar cijfers over incidentie, prevalentie, ziekte en sterfte Gegevens van het Centraal

Ziekte en sterfte aan hart- en vaatziekten25

Het verschil in daling van sterfte aan hart- en vaatziekten tussen mannen en

vrouwen neemt af als de sterftecijfers gecorrigeerd worden voor veranderingen

in de leeftijdsopbouw van de bevolking (tabel 1.6): 70% daling bij mannen (van

720 per 100.000 in 1980 naar 213 per 100.000 in 2018) en 63% daling bij vrouwen

(van 600 per 100.000 in 1980 naar 225 per 100.000 in 2018). In figuur 1.4 is te

zien dat de sterkste procentuele daling in het gecorrigeerde sterftecijfer tussen

1980 en 2018 wordt gezien in de leeftijdsgroep van 45-54 jaar bij mannen (81%)

en de leeftijdsgroep van 65-74 jaar bij vrouwen (77%).

Figuur 1.4 Verschil in het voor de bevolkingsopbouw gecorrigeerde sterftecijfer ten gevolge van hart- en

vaatziekten tussen 1980 en 2018. Percentage naar geslacht en leeftijd

Bron CBS

In 2018 overleden 25% van de mensen aan de gevolgen van hart- en vaatziek-

ten. Voor kanker is dit 29% en kanker is daarmee de belangrijkste doodsoor-

zaak. Sinds 2016 overlijden meer vrouwen aan de gevolgen van kanker dan

aan de gevolgen van hart- en vaatziekten. Voor mannen is dit zo sinds 2005.

In figuur 1.5 worden de voor verandering in leeftijdsopbouw van de

bevolking gecorrigeerde sterftecijfers voor hart- en vaatziekten en kanker

weergegeven. Bij mannen is het gecorrigeerde sterftecijfer voor kanker met

38% gedaald (van 458 per 100.000 in 1980 naar 285 per 100.000 in 2018). Bij

vrouwen is het gecorrigeerde sterftecijfer voor kanker in mindere mate

afgenomen met een daling van 13% (van 269 per 100.000 in 1980 naar 235 per

100.000 in 2018).

Ver

schi

l in

ster

fte

1980

-201

8 (%

)

-100

-90

-80

-70

-60

-50

-40

-30

-20

-10

0

Totaal95+85-9475-8465-7455-6445-540-44

Mannen Vrouwen

Leeftijd (jaren)

Page 28: Hart- en vaatziekten in Nederland 2019 - Hartstichting...Hart- en vaatziekten in Nederland, 2019 25 jaar cijfers over incidentie, prevalentie, ziekte en sterfte Gegevens van het Centraal

Ziekte en sterfte aan hart- en vaatziekten26

Figuur 1.5 Trends in voor bevolkingsopbouw gecorrigeerd sterftecijfer voor hart- en vaatziekten

en kanker in Nederland. Per 100.000 personen naar geslacht. Periode 1980-2018.

Jaar van standaardisatie is 2018

Bron CBS

De voor de bevolkingsopbouw gecorrigeerde sterftecijfers voor hartinfarct

en beroerte vertonen een sterke daling in de periode van 1980-2018 (figuur

1.6 A en B). De grootste afname in het voor de bevolkingsopbouw gecor-

rigeerde sterftecijfer wordt waargenomen voor het hartinfarct. Daarvoor

bedraagt de daling bij mannen 89% (van 319 per 100.000 in 1980 naar 35 per

100.000 in 2018) en bij vrouwen 86% (van 178 per 100.000 in 1980 naar 25 per

100.000 in 2018). Bij beroerte is het voor de bevolkingsopbouw gecorrigeer-

de sterftecijfer bij mannen gedaald met 69% (van 144 per 100.000 in 1980

naar 44 per 100.000 in 2018) en bij vrouwen met 63% (van 169 per 100.000

in 1980 naar 62 per 100.000 in 2018). Het voor de bevolkingsopbouw gecor-

rigeerde sterftecijfer voor hartfalen blijft gelijk bij mannen (38 per 100.000

zowel in 1980 als in 2018) en neemt bij vrouwen met 48% toe (33 per 100.000

in 1980 naar 49 per 100.000 in 2018).

Aan

tal s

terf

geva

llen/

100.

000

0

100

200

300

400

500

600

700

800

JaarMan Hart- en vaatziekten

Man Kwaadaardige nieuwvormingen

Vrouw Hart- en vaatziekten

Vrouw Kwaadaardige nieuwvormingen

2016

2018

2014

2012

2010

2008

2006

2004

2002

2000

1998

1996

1994

1992

1990

1988

1986

1984

1982

1980

Page 29: Hart- en vaatziekten in Nederland 2019 - Hartstichting...Hart- en vaatziekten in Nederland, 2019 25 jaar cijfers over incidentie, prevalentie, ziekte en sterfte Gegevens van het Centraal

Ziekte en sterfte aan hart- en vaatziekten27

Figuur 1.6 Trends in voor de bevolkingsopbouw gecorrigeerd sterftecijfer voor hart- en vaatziek-

ten, waaronder hartinfarct en hartfalen (A) evenals beroerte en ischemische hartziek-

ten (B), in Nederland. Per 100.000 personen naar geslacht. Periode 1980-2018. Jaar

van standaardisatie is 2018

Bron CBS

A

B

Aan

tal s

terf

geva

llen/

100.

000

0

100

200

300

400

500

600

700

800

JaarMan Hart- en vaatziekten

Man Acuut hartinfarct

Vrouw Hart- en vaatziekten

Vrouw Acuut hartinfarct

Man Hartfalen Vrouw Hartfalen

2016

2018

2014

2012

2010

2008

2006

2004

2002

2000

1998

1996

1994

1992

1990

1988

1986

1984

1982

1980

Aan

tal s

terf

geva

llen/

100.

000

0

100

200

300

400

500

600

700

800

JaarMan Hart- en vaatziekten

Man Ischemische hartziekten

Vrouw Hart- en vaatziekten

Vrouw Ischemische hartziekten

Man Beroerte Vrouw Beroerte

2016

2018

2014

2012

2010

2008

2006

2004

2002

2000

1998

1996

1994

1992

1990

1988

1986

1984

1982

1980

Page 30: Hart- en vaatziekten in Nederland 2019 - Hartstichting...Hart- en vaatziekten in Nederland, 2019 25 jaar cijfers over incidentie, prevalentie, ziekte en sterfte Gegevens van het Centraal

Ziekte en sterfte aan hart- en vaatziekten28

In figuur 1.7 worden trends in de gemiddelde leeftijd bij overlijden gepre-

senteerd. De gemiddelde leeftijd bij overlijden ten gevolge van hart- en

vaatziekten neemt toe over de tijd voor zowel mannen als vrouwen: van 73

jaar in 1980 tot 78 jaar in 2018 voor mannen en van 79 jaar in 1980 tot 84 jaar

in 2018 voor vrouwen. Eenzelfde trend wordt ook gezien wanneer er naar

ischemische hartziekten, acuut hartinfarct, beroerte en hartfalen wordt

gekeken (figuur 1.7). Vrouwen zijn gemiddeld 6 jaar ouder dan mannen

als zij overlijden aan een hart- of vaatziekte. De gemiddelde leeftijd bij

overlijden aan zowel acuut hartinfarct, hartfalen, ischemische hartziekten

of beroerte bij vrouwen ligt boven de landelijke gemiddelde leeftijd waarop

vrouwen in Nederland overlijden. Ditzelfde geldt voor mannen, met uit-

zondering van overlijden aan de gevolgen van het acute hartinfarct.

Figuur 1.7 Trends in gemiddelde leeftijd bij overlijden door acuut hartinfarct en hartfalen (A)

evenals beroerte en ischemische hartziekten (B), in Nederland. Leeftijd in jaren en

naar geslacht. Periode 1980-2018

Bron CBS

A

Gem

idde

lde

leef

tijd

60

65

70

75

80

85

90

JaarMan Acuut hartinfarct

Man Hartfalen

Vrouw Acuut hartinfarct

Vrouw Hartfalen

Algemene mannelijke bevolking Algemene vrouwelijke bevolking

2016

2018

2014

2012

2010

2008

2006

2004

2002

2000

1998

1996

1994

1992

1990

1988

1986

1984

1982

1980

Page 31: Hart- en vaatziekten in Nederland 2019 - Hartstichting...Hart- en vaatziekten in Nederland, 2019 25 jaar cijfers over incidentie, prevalentie, ziekte en sterfte Gegevens van het Centraal

Ziekte en sterfte aan hart- en vaatziekten29

BG

emid

deld

e le

eftij

d

60

65

70

75

80

85

90

JaarMan Ischemische hartziekten

Man Beroerte

Vrouw Ischemische hartziekten

Vrouw Beroerte

Algemene mannelijke bevolking Algemene vrouwelijke bevolking

2016

2018

2014

2012

2010

2008

2006

2004

2002

2000

1998

1996

1994

1992

1990

1988

1986

1984

1982

1980

Page 32: Hart- en vaatziekten in Nederland 2019 - Hartstichting...Hart- en vaatziekten in Nederland, 2019 25 jaar cijfers over incidentie, prevalentie, ziekte en sterfte Gegevens van het Centraal

Ziekte en sterfte aan hart- en vaatziekten30

1.3 Klinische ziekenhuisopnamen

In paragrafen 1.3 en 1.4 worden de klinische ziekenhuisopnamecijfers

voor hart- en vaatziekten gepresenteerd, inclusief de één-daagse klinische

observaties, een zorgtype dat in 2014 geïntroduceerd is (zie kader op

pagina 31). In paragrafen 1.5 en 1.6 staan de cijfers over dagopnamen.

In tegenstelling tot de doodsoorzaken, gaan de cijfers van ziekenhuis- en

dagopnamen over het aantal opnamen per jaar en betreffen dus geen unieke

patiënten.

In 2018 vonden er 255.051 ziekenhuisopnamen wegens hart- en vaatziekten

plaats, waarvan 151.765 (60%) opnamen van mannen en 103.286 (40%) van

vrouwen. In tabel 1.7 is het aantal ziekenhuisopnamen per ziektecategorie

binnen hart- en vaatziekten in 2018 weergegeven. Het grootste deel van

het totaal aantal ziekenhuisopnamen binnen hart- en vaatziekten wordt

bij zowel mannen als vrouwen veroorzaakt door Overige hartziekten.

Belangrijke ziekten in deze categorie vormen hartfalen en boezemfibrille-

ren. Bij mannen levert ook de categorie ischemische hartziekten, waaronder

het hartinfarct, een belangrijke bijdrage aan het totaal aantal ziekenhuis-

opnamen binnen hart- en vaatziekten. Zoals in het kader ‘Belangrijke wij-

zigingen in de registratie van ziekenhuisopnamen in de laatste jaren’ op de

volgende pagina te lezen is, worden observaties (ongeplande opnames zon-

der overnachting ten behoeve van diagnostiek of ter observatie) gerekend

tot de klinische ziekenhuisopnamen. In 2018 waren dit 23.979 observaties

(13.462 voor mannen en 10.517 voor vrouwen) wat betekent dat 9% van de

klinische ziekenhuisopnamen uit observaties bestaan. Verreweg de meeste

observaties zijn vanwege boezemfibrilleren, namelijk 14.908 observaties of

62%, daarna komt de categorie angina pectoris met 2.018 observaties of 8%.

Page 33: Hart- en vaatziekten in Nederland 2019 - Hartstichting...Hart- en vaatziekten in Nederland, 2019 25 jaar cijfers over incidentie, prevalentie, ziekte en sterfte Gegevens van het Centraal

Ziekte en sterfte aan hart- en vaatziekten31

Belangrijke wijzigingen in registratie van ziekenhuisopnamen in de laatste jarenDe cijfers in dit hoofdstuk zijn berekend op basis van gegevens die zie-

kenhuizen leveren aan de Landelijke Basisregistratie Ziekenhuiszorg

(LBZ). Deze gegevens worden door Dutch Hospital Data (DHD)

beheerd. Het is belangrijk op te merken dat in de afgelopen jaren deze

cijfers beïnvloed zijn door veranderingen in coderingen en definities

van de gegeven zorg en door onvolledig aanleveren van data door zie-

kenhuizen.2 Meer informatie over deze deels tijdelijke veranderingen

kunt u vinden in het boek Hart- en vaatziekten in Nederland, 2016. In

het kort traden de volgende veranderingen op:

1) Verandering in definitie van een klinische opname

In 2012 is de definitie van een klinische ziekenhuisopname aange-

past en betekent een klinische ziekenhuisopname ten minste één

verpleegdag en één overnachting. Daarnaast is sinds 2014 het zorg-

type ‘observatie’ geïntroduceerd: een korte opname op een klinische

afdeling voor diagnostisch onderzoek/observatie waarbij de patiënt

niet overnacht. Ongeplande opnames die voorheen tot ééndaagse

klinische opnames werden gerekend, worden waarschijnlijk vanaf

2014 voornamelijk als observaties geregistreerd. Om deze reden

worden de observaties in dit hoofdstuk wederom tot de klinische

opnamen gerekend.

Voornamelijk in 2014 zijn de observaties onvolledig aangeleverd in

de LBZ. Geplande opnames die voorheen tot ééndaagse klinische

opnames werden gerekend, worden waarschijnlijk vanaf 2014 voor-

namelijk als dagopname geregistreerd.

2) Onvolledigheid LBZ

Missende opnamen in de LBZ zijn bij geschat, waarbij de methodiek

in 2012 en 2013 afweek van voorgaande jaren. Vanaf 2014 worden

de gegevens over klinische opnamen weer (vrijwel) volledig

aangeleverd.

3) Omzetting van ICD-9 naar ICD-10 (Bijlage A)

Sinds 2013 worden de gegevens over ziekenhuisopnamen in ICD-10

codes aangeleverd. Dit betekent ook dat een aantal ziektebeelden nu

buiten het ziektebeeld hart- en vaatziekten (I00 t/m I99) vallen zoals

TIA’s, aangeboren hartafwijkingen, pijn op de borst en syncope en

collaps.

Page 34: Hart- en vaatziekten in Nederland 2019 - Hartstichting...Hart- en vaatziekten in Nederland, 2019 25 jaar cijfers over incidentie, prevalentie, ziekte en sterfte Gegevens van het Centraal

Ziekte en sterfte aan hart- en vaatziekten32

Tabel 1.7 Ziekenhuisopnamen per ziektecategorie binnen hart- en vaatziekten in Nederland in 2018.

Absolute aantallen en percentages naar geslacht

Bron DHD

Er vinden meer dan twee keer zoveel ziekenhuisopnamen plaats voor acuut

hartinfarct bij mannen ten opzichte van vrouwen (figuur 1.8). Voor beroerte,

hartfalen en boezemfibrilleren geldt ook dat er meer opnamen voor man-

nen plaatsvinden.

Mannen Vrouwen Totaal

Reden ziekenhuisopname1 N %2 N % N %

Ischemische hartziekten 46.380 31% 21.227 21% 67.607 27%

Waarvan acuut hartinfarct 22.830 11.019 33.849

Beroerte 22.191 15% 19.012 18% 41.203 16%

Waarvan herseninfarct 15.612 13.807 29.419

Waarvan subarachnoïdale bloeding 630 976 1.606

Waarvan intracerebrale bloeding 3.427 2.595 6.022

Reumatische hartziekten en klepgebreken 5.472 4% 4.316 4% 9.788 4%

Infectieuze hartzieken 2.644 2% 1.103 1% 3.747 2%

Overige hartziekten 55.349 37% 44.276 43% 99.625 39%

Waarvan hartfalen 16.021 14.384 30.405

Waarvan boezemfibrilleren 19.613 15.737 35.350

Waarvan cardiomyopathie 976 864 1.840

Arterieel vaatlijden 9.932 7% 4.851 5% 14.783 6%

Waarvan AAA3 met ruptuur 589 123 712

Waarvan AAA3 zonder ruptuur 2.646 453 3.099

Waarvan claudicatio intermittens 1.709 1.149 2.858

Atherosclerose en/of hypertensie 6.873 5% 5.752 6% 12.625 5%

Veneus vaatlijden 1.150 1% 1.257 1% 2.407 1%

Overige ziekten van het vaatstelsel

en de lymfewegen 1.774 1% 1.492 1% 3.266 1%

Totaal2 151.765 100% 103.286 100% 255.051 100%

1 Precieze omschrijving en ICD-10 codes van deze groepen zijn te vinden in bijlage A2 Als gevolg van afronding tellen de percentages niet altijd op tot 100%3 AAA: Aneurysma van de Abdominale Aorta

Page 35: Hart- en vaatziekten in Nederland 2019 - Hartstichting...Hart- en vaatziekten in Nederland, 2019 25 jaar cijfers over incidentie, prevalentie, ziekte en sterfte Gegevens van het Centraal

Ziekte en sterfte aan hart- en vaatziekten33

Figuur 1.8 Ziekenhuisopnamen vanwege hart- en vaatziekten in Nederland in 2018. Absolute

aantallen naar ziektebeeld en geslacht

Bron DHD

In de leeftijdsklasse tot en met 84 jaar vinden er meer ziekenhuisopnamen

voor hart- en vaatziekten bij mannen plaats (figuur 1.9), terwijl vanaf 85 jaar

het aantal ziekenhuisopnamen bij vrouwen hoger is. Deze omslag volgt uit

het gegeven dat vrouwen ouder worden dan mannen.

Figuur 1.9 Ziekenhuisopnamen vanwege hart- en vaatziekten in Nederland in 2018. Absolute

aantallen naar leeftijd en geslacht

Bron DHD

Aan

tal z

ieke

nhui

sopn

amen

0

20.000

40.000

60.000

80.000

100.000

120.000

140.000

160.000

180.000

200.000

Totaal hart- en vaatziekten

Overige hart- en vaatziekten

Boezem-fibrilleren

HartfalenBeroerteAcuut hartinfarct

Mannen Vrouwen

22.8

30

11.0

19 22.1

91

19.0

12

16.0

21

14.3

84

19.6

13

15.7

37

71.1

10

43.1

34

151.

765

103.

286

Aan

tal z

ieke

nhui

sopn

amen

0

10.000

20.000

30.000

40.000

50.000

60.000

95+ 85-94 75-84 65-74 55-64 45-54 0-44

Mannen Vrouwen

7.10

7

4.91

3

15.4

47

7.76

6

31.3

22

14.2

64

46.9

98

27.0

78

38.2

88

31.2

88

12.2

43 16.8

45

360

1.13

2

Page 36: Hart- en vaatziekten in Nederland 2019 - Hartstichting...Hart- en vaatziekten in Nederland, 2019 25 jaar cijfers over incidentie, prevalentie, ziekte en sterfte Gegevens van het Centraal

Ziekte en sterfte aan hart- en vaatziekten34

Tabel 1.8 toont voor de verschillende hart- en vaatziekten een duidelijke

stijging in het absolute aantal ziekenhuisopnamen met het toenemen van

de leeftijd. Bij mannen geldt dat het absolute aantal opnamen voor het

totaal aan hart- en vaatziekten, voor acuut hartinfarct en boezemfibrilleren

toeneemt tot en met de leeftijdscategorie van 74 jaar. Het absolute aantal

opnamen voor hartfalen en beroerte neemt bij mannen toe tot en met de

leeftijdscategorie van 84 jaar. Voor vrouwen neemt het absolute aantal

opnamen in alle weergegeven ziektecategorieën toe tot en met de leeftijd

van 84 jaar, enkel opnamen voor boezemfibrilleren komen het vaakst voor

in de leeftijdscategorie van 65-74 jaar. Tabel 1.8 toont ook het aantal zie-

kenhuisopnamen uitgedrukt per 100.000 mannen en vrouwen. Zo is te zien

dat in vrijwel alle ziektecategorieën en leeftijdsklassen het aantal opnamen

voor hart- en vaatziekten uitgedrukt per 100.000 inwoners in 2018 hoger

ligt bij mannen dan bij vrouwen en bij zowel mannen als vrouwen oploopt

tot de leeftijd van 95 jaar.

Tabel 1.8 Ziekenhuisopnamen per ziektecategorie binnen hart- en vaatziekten in Nederland in 2018.

Absolute aantallen en per 100.000 personen naar leeftijd en geslacht

Bron DHD

Mannen Vrouwen

Leeftijd Aantal Opnamen Aantal Opnamen

(in jaren) opnamen per 100.000 opnamen per 100.000

Acuut hartinfarct 0-44 983 21 289 6

45-54 3.684 290 1.135 90

55-64 5.880 510 1.835 159

65-74 6.406 690 2.924 305

75-84 4.471 980 3.116 559

85-94 1.387 1.162 1.628 711

95+ 19 356 92 463

Totaal 22.830 267 11.019 127

Beroerte 0-44 727 16 734 16

45-54 1.841 145 1.362 108

55-64 3.876 336 2.347 203

65-74 6.515 701 4.288 447

75-84 6.575 1.441 6.112 1.096

85-94 2.572 2.154 3.870 1.689

95+ 85 1.591 299 1.504

Totaal 22.191 259 19.012 219

Page 37: Hart- en vaatziekten in Nederland 2019 - Hartstichting...Hart- en vaatziekten in Nederland, 2019 25 jaar cijfers over incidentie, prevalentie, ziekte en sterfte Gegevens van het Centraal

Ziekte en sterfte aan hart- en vaatziekten35

1.4 Trends in ziekenhuisopnamen

Tabel 1.9 geeft de trend in absolute aantallen ziekenhuisopnamen vanwege

acuut hartinfarct, beroerte, hartfalen en totaal hart- en vaatziekten weer

en uitgedrukt per 100.000 mannen en vrouwen in de periode 1980-2018.

Figuur 1.10 geeft het absoluut aantal ziekenhuisopnamen voor hart- en

vaatziekten voor mannen en vrouwen weer. De daling rond 2013 wordt ver-

oorzaakt door meerdere wijzigingen in de ziekenhuisopname registratie.

Meer informatie hierover kunt u vinden in het kader op pagina 31 en het

boek Hart- en vaatziekten in Nederland, 2016. Na deze periode lijkt er eerst

sprake van een stijging die nu weer aan een daling is begonnen. Figuur

1.11 toont het voor de leeftijdsopbouw van de bevolking gecorrigeerde zie-

kenhuisopnamecijfer voor hart- en vaatziekten voor mannen en vrouwen.

In de periode 1980 tot 2018 is het gecorrigeerde ziekenhuisopnamecijfer

voor hart- en vaatziekten bij mannen met 16% gedaald en het gecorrigeerde

ziekenhuisopnamecijfer met 8% gedaald bij vrouwen.

Hartfalen 0-44 225 5 156 3

45-54 645 51 331 26

55-64 1.694 147 883 76

65-74 4.188 451 2.654 276

75-84 5.865 1.285 5.119 918

85-94 3.268 2.737 4.802 2.096

95+ 136 2.546 439 2.209

Totaal 16.021 187 14.384 166

Boezemfibrilleren 0-44 923 20 216 5

45-54 2.288 180 830 66

55-64 5.146 446 2.437 211

65-74 6.567 707 5.383 561

75-84 3.776 827 4.904 880

85-94 885 741 1.878 820

95+ 28 524 89 448

Totaal 19.613 229 15.737 181

Totaal hart- en vaatziekten 0-44 7.107 154 4.913 109

45-54 15.447 1.218 7.766 615

55-64 31.322 2.716 14.264 1.233

65-74 46.998 5.060 27.078 2.820

75-84 38.288 8.389 31.288 5.612

85-94 12.243 10.255 16.845 7.354

95+ 360 6.740 1.132 5.695

Totaal 151.765 1.774 103.286 1.190

Page 38: Hart- en vaatziekten in Nederland 2019 - Hartstichting...Hart- en vaatziekten in Nederland, 2019 25 jaar cijfers over incidentie, prevalentie, ziekte en sterfte Gegevens van het Centraal

Ziekte en sterfte aan hart- en vaatziekten36

Tabel 1.9 Ziekenhuisopnamen per ziektecategorie binnen hart- en vaatziekten in Nederland.

Absolute aantallen en per 100.000 personen naar leeftijd en geslacht. Periode 1980-20181

Bron DHD

Acuut hartinfarct Beroerte

Mannen Vrouwen Mannen Vrouwen

Aantal Aantal Aantal Aantal

(per 100.000) (per 100.000) (per 100.000) (per 100.000)

1980 19.597 (279) 7.880 (111) 11.895 (169) 10.822 (152)

1985 21.669 (302) 9.242 (126) 13.854 (193) 12.770 (174)

1990 20.038 (271) 9.288 (123) 13.180 (178) 13.030 (172)

1995 19.478 (255) 9.255 (118) 15.321 (200) 14.624 (187)

2000 17.525 (222) 8.339 (104) 15.009 (191) 14.422 (179)

2005 16.034 (199) 7.766 (94) 18.670 (231) 18.114 (220)

2010 18.683 (227) 8.771 (105) 21.831 (265) 20.797 (248)

2015 22.628 (270) 10.849 (127) 21.206 (253) 18.493 (216)

2016 23.123 (274) 11.307 (132) 21.832 (258) 19.215 (224)

2017 23.003 (271) 11.144 (129) 22.315 (262) 19.370 (224)

2018 22.830 (267) 11.019 (127) 22.191 (259) 19.012 (219)

Hartfalen Totaal hart- en vaatziekten

Mannen Vrouwen Mannen Vrouwen

Aantal Aantal Aantal Aantal

(per 100.000) (per 100.000) (per 100.000) (per 100.000)

1980 7.181 (102) 6.828 (96) 95.670 (1.363) 66.151 (928)

1985 9.830 (137) 9.396 (128) 116.946 (1.632) 79.102 (1.080)

1990 12.315 (167) 11.455 (151) 125.123 (1.693) 87.135 (1.152)

1995 12.667 (166) 12.322 (158) 143.351 (1.875) 102.225 (1.308)

2000 12.053 (153) 11.621 (144) 131.578 (1.670) 92.757 (1.153)

2005 12.581 (156) 12.844 (156) 149.198 (1.848) 105.957 (1.285)

2010 14.808 (180) 15.030 (179) 170.192 (2.070) 121.263 (1.445)

2015 15.436 (184) 14.810 (173) 158.836 (1.892) 110.700 (1.296)

2016 15.701 (186) 14.944 (174) 160.274 (1.898) 111.960 (1.304)

2017 16.283 (192) 14.702 (170) 157.577 (1.854) 108.356 (1.256)

2018 16.021 (187) 14.384 (166) 151.765 (1.774) 103.286 (1.190)

1 Omwille van verschillende veranderingen zijn de cijfers na 2012 minder goed vergelijkbaar met de

cijfers van de jaren ervoor (kader pagina 31)

Page 39: Hart- en vaatziekten in Nederland 2019 - Hartstichting...Hart- en vaatziekten in Nederland, 2019 25 jaar cijfers over incidentie, prevalentie, ziekte en sterfte Gegevens van het Centraal

Ziekte en sterfte aan hart- en vaatziekten37

Figuur 1.10 Trends in ziekenhuisopnamen vanwege hart- en vaatziekten in Nederland.

Absolute aantallen naar geslacht. Periode 1980-20181

Bron DHD

Figuur 1.11 Trends in het voor de bevolkingsopbouw gecorrigeerde ziekenhuisopnamecijfer voor

hart- en vaatziekten in Nederland. Per 100.000 personen naar geslacht.

Periode 1980-2018. Jaar van standaardisatie is 20181

Bron DHD

1 Omwille van verschillende veranderingen zijn de cijfers na 2012 minder goed verge-

lijkbaar met de cijfers van de jaren ervoor. Om deze reden worden de cijfers tussen

2012 en 2014 gestippeld weergegeven

Aan

tal z

ieke

nhui

sopn

amen

0

20.000

40.000

60.000

80.000

100.000

120.000

140.000

160.000

180.000

200.000

JaarMannen Vrouwen

ICD-9 à ICD-10

2016

2018

2014

2012

2010

2008

2006

2004

2002

2000

1998

1996

1994

1992

1990

1988

1986

1984

1982

1980

Aan

tal z

ieke

nhui

sopn

amen

/100

.000

0

500

1.000

1.500

2.000

2.500

3.000

JaarMannen Vrouwen

ICD-9 à ICD-1020

16

2018

2014

2012

2010

2008

2006

2004

2002

2000

1998

1996

1994

1992

1990

1988

1986

1984

1982

1980

Page 40: Hart- en vaatziekten in Nederland 2019 - Hartstichting...Hart- en vaatziekten in Nederland, 2019 25 jaar cijfers over incidentie, prevalentie, ziekte en sterfte Gegevens van het Centraal

Ziekte en sterfte aan hart- en vaatziekten38

In de periode van 1980 tot 2018 nam het voor leeftijdsopbouw van de

bevolking gecorrigeerde aantal ziekenhuisopnamen per 100.000 personen

wegens een hartinfarct bij mannen en vrouwen met respectievelijk 40%

en 21% af (figuur 1.12A). Bij hartfalen vertoont het voor de leeftijdsopbouw

van de bevolking gecorrigeerde aantal ziekenhuisopnamen per 100.000

personen geen duidelijke daling, anders dan bij het hartinfarct. Verder is

te zien dat vanaf midden jaren negentig de opnamecijfers voor hartfalen

van mannen en vrouwen dichter bij elkaar kwamen te liggen. In de periode

van 1980 tot 2018 nam het voor leeftijdsopbouw van de bevolking gecor-

rigeerde aantal ziekenhuisopnamen per 100.000 personen wegens hartfalen

bij mannen en vrouwen met respectievelijk 2% en 10% toe. In figuur 1.12B

is te zien dat tot aan 1996 het ziekenhuisopnamecijfer voor ischemische

hartziekten steeg, waarna er vervolgens een daling inzette. Het voor de

bevolkingsopbouw gecorrigeerde ziekenhuisopnamecijfer per 100.000 per-

sonen voor ischemische hartziekten daalde over de periode 1980 tot 2018 bij

mannen met 36% en bij vrouwen met 23%. In dezelfde periode nam het voor

leeftijdsopbouw van de bevolking gecorrigeerde aantal ziekenhuisopnamen

per 100.000 personen wegens een beroerte bij mannen met 9% af en steeg

het opnamecijfer bij vrouwen met 1%.

Figuur 1.12 Trends in het voor de bevolkingsopbouw gecorrigeerde ziekenhuisopnamecijfer voor

acuut hartinfarct en hartfalen (A) en beroerte en ischemische hartziekten (B) in

Nederland. Per 100.000 personen naar geslacht. Periode 1980-2018. Jaar van stan-

daardisatie is 20181

Bron DHD

A

Aan

tal z

ieke

nhui

sopn

amen

/100

.000

0

50

100

150

200

250

300

350

400

450

500

JaarMan Acuut hartinfarct Vrouw Acuut hartinfarct

Man Hartfalen Vrouw Hartfalen

ICD-9 à ICD-10

2016

2018

2014

2012

2010

2008

2006

2004

2002

2000

1998

1996

1994

1992

1990

1988

1986

1984

1982

1980

Page 41: Hart- en vaatziekten in Nederland 2019 - Hartstichting...Hart- en vaatziekten in Nederland, 2019 25 jaar cijfers over incidentie, prevalentie, ziekte en sterfte Gegevens van het Centraal

Ziekte en sterfte aan hart- en vaatziekten39

B

1 Omwille van verschillende veranderingen zijn de cijfers na 2012 minder goed verge-

lijkbaar met de cijfers van de jaren ervoor. Om deze reden worden de cijfers tussen

2012 en 2014 gestippeld weergegeven

De gemiddelde leeftijd waarop iemand in het ziekenhuis wordt opgenomen

vanwege een hart- en vaatziekte is in de periode van 1980-2018 gestegen voor

zowel mannen als vrouwen (voor mannen van gemiddeld 61 jaar naar 68 jaar

en voor vrouwen van gemiddeld 64 jaar naar 72 jaar). Eenzelfde trend wordt

gezien voor leeftijd bij opname vanwege hartinfarct, beroerte, hartfalen en

boezemfibrilleren (figuur 1.13). Wat opvalt, is dat de gemiddelde leeftijd bij

opname voor al deze ziektebeelden bij vrouwen hoger is dan bij mannen.

Aan

tal z

ieke

nhui

sopn

amen

/100

.000

0

200

400

600

800

1.000

1.200

1.400

Jaar

ICD-9 à ICD-10

2016

2018

2014

2012

2010

2008

2006

2004

2002

2000

1998

1996

1994

1992

1990

1988

1986

1984

1982

1980

Man Ischemische hartziekten Vrouw Ischemische hartziekten

Man Beroerte Vrouw Beroerte

Page 42: Hart- en vaatziekten in Nederland 2019 - Hartstichting...Hart- en vaatziekten in Nederland, 2019 25 jaar cijfers over incidentie, prevalentie, ziekte en sterfte Gegevens van het Centraal

Ziekte en sterfte aan hart- en vaatziekten40

Figuur 1.13 Trends in gemiddelde leeftijd bij ziekenhuisopname vanwege acuut hartinfarct en

beroerte (A) en hartfalen en boezemfibrilleren (B) in Nederland. Leeftijd in jaren en

naar geslacht. Periode 1980-2018

Bron DHD

A

B

Tussen 1980 en 2018 is het gemiddeld aantal dagen dat patiënten worden

opgenomen vanwege hart- en vaatziekten afgenomen (figuur 1.14). Voor

hart- en vaatziekten is de gemiddelde ligduur voor mannen afgenomen van

16 naar 5 dagen (69% daling) en voor vrouwen van 20 naar 5 dagen

(75% daling). De duidelijkste daling is te zien in het gemiddeld aantal

Gem

idde

lde

leef

tijd

in ja

ren

60

62

64

66

68

70

72

74

76

JaarMan Acuut hartinfarct Vrouw Acuut hartinfarct

Man Beroerte Vrouw Beroerte

2016

2018

2014

2012

2010

2008

2006

2004

2002

2000

1998

1996

1994

1992

1990

1988

1986

1984

1982

1980

Gem

idde

lde

leef

tijd

in ja

ren

60

62

64

66

68

70

72

74

76

78

80

82

Jaar

2016

2018

2014

2012

2010

2008

2006

2004

2002

2000

1998

1996

1994

1992

1990

1988

1986

1984

1982

1980

Man Hartfalen Vrouw Hartfalen

Man Boezemfibrilleren Vrouw Boezemfibrilleren

Page 43: Hart- en vaatziekten in Nederland 2019 - Hartstichting...Hart- en vaatziekten in Nederland, 2019 25 jaar cijfers over incidentie, prevalentie, ziekte en sterfte Gegevens van het Centraal

Ziekte en sterfte aan hart- en vaatziekten41

opnamedagen voor beroerte. Mogelijke verklaringen voor de daling in

opnameduur bij patiënten met een beroerte zijn een snellere diagnostiek,

zorg en behandeling (onder andere de introductie van trombolyse) in het

ziekenhuis in de acute fase en sterk verbeterde doorstroming naar verpleeg-

huizen, verzorgingshuizen en thuiszorg voor nazorg en revalidatie.

Figuur 1.14 Trends in gemiddeld aantal opnamedagen voor hart- en vaatziekten, acuut hartinfarct

en beroerte (A) en hart- en vaatziekten, hartfalen en boezemfibrilleren (B) in

Nederland. Gemiddeld aantal opnamedagen naar geslacht. Periode 1980-2018

Bron DHD

A

B

Gem

idde

ld a

anta

l opn

amed

agen

0

5

10

15

20

25

30

35

JaarMan Hart- en vaatziekten

Man Acuut hartinfarct

Vrouw Hart- en vaatziekten

Vrouw Acuut hartinfarct

Man Beroerte Vrouw Beroerte

2016

2018

2014

2012

2010

2008

2006

2004

2002

2000

1998

1996

1994

1992

1990

1988

1986

1984

1982

1980

Gem

idde

ld a

anta

l opn

amed

agen

0

5

10

15

20

25

30

JaarMan Hart- en vaatziekten

Man Hartfalen

Vrouw Hart- en vaatziekten

Vrouw Hartfalen

Man Boezemfibrilleren Vrouw Boezemfibrilleren

2016

2018

2014

2012

2010

2008

2006

2004

2002

2000

1998

1996

1994

1992

1990

1988

1986

1984

1982

1980

Page 44: Hart- en vaatziekten in Nederland 2019 - Hartstichting...Hart- en vaatziekten in Nederland, 2019 25 jaar cijfers over incidentie, prevalentie, ziekte en sterfte Gegevens van het Centraal

Ziekte en sterfte aan hart- en vaatziekten42

1.5 Dagopnamen

In 2018 vonden er 94.614 dagopnamen plaats vanwege hart- en vaatziekten,

waarvan 60.218 (64%) van mannen en 34.396 (36%) van vrouwen. Ter ver-

gelijking, in 2018 vonden er 255.051 klinische ziekenhuisopnamen plaats,

wat betekent dat ongeveer 1 op de 4 opnamen voor hart- en vaatziekten een

dagopname betreft. De gemiddelde leeftijd bij een dagopname vanwege

hart- en vaatziekten was in 2018 66 jaar voor mannen en 67 jaar voor

vrouwen. In tabel 1.10 is het aantal dagopnamen per ziektecategorie in 2018

weergegeven. Bij zowel mannen als vrouwen vormen de ziektebeelden

ischemische hartziekten (respectievelijk 43% en 34%) en overige hartziekten

(respectievelijk 38% en 37%, met name boezemfibrilleren) het grootste aan-

deel in dagopnamen. Van alle dagopnamen is voor mannen 29% vanwege

boezemfibrilleren, voor vrouwen is dit 26%. Bij vrouwen vormen dagopna-

men vanwege veneus vaatlijden een groter aandeel in dagopnamen dan bij

mannen (8% bij vrouwen tegenover 3% voor mannen).

Kanttekeningen cijfers dagopnamenDe gegevens over dagopnamen zijn potentieel van groot belang om de

dynamiek van het diagnostische en therapeutische zorgproces te bestu-

deren. In tabel 1.10 zijn de ICD-codes gegroepeerd aan de hand van de

ziektecategorieën van ziekenhuisopnamen, die in sommige gevallen

niet goed overeenkomen met de werkelijke reden voor dagopnamen.

Zowel diagnostische als therapeutische zaken kunnen reden zijn voor

een dagopname en er is daarin moeilijk onderscheid te maken. Tevens

leiden sommige ziekenhuizen de diagnose af uit de ICD-10 diagnose

bij de DBC zoals door de arts vastgelegd of is er geen enkele diagnose

vastgelegd. Ondanks het grote belang van cijfers over dagopnamen,

staat het onderzoek naar de validatiteit van deze cijfers nog in de

kinderschoenen. Verder onderzoek zal moeten uitwijzen in hoeverre de

geregistreerde ICD-codes passen bij de indicaties voor de dagopname

en de gepleegde interventies. Daarom menen wij dat deze cijfers als

illustratie gezien moeten worden en derhalve met voorzichtigheid

dienen te worden geïnterpreteerd.

Page 45: Hart- en vaatziekten in Nederland 2019 - Hartstichting...Hart- en vaatziekten in Nederland, 2019 25 jaar cijfers over incidentie, prevalentie, ziekte en sterfte Gegevens van het Centraal

Ziekte en sterfte aan hart- en vaatziekten43

Tabel 1.10 Dagopnamen per ziektecategorie binnen hart- en vaatziekten in Nederland in 2018. Absolute

aantallen en percentages naar geslacht

Bron DHD

1.6 Trends in dagopnamen

Figuur 1.15 toont de absolute aantallen dagopnamen wegens hart- en vaat-

ziekten van 1992 tot 2018 naar geslacht. Sinds 1992 is er een gestage toename

bij zowel mannen als vrouwen, van 6.437 en 7.340 dagopnamen van man-

nen respectievelijk vrouwen in 1992 naar 73.508 en 56.536 dagopnamen in

2013. Mede door administratieve en financiële veranderingen daalde het

dagopnamecijfer na 2013 tot 60.218 dagopnamen van mannen en 34.396

dagopnamen van vrouwen in 2018. Deze daling is echter niet specifiek voor

hart- en vaatziekten en wordt ook waargenomen over het totaal aantal

dagopnamen in Nederland.

Mannen Vrouwen Totaal

Reden dagopname1 N % N % N %

Ischemische hartziekten 25.975 43% 11.547 34% 37.522 40%

Waarvan acuut hartinfarct 1.378 555 1.933

Beroerte 743 1% 641 2% 1.384 2%

Reumatische hartziekten en klepgebreken 2.977 5% 2.355 7% 5.332 6%

Infectieuze hartzieken 512 <1% 405 1% 917 1%

Overige hartziekten 22.787 38% 12.584 37% 35.371 37%

Waarvan hartfalen 1.794 824 2.618

Waarvan boezemfibrilleren 17.512 8.778 26.290

Waarvan cardiomyopathie 521 319 840

Arterieel vaatlijden 2.165 4% 1.262 4% 3.427 4%

Waarvan claudicatio intermittens 781 500 1.281

Atherosclerose en/of hypertensie 2.250 4% 1.625 5% 3.875 4%

Veneus vaatlijden 2.011 3% 2.680 8% 4.691 5%

Overige ziekten van het vaatstelsel

en de lymfewegen 798 1% 1.297 4% 2.095 2%

Totaal2 60.218 100% 34.396 100% 94.614 100%

1 Precieze omschrijving en ICD-10 codes van deze groepen zijn te vinden in bijlage A2 Als gevolg van afronding tellen de percentages niet altijd op tot 100%

Page 46: Hart- en vaatziekten in Nederland 2019 - Hartstichting...Hart- en vaatziekten in Nederland, 2019 25 jaar cijfers over incidentie, prevalentie, ziekte en sterfte Gegevens van het Centraal

Ziekte en sterfte aan hart- en vaatziekten44

Figuur 1.15 Trends in dagopnamen vanwege hart- en vaatziekten in Nederland. Absolute aantallen

naar ziektebeeld en geslacht. Periode 1992-20181

Bron DHD

Figuur 1.16 Trends in voor de bevolkingsopbouw gecorrigeerde dagopnamencijfer voor hart- en

vaatziekten in Nederland. Per 100.000 personen naar geslacht. Periode 1992-2018.

Jaar van standaardisatie is 20181

Bron DHD

1 Omwille van verschillende veranderingen zijn de cijfers na 2012 minder goed verge-

lijkbaar met de cijfers van de jaren ervoor. Om deze reden worden de cijfers tussen

2012 en 2014 gestippeld weergegeven

Aan

tal d

agop

nam

en

0

10.000

20.000

30.000

40.000

50.000

60.000

70.000

80.000

Jaar

2016

2017

2014

2012

2010

2008

2006

2004

2002

2000

1998

1996

1994

1992

2018

2015

2013

2011

2009

2007

2005

2003

2001

1999

1997

1995

1993

Man hart- en vaatziekten Vrouw hart- en vaatziekten

Vrouw boezemfibrillerenMan boezemfibrilleren

Vrouw ischemische hartziektenMan ischemische hartziektenVrouw beroerteMan beroerte

ICD-9 à ICD-10

Aan

tal d

agop

nam

en/1

00.0

00

0

100

200

300

400

500

600

700

800

900

1.000

JaarMannen Vrouwen

2016

2017

2014

2012

2010

2008

2006

2004

2002

2000

1998

1996

1994

1992

2018

2015

2013

2011

2009

2007

2005

2003

2001

1999

1997

1995

1993

ICD-9 à ICD-10

Page 47: Hart- en vaatziekten in Nederland 2019 - Hartstichting...Hart- en vaatziekten in Nederland, 2019 25 jaar cijfers over incidentie, prevalentie, ziekte en sterfte Gegevens van het Centraal

Ziekte en sterfte aan hart- en vaatziekten45

Geraadpleegde literatuur

1. P.P.M. Harteloh. Van handmatig naar automatisch coderen van doodsoorzaken. Een

bridge coding study. CBS, 2015

2. Dutch Hospital Data: Gebruikershandleiding Landelijke Basisregistratie

Ziekenhuiszorg (LBZ), 2014

Page 48: Hart- en vaatziekten in Nederland 2019 - Hartstichting...Hart- en vaatziekten in Nederland, 2019 25 jaar cijfers over incidentie, prevalentie, ziekte en sterfte Gegevens van het Centraal

Ziekte en sterfte aan hart- en vaatziekten46

Bijlage 1.1 Sterfte, ziekenhuis- en dagopnamen voor hart- en vaatziekten volgens TNO-indeling

Tot 2015 werd er door de Hartstichting gebruik gemaakt van de indeling

voor hart- en vaatziekten ontwikkeld door TNO in 1984. Vanaf het boek

Hart- en vaatziekten in Nederland, 2016 maakt de Hartstichting gebruik

van een vergelijkbare indeling voor hart- en vaatziekten als het CBS en het

RIVM (ICD-9: 390 t/m 459 en ICD-10 I00 t/m I99) om cijfers gepresenteerd

door verschillende organisaties beter op elkaar aan te laten sluiten. Om cij-

fers in voorgaande versies van het boek Hart- en vaatziekten in Nederland

met elkaar te kunnen vergelijken worden in deze bijlage ook de cijfers

conform de TNO-indeling gepresenteerd.

Onderstaande ziektebeelden vallen in de TNO-indeling wel onder hart- en

vaatziekten, maar in de nieuwe indeling na 2015 niet.

— Transiënte ischemische aanvallen en verwante symptomen (G45) worden in

de TNO-indeling onder ‘beroerte’ gecategoriseerd.

— Polyarteritis nodosa en verwante aandoeningen (M30) en overige

necrotiserende vaataandoeningen (M31) worden in de TNO-indeling onder

‘arterieel vaatlijden’ gecategoriseerd.

— Aangeboren hart- en vaatafwijkingen (P29.3 en Q20 t/m Q28) zijn een eigen

categorie in de TNO-indeling.

— Enkele overige ziekten van het vaatstelsel en de lymfewegen, zoals

afwijkingen van de hartslag (R00) en Syncope en collaps (R55) zijn in de

TNO-indeling aan deze categorie toegevoegd.

Page 49: Hart- en vaatziekten in Nederland 2019 - Hartstichting...Hart- en vaatziekten in Nederland, 2019 25 jaar cijfers over incidentie, prevalentie, ziekte en sterfte Gegevens van het Centraal

Ziekte en sterfte aan hart- en vaatziekten47

Tabel 1.11 Doodsoorzaken binnen hart- en vaatziekten in Nederland in 2018. Absolute aantallen en

percentages per ziektecategorie naar geslacht. Volgens TNO-indeling

Bron CBS

Mannen Vrouwen Totaal

Doodsoorzaak1 N % N % N %

Ischemische hartziekten 5.130 28% 3.304 17% 8.434 22%

Waarvan acuut hartinfarct 2.965 2.157 5.122

Beroerte (inclusief G45) 3.809 21% 5.404 27% 9.213 24%

Waarvan herseninfarct 2.055 3.310 5.365

Waarvan subarachnoïdale bloeding 139 212 351

Waarvan intracerebrale bloeding 750 887 1.637

Aangeboren hartafwijkingen 43 <1% 44 <1% 87 <1%

Reumatische hartziekten en klepgebreken 681 4% 994 5% 1.675 4%

Infectieuze hartzieken 360 2% 353 2% 713 2%

Overige hartziekten (inclusief R94.3) 6.217 34% 7.396 38% 13.613 36%

Waarvan hartfalen 3.215 4.261 7.476

Waarvan boezemfibrilleren 606 992 1.598

Waarvan cardiomyopathie 280 188 468

Arterieel vaatlijden (inclusief M30 en M31) 1.034 6% 640 3% 1.674 4%

Waarvan AAA3 met ruptuur 141 48 189

Waarvan AAA3 zonder ruptuur 191 86 277

Atherosclerose en/of hypertensie 860 5% 1.224 6% 2.084 6%

Veneus vaatlijden 38 <1% 52 <1% 90 <1%

Overige ziekten van het vaatstelsel en de lymfewegen

(inclusief A18.2, D18, K55, R00-R02, R07.1-R07.4,

R09.8, R16.1, R23.0-R23.2, R55, R57.0, R58-R60) 252 1% 314 2% 566 2%

Waarvan claudicatio intermittens 144 162 306

Totaal2 18.424 100% 19.725 100% 38.149 100%

1 Precieze omschrijving en ICD-10 codes van deze groepen zijn te vinden in bijlage A2 Als gevolg van afronding tellen de percentages niet altijd op tot 100%3 AAA: Aneurysma van de Abdominale Aorta

Page 50: Hart- en vaatziekten in Nederland 2019 - Hartstichting...Hart- en vaatziekten in Nederland, 2019 25 jaar cijfers over incidentie, prevalentie, ziekte en sterfte Gegevens van het Centraal

Ziekte en sterfte aan hart- en vaatziekten48

Ziekenhuisopnamen

Dagopnamen

Aantal ziekenhuisopnames voor hart- en vaatziekten buiten de nieuwe indelingOnderstaand overzicht toont een overzicht van enkele hart- en vaat-

ziekten, met bijbehorende ICD-10 code, die buiten de nieuwe indeling

vallen maar wel leiden tot een flink aantal ziekenhuisopnamen in 2018.

ICD-10 Mannen Vrouwen

Transiënte ischemische aanval (TIA) G45 4.465 4.124

Pijn op de borst R07 21.207 22.131

Aangeboren hartafwijkingen P29.3, Q20-Q28 1.238 1.150

Syncope en collaps R55 7.103 5.564

Aantal dagopnamen voor hart- en vaatziekten buiten de nieuwe indelingOnderstaand overzicht toont een overzicht van enkele hart- en vaat-

ziekten, met bijbehorende ICD-10 code, die buiten de nieuwe indeling

vallen maar wel leiden tot een flink aantal dagopnamen in 2018.

ICD-10 Mannen Vrouwen

Transiënte ischemische aanval (TIA) G45 1.905 1.891

Pijn op de borst R07 4.018 5.382

Aangeboren hartafwijkingen P29.3, Q20-Q28 576 615

Syncope en collaps R55 814 770

Page 51: Hart- en vaatziekten in Nederland 2019 - Hartstichting...Hart- en vaatziekten in Nederland, 2019 25 jaar cijfers over incidentie, prevalentie, ziekte en sterfte Gegevens van het Centraal

Ziekte en sterfte aan hart- en vaatziekten49

Tabel 1.12 Ziekenhuisopnamen per ziektecategorie binnen hart- en vaatziekten in Nederland in 2018.

Absolute aantallen en percentages naar geslacht. Volgens TNO-indeling

Bron DHD

Mannen Vrouwen Totaal

Reden van ziekenhuisopname1 N % N % N %

Ischemische hartziekten 46.380 24% 21.227 15% 67.607 20%

Waarvan acuut hartinfarct 22.830 11.019 33.849

Beroerte (inclusief G45) 26.656 14% 23.136 16% 49.792 15%

Waarvan herseninfarct 15.612 13.807 29.419

Waarvan subarachnoïdale bloeding 630 976 1.606

Waarvan intracerebrale bloeding 3.427 2.595 6.022

Waarvan TIA3 4.465 4.124 8.589

Aangeboren hartafwijkingen 1.238 1% 1.150 1% 2.388 1%

Reumatische hartziekten en klepgebreken 5.472 3% 4.316 3% 9.788 3%

Infectieuze hartzieken 2.644 1% 1.103 1% 3.747 1%

Overige hartziekten (inclusief R94.3) 55.437 29% 44.359 32% 99.796 30%

Waarvan hartfalen 16.021 14.384 30.405

Waarvan boezemfibrilleren 19.613 15.737 35.350

Waarvan cardiomyopathie 976 864 1.840

Arterieel vaatlijden (inclusief M30 en M31) 8.754 5% 4.171 3% 12.925 4%

Waarvan AAA4 met ruptuur 589 123 712

Waarvan AAA4 zonder ruptuur 2.646 453 3.099

Atherosclerose en/of hypertensie 6.873 4% 5.752 4% 12.625 4%

Veneus vaatlijden 1.150 1% 1.257 1% 2.407 1%

Overige ziekten van het vaatstelsel en lymfewegen

(inclusief A18.2, D18, K55, R00-R02,

R07.1-R07.4, R09.8, R16.1, R23.0-R23.2,

R55, R57.0, R58-R60) 34.797 18% 33.964 24% 68.761 21%

Waarvan claudicatio intermittens 1.709 1.149 2.858

Totaal2 189.430 100% 140.453 100% 329.883 100%

1 Precieze omschrijving en ICD-10 codes van deze groepen zijn te vinden in bijlage A2 Als gevolg van afronding tellen de percentages niet altijd op tot 100%3 TIA: Transient Ischemic Attack4 AAA: Aneurysma van de Abdominale Aorta

Page 52: Hart- en vaatziekten in Nederland 2019 - Hartstichting...Hart- en vaatziekten in Nederland, 2019 25 jaar cijfers over incidentie, prevalentie, ziekte en sterfte Gegevens van het Centraal

Ziekte en sterfte aan hart- en vaatziekten50

Tabel 1.13 Dagopnamen per ziektecategorie binnen hart- en vaatziekten in Nederland in 2018. Absolute

aantallen en percentages naar geslacht. Volgens TNO-indeling

Bron DHD

Mannen Vrouwen Totaal

Reden van ziekenhuisopname1 N % N % N %

Ischemische hartziekten 25.975 37% 11.547 25% 37.522 32%

Waarvan acuut hartinfarct 1.378 555 1.933

Beroerte (inclusief G45) 2.648 4% 2.532 6% 5.180 5%

Waarvan TIA2 1.905 1.891 3.796

Aangeboren hartafwijkingen 576 1% 615 1% 1.191 1%

Reumatische hartziekten en klepgebreken 2.977 4% 2.355 5% 5.332 5%

Infectieuze hartzieken 512 1% 405 1% 917 1%

Overige hartziekten (inclusief R94.3) 22.884 33% 12.643 28% 35.527 31%

Waarvan hartfalen 1.794 824 2.618

Waarvan boezemfibrilleren 17.512 8.778 26.290

Waarvan cardiomyopathie 521 319 840

Arterieel vaatlijden (inclusief M30 en M31) 2.072 3% 1.539 3% 3.611 3%

Atherosclerose en/of hypertensie 2.250 3% 1.625 4% 3.875 3%

Veneus vaatlijden 2.011 3% 2.680 6% 4.691 4%

Overige ziekten van het vaatstelsel en lymfewegen

(inclusief A18.2, D18, K55, R00-R02,

R07.1-R07.4, R16.1, R23.0-R23.2,

R55, R57.0, R58-R60) 8.296 12% 9.814 21% 18.110 16%

Waarvan claudicatio intermittens 781 500 1.281

Totaal3 70.203 100% 45.755 100% 115.958 100%

1 Precieze omschrijving en ICD-10 codes van deze groepen zijn te vinden in bijlage A2 TIA: Transient Ischemic Attack3 Als gevolg van afronding tellen de percentages niet altijd op tot 100%

Page 53: Hart- en vaatziekten in Nederland 2019 - Hartstichting...Hart- en vaatziekten in Nederland, 2019 25 jaar cijfers over incidentie, prevalentie, ziekte en sterfte Gegevens van het Centraal

Kerncijfers over hart- en vaatziekten51

2 Kerncijfers over hart- en vaatziekten

A.R. de Boer1,2, I. van Dis1, I. Vaartjes1,2, M.L. Bots2

1 Hartstichting, Den Haag2 Julius Centrum voor Gezondheidswetenschappen en Eerstelijns Geneeskunde,

Universitair Medisch Centrum Utrecht, Utrecht

2.1 Inleiding

In dit hoofdstuk worden kerncijfers gepresenteerd van een aantal veelvoor-

komende hart- en vaatziekten: acuut hartinfarct, angina pectoris, hartfalen,

boezemfibrilleren, cardiomyopathie, herseninfarct, subarachnoïdale bloe-

ding, intracerebrale bloeding, TIA, aneurysma van de abdominale aorta,

perifeer arterieel vaatlijden en aangeboren hartafwijkingen.

2.2 Methode

Een kanttekening bij cijfers uit registraties is dat ze afhankelijk zijn

van hoe secuur wordt geregistreerd. Voor dit hoofdstuk geldt:

— Cijfers over prevalentie (aantal bestaande gevallen in Nederland) en

incidentie (aantal ziekte-episodes in Nederland) zijn gebaseerd op

door de huisarts geregistreerde diagnosen volgens de eerste versie van

de International Classification of Primary Care (ICPC-1).

— Cijfers over sterfte worden verzameld door het Centraal Bureau voor

de Statistiek (CBS) en zijn gebaseerd op doodsoorzaak verklaringen

ingevuld door artsen, lijkschouwers of specialisten na overlijden van

een persoon. Op basis van deze doodsoorzaakverklaringen wordt

veelal automatisch een ICD-10 code toegewezen die de onderliggende

doodsoorzaak beschrijft.

— Ziekenhuisopnamen en dagopnamen worden berekend op basis van

gegevens die ziekenhuizen leveren aan de Landelijke Basisregistratie.

— Prognosecijfers worden berekend door een koppeling van

doodsoorzakenstatistiek van het CBS en de landelijke registratie van

ziekenhuisopnamen.

Page 54: Hart- en vaatziekten in Nederland 2019 - Hartstichting...Hart- en vaatziekten in Nederland, 2019 25 jaar cijfers over incidentie, prevalentie, ziekte en sterfte Gegevens van het Centraal

Kerncijfers over hart- en vaatziekten52

Incidentie en prevalentieCijfers over de incidentie en prevalentie van de verschillende hart- en

vaatziekten zijn aangeleverd door Nivel Zorgregistraties Eerste Lijn.

Incidentie wordt omschreven als ‘aantal nieuwe gevallen in Nederland in

2018’ en prevalentie als ‘aantal bestaande gevallen in Nederland in 2018’.

Nivel Zorgregistraties Eerste Lijn maken gebruik van routinematig vastge-

legde gegevens uit elektronische patiëntendossiers en de in dit hoofdstuk

gepresenteerde cijfers zijn gebaseerd op door de huisarts geregistreerde

diagnoses volgens de eerste versie van de International Classification of

Primary Care (ICPC-1). Voor een uitgebreidere beschrijving van de metho-

diek om de incidentie en prevalentiecijfers te berekenen verwijzen we naar

het hoofdstuk ‘Cardiovasculaire morbiditeit in de huisartsenpraktijk’ in dit

boek (pagina 79).

SterftecijfersCijfers over sterfte betreffen cijfers van het aantal mensen overleden in

Nederland verzameld door het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS).

De doodsoorzaken worden gebaseerd op de International Statistical

Classification of Diseases and Related Health Problems (ICD) van de

World Health Organisation (WHO), de tiende revisie. In Bijlage A staat een

beschrijving van de gebruikte ICD-codes per ziekte(categorie) en per ziekte-

beeld beschreven onder de tabel. De cijfers die gepresenteerd worden in dit

hoofdstuk zijn cijfers uit 2018, of in het geval van een trend, van de periode

1980 tot en met 2018.

Ziekenhuisopnamen/dagopnamenDe cijfers over ziekenhuisopnamen en dagopnamen zijn berekend op basis

van gegevens die ziekenhuizen leveren aan de Landelijke Basisregistratie

Ziekenhuiszorg (LBZ). Deze gegevens worden door Dutch Hospital Data

(DHD) beheerd. In het geval van ziekenhuisopname- en dagopnamecijfers

gaat het om het totaal aantal opnames en niet om het totaal aantal individu-

ele patiënten wat een keer is opgenomen. Dit betekent dat als een patiënt in

2018 bijvoorbeeld vijf keer is opgenomen voor een bepaalde aandoening dit

als vijf opnames wordt geregistreerd. Net zoals bij de sterftecijfers worden de

gegevens aangeleverd als ICD-10 codes en geclassificeerd zoals beschreven in

Bijlage A. Tussen 2012 en 2014 traden verschillende veranderingen op in de

registratie, waardoor de opnamecijfers in deze periode voorzichtig moeten

worden geïnterpreteerd. In de figuren met trends in ziekenhuisopnamen

wordt dit weergegeven met een stippellijn. De verschillende veranderingen

tussen 2012 en 2014 worden nader toegelicht in het kader op pagina 31.

Page 55: Hart- en vaatziekten in Nederland 2019 - Hartstichting...Hart- en vaatziekten in Nederland, 2019 25 jaar cijfers over incidentie, prevalentie, ziekte en sterfte Gegevens van het Centraal

Kerncijfers over hart- en vaatziekten53

PrognoseDoor middel van het koppelen van informatie van de gemeentelijke basis

administratie (GBA), de landelijke registratie van ziekenhuisopnamen

(LBZ, Dutch Hospital Data) en de landelijke doodsoorzakenstatistiek (CBS)

hebben wij een cohort gevormd wat bestaat uit patiënten die een eerste

ziekenhuisopname hadden voor één van de hart- en vaatziekten beschreven

in dit hoofdstuk in de periode 1 januari 2006 – 31 december 2007. Het cohort

is 5 jaar gevolgd wat betreft overlijden en oorzaak van overlijden. De ‘eerste’

ziekenhuishuisopname voor een van de hart- en vaatziekten werd bepaald

door voor alle patiënten 11 jaar terug te kijken of er al sprake was van een

eerdere ziekenhuisopname voor dezelfde aandoening en indien het zo was

hen uit te sluiten van analyse. Opnamen voor een van de hart- en vaatziek-

ten was gedefinieerd als een ziekenhuisopname met een ICD-code zoals

beschreven in Bijlage A.

2.3 De ziektebeelden

Ziektebeeld PaginaAcuut hartinfarct 54

Angina pectoris 56

Hartfalen 58

Boezemfibrilleren 60

Cardiomyopathie 62

Herseninfarct 64

Intracerebrale bloeding 66

Subarachnoïdale bloeding 68

Transient Ischemic Attack (TIA) 70

Aneurysma van de abdominale aorta (AAA) 72

Perifeer arterieel vaatlijden 74

Aangeboren hartafwijkingen 76

Page 56: Hart- en vaatziekten in Nederland 2019 - Hartstichting...Hart- en vaatziekten in Nederland, 2019 25 jaar cijfers over incidentie, prevalentie, ziekte en sterfte Gegevens van het Centraal

Kerncijfers over hart- en vaatziekten54

Acuut hartinfarctTabel 2.1 Kerncijfers over het acuut hartinfarct naar leeftijd en geslacht in Nederland 2018

Absolute aantallen Gem. lft 0-44 45-54 55-74 75-84 ≥85

Aantal bestaande Mannen 178.800 x 3.700 18.100 103.100 40.700 13.300

gevallen in Vrouwen 72.400 x 1.200 6.000 33.000 19.700 12.500

Nederland* Totaal 251.200 x 4.800 24.100 81.200 60.400 25.900

Aantal ziekte- Mannen 49.200 x 1.300 5.700 28.000 10.800 3.500

episodes in Vrouwen 21.100 x 400 1.800 9.600 5.700 3.600

Nederland* Totaal 70.300 x 1.700 7.500 37.600 16.500 7.100

Sterfte† Mannen 2.965 74 35 172 1.155 904 699

Vrouwen 2.157 82 18 43 418 670 1.008

Totaal 5.122 77 53 215 1.573 1.574 1.707

Ziekenhuisopnamen± Mannen 22.830 66 983 3.684 12.286 4.471 1.406

Vrouwen 11.019 72 289 1.135 4.759 3.116 1.720

Totaal 33.849 68 1.272 4.819 17.045 7.587 3.126

Dagopnamen± Mannen 1.378 65 2631 811 269 35

Vrouwen 555 70 691 270 185 31

Totaal 1.933 67 3321 1.081 454 66

Gemiddeld aantal dagen 0-44 45-54 55-74 75-84 ≥85

Gemiddeld aantal Mannen 4 3 4 4 5 5

ligdagen in Vrouwen 5 4 4 4 5 5

het ziekenhuis± Totaal 4 4 4 4 5 5

Percentage 0-44 45-54 55-74 75-84 ≥85

Prognose na eerste ziekenhuisopname†

30-dagen sterfte Mannen 8,8% 2,4% 2,9% 6,2% 17,3% 30,7%

Vrouwen 14,0% 4,3% 4,5% 7,1% 17,0% 30,6%

Totaal 10,6% 2,9% 3,3% 6,5% 17,2% 30,7%

1-jaar sterfte Mannen 13,9% 3,0% 3,9% 9,7% 27,8% 51,6%

Vrouwen 21,8% 5,1% 5,7% 10,6% 27,2% 48,7%

Totaal 16,6% 3,5% 4,2% 9,9% 27,5% 49,8%

5-jaar sterfte Mannen 24,9% 4,9% 7,2% 18,1% 51,5% 78,6%

Vrouwen 37,0% 7,8% 9,8% 19,2% 47,9% 76,9%

Totaal 29,0% 5,6% 7,7% 18,4% 49,8% 77,6%

x = niet van toepassing/niet beschikbaar* Op basis van de Nivel Zorgregistraties Eerste Lijn: ICPC code K75† Op basis van gegevens van het Centraal Bureau voor de Statistiek: ICD-10 code I21, ICD-9 code 410± Op basis van gegevens van Dutch Hospital Data: ICD-10 code I21, ICD-9 code 410.

Let op, deze cijfers gaan over het aantal opnames, niet het aantal individuele patiënten 1 Vanwege privacy redenen zijn de leeftijdcategorieën 0-44 en 45-54 jaar samengevoegd

Page 57: Hart- en vaatziekten in Nederland 2019 - Hartstichting...Hart- en vaatziekten in Nederland, 2019 25 jaar cijfers over incidentie, prevalentie, ziekte en sterfte Gegevens van het Centraal

Kerncijfers over hart- en vaatziekten55

Figuur 2.1 Absoluut aantal sterfgevallen in Nederland vanwege acuut hartinfarct voor mannen en

vrouwen. Periode 1980-2018

Figuur 2.2 Absoluut aantal ziekenhuisopnamen in Nederland vanwege acuut hartinfarct voor

mannen en vrouwen. Periode 1980-2018

Vanwege verandering in de definitie van een klinische opname, een periode van onvol-

ledig aangeleverde cijfers en omzetting van ICD-9 naar ICD-10 worden cijfers tussen

2012 en 2014 gestippeld weergegeven en zijn minder goed te vergelijken met de

periode voor 2012.

Aan

tal s

terf

geva

llen

0

2.000

4.000

6.000

8.000

10.000

12.000

14.000

JaarMannen Vrouwen

2016

2018

2014

2012

2010

2008

2006

2004

2002

2000

1998

1996

1994

1992

1990

1988

1986

1984

1982

1980

Aan

tal z

ieke

nhui

sopn

amen

0

5.000

10.000

15.000

20.000

25.000

JaarMannen Vrouwen

ICD-9 à ICD-10

2016

2018

2014

2012

2010

2008

2006

2004

2002

2000

1998

1996

1994

1992

1990

1988

1986

1984

1982

1980

Page 58: Hart- en vaatziekten in Nederland 2019 - Hartstichting...Hart- en vaatziekten in Nederland, 2019 25 jaar cijfers over incidentie, prevalentie, ziekte en sterfte Gegevens van het Centraal

Kerncijfers over hart- en vaatziekten56

Angina pectorisTabel 2.2 Kerncijfers over angina pectoris, naar leeftijd en geslacht in Nederland in 2018

Absolute aantallen Gem. lft 0-44 45-54 55-74 75-84 ≥85

Aantal bestaande Mannen 242.500 x 3.100 16.700 129.500 67.500 25.600

gevallen in Vrouwen 194.700 x 1.800 10.100 82.300 59.300 41.300

Nederland* Totaal 437.200 x 4.900 26.800 211.800 126.800 66.800

Aantal nieuwe Mannen 15.900 x 500 2.000 9.400 3.200 900

gevallen in Vrouwen 15.200 x 400 1.700 7.600 3.800 1.700

Nederland* Totaal 31.100 x 800 3.600 17.000 7.000 2.600

Ziekenhuisopnamen± Mannen 7.704 68 208 921 4.423 1.755 397

Vrouwen 4.436 70 105 500 2.193 1.204 434

Totaal 12.140 68 313 1.421 6.616 2.959 831

Dagopnamen± Mannen 9.818 66 221 1.338 6.369 1.695 195

Vrouwen 5.152 67 96 667 3.222 1.079 88

Totaal 14.970 66 317 2.005 9.591 2.774 283

Gemiddeld aantal dagen 0-44 45-54 55-74 75-84 ≥85

Gemiddeld aantal Mannen 3 3 3 3 3 3

ligdagen in het Vrouwen 3 3 2 3 3 3

ziekenhuis± Totaal 3 3 3 3 3 3

Percentage <75 75-84 ≥85

Prognose na eerste ziekenhuisopname†

30-dagen sterfte Mannen 1,0% 0,5% 1,9% 10,8%

Vrouwen 1,0% 0,3% 1,8% 5,4%

Totaal 1,0% 0,4% 1,9% 7,4%

1-jaar sterfte Mannen 4,5% 2,6% 10,2% 28,6%

Vrouwen 4,0% 1,7% 7,3% 17,5%

Totaal 4,3% 2,3% 8,8% 21,7%

5-jaar sterfte Mannen 15,1% 9,2% 35,5% 69,5%

Vrouwen 14,0% 6,9% 25,0% 54,4%

Totaal 14,7% 8,3% 30,6% 60,1%

x = niet van toepassing/niet beschikbaar* Op basis van de NIVEL Zorgregistraties Eerste Lijn: ICPC code K74± Op basis van gegevens van Dutch Hospital Data: ICD-10 code I20, ICD-9 code 413.

Let op, deze cijfers gaan over het aantal opnames, niet het aantal individuele patiënten

Sterftecijfers ontbreken, omdat angina pectoris weinig als doodsoorzaak wordt geregistreerd

Page 59: Hart- en vaatziekten in Nederland 2019 - Hartstichting...Hart- en vaatziekten in Nederland, 2019 25 jaar cijfers over incidentie, prevalentie, ziekte en sterfte Gegevens van het Centraal

Kerncijfers over hart- en vaatziekten57

Figuur 2.3 Absoluut aantal ziekenhuisopnamen in Nederland vanwege angina pectoris voor

mannen en vrouwen. Periode 1980-2018

Vanwege verandering in de definitie van een klinische opname, een periode van onvol-

ledig aangeleverde cijfers en omzetting van ICD-9 naar ICD-10 worden cijfers tussen

2012 en 2014 gestippeld weergegeven en zijn minder goed te vergelijken met de

periode voor 2012.

Aan

tal z

ieke

nhui

sopn

amen

0

2.000

4.000

6.000

8.000

10.000

12.000

14.000

JaarMannen Vrouwen

ICD-9 à ICD-10

2016

2018

2014

2012

2010

2008

2006

2004

2002

2000

1998

1996

1994

1992

1990

1988

1986

1984

1982

1980

Page 60: Hart- en vaatziekten in Nederland 2019 - Hartstichting...Hart- en vaatziekten in Nederland, 2019 25 jaar cijfers over incidentie, prevalentie, ziekte en sterfte Gegevens van het Centraal

Kerncijfers over hart- en vaatziekten58

HartfalenTabel 2.3 Kerncijfers over hartfalen, naar leeftijd en geslacht in Nederland in 2018

Absolute aantallen Gem. lft 0-44 45-54 55-74 75-84 ≥85

Aantal bestaande Mannen 113.300 x 1.600 3.900 41.500 39.200 27.100

gevallen in Vrouwen 129.000 x 1.400 3.500 30.800 39.900 53.300

Nederland* Totaal 242.300 x 3.100 7.400 72.400 79.100 80.400

Aantal nieuwe Mannen 18.200 x 300 600 6.200 6.600 4.500

gevallen in Vrouwen 19.400 x 200 500 4.400 6.600 7.800

Nederland* Totaal 37.600 x 400 1.000 10.700 13.100 12.400

Sterfte† Mannen 3.215 83 481 500 994 1.673

Vrouwen 4.261 88 121 249 817 3.183

Totaal 7.476 86 601 749 1.811 4.856

Ziekenhuisopnamen± Mannen 16.021 76 225 645 5.882 5.865 3.404

Vrouwen 14.384 80 156 331 3.537 5.119 5.241

Totaal 30.405 78 381 976 9.419 10.984 8.645

Dagopnamen± Mannen 1.794 68 64 159 1.014 482 75

Vrouwen 824 70 20 60 445 253 46

Totaal 2.618 69 84 219 1.459 735 121

Gemiddeld aantal dagen 0-44 45-54 55-74 75-84 ≥85

Gemiddeld aantal Mannen 8 9 8 8 7 7

ligdagen in het Vrouwen 7 15 8 7 7 7

ziekenhuis± Totaal 7 12 8 8 7 7

Percentage <55 55-74 75-84 ≥85

Prognose na eerste ziekenhuisopname†

30-dagen sterfte Mannen 13,4% 3,3% 7,7% 14,4% 26,5%

Vrouwen 14,0% 3,7% 7,9% 12,8% 19,9%

Totaal 13,7% 3,5% 7,7% 13,6% 22,0%

1-jaar sterfte Mannen 32,9% 9,6% 20,8% 37,6% 55,3%

Vrouwen 33,5% 12,7% 19,9% 31,0% 46,3%

Totaal 33,2% 10,8% 20,5% 34,1% 49,2%

5-jaar sterfte Mannen 64,6% 21,5% 48,4% 74,7% 90,6%

Vrouwen 65,7% 21,2% 42,9% 64,1% 85,4%

Totaal 65,2% 21,3% 46,3% 69,2% 87,0%

x = niet van toepassing/niet beschikbaar* Op basis van de NIVEL Zorgregistraties Eerste Lijn: ICPC code K77† Op basis van gegevens van het Centraal Bureau voor de Statistiek: ICD-10 code I50, ICD-9 code 4281 Vanwege privacy redenen zijn de leeftijdcategorieën 0-44 en 45-54 jaar samengevoegd± Op basis van gegevens van Dutch Hospital Data: ICD-10 code I50, ICD-9 code 428.

Let op, deze cijfers gaan over het aantal opnames, niet het aantal individuele patiënten

Page 61: Hart- en vaatziekten in Nederland 2019 - Hartstichting...Hart- en vaatziekten in Nederland, 2019 25 jaar cijfers over incidentie, prevalentie, ziekte en sterfte Gegevens van het Centraal

Kerncijfers over hart- en vaatziekten59

Figuur 2.4 Absoluut aantal sterfgevallen in Nederland vanwege hartfalen voor mannen en

vrouwen. Periode 1980-2018

Zie hoofdstuk 2 in boek HVZ in Nederland, 2016 over grillig verloop sterfte hartfalen

Figuur 2.5 Absoluut aantal ziekenhuisopnamen in Nederland vanwege hartfalen voor mannen en

vrouwen. Periode 1980-2018

Vanwege verandering in de definitie van een klinische opname, een periode van onvol-

ledig aangeleverde cijfers en omzetting van ICD-9 naar ICD-10 worden cijfers tussen

2012 en 2014 gestippeld weergegeven en zijn minder goed te vergelijken met de

periode voor 2012.

Aan

tal s

terf

geva

llen

0

500

1.000

1.500

2.000

2.500

3.000

3.500

4.000

4.500

5.000

JaarMannen Vrouwen

2016

2018

2014

2012

2010

2008

2006

2004

2002

2000

1998

1996

1994

1992

1990

1988

1986

1984

1982

1980

Aan

tal z

ieke

nhui

sopn

amen

0

2.000

4.000

6.000

8.000

10.000

12.000

14.000

16.000

18.000

JaarMannen Vrouwen

ICD-9 à ICD-10

2016

2018

2014

2012

2010

2008

2006

2004

2002

2000

1998

1996

1994

1992

1990

1988

1986

1984

1982

1980

Page 62: Hart- en vaatziekten in Nederland 2019 - Hartstichting...Hart- en vaatziekten in Nederland, 2019 25 jaar cijfers over incidentie, prevalentie, ziekte en sterfte Gegevens van het Centraal

Kerncijfers over hart- en vaatziekten60

BoezemfibrillerenTabel 2.4 Kerncijfers over boezemfibrilleren naar leeftijd en geslacht in Nederland in 2018

Absolute aantallen Gem. lft 0-44 45-54 55-74 75-84 ≥85

Aantal bestaande Mannen 188.400 x 3.700 9.700 89.800 60.700 24.300

gevallen in Vrouwen 155.600 x 1.300 3.900 53.100 54.800 42.500

Nederland* Totaal 344.000 x 5.000 13.700 142.900 115.500 66.800

Aantal nieuwe Mannen 64.900 x 2.000 4.000 31.900 19.600 7.600

gevallen in Vrouwen 52.900 x 600 1.600 19.600 17.800 13.300

Nederland* Totaal 117.700 x 2.400 5.500 51.400 37.400 20.900

Sterfte† Mannen 606 84 901 193 323

Vrouwen 992 88 611 205 726

Totaal 1598 86 1511 398 1.049

Ziekenhuisopnamen± Mannen 19.613 66 923 2.288 11.713 3.776 913

Vrouwen 15.737 73 216 830 7.820 4.904 1.967

Totaal 35.350 69 1.139 3.118 19.533 8.680 2.880

Dagopnamen± Mannen 17.512 67 385 1.517 11.713 3.580 317

Vrouwen 8.778 72 80 314 4.976 2.991 417

Totaal 26.290 69 465 1.831 16.689 6.571 734

Gemiddeld aantal dagen 0-44 45-54 55-74 75-84 ≥85

Gemiddeld aantal Mannen 1 1 1 1 2 3

ligdagen in het Vrouwen 2 1 1 1 2 3

ziekenhuis± Totaal 2 1 1 1 2 3

Percentage <75 75-84 ≥85

Prognose na eerste ziekenhuisopname†

30-dagen sterfte Mannen 1,7% 0,8% 3,3% 7,5%

Vrouwen 2,1% 0,7% 2,3% 7,2%

Totaal 1,9% 0,8% 2,7% 7,3%

1-jaar sterfte Mannen 7,1% 3,9% 13,1% 29,3%

Vrouwen 8,3% 3,3% 9,1% 25,2%

Totaal 7,6% 3,7% 10,9% 26,5%

5-jaar sterfte Mannen 22,1% 12,8% 42,0% 73,0%

Vrouwen 26,2% 11,0% 33,0% 66,2%

Totaal 23,9% 12,2% 36,9% 68,3%

x = niet van toepassing/niet beschikbaar* Op basis van de NIVEL Zorgregistraties Eerste Lijn: ICPC code K78† Op basis van gegevens van het Centraal Bureau voor de Statistiek: ICD-10 code I48, ICD-9 code 427.31 Vanwege privacy redenen zijn de leeftijdcategorieën 0-44, 45-54 en 55-74 jaar samengevoegd± Op basis van gegevens van Dutch Hospital Data: ICD-10 code I48, ICD-9 code 427.3.

Let op, deze cijfers gaan over het aantal opnames, niet het aantal individuele patiënten

Page 63: Hart- en vaatziekten in Nederland 2019 - Hartstichting...Hart- en vaatziekten in Nederland, 2019 25 jaar cijfers over incidentie, prevalentie, ziekte en sterfte Gegevens van het Centraal

Kerncijfers over hart- en vaatziekten61

Figuur 2.6 Absoluut aantal sterfgevallen in Nederland vanwege boezemfibrilleren voor mannen en

vrouwen. Periode 1980-2018

Figuur 2.7 Absoluut aantal ziekenhuisopnamen in Nederland vanwege boezemfibrilleren voor

mannen en vrouwen. Periode 1980-2018

Vanwege verandering in de definitie van een klinische opname, een periode van onvol-

ledig aangeleverde cijfers en omzetting van ICD-9 naar ICD-10 worden cijfers tussen

2012 en 2014 gestippeld weergegeven en zijn minder goed te vergelijken met de

periode voor 2012.

Aan

tal s

terf

geva

llen

0

200

400

600

800

1.000

1.200

JaarMannen Vrouwen

2016

2018

2014

2012

2010

2008

2006

2004

2002

2000

1998

1996

1994

1992

1990

1988

1986

1984

1982

1980

Aan

tal z

ieke

nhui

sopn

amen

0

5.000

10.000

15.000

20.000

25.000

30.000

JaarMannen Vrouwen

ICD-9 à ICD-10

2016

2018

2014

2012

2010

2008

2006

2004

2002

2000

1998

1996

1994

1992

1990

1988

1986

1984

1982

1980

Page 64: Hart- en vaatziekten in Nederland 2019 - Hartstichting...Hart- en vaatziekten in Nederland, 2019 25 jaar cijfers over incidentie, prevalentie, ziekte en sterfte Gegevens van het Centraal

Kerncijfers over hart- en vaatziekten62

CardiomyopathieTabel 2.5 Kerncijfers over cardiomyopathie naar leeftijd en geslacht in Nederland in 2018

Absolute aantallen Gem. lft 0-44 45-54 55-74 75-84 ≥85

Sterfte† Mannen 280 71 371 120 74 49

Vrouwen 188 74 201 61 47 60

Totaal 468 72 571 181 121 109

Ziekenhuisopnamen± Mannen 976 60 146 155 525 127 23

Vrouwen 864 64 99 102 449 172 42

Totaal 1.840 62 245 257 974 299 65

Dagopnamen± Mannen 521 62 42 88 312 792

Vrouwen 319 64 19 44 201 552

Totaal 840 63 61 132 513 1342

Gemiddeld aantal dagen 0-44 45-54 55-74 75-84 ≥85

Gemiddeld aantal Mannen 7 12 7 6 5 6

ligdagen in het Vrouwen 6 11 6 6 5 5

ziekenhuis± Totaal 7 12 7 6 5 6

Percentage <75 ≥75

Prognose na eerste ziekenhuisopname†

30-dagen sterfte Mannen 3,6% 2,2% 9,5%

Vrouwen 6,0% 4,2% 11,6%

Totaal 4,4% 2,8% 10,3%

1-jaar sterfte Mannen 11,2% 8,0% 24,0%

Vrouwen 14,0% 8,9% 30,0%

Totaal 12,1% 8,3% 26,3%

5-jaar sterfte Mannen 32,4% 24,3% 65,5%

Vrouwen 30,3% 20,9% 59,9%

Totaal 31,7% 23,2% 63,3%

† Op basis van gegevens van het Centraal Bureau voor de Statistiek: ICD-10 code I42, ICD-9 code 4251 Vanwege privacy redenen zijn de leeftijdcategorieën 0-44 en 45-54 jaar samengevoegd± Op basis van gegevens van Dutch Hospital Data: ICD-10 code I42, ICD-9 code 425.

Let op, deze cijfers gaan over het aantal opnames, niet het aantal individuele patiënten 2 Vanwege privacy redenen zijn de leeftijdcategorieën 75-84 en ≥85 jaar samengevoegd

Page 65: Hart- en vaatziekten in Nederland 2019 - Hartstichting...Hart- en vaatziekten in Nederland, 2019 25 jaar cijfers over incidentie, prevalentie, ziekte en sterfte Gegevens van het Centraal

Kerncijfers over hart- en vaatziekten63

Figuur 2.8 Absoluut aantal sterfgevallen in Nederland vanwege cardiomyopathie voor mannen en

vrouwen. Periode 1980-2018

Vanwege een verandering in codering van cardiomyopathie zijn de cijfers voor 1993

niet goed te vergelijken met de cijfers na dit jaar en is gekozen om de trend vanaf het

jaar 1993 weer te geven.

Figuur 2.9 Absoluut aantal ziekenhuisopnamen in Nederland vanwege cardiomyopathie voor

mannen en vrouwen. Periode 1980-2018

Vanwege verandering in de definitie van een klinische opname, een periode van onvol-

ledig aangeleverde cijfers en omzetting van ICD-9 naar ICD-10 worden cijfers tussen

2012 en 2014 gestippeld weergegeven en zijn minder goed te vergelijken met de

periode voor 2012.

Aan

tal s

terf

geva

llen

0

50

100

150

200

250

300

350

400

450

500

JaarMannen Vrouwen

2016

2018

2014

2012

2010

2008

2006

2004

2002

2000

1998

1996

1994

1993

2017

2015

2013

2011

2009

2007

2005

2003

2001

1999

1997

1995

Aan

tal z

ieke

nhui

sopn

amen

0

200

400

600

800

1.000

1.200

1.400

1.600

1.800

2.000

JaarMannen Vrouwen

ICD-9 à ICD-1020

16

2018

2014

2012

2010

2008

2006

2004

2002

2000

1998

1996

1994

1992

1990

1988

1986

1984

1982

1980

Page 66: Hart- en vaatziekten in Nederland 2019 - Hartstichting...Hart- en vaatziekten in Nederland, 2019 25 jaar cijfers over incidentie, prevalentie, ziekte en sterfte Gegevens van het Centraal

Kerncijfers over hart- en vaatziekten64

HerseninfarctTabel 2.6 Kerncijfers over herseninfarct naar leeftijd en geslacht in Nederland in 2018

Absolute aantallen Gem. lft 0-44 45-54 55-74 75-84 ≥85

Sterfte† Mannen 2.055 81 381 438 723 856

Vrouwen 3.310 86 251 290 841 2.154

Totaal 5.365 84 631 728 1.564 3.010

Ziekenhuisopnamen± Mannen 15.612 71 373 1.241 7.376 4.678 1.944

Vrouwen 13.807 75 354 843 4.560 4.709 3.341

Totaal 29.419 73 727 2.084 11.936 9.387 5.285

Dagopnamen± Mannen 474 69 20 30 260 144 20

Vrouwen 358 70 19 21 171 100 47

Totaal 832 70 39 51 431 244 67

Gemiddeld aantal dagen 0-44 45-54 55-74 75-84 ≥85

Gemiddeld aantal Mannen 6 7 5 5 6 7

ligdagen in het Vrouwen 6 7 5 6 7 7

ziekenhuis± Totaal 6 7 5 6 6 7

Percentage 0-44 45-54 55-74 75-84 ≥85

Prognose na eerste ziekenhuisopname†

30-dagen sterfte Mannen 9,6% 3,4% 3,8% 6,1% 12,3% 25,6%

Vrouwen 13,3% 3,6% 5,5% 7,0% 12,9% 26,2%

Totaal 11,4% 3,5% 4,5% 6,5% 12,6% 26,0%

1-jaar sterfte Mannen 19,1% 4,6% 5,4% 12,0% 26,5% 48,3%

Vrouwen 24,5% 4,2% 6,9% 12,5% 25,8% 47,4%

Totaal 21,8% 4,4% 6,1% 12,2% 26,1% 47,7%

5-jaar sterfte Mannen 39,1% 8,1% 9,6% 26,6% 56,5% 82,3%

Vrouwen 45,8% 6,0% 11,5% 25,7% 52,4% 79,9%

Totaal 42,4% 7,0% 10,5% 26,2% 54,3% 80,7%

† Op basis van gegevens van het Centraal Bureau voor de Statistiek: ICD-10 codes I63-64, ICD-9 codes

433,434,4361 Vanwege privacy redenen zijn de leeftijdcategorieën 0-44 en 45-54 jaar samengevoegd± Op basis van gegevens van Dutch Hospital Data: ICD-10 codes I63-64, ICD-9 codes 433,434,436.

Let op, deze cijfers gaan over het aantal opnames, niet het aantal individuele patiënten

Page 67: Hart- en vaatziekten in Nederland 2019 - Hartstichting...Hart- en vaatziekten in Nederland, 2019 25 jaar cijfers over incidentie, prevalentie, ziekte en sterfte Gegevens van het Centraal

Kerncijfers over hart- en vaatziekten65

Figuur 2.10 Absoluut aantal sterfgevallen in Nederland vanwege herseninfarct voor mannen en

vrouwen. Periode 1980-2018

Figuur 2.11 Absoluut aantal ziekenhuisopnamen in Nederland vanwege herseninfarct voor mannen

en vrouwen. Periode 1980-2018

Vanwege verandering in de definitie van een klinische opname, een periode van onvol-

ledig aangeleverde cijfers en omzetting van ICD-9 naar ICD-10 worden cijfers tussen

2012 en 2014 gestippeld weergegeven en zijn minder goed te vergelijken met de

periode voor 2012.

Aan

tal s

terf

geva

llen

0

1.000

2.000

3.000

4.000

5.000

6.000

7.000

JaarMannen Vrouwen

2016

2018

2014

2012

2010

2008

2006

2004

2002

2000

1998

1996

1994

1992

1990

1988

1986

1984

1982

1980

Aan

tal z

ieke

nhui

sopn

amen

0

2.000

4.000

6.000

8.000

10.000

12.000

14.000

16.000

18.000

JaarMannen Vrouwen

ICD-9 à ICD-10

2016

2018

2014

2012

2010

2008

2006

2004

2002

2000

1998

1996

1994

1992

1990

1988

1986

1984

1982

1980

Page 68: Hart- en vaatziekten in Nederland 2019 - Hartstichting...Hart- en vaatziekten in Nederland, 2019 25 jaar cijfers over incidentie, prevalentie, ziekte en sterfte Gegevens van het Centraal

Kerncijfers over hart- en vaatziekten66

Intracerebrale bloedingTabel 2.7 Kerncijfers over intracerebrale bloeding naar leeftijd en geslacht in Nederland in 2018

Absolute aantallen Gem. lft 0-44 45-54 55-74 75-84 ≥85

Sterfte† Mannen 750 77 341 245 249 222

Vrouwen 887 80 201 189 332 346

Totaal 1.637 79 541 434 581 568

Ziekenhuisopnamen± Mannen 3.427 72 152 261 1.376 1.114 524

Vrouwen 2.595 74 102 188 824 855 626

Totaal 6.022 73 254 449 2.200 1.969 1.150

Dagopnamen± Mannen 27 55 x x x x x

Vrouwen 35 51 x x x x x

Totaal 62 53 x x x x x

Gemiddeld aantal dagen 0-44 45-54 55-74 75-84 ≥85

Gemiddeld aantal Mannen 8 10 10 9 8 8

ligdagen in het Vrouwen 9 11 10 9 8 8

ziekenhuis± Totaal 8 10 10 9 8 8

Percentage 0-44 45-54 55-74 75-84 ≥85

Prognose na eerste ziekenhuisopname†

30-dagen sterfte Mannen 32,1% 14,2% 20,8% 26,5% 37,8% 52,0%

Vrouwen 39,4% 17,2% 26,6% 30,1% 42,8% 54,6%

Totaal 35,5% 15,5% 23,4% 27,8% 40,2% 53,6%

1-jaar sterfte Mannen 42,2% 19,4% 25,3% 33,3% 51,7% 68,9%

Vrouwen 49,6% 20,7% 31,2% 36,8% 54,6% 69,8%

Totaal 45,6% 20,0% 27,9% 34,6% 53,1% 69,5%

5-jaar sterfte Mannen 57,4% 22,4% 30,5% 45,4% 73,1% 89,2%

Vrouwen 64,2% 27,8% 37,2% 48,7% 71,7% 87,8%

Totaal 60,6% 24,7% 33,5% 46,6% 72,5% 88,3%

† Op basis van gegevens van het Centraal Bureau voor de Statistiek: ICD-10 codes I61-62, ICD-9 codes

431,4321 Vanwege privacy redenen zijn de leeftijdcategorieën 0-44 en 45-54 jaar samengevoegd± Op basis van gegevens van Dutch Hospital Data: ICD-10 codes I61-62, ICD-9 codes 431,432.

Let op, deze cijfers gaan over het aantal opnames, niet het aantal individuele patiënten

x Vanwege privacy redenen zijn er geen leeftijdscategorieën weergegeven

Page 69: Hart- en vaatziekten in Nederland 2019 - Hartstichting...Hart- en vaatziekten in Nederland, 2019 25 jaar cijfers over incidentie, prevalentie, ziekte en sterfte Gegevens van het Centraal

Kerncijfers over hart- en vaatziekten67

Figuur 2.12 Absoluut aantal sterfgevallen in Nederland vanwege intracerebrale bloeding voor

mannen en vrouwen. Periode 1980-2018

Figuur 2.13 Absoluut aantal ziekenhuisopnamen in Nederland vanwege intracerebrale bloeding

voor mannen en vrouwen. Periode 1980-2018

Vanwege verandering in de definitie van een klinische opname, een periode van onvol-

ledig aangeleverde cijfers en omzetting van ICD-9 naar ICD-10 worden cijfers tussen

2012 en 2014 gestippeld weergegeven en zijn minder goed te vergelijken met de

periode voor 2012.

Aan

tal s

terf

geva

llen

0

200

400

600

800

1.000

1.200

JaarMannen Vrouwen

2016

2018

2014

2012

2010

2008

2006

2004

2002

2000

1998

1996

1994

1992

1990

1988

1986

1984

1982

1980

Aan

tal z

ieke

nhui

sopn

amen

0

500

1.000

1.500

2.000

2.500

3.000

3.500

4.000

JaarMannen Vrouwen

ICD-9 à ICD-10

2016

2018

2014

2012

2010

2008

2006

2004

2002

2000

1998

1996

1994

1992

1990

1988

1986

1984

1982

1980

Page 70: Hart- en vaatziekten in Nederland 2019 - Hartstichting...Hart- en vaatziekten in Nederland, 2019 25 jaar cijfers over incidentie, prevalentie, ziekte en sterfte Gegevens van het Centraal

Kerncijfers over hart- en vaatziekten68

Subarachnoïdale bloedingTabel 2.8 Kerncijfers ocer subarachnoïdale bloeding naar leeftijd en geslacht in Nederland in 2018

Absolute aantallen Gem. lft 0-44 45-54 55-74 75-84 ≥85

Sterfte† Mannen 139 66 181 81 25 15

Vrouwen 212 69 381 90 53 31

Totaal 351 68 561 171 78 46

Ziekenhuisopnamen± Mannen 630 57 109 156 293 56 16

Vrouwen 976 61 148 178 470 131 49

Totaal 1.606 59 257 334 763 187 65

Dagopnamen± Mannen 11 58 x x x x x

Vrouwen 10 56 x x x x x

Totaal 21 57 x x x x x

Gemiddeld aantal dagen 0-44 45-54 55-74 75-84 ≥85

Gemiddeld aantal Mannen 12 12 11 12 9 5

ligdagen in het Vrouwen 14 14 13 15 11 6

ziekenhuis± Totaal 13 13 12 14 11 6

Percentage 0-44 45-54 55-74 ≥75

Prognose na eerste ziekenhuisopname†

30-dagen sterfte Mannen 26,0% 16,5% 21,3% 25,4% 48,8%

Vrouwen 32,2% 20,7% 22,5% 31,3% 55,6%

Totaal 29,9% 19,1% 22,1% 28,9% 53,7%

1-jaar sterfte Mannen 30,5% 16,5% 23,3% 30,8% 60,5%

Vrouwen 36,8% 20,7% 24,6% 36,2% 66,8%

Totaal 34,5% 19,1% 24,2% 34,0% 65,0%

5-jaar sterfte Mannen 36,9% 18,3% 25,3% 37,8% 79,1%

Vrouwen 41,5% 21,8% 26,1% 41,2% 78,5%

Totaal 39,9% 20,5% 25,8% 39,8% 78,6%

† Op basis van gegevens van het Centraal Bureau voor de Statistiek: ICD-10 code I60, ICD-9 code 4301 Vanwege privacy redenen zijn de leeftijdcategorieën 0-44 en 45-54 jaar samengevoegd± Op basis van gegevens van Dutch Hospital Data: ICD-10 code I60, ICD-9 code 430.

Let op, deze cijfers gaan over het aantal opnames, niet het aantal individuele patiënten

x Vanwege privacy redenen zijn er geen leeftijdscategorieën weergegeven

Page 71: Hart- en vaatziekten in Nederland 2019 - Hartstichting...Hart- en vaatziekten in Nederland, 2019 25 jaar cijfers over incidentie, prevalentie, ziekte en sterfte Gegevens van het Centraal

Kerncijfers over hart- en vaatziekten69

Figuur 2.14 Absoluut aantal sterfgevallen in Nederland vanwege subarachnoïdale bloeding voor

mannen en vrouwen. Periode 1980-2018

Figuur 2.15 Absoluut aantal ziekenhuisopnamen in Nederland vanwege subarachnoïdale bloeding

voor mannen en vrouwen. Periode 1980-2018

Vanwege verandering in de definitie van een klinische opname, een periode van onvol-

ledig aangeleverde cijfers en omzetting van ICD-9 naar ICD-10 worden cijfers tussen

2012 en 2014 gestippeld weergegeven en zijn minder goed te vergelijken met de

periode voor 2012.

Aan

tal s

terf

geva

llen

0

50

100

150

200

250

300

350

JaarMannen Vrouwen

2016

2018

2014

2012

2010

2008

2006

2004

2002

2000

1998

1996

1994

1992

1990

1988

1986

1984

1982

1980

Aan

tal z

ieke

nhui

sopn

amen

0

200

400

600

800

1.000

1.200

JaarMannen Vrouwen

ICD-9 à ICD-10

2016

2018

2014

2012

2010

2008

2006

2004

2002

2000

1998

1996

1994

1992

1990

1988

1986

1984

1982

1980

Page 72: Hart- en vaatziekten in Nederland 2019 - Hartstichting...Hart- en vaatziekten in Nederland, 2019 25 jaar cijfers over incidentie, prevalentie, ziekte en sterfte Gegevens van het Centraal

Kerncijfers over hart- en vaatziekten70

Transient Ischemic Attack (TIA)Tabel 2.9 Kerncijfers over TIA naar leeftijd en geslacht in Nederland in 2018

Absolute aantallen Gem. lft 0-44 45-54 55-74 75-84 ≥85

Aantal bestaande Mannen 76.300 x 1.300 6.000 38.500 21.700 8.700

gevallen in Vrouwen 84.500 x 1.900 5.800 35.700 24.000 17.100

Nederland* Totaal 160.800 x 3.200 11.900 74.100 45.700 25.800

Aantal nieuwe Mannen 26.100 x 700 2.400 12.700 7.200 3.100

gevallen in Vrouwen 28.100 x 900 2.000 11.800 7.700 5.800

Nederland* Totaal 54.200 x 1.600 4.400 24.500 14.800 8.900

Ziekenhuisopnamen± Mannen 4.465 70 109 407 2.288 1.265 396

Vrouwen 4.124 73 111 319 1.656 1.334 704

Totaal 8.589 72 220 726 3.944 2.599 1.100

Dagopnamen± Mannen 1.905 70 39 159 1.014 555 138

Vrouwen 1.891 71 42 183 882 564 220

Totaal 3.796 71 81 342 1.896 1.119 358

Gemiddeld aantal dagen* 0-44 45-54 55-74 75-84 ≥85

Gemiddeld aantal Mannen 2 2 2 2 2 2

ligdagen in het Vrouwen 2 3 2 2 2 3

ziekenhuis± Totaal 2 3 2 2 2 2

Percentage <75 75-84 ≥85

Prognose na eerste ziekenhuisopname†

30-dagen sterfte Mannen 1,0% 0,5% 1,7% 4,3%

Vrouwen 1,4% 0,6% 1,6% 5,0%

Totaal 1,2% 0,5% 1,7% 4,8%

1-jaar sterfte Mannen 6,1% 3,1% 10,5% 22,2%

Vrouwen 6,2% 2,9% 7,6% 18,4%

Totaal 6,2% 3,0% 9,0% 19,7%

5-jaar sterfte Mannen 22,9% 12,3% 40,5% 68,2%

Vrouwen 21,9% 9,4% 31,1% 58,7%

Totaal 22,4% 11,0% 35,5% 62,0%

x = niet van toepassing/niet beschikbaar* Op basis van de Nivel Zorgregistraties Eerste Lijn: ICPC code K89± Op basis van gegevens van Dutch Hospital Data: ICD-10 code G45, ICD-9 code 435.

Let op, deze cijfers gaan over het aantal opnames, niet het aantal individuele patiënten

Sterftecijfers ontbreken, omdat een TIA per definitie van voorbijgaande aard is

Page 73: Hart- en vaatziekten in Nederland 2019 - Hartstichting...Hart- en vaatziekten in Nederland, 2019 25 jaar cijfers over incidentie, prevalentie, ziekte en sterfte Gegevens van het Centraal

Kerncijfers over hart- en vaatziekten71

Figuur 2.16 Absoluut aantal ziekenhuisopnamen in Nederland vanwege TIA voor mannen en vrou-

wen. Periode 1980-2018

Vanwege verandering in de definitie van een klinische opname, een periode van onvol-

ledig aangeleverde cijfers en omzetting van ICD-9 naar ICD-10 worden cijfers tussen

2012 en 2014 gestippeld weergegeven en zijn minder goed te vergelijken met de

periode voor 2012.

Aan

tal z

ieke

nhui

sopn

amen

0

1.000

2.000

3.000

4.000

5.000

6.000

JaarMannen Vrouwen

ICD-9 à ICD-10

2016

2018

2014

2012

2010

2008

2006

2004

2002

2000

1998

1996

1994

1992

1990

1988

1986

1984

1982

1980

Page 74: Hart- en vaatziekten in Nederland 2019 - Hartstichting...Hart- en vaatziekten in Nederland, 2019 25 jaar cijfers over incidentie, prevalentie, ziekte en sterfte Gegevens van het Centraal

Kerncijfers over hart- en vaatziekten72

Aneurysma van de abdominale aorta (AAA)Tabel 2.10 Kerncijfers over AAA naar leeftijd en geslacht in Nederland in 2018

Absolute aantallen Gem. lft 0-44 45-54 55-74 75-84 ≥85

Sterfte† Mannen 232 80 911 130 111

Vrouwen 134 82 221 53 59

Totaal 366 80 1131 183 170

Ziekenhuisopnamen± Mannen 3.235 74 462 1.703 1.224 262

Vrouwen 576 75 102 264 227 75

Totaal 3.811 74 562 1.967 1.451 337

Dagopnamen± Mannen 358 76 1461 171 41

Vrouwen 105 75 421 51 12

Totaal 463 76 1881 222 53

Gemiddeld aantal dagen 0-44 45-54 55-74 75-84 ≥85

Gemiddeld aantal Mannen 6 82 6 6 5

ligdagen in het Vrouwen 7 82 8 6 5

ziekenhuis± Totaal 6 82 7 6 5

Percentage <75 75-84 ≥85

Prognose na eerste ziekenhuisopname†

30-dagen sterfte Mannen 13,9% 8,7% 18,3% 45,7%

Vrouwen 23,5% 10,4% 27,8% 60,2%

Totaal 15,3% 8,9% 20,1% 50,2%

1-jaar sterfte Mannen 20,9% 13,3% 28,7% 58,7%

Vrouwen 29,8% 15,2% 35,0% 69,4%

Totaal 22,2% 13,5% 29,8% 62,0%

5-jaar sterfte Mannen 38,8% 27,4% 52,4% 83,0%

Vrouwen 48,4% 31,6% 57,3% 83,7%

Totaal 40,3% 27,9% 53,3% 83,2%

1 Vanwege privacy redenen zijn de leeftijdcategorieën 0-44, 45-54 en 55-74 jaar samengevoegd2 Vanwege privacy redenen zijn de leeftijdcategorieën 0-44 en 45-54 jaar samengevoegd† Op basis van gegevens van het Centraal Bureau voor de Statistiek: ICD-10 codes I713-714, ICD-9 codes

441.3-441.4± Op basis van gegevens van Dutch Hospital Data: ICD-10 codes I713-714, ICD-9 codes 441.3-441.4.

Let op, deze cijfers gaan over het aantal opnames, niet het aantal individuele patiënten

Page 75: Hart- en vaatziekten in Nederland 2019 - Hartstichting...Hart- en vaatziekten in Nederland, 2019 25 jaar cijfers over incidentie, prevalentie, ziekte en sterfte Gegevens van het Centraal

Kerncijfers over hart- en vaatziekten73

Figuur 2.17 Absoluut aantal sterfgevallen in Nederland vanwege aneurysma van de abdominale

aorta voor mannen en vrouwen. Periode 1980-2018

Figuur 2.18 Absoluut aantal ziekenhuisopnamen in Nederland vanwege aneurysma van de

abdominale aorta voor mannen en vrouwen. Periode 1980-2018

Vanwege verandering in de definitie van een klinische opname, een periode van onvol-

ledig aangeleverde cijfers en omzetting van ICD-9 naar ICD-10 worden cijfers tussen

2012 en 2014 gestippeld weergegeven en zijn minder goed te vergelijken met de

periode voor 2012.

Aan

tal s

terf

geva

llen

0

100

200

300

400

500

600

700

800

JaarMannen Vrouwen

2016

2018

2014

2012

2010

2008

2006

2004

2002

2000

1998

1996

1994

1992

1990

1988

1986

1984

1982

1980

Aan

tal z

ieke

nhui

sopn

amen

0

500

1.000

1.500

2.000

2.500

3.000

3.500

4.000

4.500

JaarMannen Vrouwen

ICD-9 à ICD-10

2016

2018

2014

2012

2010

2008

2006

2004

2002

2000

1998

1996

1994

1992

1990

1988

1986

1984

1982

1980

Page 76: Hart- en vaatziekten in Nederland 2019 - Hartstichting...Hart- en vaatziekten in Nederland, 2019 25 jaar cijfers over incidentie, prevalentie, ziekte en sterfte Gegevens van het Centraal

Kerncijfers over hart- en vaatziekten74

Perifeer arterieel vaatlijdenTabel 2.11 Kerncijfers over perifeer arterieel vaatlijden naar leeftijd en geslacht in Nederland in 2018

Absolute aantallen Gem. lft 0-44 45-54 55-74 75-84 ≥85

Sterfte† Mannen 144 79 431 52 49

Vrouwen 162 84 241 46 92

Totaal 306 82 671 98 141

Ziekenhuisopnamen± Mannen 1.709 70 22 105 1.010 446 126

Vrouwen 1.149 73 17 56 530 385 161

Totaal 2.858 71 39 161 1.540 831 287

Dagopnamen± Mannen 781 68 17 71 507 166 20

Vrouwen 500 68 21 56 276 104 43

Totaal 1.281 68 38 127 783 270 63

Gemiddeld aantal dagen 0-44 45-54 55-74 75-84 ≥85

Gemiddeld aantal Mannen 4 3 5 4 5 6

ligdagen in het Vrouwen 5 5 4 4 5 6

ziekenhuis± Totaal 5 4 4 4 5 6

Percentage <75 75-84 ≥85

Prognose na eerste ziekenhuisopname†

30-dagen sterfte Mannen 2,4% 1,3% 3,6% 16,1%

Vrouwen 3,7% 1,1% 5,4% 15,2%

Totaal 2,9% 1,2% 4,4% 15,5%

1-jaar sterfte Mannen 10,5% 5,7% 20,3% 48,4%

Vrouwen 12,4% 5,5% 17,1% 42,4%

Totaal 11,3% 5,6% 18,8% 44,6%

5-jaar sterfte Mannen 29,6% 19,9% 54,7% 83,9%

Vrouwen 30,3% 17,4% 40,8% 82,4%

Totaal 29,9% 18,9% 48,4% 82,9%

1 Vanwege privacy redenen zijn de leeftijdcategorieën 0-44, 45-54 en 55-74 jaar samengevoegd† Op basis van gegevens van het Centraal Bureau voor de Statistiek: ICD-10 code I73.9, ICD-9 code

443.9± Op basis van gegevens van Dutch Hospital Data: ICD-10 code I73.9, ICD-9 code 443.9.

Let op, deze cijfers gaan over het aantal opnames, niet het aantal individuele patiënten

Page 77: Hart- en vaatziekten in Nederland 2019 - Hartstichting...Hart- en vaatziekten in Nederland, 2019 25 jaar cijfers over incidentie, prevalentie, ziekte en sterfte Gegevens van het Centraal

Kerncijfers over hart- en vaatziekten75

Figuur 2.19 Absoluut aantal sterfgevallen in Nederland vanwege perifeer arterieel vaatlijden voor

mannen en vrouwen. Periode 1980-2018

Figuur 2.20 Absoluut aantal ziekenhuisopnamen in Nederland vanwege perifeer arterieel vaatlijden

voor mannen en vrouwen. Periode 1980-2018

Vanwege verandering in de definitie van een klinische opname, een periode van onvol-

ledig aangeleverde cijfers en omzetting van ICD-9 naar ICD-10 worden cijfers tussen

2012 en 2014 gestippeld weergegeven en zijn minder goed te vergelijken met de

periode voor 2012.

Aan

tal s

terf

geva

llen

0

20

40

60

80

100

120

140

160

180

JaarMannen Vrouwen

2016

2018

2014

2012

2010

2008

2006

2004

2002

2000

1998

1996

1994

1992

1990

1988

1986

1984

1982

1980

Aan

tal z

ieke

nhui

sopn

amen

0

500

1.000

1.500

2.000

2.500

3.000

3.500

4.000

4.500

JaarMannen Vrouwen

ICD-9 à ICD-10

2016

2018

2014

2012

2010

2008

2006

2004

2002

2000

1998

1996

1994

1992

1990

1988

1986

1984

1982

1980

Page 78: Hart- en vaatziekten in Nederland 2019 - Hartstichting...Hart- en vaatziekten in Nederland, 2019 25 jaar cijfers over incidentie, prevalentie, ziekte en sterfte Gegevens van het Centraal

Kerncijfers over hart- en vaatziekten76

Aangeboren hartafwijkingenTabel 2.12 Aantal ziekenhuisopnamen, gemiddeld aantal opnamedagen in het ziekenhuis, aantal dagopna-

men, incidentie en prevalentie voor aangeboren hartafwijkingen. Naar leeftijd en geslacht. In

Nederland in 2018

Absolute aantallen Gem. lft 0-44 45-54 55-74 75-84 ≥85

Aantal bestaande Mannen 36.500 x 24.300 4.100 6.400 1.400 400

gevallen in Vrouwen 38.500 x 25.200 4.600 7.000 1.000 600

Nederland* Totaal 75.000 x 49.400 8.700 13.400 2.500 1.000

Aantal nieuwe Mannen 1.900 x 1.200 200 300 100 <100

gevallen in Vrouwen 2.000 x 1.400 300 200 <100 <100

Nederland* Totaal 3.900 x 2.700 400 500 100 100

Ziekenhuisopnamen± Mannen 1.238 15 1.046 93 991

Vrouwen 1.150 16 974 84 921

Totaal 2.388 16 2.020 177 1911

Dagopnamen± Mannen 576 31 395 93 881

Vrouwen 615 29 468 68 791

Totaal 1.191 30 863 161 1671

Absolute aantallen Gem. lft. 0-1 >1

Sterfte† Mannen 43 26 24 19

Vrouwen 44 28 21 23

Totaal 87 27 45 42

Gemiddeld aantal dagen 0-44 45-54 55-74 75-84 ≥85

Gemiddeld aantal Mannen 10 11 5 61

ligdagen in het Vrouwen 8 9 4 51

ziekenhuis± Totaal 9 10 4 61

x = niet van toepassing/niet beschikbaar* Op basis van de Nivel Zorgregistraties Eerste Lijn: ICPC code K73

N.B. Aangezien aangeboren hartafwijkingen chronisch zijn, zal het aantal 45-plussers met deze aandoe-

ning aanzienlijk hoger liggen dan in de registratie vermeld wordt± Op basis van gegevens van Dutch Hospital Data: ICD-10 codes Q20-28 en P29.3, ICD-9 codes 745-747.

Let op, deze cijfers gaan over het aantal opnames, niet het aantal individuele patiënten 1 Vanwege privacy redenen zijn de leeftijdcategorieën 55-74, 75-84 en ≥85 jaar samengevoegd Op basis van gegevens van het Centraal Bureau voor de Statistiek: ICD-10 codes Q20-28 en P29.3,

ICD-9 codes 745-747

Page 79: Hart- en vaatziekten in Nederland 2019 - Hartstichting...Hart- en vaatziekten in Nederland, 2019 25 jaar cijfers over incidentie, prevalentie, ziekte en sterfte Gegevens van het Centraal

Kerncijfers over hart- en vaatziekten77

Figuur 2.21 Absoluut aantal sterfgevallen in Nederland vanwege aangeboren hartafwijkingen voor

mannen en vrouwen. Periode 1980-2018

Figuur 2.22 Absoluut aantal ziekenhuisopnamen in Nederland vanwege aangeboren hart-

afwijkingen voor mannen en vrouwen. Periode 1980-2018

Vanwege verandering in de definitie van een klinische opname, een periode van onvol-

ledig aangeleverde cijfers en omzetting van ICD-9 naar ICD-10 worden cijfers tussen

2012 en 2014 gestippeld weergegeven en zijn minder goed te vergelijken met de

periode voor 2012.

Aan

tal s

terf

geva

llen

0

20

40

60

80

100

120

140

160

180

200

JaarMannen Vrouwen

2016

2018

2014

2012

2010

2008

2006

2004

2002

2000

1998

1996

1994

1992

1990

1988

1986

1984

1982

1980

Aan

tal z

ieke

nhui

sopn

amen

0

200

400

600

800

1.000

1.200

1.400

1.600

1.800

2.000

JaarMannen Vrouwen

ICD-9 à ICD-10

2016

2018

2014

2012

2010

2008

2006

2004

2002

2000

1998

1996

1994

1992

1990

1988

1986

1984

1982

1980

Page 80: Hart- en vaatziekten in Nederland 2019 - Hartstichting...Hart- en vaatziekten in Nederland, 2019 25 jaar cijfers over incidentie, prevalentie, ziekte en sterfte Gegevens van het Centraal

78

Page 81: Hart- en vaatziekten in Nederland 2019 - Hartstichting...Hart- en vaatziekten in Nederland, 2019 25 jaar cijfers over incidentie, prevalentie, ziekte en sterfte Gegevens van het Centraal

HVZ in de huisartsenpraktijk79

3 Hart- en vaatziekten in de Nederlandse huisartsenpraktijk

M. Nielen1,2, R. Poos2, J. Korevaar1

1 Nivel, Nederlands instituut voor onderzoek van de gezondheidszorg, Utrecht2 RIVM, Rijksinstituut voor volksgezondheid en milieu, Bilthoven

3.1 Inleiding

De huisarts heeft als poortwachter een belangrijke rol in de Nederlandse

gezondheidszorg. Patiënten zoeken namelijk meestal als eerste contact

met de huisarts voor hun gezondheidsproblemen. Iedere Nederlander

staat (verplicht) bij een huisartsenpraktijk ingeschreven en jaarlijks wordt

door ongeveer driekwart van de bevolking minimaal één keer de huisarts

bezocht.1 Huisartsen hebben een goed beeld van de gezondheid van de

Nederlandse bevolking. Dit niet alleen vanwege de poortwachter functie,

maar ook omdat de huisarts goed op de hoogte is van de zorg die zijn/

haar patiënten in zowel de eerste lijn (zoals de fysiotherapeut of diëtist)

als in de specialistische tweede lijn krijgen. Vanwege het complete beeld

van alle gezondheidsproblemen zijn elektronische patiëntendossiers van

huisartsen een erg waardevolle gegevensbron om morbiditeit (incidentie-

en prevalentiecijfers van ziekten) in de Nederlandse populatie te schatten.

Daarom worden er jaarlijks, zowel op de website van Nivel Zorgregistraties

eerste lijn2, als op websites van het RIVM (Volksgezondheidenzorg. Info3 en

de Staat van Volksgezondheid en Zorg4) morbiditeitscijfers gepresenteerd

die gebaseerd zijn op gegevens uit huisartsenregistraties. In dit hoofdstuk

wordt het aantal mensen met hart- en vaatziekten geschat in Nederland op

basis van elektronische patiëntendossiers van huisartsen die deelnemen aan

Nivel Zorgregistraties eerste lijn.

Page 82: Hart- en vaatziekten in Nederland 2019 - Hartstichting...Hart- en vaatziekten in Nederland, 2019 25 jaar cijfers over incidentie, prevalentie, ziekte en sterfte Gegevens van het Centraal

HVZ in de huisartsenpraktijk80

3.2 Methode

Nivel Zorgregistraties eerste lijnDe huisartsenregistratie van Nivel Zorgregistraties Eerste Lijn maakt

gebruik van routinematig vastgelegde gegevens uit elektronische patiën-

tendossiers. In 2018 bevatte Nivel Zorgregistraties gegevens van 1,7 miljoen

patiënten, ingeschreven bij ruim 400 huisartsenpraktijken.1 Deze patiën-

tenpopulatie is een representatieve weerspiegeling van de Nederlandse

populatie. Het elektronische patiëntendossier van de huisarts bevat infor-

matie over onder andere gedeclareerde contacten en verrichtingen, diagno-

ses, voorgeschreven geneesmiddelen en meetwaarden. De in dit hoofdstuk

gepresenteerde morbiditeitscijfers zijn gebaseerd op door de huisarts

geregistreerde diagnoses volgens de eerste versie van de International

Classification of Primary Care (ICPC-1).5

Algoritme voor schatten van morbiditeitMet een algoritme worden alle in de huisartsenpraktijk geregistreerde diag-

noses omgezet in zogenaamde ziekte-episodes, gedefinieerd als ‘de periode

tussen het stellen van de diagnose en het moment dat de patiënt weer

beter is of komt te overlijden’, die de basis vormen voor het berekenen van

incidentie- en prevalentiecijfers van klachten en ziekten.6,7 Het algoritme

maakt onderscheid tussen chronische en niet-chronische aandoeningen. Bij

een chronische aandoening geldt ‘eens ziek is altijd ziek’. Personen hoeven

daarom niet jaarlijks met hun klacht bij de huisarts te komen om toch

meegerekend te worden in de cijfers. Bij niet-chronische aandoeningen is

per aandoening een periode zonder bezoek aan de huisarts gedefinieerd (de

klachtenvrije periode), waarna de ziekte als genezen wordt beschouwd en

de persoon deze ziekte weer opnieuw kan krijgen. In de tabellen is aange-

geven in welke categorie een aandoening valt en hoe lang de gehanteerde

klachtenvrije periode is.

Cijfers over hart- en vaatziektenOp basis van de gegevens van 1,7 miljoen ingeschreven patiënten, zijn

schattingen gemaakt van het aantal personen met hart- en vaatziekten in

Nederland. De cijfers zijn gestandaardiseerd naar de verdeling naar leeftijd,

geslacht en stedelijkheid in de Nederlandse bevolking in 2018. Het ICPC-1

hoofdstuk ‘Hart- en vaatstelsel’ bevat 28 aandoeningen, waaronder 10 chro-

nisch en 18 niet-chronisch. Voor alle aandoeningen is voor 2018 het aantal per-

sonen met de bewuste aandoening (de jaarprevalentie) en het aantal nieuwe

gevallen van de aandoening geschat op basis van de registratie in Nivel

Zorgregistraties Eerste Lijn. In de resultaten paragraaf wordt voornamelijk

Page 83: Hart- en vaatziekten in Nederland 2019 - Hartstichting...Hart- en vaatziekten in Nederland, 2019 25 jaar cijfers over incidentie, prevalentie, ziekte en sterfte Gegevens van het Centraal

HVZ in de huisartsenpraktijk81

aandacht besteed aan hart- en vaatziekten. De overige cijfers zijn alleen in de

tabellen opgenomen. In het hele hoofdstuk wordt, bij het beschrijven van de

aandoeningen, de in de ICPC-1 gehanteerde codenaam gebruikt.

Naast de cijfers over de 28 aandoeningen (losse ICPC-1 codes), zijn er ook

jaarprevalenties berekend over ziekteclusters, zoals gedefinieerd door het

RIVM3: Coronaire hartziekten (codes K74-K76), Beroerte (codes K89-K90),

Hartritmestoornissen (codes K78-K80), Aandoeningen van het endocard

(hartklepafwijkingen) (codes K70-K71, K83) en een totaalcijfer (het aantal

personen met minimaal 1 van deze aandoeningen of hartfalen (code K77)).

Ook zijn de 10 chronische aandoeningen geclusterd om tot een schatting te

komen van het totaal aantal personen met minimaal één chronische cardio-

vasculaire aandoening. Omdat ook hypertensie als een chronische conditie

wordt beschouwd in ons algoritme, maar in de praktijk eerder gezien wordt

als risicofactor voor hart- en vaatziekten, hebben we in deze analyse schat-

tingen gemaakt met en zonder het meetellen van hypertensie.

Tenslotte worden voor alle cardiovasculaire aandoeningen aantallen gepre-

senteerd voor mannen en vrouwen in de volgende leeftijdsgroepen: 0-34 jaar,

35-44 jaar, 45-54 jaar, 55-64 jaar, 65-74 jaar, 75-84 jaar en 85 jaar en ouder. De

cijfers per aandoening zijn weergegeven in de bijlagen 3.1 tot en met 3.4.

3.3 Resultaten

Hoeveel mensen hebben hart- en vaatziekten in Nederland?Het aantal personen met een hart- en vaatziekte in Nederland hangt af van

de definitie die wordt gekozen. Uitgaande van chronische hart- en vaatziek-

ten, met uitzondering van hypertensie, hadden in 2018 1,55 miljoen mensen

een hart- en vaatziekte (803.500 mannen en 746.700 vrouwen). Dit aantal

neemt toe tot ruim 3,5 miljoen indien hypertensie ook wordt meegenomen

in het cijfer (zie tabel 3.2).

Binnen deze groep is in absolute aantallen, met bijna 250.000 personen, de

subgroep mannen tussen 65 en 74 jaar het grootste (figuur 3.1a). Alleen in

de groep 85 jaar en ouder zijn er meer vrouwen dan mannen met hart- en

vaatziekten (ongeveer 128.000 versus 73.000). Er zijn echter in deze leef-

tijdsgroep veel meer vrouwen dan mannen in Nederland. Kijken we naar

het aantal mensen met hart- en vaatziekten per 1.000 personen, dan ligt de

prevalentie van hart- en vaatziekten in alle leeftijdscategorieën boven de 45

jaar bij mannen hoger dan bij vrouwen (figuur 3.1b). Onder de 45 jaar zijn er

slechts kleine verschillen waar te nemen tussen mannen en vrouwen.

Page 84: Hart- en vaatziekten in Nederland 2019 - Hartstichting...Hart- en vaatziekten in Nederland, 2019 25 jaar cijfers over incidentie, prevalentie, ziekte en sterfte Gegevens van het Centraal

HVZ in de huisartsenpraktijk82

Veel voorkomende chronische hart- en vaatziektenDe meest voorkomende chronische conditie aan hart en vaten is essen-

tiële hypertensie zonder orgaanschade (code K86) met ruim 2,5 miljoen

Nederlanders. Het komt vaker voor bij vrouwen dan bij mannen en in 2018

werd respectievelijk bij 51.000 mannen en 55.000 vrouwen de diagnose

hypertensie zonder orgaanbeschadiging gesteld (tabel 3.2). Buiten de diag-

nose hypertensie en de wat algemenere diagnose ‘andere ziekte(n) perifere

arteriën’, zijn met name angina pectoris, decompensatio cordis (hartfalen)

en cerebrovasculair accident (CVA) veel voorkomende aandoeningen.

Angina pectoris komt bijna 440.000 keer met een hogere prevalentie bij

mannen (243.000 mannen versus 195.000 vrouwen) (tabel 3.1). In absolute

zin komt deze aandoening het meest voor bij mannen tussen de 65 en 74

jaar oud. Relatief gezien, neemt het aantal personen met angina pectoris

toe met de leeftijd en ligt de jaarprevalentie altijd hoger bij mannen dan bij

vrouwen (zie bijlage 3.2).

Een andere veel voorkomende chronische diagnose is decompensatio cordis

(hartfalen) met ruim 240.000 personen (tabel 3.2). Deze aandoening komt

vooral op hoge leeftijd voor: de prevalentie in de leeftijdscategorie 85 jaar

en ouder ligt bij zowel mannen als vrouwen boven de 200 per 1.000 perso-

nen (zie bijlage 3.2).

In 2018 waren er ruim 350.000 personen die ooit een CVA hebben door-

gemaakt. Als we kijken naar het aantal nieuwe gevallen, dan gaat het om

ongeveer 40.000 personen per jaar (tabel 3.2). Het aantal personen met een

CVA ligt het hoogste in de groep mannen tussen 65 en 74 jaar oud (57.000

mensen). Relatief ligt tussen 55 en 84 jaar de jaarprevalentie hoger bij man-

nen dan bij vrouwen (zie bijlage 3.2).

Tenslotte zijn er ook minder frequent door de huisarts geregistreerde

chronische diagnoses, zoals aangeboren afwijkingen van het hart- en

vaatstelsel. Deze diagnose is geregistreerd bij 75.000 personen. Omdat deze

diagnose waarschijnlijk vaak op jonge leeftijd wordt gesteld en er weinig

zorg voor wordt gebruikt bij de huisarts, zullen de aantallen bij volwas-

senen waarschijnlijk een flinke onderschatting zijn. Bij kinderen kan ook

sprake zijn van een onderschatting, omdat niet duidelijk is of de huisarts

altijd van aangeboren afwijkingen op de hoogte is. Op basis van het aantal

geregistreerde cases bij de huisarts schatten wij dat er 24.400 kinderen zijn

met een aangeboren afwijking (15.900 kinderen onder de 12 jaar oud en

8.500 kinderen in de leeftijd 12-18 jaar oud).

Page 85: Hart- en vaatziekten in Nederland 2019 - Hartstichting...Hart- en vaatziekten in Nederland, 2019 25 jaar cijfers over incidentie, prevalentie, ziekte en sterfte Gegevens van het Centraal

HVZ in de huisartsenpraktijk83

Niet-chronische diagnoses van hart en vatenNaast de hier boven beschreven diagnoses, bevat het ICPC-1 hoofdstuk

Hart- en vaatziekten ook een aantal niet-chronische aandoeningen. Dit zijn

aandoeningen die na verloop van tijd kunnen genezen en die een persoon

dus ook meerdere malen kan krijgen, zoals acuut myocardinfarct, TIA of

hartritmestoornissen. Tabel 3.3 bevat cijfers van het aantal nieuwe door

de huisarts geregistreerde ziekte-episodes en het aantal personen met een

nieuwe of bestaande episode in 2018 (jaarprevalentie).

Binnen de groep niet-chronische aandoeningen is in 2018 de code K85

‘Verhoogde bloeddruk’ het meeste geregistreerd. Dit betreft echter een

eenmalig verhoogde bloeddruk. De meest geregistreerde nieuwe episodes

van niet-chronische hart- en vaatziekten zijn boezemfibrilleren, acuut

myocardinfarct, niet-reumatische klepaandoening en passagère cerebrale

ischemie/TIA. De diagnoses niet-reumatische klepaandoening en pas-

sagère cerebrale ischemie/TIA worden iets vaker gesteld bij vrouwen dan

bij mannen (respectievelijk 29.100 versus 25.800, en 28.100 versus 26.100).

Boezemfibrilleren en acuut myocardinfarct komt daarentegen weer vaker

voor bij mannen dan bij vrouwen (respectievelijk 64.900 versus 52.900, en

49.200 en 21.100) (tabel 3.3).

Bij de interpretatie van de cijfers over het aantal nieuwe episodes van niet-

chronische aandoeningen moet rekening gehouden worden met het feit dat

het gaat om een weergave van hetgeen de huisarts in zijn dossier registreert.

Op basis van de door de huisarts geregistreerde diagnoses tijdens consulten

wordt met een algoritme de start- en stopdatum van een ziekte-episode

geschat. Het is niet te achterhalen of iedere nieuwe ziekte-episode ook

daadwerkelijk een nieuwe klacht betreft. Zo kan bijvoorbeeld een patiënt

jarenlang de gevolgen voelen van een acuut myocardinfarct en komt daar

eens in de twee jaar voor bij de huisarts. In dat geval zal ieder keer een

nieuwe ziekte-episode aangemaakt worden. De cijfers zijn dus als het ware

een afspiegeling voor de zorg die een patiënt vraagt voor zijn of haar klacht

bij de huisarts.

Page 86: Hart- en vaatziekten in Nederland 2019 - Hartstichting...Hart- en vaatziekten in Nederland, 2019 25 jaar cijfers over incidentie, prevalentie, ziekte en sterfte Gegevens van het Centraal

HVZ in de huisartsenpraktijk84

Tabel 3.1 Absoluut aantal personen naar type hart- en vaatziekten in Nederland op basis van NIVEL

Zorgregistraties Eerste Lijn in 2018

Aantal personen met de betreffende aandoening

Mannen Vrouwen Totaal†

Coronaire hartziekten (K74-K76) 482.500 296.400 778.900

Beroerte (K89-K90) 247.600 248.700 496.300

Hartfalen (K77) 113.300 129.000 242.300

Hartritmestoornissen (K78-K80) 220.800 207.900 428.700

Aandoeningen van het endocard

(hartklepafwijkingen) (K70-K71, K83) 61.800 65.900 127.700

Totaal† † 895.600 752.400 1.648.000

† Aantallen zijn afgerond op 100-tallen. Hierdoor zal het totaalcijfer niet altijd exact het opgetelde cijfer

van de mannen en vrouwen zijn†† Het totaalcijfer betreft het aantal mensen dat ten minste één ziekte van het hartvaatstelsel had.

Personen die meer dan één van de afzonderlijke ziekten had, telt maar één keer mee in het totaalcijfer

Page 87: Hart- en vaatziekten in Nederland 2019 - Hartstichting...Hart- en vaatziekten in Nederland, 2019 25 jaar cijfers over incidentie, prevalentie, ziekte en sterfte Gegevens van het Centraal

HVZ in de huisartsenpraktijk85

Tabel 3.2 Absoluut aantal personen met chronische hart- en vaatziekten in Nederland op basis van

NIVEL Zorgregistraties Eerste Lijn in 2018

Aantal personen met de betreffende aandoening Aantal nieuwe ziekte-episodes*

Mannen Vrouwen Totaal† Mannen Vrouwen Totaal†

Aangeboren afwijking(en)

hartvaatstelsel (K73) 36.500 38.500 75.000 1.900 2.000 3.900

Angina pectoris (K74) 242.500 194.700 437.200 15.900 15.200 31.100

Andere/chronische ischemische

hartziekte (K76) 137.500 63.400 200.900 7.000 3.900 10.900

Decompensatio cordis (K77) 113.300 129.000 242.300 18.200 19.400 37.600

Cor pulmonale (K82) 4.400 6.700 11.100 500 1.100 1.600

Essentiele hypertensie zonder

orgaanbeschadiging (K86) 1.136.200 1.427.500 2.563.700 50.800 54.900 105.800

Hypertensie met orgaanbeschadiging/

secundaire hypertensie (K87) 189.600 166.300 355.900 7.900 7.600 15.600

Cerebrovasculair accident (CVA)

(K90) 181.700 174.700 356.400 19.800 20.200 40.000

Atherosclerose (K91) 123.200 106.500 229.700 5.400 4.400 9.800

Andere ziekte(n) perifere arteriën

(K92) 213.600 216.600 430.200 19.800 20.000 39.800

Aantal personen met minimaal 1 chronische hart- en vaatziekte

Chronische hart- en vaatziekten

exclusief hypertensie 803.500 746.700 1.550.100

Chronische hart- en vaatziekten

inclusief hypertensie 1.671.900 1.862.800 3.534.700

* Er wordt gerekend met het aantal nieuwe ziekte-episodes; dit is identiek aan het aantal nieuwe personen† Aantallen zijn afgerond op 100-tallen. Hierdoor zal het totaalcijfer niet altijd exact het opgetelde cijfer

van de mannen en vrouwen zijn

Page 88: Hart- en vaatziekten in Nederland 2019 - Hartstichting...Hart- en vaatziekten in Nederland, 2019 25 jaar cijfers over incidentie, prevalentie, ziekte en sterfte Gegevens van het Centraal

HVZ in de huisartsenpraktijk86

Tabel 3.3 Absoluut aantal niet-chronische hart- en vaatziekten in Nederland op basis van NIVEL

Zorgregistraties Eerste Lijn in 2018

Aantal personen met de betreffende aandoening† Aantal nieuwe ziekte-episodes††

Mannen Vrouwen Totaal††† Mannen Vrouwen Totaal†††

Infectieziekte hartvaatstelsel (K70)a 6.000 3.400 9.400 5.400 3.000 8.500

Acuut reuma/reumatische hartziekte

(K71)a 1.000 1.400 2.400 1.000 1.400 2.400

Neoplasma hartvaatstelsel (K72)a 400 400 800 400 300 700

Acuut myocardinfarct (K75)b 178.800 72.400 251.200 49.200 21.100 70.300

Boezemfibrilleren/-fladderen (K78)b 188.400 155.600 344.000 64.900 52.900 117.700

Paroxysmale tachycardie (K79)b 22.400 38.800 61.200 10.300 17.200 27.500

Ectopische slagen/extrasystolen (K80)b 14.200 18.700 32.900 7.500 9.400 16.900

Hartgeruis (K81)b 15.500 22.100 37.600 9.300 13.800 23.200

Niet-reumatische klepaandoening(K83)b 55.500 61.700 117.100 25.800 29.100 55.000

Andere hartziekte(n) (K84)b 52.300 40.000 92.300 25.700 19.500 45.200

Verhoogde bloeddruk (K85)a 84.900 109.500 194.400 73.600 96.600 170.200

Orthostatische hypotensie (K88)b 22.400 30.700 53.100 13.600 19.400 33.000

Passagère cerebrale ischemie/TIA

(K89)b 76.300 84.500 160.800 26.100 28.100 54.200

Longembolie/longinfarct (K93)b 21.800 24.800 46.600 10.100 11.600 21.700

Thrombophlebitis/flebotrombose

(K94)b 39.600 52.700 92.300 20.600 28.900 49.500

Varices benen (K95)b 48.200 135.300 183.500 29.700 82.100 111.900

Hemorroïden (K96)b 100.500 144.700 245.200 59.800 86.600 146.500

Andere ziekte(n) hartvaatstelsel (K99)b 69.100 46.200 115.300 32.100 22.400 54.500

† Dit betreft het aantal personen met ergens in het jaar een openstaande ziekte-episode. Deze episode kan

dus ook gestart zijn in het jaar ervoor.† † Er wordt gerekend met het aantal nieuwe episodes. Bij niet-chronische aandoeningen kan een persoon

meerdere malen in een jaar meetellen† † † Aantallen zijn afgerond op 100-tallen, waardoor het totaalcijfer niet altijd exact het opgetelde cijfer isa Na 16 weken resp. b na 1 jaar zonder contact met de huisarts voor de deze klacht, wordt de aandoening

als genezen beschouwd en kan een persoon deze ziekte opnieuw krijgen

Bij niet-chronische aandoeningen met een klachtenvrije periode van 16 weken kan een persoon meerdere keren in een jaar incident zijn voor de betreffende aandoening en telt in dat geval meerdere keren dat jaar mee in de teller. Bij niet-chronische HVZ met een klachtenvrije perioden van 1 jaar, zoals o.a. hartinfarct en hartritmestoornis-sen, kan een persoon slechts 1 maal per jaar als incident meegerekend worden.

Page 89: Hart- en vaatziekten in Nederland 2019 - Hartstichting...Hart- en vaatziekten in Nederland, 2019 25 jaar cijfers over incidentie, prevalentie, ziekte en sterfte Gegevens van het Centraal

HVZ in de huisartsenpraktijk87

Figuur 3.1a Absoluut aantal personen met chronische hart- en vaatziekten* in Nederland naar leef-

tijd en geslacht op basis van Nivel Zorgregistraties Eerste Lijn in 2018

Figuur 3.1b Aantal personen met chronische hart- en vaatziekten* per 1.000 personen naar leeftijd

en geslacht op basis van Nivel Zorgregistraties Eerste Lijn in 2018

* De volgende diagnoses zijn in deze schatting meegenomen: aangeboren afwijking(en)

hartvaatstelsel (K73), angina pectoris (K74), andere/chronische ischemische hartziekte

(K76), decompensatio cordis (K77), cor pulmonale (K82), cerebrovasculair accident

(CVA) (K90), atherosclerose (K91) en andere ziekte(n) perifere arteriën (K92)

Ges

chat

aan

tal p

erso

nen

in N

eder

land

0

50.000

100.000

150.000

200.000

250.000

300.000

85+75-8465-7455-6445-5435-440-34

Mannen Vrouwen

Leeftijd (jaren)

Ges

chat

aan

tal p

er 1

.000

per

sone

n in

Ned

erla

nd

0

100

200

300

400

500

600

700

85+75-8465-7455-6445-5435-440-34

Mannen Vrouwen

Leeftijd (jaren)

Page 90: Hart- en vaatziekten in Nederland 2019 - Hartstichting...Hart- en vaatziekten in Nederland, 2019 25 jaar cijfers over incidentie, prevalentie, ziekte en sterfte Gegevens van het Centraal

HVZ in de huisartsenpraktijk88

3.4 Discussie

In dit hoofdstuk is een schatting gemaakt van het aantal personen met hart-

en vaatziekten op basis van gegevens van de huisartsenregistratie van Nivel

Zorgregistraties eerste lijn. Ongeveer 1,55 miljoen Nederlanders hebben op

basis van deze gegevens een chronische hart- en vaatziekte. Dit geeft aan dat

hart- en vaatziekten in Nederland een zeer groot probleem vormen. In dit

cijfer is nog niet eens de diagnose hypertensie meegenomen, dat met meer

dan 2,5 miljoen personen de meest voorkomende chronische conditie bin-

nen het hart- en vaatstelsel is.

Voor een groot aantal aandoeningen zijn gegevens uit elektronische

patiëntendossiers van huisartsen een goede gegevensbron voor het schatten

van morbiditeitscijfers. De populatie is representatief, de huisarts heeft een

goed overzicht van de gezondheidsproblemen van zijn patiënten en codeert

dit op een uniforme wijze met de ICPC-1 methodiek. In tegenstelling tot

vele andere landen, hebben we in Nederland ook de beschikking tot een

goede noemer, omdat iedereen bij een huisarts staat ingeschreven, inclusief

mensen die niet frequent de huisarts bezoeken. Toch resulteren deze ken-

merken van onze huisartsenzorg niet vanzelfsprekend tot valide schattin-

gen van morbiditeit. De huisarts registreert gegevens voor de zorg en niet

voor onderzoek, waardoor de ‘ruwe, geregistreerde gegevens’ vaak bewerkt

moeten worden voordat ermee gerekend kan worden. De ontwikkeling van

het algoritme om ziekte-episodes te construeren6 heeft er voor gezorgd dat

er gebruik gemaakt kan worden van een geschatte diagnosedatum waar-

door er preciezer geschat kan worden of het nieuwe of al bestaande gevallen

van een ziekte betreft.

Ondanks de ontwikkeling van dit algoritme, zijn er factoren die de validiteit

van morbiditeitscijfers kunnen beïnvloeden. Zo is de huisarts bij sommige

aandoeningen afhankelijk van de diagnose van de medisch specialist. Omdat

de systemen van huisartsen en ziekenhuizen niet op elkaar aansluiten,

is het aan de huisarts om, op basis van de brief van de medisch specialist,

handmatig informatie aan zijn dossier toe te voegen. Het is de vraag of

dit altijd op de juiste wijze gebeurt. Daarnaast werkt de huisarts vaak met

een waarschijnlijkheidsdiagnose, die na het bezoek van een patiënt in het

dossier geregistreerd wordt. Het is aannemelijk dat deze diagnose soms ten

onrechte in het dossier blijft staan. Dit soort voorbeelden zorgen ervoor dat

het gebruik van huisartsenregistraties voor morbiditeitsschattingen zowel

voor overschattingen als onderschattingen kan zorgen. Op basis van lopend

onderzoek, waar gegevens uit de huisartsenpraktijk aan gegevensbronnen

Page 91: Hart- en vaatziekten in Nederland 2019 - Hartstichting...Hart- en vaatziekten in Nederland, 2019 25 jaar cijfers over incidentie, prevalentie, ziekte en sterfte Gegevens van het Centraal

HVZ in de huisartsenpraktijk89

uit de tweede lijn zijn gekoppeld, zal duidelijk moeten worden voor welke

aandoeningen huisartsenregistraties voldoende zijn voor het schatten van

goede morbiditeitscijfers, waar verschillende bronnen gecombineerd moeten

gaan worden, of waar zelfs naar alternatieve bronnen gezocht moet worden.

Er kan geconcludeerd worden dat op basis van huisartsenregistraties 1,55

miljoen mensen een chronische hart- en vaatziekte hebben. Ten opzichte

van 20158 zijn er zo’n 150.000 mensen met een hart- en vaatziekte bijgeko-

men. Enerzijds zal deze toename veroorzaakt worden door vergrijzing van

de bevolking, maar ook door leefstijl-gerelateerde factoren, zoals overge-

wicht en roken. De toekomst moet uitwijzen of door preventie en verbeterd

cardiovasculair risicomanagement de toename van het aantal mensen met

een hart- en vaatziekte verminderd kan worden.

Page 92: Hart- en vaatziekten in Nederland 2019 - Hartstichting...Hart- en vaatziekten in Nederland, 2019 25 jaar cijfers over incidentie, prevalentie, ziekte en sterfte Gegevens van het Centraal

HVZ in de huisartsenpraktijk90

Gebruikte literatuur

1. Meijer WM, Verberne LDM, Weesie YM, Davids RN, Winckers MLJJ, et al. Zorg door

de huisarts - Nivel Zorgregistraties Eerste Lijn: Jaarcijfers 2018 en trendcijfers 2014-

2018. Utrecht: Nivel, 2019.

2. Nielen MMJ, Hek K, Schermer TRJ. Incidentie en prevalentie van gezondheidspro-

blemen in de Nederlandse huisartsenpraktijk in 2018. Uit: Nivel Zorgregistraties

eerste lijn [internet]. 2019 [Laatst gewijzigd op 02-07-2019; geraadpleegd

op 08-08-2019]. URL: www.nivel.nl/nl/nivel-zorgregistraties-eerste-lijn/

incidenties-en-prevalenties

3. www.volksgezondheidenzorg.info/feiten-en-cijfers-over-volksgezondheid-en-zorg

4. https://www.staatvenz.nl/

5. Lamberts H, Wood M. International Classification of Primary Care. Oxford: Oxford

University Press, 1987.

6. Nielen MMJ, Spronk I, Davids R, Korevaar JC, Poos R, et al. Estimating Morbidity

Rates Based on Routine Electronic Health Records in Primary Care: Observational

Study. JMIR Med Inform. 2019;7(3):e11929.

7. Spronk I, Korevaar JC, Poos R, Davids R, Hilderink H, et al. Calculating incidence

rates and prevalence proportions: not as simple as it seems. BMC Public Health.

2019;19(1):512.

8. M. Nielen, R. Poos, Hart- en vaatziekten in de huisartsenpraktijk: hoe vaak komt

het voor? In: Buddeke J, Van Dis I, Visseren FLJ, Vaartjes I, Bots ML. Hart- en

vaatziekten in Nederland 2016, cijfers over prevalentie, ziekte en sterfte. Den Haag:

Hartstichting, 2016.

Page 93: Hart- en vaatziekten in Nederland 2019 - Hartstichting...Hart- en vaatziekten in Nederland, 2019 25 jaar cijfers over incidentie, prevalentie, ziekte en sterfte Gegevens van het Centraal

HVZ in de huisartsenpraktijk91

Bijlage 3.1 Chronische hart- en vaatziekten: aantal nieuwe geval-len in Nederland naar leeftijd en geslacht op basis van NIVEL Zorgregistraties Eerste Lijn in 2018

Mannen Vrouwen Totaal

Absoluut Relatief Absoluut Relatief Absoluut Relatief

(per 1000 (per 1000 (per 1000

personen) personen) personen)

Aangeboren afwijking(en) hartvaatstelsel (ICPC K73)

0-34 jaar 1.100 0,3 1.300 0,4 2.400 0,3

35-44 jaar 100 0,1 100 0,1 300 0,1

45-54 jaar 200 0,1 300 0,2 400 0,2

55-64 jaar 200 0,2 100 0,1 300 0,1

65-74 jaar 100 0,2 100 <0,1 200 0,1

75-84 jaar 100 0,2 <100 <0,1 100 0,1

85 jaar en ouder <100 0,3 <100 0,1 100 0,2

Angina pectoris (ICPC K74)

0-34 jaar 200 <0,1 100 <0,1 200 <0,1

35-44 jaar 300 0,3 300 0,3 600 0,3

45-54 jaar 2.000 1,6 1.700 1,3 3.600 1,4

55-64 jaar 4.300 3,7 3.600 3,1 7.900 3,4

65-74 jaar 5.100 5,5 4.000 4,2 9.100 4,8

75-84 jaar 3.200 7,0 3.800 6,9 7.000 6,9

85 jaar en ouder 900 7,3 1.700 6,8 2.600 7,0

Andere/chronische ischemische hartziekte (ICPC K76)

0-34 jaar <100 <0,1 <100 <0,1 <100 <0,1

35-44 jaar 100 0,1 100 <0,1 200 0,1

45-54 jaar 800 0,7 500 0,4 1.300 0,5

55-64 jaar 1.800 1,6 700 0,6 2.500 1,1

65-74 jaar 2.200 2,4 1.100 1,2 3.300 1,8

75-84 jaar 1.700 3,8 1.100 2,0 2.800 2,8

85 jaar en ouder 300 2,3 400 1,7 700 1,9

Page 94: Hart- en vaatziekten in Nederland 2019 - Hartstichting...Hart- en vaatziekten in Nederland, 2019 25 jaar cijfers over incidentie, prevalentie, ziekte en sterfte Gegevens van het Centraal

HVZ in de huisartsenpraktijk92

Decompensatio cordis (ICPC K77)

0-34 jaar 200 <0,1 100 <0,1 200 <0,1

35-44 jaar 100 0,1 100 0,1 200 0,1

45-54 jaar 600 0,4 500 0,4 1.000 0,4

55-64 jaar 1.800 1,5 1.200 1,0 3.000 1,3

65-74 jaar 4.400 4,8 3.200 3,4 7.700 4,1

75-84 jaar 6.600 14,4 6.600 11,8 13.100 13,0

85 jaar en ouder 4.500 36,4 7.800 31,4 12.400 33,1

Cor pulmonale (ICPC K82)

0-34 jaar 100 <0,1 100 <0,1 100 <0,1

35-44 jaar <100 <0,1 <100 <0,1 <100 <0,1

45-54 jaar <100 <0,1 100 <0,1 100 <0,1

55-64 jaar 100 <0,1 100 <0,1 200 <0,1

65-74 jaar 100 0,1 400 0,4 500 0,3

75-84 jaar 100 0,2 300 0,5 300 0,3

85 jaar en ouder 100 0,5 100 0,6 200 0,6

Essentiele hypertensie zonder orgaanbeschadiging (ICPC K86)

0-34 jaar 2.000 0,6 2.900 0,8 4.900 0,7

35-44 jaar 4.400 4,2 4.300 4,2 8.700 4,2

45-54 jaar 10.600 8,4 11.200 8,9 21.800 8,6

55-64 jaar 15.000 13,0 12.500 10,8 27.500 11,9

65-74 jaar 12.400 13,3 13.500 14,0 25.900 13,7

75-84 jaar 5.300 11,7 7.500 13,4 12.800 12,6

85 jaar en ouder 1.100 8,6 3.000 12,2 4.100 11,0

Hypertensie met orgaanbeschadiging/secundaire hypertensie (ICPC K87)

0-34 jaar 200 <0,1 300 <0,1 500 <0,1

35-44 jaar 300 0,3 200 0,2 500 0,2

45-54 jaar 1.000 0,8 900 0,7 1.900 0,8

55-64 jaar 2.100 1,8 1.400 1,2 3.500 1,5

65-74 jaar 2.400 2,5 2.100 2,2 4.500 2,4

75-84 jaar 1.300 2,9 1.800 3,3 3.200 3,1

85 jaar en ouder 600 4,9 900 3,6 1.500 4,0

Page 95: Hart- en vaatziekten in Nederland 2019 - Hartstichting...Hart- en vaatziekten in Nederland, 2019 25 jaar cijfers over incidentie, prevalentie, ziekte en sterfte Gegevens van het Centraal

HVZ in de huisartsenpraktijk93

Cerebrovasculair accident (CVA) (ICPC K90)

0-34 jaar 400 0,1 200 <0,1 600 <0,1

35-44 jaar 400 0,3 600 0,6 900 0,5

45-54 jaar 1.900 1,5 1.600 1,2 3.500 1,4

55-64 jaar 3.900 3,4 2.400 2,1 6.300 2,7

65-74 jaar 5.600 6,1 4.600 4,8 10.200 5,4

75-84 jaar 5.100 11,2 5.900 10,5 10.900 10,8

85 jaar en ouder 2.600 20,5 5.000 20,0 7.500 20,2

Atherosclerose (ICPC K91)

0-34 jaar 100 <0,1 100 <0,1 100 <0,1

35-44 jaar 200 0,2 200 0,2 400 0,2

45-54 jaar 1.000 0,8 500 0,4 1.500 0,6

55-64 jaar 1.500 1,3 1.000 0,9 2.600 1,1

65-74 jaar 1.300 1,4 1.400 1,5 2.700 1,4

75-84 jaar 1.000 2,2 800 1,5 1.800 1,8

85 jaar en ouder 300 2,3 300 1,4 600 1,7

Andere ziekte(n) perifere arteriën (ICPC K92)

0-34 3.000 0,8 4.200 1,2 7.100 1,0

35-44 1.000 1,0 1.500 1,5 2.600 1,2

45-54 2.600 2,0 2.400 1,9 4.900 2,0

55-64 3.700 3,2 3.200 2,7 6.900 3,0

65-74 5.000 5,4 3.900 4,1 9.000 4,8

75-84 3.400 7,4 3.400 6,1 6.800 6,7

85 en ouder 1.100 8,6 1.400 5,8 2.500 6,7

- Er wordt gerekend met het aantal ziekte-episodes; dit is identiek aan het aantal personen

- Aantallen zijn afgerond op 100-tallen. Hierdoor zal het totaalcijfer niet altijd exact het opgetelde cijfer

van de mannen en vrouwen zijn

Page 96: Hart- en vaatziekten in Nederland 2019 - Hartstichting...Hart- en vaatziekten in Nederland, 2019 25 jaar cijfers over incidentie, prevalentie, ziekte en sterfte Gegevens van het Centraal

HVZ in de huisartsenpraktijk94

Bijlage 3.2 Chronische hart- en vaatziekten: aantal bestaande gevallen in Nederland naar leeftijd en geslacht op basis van NIVEL Zorgregistraties Eerste Lijn in 2018

Mannen Vrouwen Totaal

Absoluut Relatief Absoluut Relatief Absoluut Relatief

(per 1000 (per 1000 (per 1000

personen) personen) personen)

Aangeboren afwijking(en) hartvaatstelsel (ICPC K73)

0-34 jaar 20.900 5,8 21.500 6,2 42.400 6,0

35-44 jaar 3.400 3,3 3.700 3,6 7.000 3,4

45-54 jaar 4.100 3,2 4.600 3,7 8.700 3,4

55-64 jaar 3.700 3,2 4.200 3,6 7.900 3,4

65-74 jaar 2.700 2,9 2.800 3,0 5.500 2,9

75-84 jaar 1.400 3,1 1.000 1,9 2.500 2,4

85 jaar en ouder 400 3,3 600 2,4 1.000 2,7

Angina pectoris (ICPC K74)

0-34 jaar 700 0,2 400 0,1 1.100 0,2

35-44 jaar 2.400 2,4 1.400 1,4 3.800 1,9

45-54 jaar 16.700 13,1 10.100 8,0 26.800 10,6

55-64 jaar 48.000 41,6 31.000 26,8 79.000 34,2

65-74 jaar 81.500 87,8 51.300 53,4 132.800 70,3

75-84 jaar 67.500 148,0 59.300 106,3 126.800 125,1

85 jaar en ouder 25.600 205,0 41.300 165,7 66.800 178,9

Andere/chronische ischemische hartziekte (ICPC K76)

0-34 jaar 300 <0,1 200 <0,1 600 <0,1

35-44 jaar 1.100 1,1 500 0,5 1.600 0,8

45-54 jaar 9.000 7,1 3.500 2,7 12.500 4,9

55-64 jaar 25.500 22,1 9.900 8,5 35.400 15,3

65-74 jaar 49.500 53,3 18.100 18,8 67.500 35,8

75-84 jaar 39.300 86,0 19.900 35,6 59.100 58,3

85 jaar en ouder 12.900 103,2 11.300 45,4 24.200 64,7

Page 97: Hart- en vaatziekten in Nederland 2019 - Hartstichting...Hart- en vaatziekten in Nederland, 2019 25 jaar cijfers over incidentie, prevalentie, ziekte en sterfte Gegevens van het Centraal

HVZ in de huisartsenpraktijk95

Decompensatio cordis (ICPC K77)

0-34 jaar 800 0,2 600 0,2 1.400 0,2

35-44 jaar 800 0,8 800 0,8 1.700 0,8

45-54 jaar 3.900 3,1 3.500 2,8 7.400 2,9

55-64 jaar 12.300 10,7 8.600 7,5 21.000 9,1

65-74 jaar 29.200 31,4 22.200 23,1 51.400 27,2

75-84 jaar 39.200 85,9 39.900 71,5 79.100 78,0

85 jaar en ouder 27.100 217,0 53.300 214,3 80.400 215,2

Cor pulmonale (ICPC K82)

0-34 jaar 500 0,1 500 0,2 1.100 0,1

35-44 jaar 100 0,1 200 0,2 400 0,2

45-54 jaar 400 0,3 600 0,5 1.000 0,4

55-64 jaar 900 0,8 800 0,7 1.700 0,7

65-74 jaar 1.100 1,2 1.600 1,7 2.700 1,5

75-84 jaar 1.000 2,2 1.700 3,0 2.700 2,6

85 jaar en ouder 400 3,0 1.200 5,0 1.600 4,3

Essentiele hypertensie zonder orgaanbeschadiging (ICPC K86)

0-34 jaar 15.000 4,2 18.300 5,3 33.300 4,7

35-44 jaar 38.500 37,4 45.300 43,9 83.800 40,7

45-54 jaar 147.800 116,5 169.400 134,2 317.300 125,4

55-64 jaar 294.200 255,1 313.600 271,1 607.800 263,1

65-74 jaar 366.500 394,5 410.000 427,0 776.400 411,0

75-84 jaar 212.300 465,1 315.100 565,2 527.400 520,1

85 jaar en ouder 61.900 496,4 155.800 625,9 217.700 582,7

Hypertensie met orgaanbeschadiging/secundaire hypertensie (ICPC K87)

0-34 jaar 1.400 0,4 1.500 0,4 2.900 0,4

35-44 jaar 3.000 2,9 2.400 2,3 5.300 2,6

45-54 jaar 12.500 9,8 10.300 8,2 22.800 9,0

55-64 jaar 35.800 31,0 23.900 20,7 59.700 25,8

65-74 jaar 65.300 70,3 43.800 45,6 109.000 57,7

75-84 jaar 53.100 116,2 49.800 89,3 102.800 101,4

85 jaar en ouder 18.700 149,8 34.700 139,3 53.400 142,8

Page 98: Hart- en vaatziekten in Nederland 2019 - Hartstichting...Hart- en vaatziekten in Nederland, 2019 25 jaar cijfers over incidentie, prevalentie, ziekte en sterfte Gegevens van het Centraal

HVZ in de huisartsenpraktijk96

Cerebrovasculair accident (CVA) (ICPC K90)

0-34 jaar 3.400 1,0 3.000 0,9 6.500 0,9

35-44 jaar 3.200 3,1 4.300 4,1 7.500 3,6

45-54 jaar 14.100 11,1 14.900 11,8 29.100 11,5

55-64 jaar 33.100 28,7 26.700 23,1 59.800 25,9

65-74 jaar 57.300 61,7 42.300 44,1 99.600 52,7

75-84 jaar 50.400 110,3 47.300 84,9 97.700 96,3

85 jaar en ouder 20.300 162,6 36.200 145,2 56.400 151,0

Atherosclerose (ICPC K91)

0-34 jaar 500 0,1 600 0,2 1.100 0,2

35-44 jaar 1.700 1,7 1.600 1,5 3.300 1,6

45-54 jaar 10.400 8,2 8.800 7,0 19.200 7,6

55-64 jaar 26.900 23,3 20.300 17,5 47.200 20,4

65-74 jaar 42.700 45,9 32.500 33,8 75.200 39,8

75-84 jaar 31.200 68,4 28.000 50,2 59.200 58,4

85 jaar en ouder 9.800 78,2 14.800 59,6 24.600 65,8

Andere ziekte(n) perifere arteriën (ICPC K92)

0-34 jaar 16.600 4,6 29.300 8,5 46.000 6,5

35-44 jaar 6.900 6,7 14.500 14,1 21.400 10,4

45-54 jaar 19.100 15,1 24.300 19,3 43.400 17,2

55-64 jaar 40.900 35,5 35.100 30,4 76.000 32,9

65-74 jaar 65.400 70,4 48.200 50,2 113.600 60,1

75-84 jaar 49.000 107,4 43.000 77,1 92.000 90,8

85 jaar en ouder 15.600 125,4 22.100 88,9 37.800 101,0

- Er wordt gerekend met het aantal ziekte-episodes; dit is identiek aan het aantal personen

- Aantallen zijn afgerond op 100-tallen. Hierdoor zal het totaalcijfer niet altijd exact het opgetelde cijfer

van de mannen en vrouwen zijn

Page 99: Hart- en vaatziekten in Nederland 2019 - Hartstichting...Hart- en vaatziekten in Nederland, 2019 25 jaar cijfers over incidentie, prevalentie, ziekte en sterfte Gegevens van het Centraal

HVZ in de huisartsenpraktijk97

Bijlage 3.3 Niet-chronische hart- en vaatziekten: aantal nieuwe door de huisarts geregistreerde ziekte-episodes naar leeftijd en geslacht op basis van NIVEL Zorgregistraties Eerste Lijn in 2018

Mannen Vrouwen Totaal

Absoluut Relatief Absoluut Relatief Absoluut Relatief

(per 1000 (per 1000 (per 1000

personen) personen) personen)

Infectieziekte hartvaatstelsel (ICPC K70)

0-34 jaar 900 0,2 400 0,1 1.300 0,2

35-44 jaar 600 0,6 300 0,3 900 0,5

45-54 jaar 800 0,7 500 0,4 1.300 0,5

55-64 jaar 800 0,7 600 0,5 1.400 0,6

65-74 jaar 1.300 1,4 700 0,7 1.900 1,0

75-84 jaar 800 1,8 400 0,8 1.300 1,2

85 jaar en ouder 200 1,7 100 0,4 300 0,8

Acuut reuma/reumatische hartziekte (ICPC K71)

0-34 jaar 100 <0,1 200 <0,1 300 <0,1

35-44 jaar <100 <0,1 100 <0,1 100 <0,1

45-54 jaar 100 0,1 200 0,2 300 0,1

55-64 jaar 200 0,1 300 0,2 500 0,2

65-74 jaar 300 0,3 300 0,4 700 0,4

75-84 jaar 200 0,4 100 0,2 300 0,3

85 jaar en ouder <100 0,4 100 0,5 200 0,5

Neoplasma hartvaatstelsel (ICPC K72)

0-34 jaar 100 <0,1 <100 <0,1 100 <0,1

35-44 jaar <100 <0,1 <100 <0,1 <100 <0,1

45-54 jaar 100 <0,1 <100 <0,1 100 <0,1

55-64 jaar 100 <0,1 <100 <0,1 100 <0,1

65-74 jaar 100 <0,1 100 0,1 200 0,1

75-84 jaar 100 0,2 100 0,2 200 0,2

85 jaar en ouder <100 0,1 <100 <0,1 <100 <0,1

Page 100: Hart- en vaatziekten in Nederland 2019 - Hartstichting...Hart- en vaatziekten in Nederland, 2019 25 jaar cijfers over incidentie, prevalentie, ziekte en sterfte Gegevens van het Centraal

HVZ in de huisartsenpraktijk98

Acuut myocardinfarct (ICPC K75)

0-34 jaar 100 <0,1 100 <0,1 200 <0,1

35-44 jaar 1.200 1,1 300 0,3 1.500 0,7

45-54 jaar 5.700 4,5 1.800 1,5 7.500 3,0

55-64 jaar 12.200 10,6 4.100 3,5 16.300 7,1

65-74 jaar 15.800 17,0 5.500 5,7 21.300 11,3

75-84 jaar 10.800 23,6 5.700 10,3 16.500 16,3

85 jaar en ouder 3.500 28,1 3.600 14,4 7.100 19,0

Boezemfibrilleren/-fladderen (ICPC K78)

0-34 jaar 900 0,2 200 <0,1 1.000 0,1

35-44 jaar 1.100 1,0 400 0,4 1.400 0,7

45-54 jaar 4.000 3,1 1.600 1,2 5.500 2,2

55-64 jaar 11.000 9,5 4.900 4,2 15.900 6,9

65-74 jaar 20.900 22,4 14.700 15,3 35.500 18,8

75-84 jaar 19.600 42,9 17.800 32,0 37.400 36,9

85 jaar en ouder 7.600 60,7 13.300 53,6 20.900 56,0

Paroxysmale tachycardie (ICPC K79)

0-34 jaar 1.200 0,3 2.300 0,7 3.400 0,5

35-44 jaar 500 0,5 1.200 1,2 1.700 0,8

45-54 jaar 1.200 0,9 2.600 2,0 3.700 1,5

55-64 jaar 2.200 1,9 3.400 3,0 5.600 2,4

65-74 jaar 3.000 3,2 3.700 3,8 6.700 3,5

75-84 jaar 1.800 3,9 2.800 5,0 4.600 4,5

85 jaar en ouder 400 3,5 1.300 5,1 1.700 4,6

Ectopische slagen/extrasystolen (ICPC K80)

0-34 jaar 800 0,2 1.000 0,3 1.900 0,3

35-44 jaar 500 0,4 1.100 1,0 1.500 0,7

45-54 jaar 900 0,7 1.600 1,3 2.500 1,0

55-64 jaar 1.600 1,4 1.800 1,5 3.400 1,5

65-74 jaar 1.900 2,0 2.000 2,1 3.900 2,0

75-84 jaar 1.500 3,4 1.300 2,3 2.800 2,8

85 jaar en ouder 300 2,6 600 2,6 1.000 2,6

Page 101: Hart- en vaatziekten in Nederland 2019 - Hartstichting...Hart- en vaatziekten in Nederland, 2019 25 jaar cijfers over incidentie, prevalentie, ziekte en sterfte Gegevens van het Centraal

HVZ in de huisartsenpraktijk99

Hartgeruis (ICPC K81)

0-34 jaar 5.600 1,5 6.100 1,8 11.600 1,7

35-44 jaar 300 0,3 600 0,6 900 0,4

45-54 jaar 500 0,4 1.200 1,0 1.700 0,7

55-64 jaar 700 0,6 1.500 1,3 2.200 0,9

65-74 jaar 1.200 1,3 1.900 2,0 3.100 1,6

75-84 jaar 900 2,0 1.700 3,0 2.600 2,6

85 jaar en ouder 200 1,8 800 3,2 1.000 2,7

Niet-reumatische klepaandoening (ICPC K83)

0-34 jaar 1.500 0,4 1.600 0,5 3.100 0,4

35-44 jaar 800 0,7 800 0,8 1.600 0,8

45-54 jaar 1.800 1,4 2.100 1,7 4.000 1,6

55-64 jaar 4.100 3,6 4.100 3,5 8.200 3,5

65-74 jaar 8.000 8,6 7.000 7,3 15.000 7,9

75-84 jaar 7.100 15,5 8.900 15,9 15.900 15,7

85 jaar en ouder 2.600 20,8 4.600 18,6 7.200 19,3

Andere hartziekte(n) (ICPC K84)

0-34 jaar 3.000 0,8 2.700 0,8 5.700 0,8

35-44 jaar 1.200 1,2 1.400 1,4 2.600 1,3

45-54 jaar 3.000 2,4 2.200 1,7 5.200 2,1

55-64 jaar 4.400 3,8 3.400 2,9 7.800 3,4

65-74 jaar 6.600 7,1 3.700 3,8 10.300 5,4

75-84 jaar 5.100 11,1 4.100 7,3 9.200 9,0

85 jaar en ouder 2.300 18,5 2.100 8,3 4.400 11,7

Verhoogde bloeddruk (ICPC K85)

0-34 jaar 4.000 1,1 5.000 1,4 9.000 1,3

35-44 jaar 5.900 5,8 7.700 7,5 13.600 6,6

45-54 jaar 16.400 12,9 19.300 15,3 35.700 14,1

55-64 jaar 20.800 18,0 24.900 21,6 45.700 19,8

65-74 jaar 17.300 18,6 22.700 23,7 40.000 21,2

75-84 jaar 7.700 16,8 12.300 22,1 20.000 19,7

85 jaar en ouder 1.500 12,3 4.700 18,7 6.200 16,6

Page 102: Hart- en vaatziekten in Nederland 2019 - Hartstichting...Hart- en vaatziekten in Nederland, 2019 25 jaar cijfers over incidentie, prevalentie, ziekte en sterfte Gegevens van het Centraal

HVZ in de huisartsenpraktijk100

Orthostatische hypotensie (ICPC K88)

0-34 jaar 1.600 0,4 4.900 1,4 6.500 0,9

35-44 jaar 300 0,3 1.600 1,5 1.900 0,9

45-54 jaar 800 0,6 2.000 1,6 2.800 1,1

55-64 jaar 1.800 1,5 1.800 1,5 3.500 1,5

65-74 jaar 3.400 3,6 2.900 3,1 6.300 3,3

75-84 jaar 4.000 8,8 3.400 6,2 7.400 7,3

85 jaar en ouder 1.800 14,3 2.800 11,2 4.600 12,2

Passagère cerebrale ischemie/TIA (ICPC K89)

0-34 jaar 200 <0,1 200 <0,1 400 <0,1

35-44 jaar 500 0,5 700 0,7 1.200 0,6

45-54 jaar 2.400 1,9 2.000 1,6 4.400 1,7

55-64 jaar 4.800 4,2 4.500 3,9 9.300 4,0

65-74 jaar 7.900 8,5 7.300 7,6 15.200 8,1

75-84 jaar 7.200 15,7 7.700 13,7 14.800 14,6

85 jaar en ouder 3.100 25,0 5.800 23,3 8.900 23,8

Longembolie/longinfarct (ICPC K93)

0-34 jaar 300 <0,1 1.400 0,4 1.700 0,2

35-44 jaar 500 0,5 1.000 1,0 1.600 0,8

45-54 jaar 1.500 1,1 2.200 1,7 3.700 1,4

55-64 jaar 2.900 2,5 1.900 1,7 4.800 2,1

65-74 jaar 2.800 3,0 2.200 2,3 5.000 2,6

75-84 jaar 1.700 3,7 1.900 3,3 3.600 3,5

85 jaar en ouder 500 3,8 900 3,8 1.400 3,8

Thrombophlebitis/flebotrombose (ICPC K94)

0-34 jaar 900 0,3 2.500 0,7 3.400 0,5

35-44 jaar 1.700 1,6 3.200 3,1 4.800 2,4

45-54 jaar 3.700 2,9 5.300 4,2 9.000 3,6

55-64 jaar 4.700 4,1 4.600 4,0 9.300 4,0

65-74 jaar 5.100 5,5 5.600 5,8 10.800 5,7

75-84 jaar 3.400 7,3 4.900 8,7 8.200 8,1

85 jaar en ouder 1.100 8,7 2.800 11,2 3.900 10,4

Page 103: Hart- en vaatziekten in Nederland 2019 - Hartstichting...Hart- en vaatziekten in Nederland, 2019 25 jaar cijfers over incidentie, prevalentie, ziekte en sterfte Gegevens van het Centraal

HVZ in de huisartsenpraktijk101

Varices benen (ICPC K95)

0-34 jaar 2.700 0,8 8.900 2,6 11.600 1,7

35-44 jaar 3.500 3,4 12.500 12,1 16.000 7,7

45-54 jaar 5.500 4,4 17.200 13,6 22.800 9,0

55-64 jaar 6.400 5,6 14.900 12,9 21.300 9,2

65-74 jaar 6.400 6,9 15.300 16,0 21.700 11,5

75-84 jaar 4.100 8,9 9.600 17,3 13.700 13,5

85 jaar en ouder 1.100 8,9 3.700 14,7 4.800 12,8

Hemorroïden (ICPC K96)

0-34 jaar 14.000 3,9 23.400 6,8 37.400 5,3

35-44 jaar 10.700 10,4 16.400 15,9 27.100 13,2

45-54 jaar 11.900 9,3 16.200 12,8 28.000 11,1

55-64 jaar 10.800 9,4 12.400 10,7 23.200 10,0

65-74 jaar 8.300 8,9 9.700 10,1 18.000 9,5

75-84 jaar 3.200 7,1 5.400 9,7 8.600 8,5

85 jaar en ouder 900 7,5 3.100 12,6 4.100 10,9

Andere ziekte(n) hartvaatstelsel (ICPC K99)

0-34 jaar 2.000 0,5 1.000 0,3 3.000 0,4

35-44 jaar 1.100 1,1 900 0,8 1.900 0,9

45-54 jaar 2.500 1,9 1.900 1,5 4.400 1,7

55-64 jaar 5.500 4,7 3.600 3,1 9.000 3,9

65-74 jaar 10.400 11,1 6.300 6,5 16.600 8,8

75-84 jaar 8.200 18,1 5.800 10,4 14.000 13,8

85 jaar en ouder 2.500 20,1 3.000 12,0 5.500 14,7

- Er wordt gerekend met het aantal nieuwe episodes. Bij niet-chronische aandoeningen kan een persoon

meerdere malen in een jaar meetellen.

- Aantallen zijn afgerond op 100-tallen. Hierdoor zal het totaalcijfer niet altijd exact het opgetelde cijfer

van de mannen en vrouwen zijn

Page 104: Hart- en vaatziekten in Nederland 2019 - Hartstichting...Hart- en vaatziekten in Nederland, 2019 25 jaar cijfers over incidentie, prevalentie, ziekte en sterfte Gegevens van het Centraal

HVZ in de huisartsenpraktijk102

Bijlage 3.4 Niet-chronische hart- en vaatziekten: aantal bestaande gevallen in Nederland naar leeftijd en geslacht op basis van NIVEL Zorgregistraties Eerste Lijn in 2018

Mannen Vrouwen Totaal

Absoluut Relatief Absoluut Relatief Absoluut Relatief

(per 1000 (per 1000 (per 1000

personen) personen) personen)

Infectieziekte hartvaatstelsel (ICPC K70)

0-34 jaar 900 0,3 400 0,1 1.300 0,2

35-44 jaar 700 0,7 300 0,3 1.000 0,5

45-54 jaar 900 0,7 500 0,4 1.400 0,6

55-64 jaar 1.000 0,8 700 0,6 1.600 0,7

65-74 jaar 1.400 1,5 800 0,8 2.200 1,1

75-84 jaar 1.000 2,2 500 0,9 1.500 1,5

85 jaar en ouder 200 1,8 100 0,6 400 1,0

Acuut reuma/reumatische hartziekte (ICPC K71)

0-34 jaar 100 <0,1 200 <0,1 300 <0,1

35-44 jaar <100 <0,1 100 <0,1 100 <0,1

45-54 jaar 100 0,1 200 0,2 300 0,1

55-64 jaar 200 0,1 300 0,2 400 0,2

65-74 jaar 400 0,4 400 0,4 700 0,4

75-84 jaar 200 0,4 200 0,3 400 0,4

85 jaar en ouder <100 0,3 200 0,6 200 0,5

Neoplasma hartvaatstelsel (ICPC K72)

0-34 jaar 100 <0,1 100 <0,1 100 <0,1

35-44 jaar <100 <0,1 <100 <0,1 <100 <0,1

45-54 jaar <100 <0,1 <100 <0,1 100 <0,1

55-64 jaar 100 <0,1 <100 <0,1 100 <0,1

65-74 jaar 100 <0,1 200 0,2 200 0,1

75-84 jaar 100 0,2 100 0,1 100 0,1

85 jaar en ouder <100 0,1 <100 <0,1 <100 <0,1

Page 105: Hart- en vaatziekten in Nederland 2019 - Hartstichting...Hart- en vaatziekten in Nederland, 2019 25 jaar cijfers over incidentie, prevalentie, ziekte en sterfte Gegevens van het Centraal

HVZ in de huisartsenpraktijk103

Acuut myocardinfarct (ICPC K75)

0-34 jaar 400 0,1 200 <0,1 500 <0,1

35-44 jaar 3.300 3,2 1.000 1,0 4.300 2,1

45-54 jaar 18.100 14,3 6.000 4,8 24.100 9,5

55-64 jaar 43.300 37,5 13.800 11,9 57.100 24,7

65-74 jaar 59.800 64,3 19.200 20,0 79.000 41,8

75-84 jaar 40.700 89,1 19.700 35,4 60.400 59,6

85 jaar en ouder 13.300 107,0 12.500 50,3 25.900 69,2

Boezemfibrilleren/-fladderen (ICPC K78)

0-34 jaar 1.300 0,4 400 0,1 1.700 0,2

35-44 jaar 2.400 2,4 900 0,8 3.300 1,6

45-54 jaar 9.700 7,7 3.900 3,1 13.700 5,4

55-64 jaar 28.900 25,1 13.100 11,3 42.000 18,2

65-74 jaar 60.900 65,6 40.000 41,6 100.900 53,4

75-84 jaar 60.700 133,0 54.800 98,4 115.500 114,0

85 jaar en ouder 24.300 195,0 42.500 170,7 66.800 178,8

Paroxysmale tachycardie (ICPC K79)

0-34 jaar 2.100 0,6 4.000 1,2 6.100 0,9

35-44 jaar 900 0,9 2.800 2,7 3.600 1,8

45-54 jaar 2.600 2,0 5.500 4,4 8.100 3,2

55-64 jaar 4.400 3,8 7.200 6,2 11.600 5,0

65-74 jaar 6.800 7,3 9.300 9,7 16.000 8,5

75-84 jaar 4.500 9,9 6.700 12,1 11.300 11,1

85 jaar en ouder 1.100 9,1 3.300 13,3 4.400 11,9

Ectopische slagen/extrasystolen (ICPC K80)

0-34 jaar 1.500 0,4 1.900 0,6 3.500 0,5

35-44 jaar 800 0,8 1.900 1,8 2.700 1,3

45-54 jaar 1.500 1,2 2.600 2,1 4.200 1,7

55-64 jaar 2.900 2,5 3.500 3,1 6.500 2,8

65-74 jaar 3.800 4,1 4.300 4,5 8.100 4,3

75-84 jaar 2.900 6,4 2.700 4,9 5.600 5,6

85 jaar en ouder 800 6,1 1.600 6,3 2.300 6,3

Page 106: Hart- en vaatziekten in Nederland 2019 - Hartstichting...Hart- en vaatziekten in Nederland, 2019 25 jaar cijfers over incidentie, prevalentie, ziekte en sterfte Gegevens van het Centraal

HVZ in de huisartsenpraktijk104

Hartgeruis (ICPC K81)

0-34 jaar 8.900 2,5 9.700 2,8 18.700 2,6

35-44 jaar 400 0,4 1.200 1,1 1.600 0,8

45-54 jaar 700 0,5 1.900 1,5 2.600 1,0

55-64 jaar 1.300 1,2 2.200 1,9 3.600 1,5

65-74 jaar 2.200 2,3 3.100 3,2 5.300 2,8

75-84 jaar 1.600 3,5 2.700 4,9 4.300 4,2

85 jaar en ouder 300 2,7 1.300 5,3 1.700 4,5

Niet-reumatische klepaandoening (ICPC K83)

0-34 jaar 2.700 0,7 2.900 0,8 5.500 0,8

35-44 jaar 1.600 1,6 1.900 1,8 3.500 1,7

45-54 jaar 3.500 2,7 4.200 3,3 7.700 3,0

55-64 jaar 8.800 7,6 7.600 6,6 16.400 7,1

65-74 jaar 17.100 18,5 14.300 14,9 31.400 16,6

75-84 jaar 16.000 35,0 19.100 34,3 35.100 34,6

85 jaar en ouder 5.800 46,4 11.700 47,1 17.500 46,9

Andere hartziekte(n) (ICPC K84)

0-34 jaar 5.400 1,5 4.500 1,3 9.900 1,4

35-44 jaar 2.600 2,5 2.800 2,7 5.400 2,6

45-54 jaar 5.600 4,4 4.700 3,7 10.300 4,1

55-64 jaar 9.400 8,2 6.900 6,0 16.300 7,1

65-74 jaar 13.800 14,9 8.300 8,7 22.100 11,7

75-84 jaar 11.100 24,4 8.500 15,2 19.600 19,3

85 jaar en ouder 4.300 34,8 4.400 17,8 8.800 23,5

Verhoogde bloeddruk (ICPC K85)

0-34 jaar 4.400 1,2 5.400 1,6 9.700 1,4

35-44 jaar 7.000 6,8 8.200 8,0 15.200 7,4

45-54 jaar 18.700 14,8 21.900 17,4 40.600 16,1

55-64 jaar 24.000 20,8 28.200 24,4 52.200 22,6

65-74 jaar 20.100 21,7 26.100 27,2 46.200 24,5

75-84 jaar 8.900 19,6 14.400 25,9 23.400 23,0

85 jaar en ouder 1.800 14,5 5.200 20,9 7.000 18,7

Page 107: Hart- en vaatziekten in Nederland 2019 - Hartstichting...Hart- en vaatziekten in Nederland, 2019 25 jaar cijfers over incidentie, prevalentie, ziekte en sterfte Gegevens van het Centraal

HVZ in de huisartsenpraktijk105

Orthostatische hypotensie (ICPC K88)

0-34 jaar 2.700 0,7 7.600 2,2 10.200 1,4

35-44 jaar 600 0,5 2.500 2,4 3.100 1,5

45-54 jaar 1.200 1,0 3.200 2,5 4.400 1,7

55-64 jaar 2.900 2,5 2.900 2,5 5.800 2,5

65-74 jaar 5.000 5,4 4.500 4,7 9.500 5,0

75-84 jaar 6.800 15,0 5.400 9,7 12.200 12,1

85 jaar en ouder 3.100 25,2 4.700 18,8 7.800 20,9

Passagère cerebrale ischemie/TIA (ICPC K89)

0-34 jaar 300 <0,1 400 0,1 700 0,1

35-44 jaar 1.000 1,0 1.500 1,4 2.500 1,2

45-54 jaar 6.000 4,7 5.800 4,6 11.900 4,7

55-64 jaar 14.200 12,3 13.200 11,4 27.400 11,9

65-74 jaar 24.300 26,1 22.500 23,4 46.700 24,7

75-84 jaar 21.700 47,5 24.000 43,1 45.700 45,1

85 jaar en ouder 8.700 70,1 17.100 68,6 25.800 69,1

Longembolie/longinfarct (ICPC K93)

0-34 jaar 800 0,2 2.400 0,7 3.200 0,4

35-44 jaar 1.100 1,1 2.200 2,1 3.300 1,6

45-54 jaar 3.100 2,4 4.500 3,6 7.600 3,0

55-64 jaar 5.400 4,6 4.200 3,6 9.600 4,1

65-74 jaar 6.600 7,1 4.800 5,0 11.400 6,0

75-84 jaar 3.700 8,2 4.300 7,7 8.000 7,9

85 jaar en ouder 1.100 9,2 2.400 9,8 3.600 9,6

Thrombophlebitis/flebotrombose (ICPC K94)

0-34 jaar 1.700 0,5 4.200 1,2 5.900 0,8

35-44 jaar 2.900 2,8 5.300 5,2 8.200 4,0

45-54 jaar 6.600 5,2 9.600 7,6 16.200 6,4

55-64 jaar 9.000 7,8 8.600 7,5 17.700 7,6

65-74 jaar 10.600 11,4 10.400 10,8 21.000 11,1

75-84 jaar 6.600 14,4 9.400 16,9 16.000 15,8

85 jaar en ouder 2.100 16,9 5.200 20,9 7.300 19,5

Page 108: Hart- en vaatziekten in Nederland 2019 - Hartstichting...Hart- en vaatziekten in Nederland, 2019 25 jaar cijfers over incidentie, prevalentie, ziekte en sterfte Gegevens van het Centraal

HVZ in de huisartsenpraktijk106

Varices benen (ICPC K95)

0-34 jaar 4.300 1,2 13.900 4,0 18.200 2,6

35-44 jaar 5.500 5,3 19.800 19,2 25.300 12,3

45-54 jaar 9.400 7,4 27.900 22,1 37.300 14,7

55-64 jaar 10.200 8,9 25.300 21,9 35.500 15,4

65-74 jaar 10.300 11,1 25.500 26,5 35.800 18,9

75-84 jaar 6.600 14,4 16.400 29,5 23.000 22,7

85 jaar en ouder 1.900 15,4 6.400 25,9 8.400 22,4

Hemorroïden (ICPC K96)

0-34 jaar 21.300 5,9 36.400 10,5 57.600 8,2

35-44 jaar 16.900 16,4 27.300 26,5 44.200 21,5

45-54 jaar 21.200 16,7 27.400 21,7 48.600 19,2

55-64 jaar 18.700 16,2 21.000 18,2 39.700 17,2

65-74 jaar 14.100 15,2 17.300 18,0 31.400 16,6

75-84 jaar 6.600 14,4 9.800 17,5 16.300 16,1

85 jaar en ouder 1.700 13,9 5.500 22,2 7.300 19,4

Andere ziekte(n) hartvaatstelsel (ICPC K99)

0-34 jaar 3.600 1,0 1.700 0,5 5.300 0,7

35-44 jaar 2.000 1,9 1.400 1,4 3.400 1,6

45-54 jaar 4.700 3,7 3.600 2,8 8.300 3,3

55-64 jaar 10.900 9,5 7.000 6,1 17.900 7,8

65-74 jaar 22.100 23,8 13.200 13,8 35.400 18,7

75-84 jaar 19.800 43,3 13.100 23,4 32.900 32,4

85 jaar en ouder 6.000 48,4 6.200 25,0 12.300 32,8

- Het betreft het aantal personen met ergens in het jaar een openstaande ziekte-episode. Deze episode

kan dus ook gestart zijn in het jaar ervoor.

- Aantallen zijn afgerond op 100-tallen. Hierdoor zal het totaalcijfer niet altijd exact het opgetelde cijfer

van de mannen en vrouwen zijn

Page 109: Hart- en vaatziekten in Nederland 2019 - Hartstichting...Hart- en vaatziekten in Nederland, 2019 25 jaar cijfers over incidentie, prevalentie, ziekte en sterfte Gegevens van het Centraal

Trends in systolische bloeddruk107

4 Trends in systolische bloed-druk in de Longitudinal Aging Study Amsterdam (LASA) tussen 1995 en 2016

A.R. de Boer1,2, I. van Dis1, N. van Schoor3, M.L. Bots2, I. Vaartjes1,2, D.J.H. Deeg3

1 Hartstichting, Den Haag2 Julius Centrum voor Gezondheidswetenschappen en Eerstelijns Geneeskunde,

Universitair Medisch Centrum Utrecht, Utrecht3 Longitudinal Aging Study Amsterdam, Afdeling Epidemiologie & Biostatistiek,

Amsterdam Universitaire Medische Centra, locatie VU medisch centrum

De Longitudinal Aging Study Amsterdam wordt mogelijk gemaakt door een subsidie

van het Nederlandse ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, Directie

Langdurige Zorg.

4.1 Introductie

Een hoge bloeddruk is een belangrijke risicofactor voor het ontwikkelen

van hart- en vaatziekten. Een bloeddruk is te hoog als deze herhaaldelijk de

grens van 140 mmHg systolisch overschrijdt.1 De daling aan sterfte aan coro-

naire hartziekten in Nederland sinds de jaren 70 is deels toe te schrijven aan

een verbetering in het niveau van risicofactoren, waaronder bloeddruk, in

de algemene bevolking.2 Ondanks de daling in sterfte blijven hart- en vaat-

ziekten een van de grootste oorzaken van ziekte en sterfte in Nederland.3 De

studie van Koopman et al.4 laat een dalende trend in systolische bloeddruk

zien sinds 1995 tot aan 2009 in mensen van 65 jaar of ouder. Deze trend

is zichtbaar in de cohorten van de Longitudinal Aging Study Amsterdam

(LASA).5 In LASA worden mensen van 55 jaar of ouder gevolgd over de tijd

bij wie elke drie jaar diverse metingen worden uitgevoerd, waaronder een

bloeddruk meting. Inmiddels zijn er sinds 2012 twee nieuwe meetrondes

geweest, waardoor het mogelijk is om het verloop van de systolische bloed-

druk bij mensen van 65 jaar of ouder verder te bestuderen in de periode

1995 tot en met 2016.

Page 110: Hart- en vaatziekten in Nederland 2019 - Hartstichting...Hart- en vaatziekten in Nederland, 2019 25 jaar cijfers over incidentie, prevalentie, ziekte en sterfte Gegevens van het Centraal

Trends in systolische bloeddruk108

4.2 Methode

LASAOm de trend in bloeddruk over tijd te beschrijven is gebruik gemaakt van

gegevens van het LASA-cohort. LASA richt zich op het fysieke, emotionele,

cognitieve en sociale functioneren van mensen van 55 jaar of ouder. Data

verzameling is gestart met de inclusie van een eerste cohort van 3.107

mensen tussen de 55-85 jaar oud in de periode 1992-1993 uit 11 gemeenten in

Nederland (Amsterdam, Zwolle en Oss en omgeving).5 Tien jaar na deze eer-

ste inclusieperiode in 2002-2003 is een tweede cohort van mensen tussen de

55-64 jaar geïncludeerd (n=1.002) vanuit dezelfde regio’s en samengevoegd

met het eerste cohort.6 Wederom tien jaar later, in 2012-2013, is een derde

inclusieronde geweest onder mensen tussen de 55 en 64 jaar waarbij 1.023

mensen zijn geïncludeerd en samengevoegd met de eerste twee cohorten.6

Door nieuwe inclusierondes elke tien jaar zijn er tijdens de gehele studie-

periode mensen van 65 jaar (of ouder) in het cohort, waardoor het mogelijk

is om trends te bekijken sinds 1992 in deze specifieke leeftijdsgroep. In deze

studie wordt informatie van de drie cohorten gebruikt en geanalyseerd en

zal verder de term ‘LASA-cohort’ worden gebruikt om de samengevoegde

cohorten aan te duiden. Voor een schematische weergave van de cohorten

zie figuur 4.1.

De studiedeelnemers worden om de drie jaar uitgenodigd om mee te doen

met een meetronde waar door middel van een medisch interview en een

lichamelijk onderzoek informatie wordt verzameld (figuur 4.1). Gegevens

die verzameld worden, zijn onder andere: opleidingsniveau, zelfgerappor-

teerde informatie over aanwezigheid van hoge bloeddruk (een vraag die

studiedeelnemers met ‘ja’ of ‘nee’ moesten beantwoorden), diabetes en hart-

en vaatziekten, medicatiegebruik (door middel van medicatieverpakkingen)

en fysieke metingen van de systolische bloeddruk. Om vergelijking met

gegevens van het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) mogelijk te maken,

is in deze studie gekozen om opleidingsniveau te categoriseren volgens de

Standaard Onderwijsindeling 2016 in laag, middel en hoog opleidingsniveau7

en gebruikt als indicator voor Socio-economische status (SES).

Page 111: Hart- en vaatziekten in Nederland 2019 - Hartstichting...Hart- en vaatziekten in Nederland, 2019 25 jaar cijfers over incidentie, prevalentie, ziekte en sterfte Gegevens van het Centraal

Trends in systolische bloeddruk109

Figuur 4.1 Schematische weergave van cohorten en meetrondes in LASA

* Meetronde 1 in 1992-1993 is niet meegenomen inde analyse, omdat de bloeddruk op een andere

manier is gemeten dan in de daarop volgende meetrondes.

Bloeddruk metingDe bloeddruk is in alle meetrondes gemeten in zittende positie. Tijdens de

eerste meetronde is de bloeddruk drie keer gemeten, in de tweede en derde

meetronde één keer, drie keer in meetronde vier en vijf, in meetronde zes is

de bloeddruk vier keer gemeten en in meetronde zeven en acht is de bloed-

druk twee keer gemeten. Indien er vaker dan eenmaal een bloeddrukmeting

is gedaan tijdens een meetronde is het gemiddelde van deze metingen

gebruikt voor de analyse. De bloeddruk werd gemeten met één van de vol-

gende apparaten: Omron HEM 706, Omron M7 Intelli IT, Omron HEM 711.

Tijdens de eerste meetronde in 1992 is de bloeddruk op een andere manier

gemeten dan in de daaropvolgende meetrondes, waardoor deze meetronde

niet is meegenomen in de analyse.

Statische analyseGeneralized estimating equations (GEE) zijn gebruikt om marginale schat-

tingen te maken van de gemiddelde bloeddruk over de tijd, gecorrigeerd

voor leeftijd en geslacht. Met een marginale schatting wordt een schatting

voor de gemiddelde bloeddruk van de steekproef bedoeld. Er is gekozen

voor dit model om rekening te houden met de afhankelijkheid van de data,

namelijk dat er bij dezelfde mensen op meerdere meetronden metingen

zijn gedaan (kortom herhaalde metingen van de systolische bloeddruk

binnen personen). Daarnaast houdt het model rekening met ontbrekende

data, dus dat er niet bij elke persoon op elk meetmoment daadwerkelijk een

meting is gedaan. Naast een trend in gemiddelde bloeddruk gestratificeerd

voor mannen/vrouwen, worden ook geslacht specifieke trends voor de

gemiddelde bloeddruk gepresenteerd gestratificeerd naar aanwezigheid

van zelf gerapporteerde hoge bloeddruk en gebruik van medicatie voor

Meetronde

1 2 3 4 5 6 7 8

Cohort 1

Cohort 2

Cohort 3

1992*

-1993

1995-

1996

1998-

1999

2001-

2002 2005-

2006

2008-

2009

2011-

2012 2015-

2016

Page 112: Hart- en vaatziekten in Nederland 2019 - Hartstichting...Hart- en vaatziekten in Nederland, 2019 25 jaar cijfers over incidentie, prevalentie, ziekte en sterfte Gegevens van het Centraal

Trends in systolische bloeddruk110

hoge bloeddruk en beide gecorrigeerd voor leeftijd. Door middel van GEE

is berekend of trends over de tijd een statistisch significante daling laten

zien en of er een verschil in daling (in trend) zit tussen mannen en vrouwen,

mannen en vrouwen met en zonder medicatiegebruik en mannen en vrou-

wen met en zonder zelfgerapporteerde hoge bloeddruk. Om te onderzoeken

of de trend misschien niet lineair is, is ook een kwadratische term aan de

modellen toegevoegd en gekeken of deze significant was. Indien de p-waar-

de ‹ 0.05 was, werd dit als statistisch significant beschouwd. SPSS versie 25

en Microsoft Excel 2010 zijn gebruikt voor data analyse.

4.3 Resultaten

Kenmerken van deelnemers aan LASA per meetronde voor zowel mannen

als vrouwen zijn weergegeven in tabel 4.1. Over de tijd is een afname van de

steekproefomvang te zien, omdat mensen overlijden of stoppen met deel-

name aan de studie. In 2002-2003 en in 2012-2013 zijn respectievelijk cohort

2 en cohort 3 toegevoegd waardoor de toename in studiedeelnemers in 2016

te verklaren is. Wat verder opvalt, is dat over de tijd het totale cohort uit

meer mensen met een hoog opleidingsniveau bestaat, van 11% in 1995 naar

24% in 2016 en dat mannen een hoger opleidingsniveau hebben vergeleken

met vrouwen. Het percentage van mensen met zelfgerapporteerde hoge

bloeddruk neemt tot aan 2012 toe van 22% tot 48% en is in 2016 weer gedaald

tot 35%, vrouwen rapporteren vaker een hoge bloeddruk te hebben dan

mannen. Eenzelfde patroon is te zien voor het aantal mensen dat medicatie

voor een hoge bloeddruk gebruikt, tussen 1995 en 2012 loopt het percentage

op van 33% tot 55% en daalt in 2016 naar 51%, het percentage mannen en

het percentage vrouwen dat medicatie voor een hoge bloeddruk gebruikt

is ongeveer gelijk. Voor de gehele studieperiode is het percentage mensen

dat medicatie voor een hoge bloeddruk gebruikt hoger dan het percentage

mensen dat een hoge bloeddruk rapporteert.

Page 113: Hart- en vaatziekten in Nederland 2019 - Hartstichting...Hart- en vaatziekten in Nederland, 2019 25 jaar cijfers over incidentie, prevalentie, ziekte en sterfte Gegevens van het Centraal

Trends in systolische bloeddruk111

Meetronde in 1995-1996

Totaal (n=1.944) Man (n=899) Vrouw (n=1.045)

Mannen, n (%) 899 (46) NA NA

Gemiddelde leeftijd, mediaan [Q1-Q3] 76 [70-82] 76 [70-82] 75 [70-82]

Opleidingsniveau, n (%) Laag 1.261 (65) 509 (57) 752 (72)

Middel 473 (24) 253 (28) 220 (21)

Hoog 208 (11) 136 (15) 72 (7)

Hartziekten, n (%) 465 (27) 267 (33) 198 (22)

Diabetes, n (%) 148 (9) 53 (7) 95 (10)

Zelfgerapporteerde hoge bloeddruk, n (%) 384 (22) 138 (17) 246 (27)

Medicatie voor hoge bloeddruk, n (%) 493 (33) 245 (34) 248 (32)

Meetronde in 1998-1999

Totaal (n=1.771) Man (n=776) Vrouw (n=995)

Mannen, n (%) 776 (44) NA NA

Gemiddelde leeftijd, mediaan [Q1-Q3] 75 [70-82] 75 [70-82] 76 [70-82]

Opleidingsniveau, n (%) Laag 1.099 (62) 407 (52) 692 (70)

Middel 476 (30) 241 (31) 235 (24)

Hoog 195 (11) 128 (17) 67 (7)

Hartziekten, n (%) 462 (29) 253 (37) 209 (24)

Diabetes, n (%) 156 (10) 55 (8) 101 (12)

Zelfgerapporteerde hoge bloeddruk, n (%) 413 (26) 143 (21) 270 (31)

Medicatie voor hoge bloeddruk, n (%) 510 (40) 237 (41) 273 (39)

Meetronde in 2001-2002

Totaal (n=1.627) Man (n=683) Vrouw (n=944)

Mannen, n (%) 683 (42) NA NA

Gemiddelde leeftijd, mediaan [Q1-Q3] 76 [70-83] 74 [69-82] 76 [70-83]

Opleidingsniveau, n (%) Laag 974 (60) 338 (50) 636 (67)

Middel 451 (28) 219 (32) 232 (25)

Hoog 201 (12) 126 (18) 75 (8)

Hartziekten, n (%) 413 (30) 215 (35) 198 (25)

Diabetes, n (%) 143 (10) 61 (10) 82 (9)

Zelfgerapporteerde hoge bloeddruk, n (%) 430 (31) 159 (26) 271 (35)

Medicatie voor hoge bloeddruk, n (%) 550 (44) 253 (45) 297 (43)

Tabel 4.1 Kenmerken van de LASA-steekproef (mensen van 65 jaar en ouder) per meetronde

Page 114: Hart- en vaatziekten in Nederland 2019 - Hartstichting...Hart- en vaatziekten in Nederland, 2019 25 jaar cijfers over incidentie, prevalentie, ziekte en sterfte Gegevens van het Centraal

Trends in systolische bloeddruk112

Meetronde in 2005-2006

Totaal (n=1.547) Man (n=654) Vrouw (n=893)

Mannen, n (%) 654 (42) NA NA

Gemiddelde leeftijd, mediaan [Q1-Q3] 75 [69-81] 74 [69-81] 76 [70-82]

Opleidingsniveau, n (%) Laag 850 (55) 297 (45) 553 (62)

Middel 471 (30) 220 (34) 251 (28)

Hoog 226 (15) 137 (21) 89 (10)

Hartziekten, n (%) 392 (30) 205 (36) 187 (25)

Diabetes, n (%) 170 (13) 77 (14) 93 (13)

Zelfgerapporteerde hoge bloeddruk, n (%) 503 (39) 191 (33) 312 (42)

Medicatie voor hoge bloeddruk, n (%) 634 (51) 287 (53) 347 (50)

Meetronde in 2008-2009

Totaal (n=1.477) Man (n=630) Vrouw (n=847)

Mannen, n (%) 630 (43) NA NA

Gemiddelde leeftijd, mediaan [Q1-Q3] 75 [69-81] 73 [69-80] 76 [70-83]

Opleidingsniveau, n (%) Laag 759 (52) 259 (41) 500 (59)

Middel 470 (32) 213 (34) 257 (30)

Hoog 248 (17) 158 (25) 90 (11)

Hartziekten, n (%) 402 (31) 212 (38) 190 (27)

Diabetes, n (%) 190 (15) 89 (16) 101 (14)

Zelfgerapporteerde hoge bloeddruk, n (%) 521 (41) 198 (35) 323 (45)

Medicatie voor hoge bloeddruk, n (%) 637 (53) 287 (55) 350 (53)

Meetronde in 2011-2012

Totaal (n=1.457) Man (n=618) Vrouw (n=839)

Mannen, n (%) 618 (42) NA NA

Gemiddelde leeftijd, mediaan [Q1-Q3] 74 [69-82] 73 [69-81] 75 [10-82]

Opleidingsniveau, n (%) Laag 705 (48) 247 (40) 458 (55)

Middel 484 (33) 198 (32) 286 (34)

Hoog 268 (18) 173 (28) 95 (11)

Hartziekten, n (%) 385 (31) 199 (37) 186 (27)

Diabetes, n (%) 184 (15) 83 (15) 101 (15)

Zelfgerapporteerde hoge bloeddruk, n (%) 590 (48) 226 (42) 364 (52)

Medicatie voor hoge bloeddruk, n (%) 632 (55) 277 (54) 355 (56)

Page 115: Hart- en vaatziekten in Nederland 2019 - Hartstichting...Hart- en vaatziekten in Nederland, 2019 25 jaar cijfers over incidentie, prevalentie, ziekte en sterfte Gegevens van het Centraal

Trends in systolische bloeddruk113

Meetronde in 2015-2016

Totaal (n=1.483) Man (n=661) Vrouw (n=822)

Mannen, n (%) 661 (45) NA NA

Gemiddelde leeftijd, mediaan [Q1-Q3] 74 [68-81] 73 [68-79] 75 [69-81]

Opleidingsniveau, n (%) Laag 596 (40) 224 (34) 372 (45)

Middel 532 (36) 215 (33) 317 (39)

Hoog 355 (24) 222 (34) 133 (16)

Hartziekten, n (%) 359 (28) 190 (32) 169 (24)

Diabetes, n (%) 169 (13) 92 (16) 77 (11)

Zelfgerapporteerde hoge bloeddruk, n (%) 442 (35) 175 (30) 267 (39)

Medicatie voor hoge bloeddruk, n (%) 611 (51) 285 (51) 326 (51)

Q1-Q3 = 25e percentiel - 75e percentiel

NA = niet van toepassing

Van de mannen die geen hoge bloeddruk rapporteerden, gebruikte 30% wel

medicatie voor hoge bloeddruk, voor vrouwen was dit 23% (figuur 4.2A).

Van de mannen die rapporteerden een hoge bloeddruk te hebben gebruikte

89% ook een medicament voor hoge bloeddruk, voor vrouwen was dit 83%

(figuur 4.2A). Andersom (figuur 4.2B), van de mensen die geen medicatie

voor hoge bloeddruk gebruikten, rapporteerde de meerderheid ook geen

hoge bloeddruk te hebben (mannen 94% en vrouwen 88%). Van de mannen

die wel een medicament voor hoge bloeddruk gebruikten rapporteerde 45%

geen hoge bloeddruk te hebben en van de vrouwen die wel een medicament

voor hoge bloeddruk gebruikten rapporteerde 31% geen hoge bloeddruk te

hebben (figuur 4.2B).

Page 116: Hart- en vaatziekten in Nederland 2019 - Hartstichting...Hart- en vaatziekten in Nederland, 2019 25 jaar cijfers over incidentie, prevalentie, ziekte en sterfte Gegevens van het Centraal

Trends in systolische bloeddruk114

Figuur 4.2 Zelfgerapporteerde hoge bloeddruk ten opzichte van medicatiegebruik voor hoge

bloeddruk (A) en medicatiegebruik voor hoge bloeddruk ten opzichte van zelfgerap-

porteerde hoge bloeddruk (B). In de periode 1995-2016 bij mannen en vrouwen van

65 jaar en ouder

A

B

0

10

20

30

40

50

60

70

80

90

100

Wel zelfgerapporteerde hoge bloeddrukGeen zelfgerapporteerde hoge bloeddruk

Mannen: wel medicatie voor hoge bloeddruk

Mannen: geen medicatie voor hoge bloeddruk

Vrouwen: wel medicatie voor hoge bloeddruk

Vrouwen: geen medicatie voor hoge bloeddruk

Perc

enta

ge (%

)

0

10

20

30

40

50

60

70

80

90

100

Wel medicatie voor hoge bloeddrukGeen medicatie voor hoge bloeddruk

Mannen: wel zelfgerapporteerde hoge bloeddruk

Mannen: geen zelfgerapporteerde hoge bloeddruk

Vrouwen: wel zelfgerapporteerde hoge bloeddruk

Vrouwen: geen zelfgerapporteerde hoge bloeddruk

Perc

enta

ge (%

)

Page 117: Hart- en vaatziekten in Nederland 2019 - Hartstichting...Hart- en vaatziekten in Nederland, 2019 25 jaar cijfers over incidentie, prevalentie, ziekte en sterfte Gegevens van het Centraal

Trends in systolische bloeddruk115

Figuur 4.3 laat een trendfiguur zien met gemiddelde systolische bloeddruk

van de LASA deelnemers van 1995 tot en met 2016 gestratificeerd naar

geslacht. Bij mannen daalt de systolische bloeddruk van 151 mmHg in 1995

naar 138 mmHg in 2016, bij vrouwen is dit een daling van 151 mmHg in 1995

naar 135 mmHg in 2016. Voor zowel mannen als vrouwen is de dalende trend

significant en de daling neemt toe naarmate de tijd vordert. Bij vrouwen is

die daling in latere jaren sneller dan bij mannen. De spreiding in bloeddruk

uitgedrukt in de standaarddeviatie van de gemiddelde bloeddruk neemt af

over de tijd. Voor mannen is de standaarddeviatie in 1995 26 mmHg en in

2016 21 mmHg, voor vrouwen is deze respectievelijk 28 en 22.

Figuur 4.3 Trend in gemiddelde systolische bloeddruk met 95% betrouwbaarheidsinterval voor

mannen en vrouwen van 65 jaar en ouder. Periode 1995-2016

In figuur 4.4 worden trends in systolische bloeddruk gestratificeerd naar

mensen met en zonder medicatiegebruik voor een hoge bloeddruk weer-

geven voor mannen en vrouwen. Voor mannen is de systolische bloeddruk

hoger in de groep zonder medicatiegebruik voor een hoge bloeddruk en

voor vrouwen is dit ook zo, maar is het verschil minder groot. Voor zowel de

groep met en de groep zonder medicatiegebruik daalt de systolische bloed-

druk over de tijd en is deze daling significant. Er is geen significant verschil

in daling tussen mensen met en zonder medicatiegebruik voor zowel man-

nen als vrouwen.

Syst

olis

che

bloe

ddru

k (m

mH

g)

100

110

120

130

140

150

160

170

180

2015-20162011-20122008-20092005-20062001-20021998-19991995-1996

Mannen Vrouwen

Jaar

Page 118: Hart- en vaatziekten in Nederland 2019 - Hartstichting...Hart- en vaatziekten in Nederland, 2019 25 jaar cijfers over incidentie, prevalentie, ziekte en sterfte Gegevens van het Centraal

Trends in systolische bloeddruk116

Figuur 4.4 Trend in gemiddelde systolische bloeddruk met 95% betrouwbaarheidsinterval gestra-

tificeerd naar medicatiegebruik voor een hoge bloeddruk bij mannen en bij vrouwen

van 65 jaar en ouder. Periode 1995-2016

Mannen

Vrouwen

In figuur 4.5 worden trends in systolische bloeddruk gestratificeerd naar

zelfgerapporteerde hoge bloeddruk weergeven voor mannen en vrouwen.

Voor zowel mannen als vrouwen is de systolische bloeddruk hoger in

de groep met zelfgerapporteerde hoge bloeddruk, daalt de systolische

bloeddruk over de tijd en is deze daling significant. Wat opvalt, is dat de

Syst

olis

che

bloe

ddru

k (m

mH

g)

100

110

120

130

140

150

160

170

180

2015-20162011-20122008-20092005-20062001-20021998-19991995-1996

Mannen zonder medicatie voor hoge bloeddruk

Mannen met medicatie voor hoge bloeddruk

Jaar

Syst

olis

che

bloe

ddru

k (m

mH

g)

100

110

120

130

140

150

160

170

180

2015-20162011-20122008-20092005-20062001-20021998-19991995-1996

Vrouwen zonder medicatie hoge bloeddruk

Vrouwen met medicatie hoge bloeddruk

Jaar

Page 119: Hart- en vaatziekten in Nederland 2019 - Hartstichting...Hart- en vaatziekten in Nederland, 2019 25 jaar cijfers over incidentie, prevalentie, ziekte en sterfte Gegevens van het Centraal

Trends in systolische bloeddruk117

bloeddruk bij mannen tot aan 2012 en bij vrouwen tot aan 2006 dichter

bij elkaar lijkt komen te liggen, terwijl deze hierna weer verder van elkaar

vandaan beweegt. Bij mannen met zelfgerapporteerde hoge bloeddruk is de

daling sterker dan bij mannen zonder zelfgerapporteerde hoge bloeddruk.

Bij vrouwen is er geen significant verschil in daling tussen vrouwen met en

zonder zelfgerapporteerde hoge bloeddruk.

Figuur 4.5 Trend in gemiddelde systolische bloeddruk met 95% betrouwbaarheidsinterval

gestratificeerd naar zelfgerapporteerde hoge bloeddruk bij mannen en bij vrouwen

van 65 jaar en ouder. Periode 1995-2016

Mannen

Vrouwen

Syst

olis

che

bloe

ddru

k (m

mH

g)

100

110

120

130

140

150

160

170

180

2015-20162011-20122008-20092005-20062001-20021998-19991995-1996

Mannen met zelfgerapporteerde hoge bloeddruk

Mannen zonder zelfgerapporteerde hoge bloeddruk

Jaar

Syst

olis

che

bloe

ddru

k (m

mH

g)

100

110

120

130

140

150

160

170

180

2015-20162011-20122008-20092005-20062001-20021998-19991995-1996

Vrouwen met zelfgerapporteerde hoge bloeddruk

Vrouwen zonder zelfgerapporteerde hoge bloeddruk

Jaar

Page 120: Hart- en vaatziekten in Nederland 2019 - Hartstichting...Hart- en vaatziekten in Nederland, 2019 25 jaar cijfers over incidentie, prevalentie, ziekte en sterfte Gegevens van het Centraal

Trends in systolische bloeddruk118

4.4 Kanttekeningen bij de interpretatie van de data

In het LASA-cohort wordt een selectie van mensen gevolgd over de tijd en

in die periode overlijden mensen of stoppen hun deelname aan de studie.

Indien ziekte deelname aan de studie belemmert, kan dit leiden tot een

vorm van selectie bias ook wel ‘survivor bias’ genoemd, wat betekent dat

over de tijd de gezondste mensen overblijven in een cohort. Hoge bloed-

druk is een risicofactor voor hart- en vaatziekten. Wanneer naar hoge bloed-

druk wordt gekeken over de tijd is het mogelijk dat de ziekste mensen (met

de hoogste bloeddruk) in de loop van de tijd zijn afgevallen en de dalende

trend die gevonden wordt minder sterk is in de algemene bevolking van

mensen van 65 jaar of ouder.

In de tabel 4.1 is te zien dat gedurende de tijd het cohort uit steeds meer

mensen met een hoger opleidingsniveau bestaat. Wanneer dit wordt verge-

leken met gegevens van het Centraal Bureau voor de Statistiek over de alge-

mene bevolking in Nederland8 is eenzelfde verschuiving te zien (tabel 4.2).

In vergelijking met de algemene Nederlandse bevolking zijn er in LASA

meer mensen met een hoger opleidingsniveau en minder mensen met een

laag opleidingsniveau (tabel 4.2). Een laag opleidingsniveau is geassocieerd

met een hogere prevalentie van roken en obesitas en algemeen slechtere

gezondheid.9 Dit kan betekenen dat het mogelijk is dat de gemiddelde

bloeddruk in de Nederlandse bevolking voor mensen van 65 jaar of ouder

iets hoger ligt dan in LASA wordt gevonden.

Tabel 4.2 Vergelijking van opleidingsniveau in LASA met de algemene Nederlandse bevolking met

gegevens van het Centraal Bureau voor de Statistiek. Percentage laag, middel of hoog oplei-

dingsniveau naar geslacht voor mensen tussen de 65-74 jaar oud in 2005 en 2015

Mannen 65-74 jaar Vrouwen 65-74 jaar

2005 2015 2005 2015

LASA CBS LASA CBS LASA CBS LASA CBS

Laag 41% 44% 30% 34% 57% 68% 34% 57%

Middel 33% 35% 34% 38% 31% 23% 44% 26%

Hoog 26% 20% 36% 27% 12% 9% 22% 16%

CBS: Centraal Bureau voor de Statistiek

Page 121: Hart- en vaatziekten in Nederland 2019 - Hartstichting...Hart- en vaatziekten in Nederland, 2019 25 jaar cijfers over incidentie, prevalentie, ziekte en sterfte Gegevens van het Centraal

Trends in systolische bloeddruk119

Figuur 4.2 laten een discrepantie zien tussen de mensen die zelf een hoge

bloeddruk rapporteren en het medicatiegebruik voor hoge bloeddruk. Van

de mensen die geen zelfgerapporteerde hoge bloeddruk hadden gebruikte

ongeveer een kwart wel een medicament hiervoor en andersom rapporteer-

den ongeveer een derde van de mensen die medicatie voor hoge bloeddruk

gebruikten geen hoge bloeddruk te hebben. Mogelijk is een deel van de

mensen met een hoge bloeddruk zich hier niet bewust van en gebruiken

daarom geen medicatie, of mensen die goed ingesteld zijn op medicatie

geven aan geen hoge bloeddruk (meer) te hebben. Dit heeft als gevolg dat

figuur 4.5 niet geïnterpreteerd kan worden als gemiddelde bloeddruk bij

mensen die nooit of ooit een keer hoge bloeddruk hebben gehad. Echter wat

figuur 4.5 wel laat zien is dat ondanks dat mensen rapporteren geen hoge

bloeddruk te hebben, er wel tijdens de meeste meetrondes een gemiddelde

bloeddruk van meer dan 140 mmHg gevonden werd.

4.5 Vergelijking met andere Nederlandse data

Lifelines is een cohort met 167.729 deelnemers bestaande uit een selectie

van de algemene bevolking van Noord-Nederland tussen de 6 maanden

en 93 jaar geïncludeerd tussen 2006 en 2013.10 In LifeLines is ook gekeken

naar opleidingsniveau in vergelijking met de Nederlandse bevolking, net

zoals in LASA werd de observatie gedaan dat er een over representatie is van

mensen met een hoger opleidingsniveau.11 In het hoofdstuk Prevalentie van

risicofactoren voor hart- en vaatziekten op basis van het Lifelines cohort

in het boek Hart- en vaatziekten in Nederland 201812 worden cijfers over

gemiddelde bloeddruk van dit cohort gepresenteerd. Bij mannen tussen de

65-74 jaar (n = 4.915) in de periode 2006 t/m 2013 (87% werd geïncludeerd

na 2010) werd een gemiddelde systolische bloeddruk van 138 mmHg (stan-

daarddeviatie = 17) gevonden en bij vrouwen (n = 5.553) een gemiddelde

systolische bloeddruk van 136 mmHg (standaarddeviatie =18). In het LASA

cohort werd in 2011 voor mannen tussen de 65-74 jaar (n=341) een gemiddel-

de systolische bloeddruk van 142 mmHg gemeten en voor vrouwen tussen

de 65-74 jaar (n=399) een gemiddelde systolische bloeddruk van 137 mmHg.

De gemiddelde bloeddruk gevonden in LASA lijkt dus in het bijzonder bij

mannen iets hoger te zijn dan in LifeLines, maar is bij vrouwen redelijk

vergelijkbaar.

Page 122: Hart- en vaatziekten in Nederland 2019 - Hartstichting...Hart- en vaatziekten in Nederland, 2019 25 jaar cijfers over incidentie, prevalentie, ziekte en sterfte Gegevens van het Centraal

Trends in systolische bloeddruk120

4.6 Conclusie

Systolische bloeddruk in het LASA-cohort laat een dalende trend zien

tussen 1995 en 2016 bij zowel mannen (gemiddelde daling van 13 mmHg)

als vrouwen (gemiddelde daling van 16 mmHg). Er is geen verschil in daling

van systolische bloeddruk in de groep mannen en vrouwen met en zonder

medicatie voor hoge bloeddruk. Vanwege het iets hogere opleidingsniveau

van de LASA-steekproef en vanwege mogelijke survivor bias kan het zijn dat

de mate van bloeddrukdaling over de tijd wordt overschat in vergelijking

met de algemene bevolking in Nederland van 65 jaar en ouder.

Page 123: Hart- en vaatziekten in Nederland 2019 - Hartstichting...Hart- en vaatziekten in Nederland, 2019 25 jaar cijfers over incidentie, prevalentie, ziekte en sterfte Gegevens van het Centraal

Trends in systolische bloeddruk121

Gebruikte literatuur

1. Nederlands Huisarts Genootschap. Cardiovasculair risicomanagement (CVRM)

Derde herziening. [Internet] Beschikbaar op: https://www.nhg.org/standaarden/

volledig/cardiovasculair-risicomanagement. Bekeken op: 29-07-2019.

2. Koopman C, Vaartjes I, van Dis I, Verschuren WM, Engelfriet P, Heintjes EM et al.

Explaining the decline in coronary heart disease mortality in the Netherlands between

1997 and 2007. PLoS One. 2016;11:e0166139.

3. de Boer AR, van Dis I, Visseren FLJ, Vaartjes I, Bots ML. Ziekte en sterfte aan hart- en

vaatziekten. In: de Boer AR, van Dis I, Visseren FLJ, Vaartjes I, Bots ML. Hart- en

vaatziekten in Nederland 2018, cijfers over risicofactoren, hartinterventies, ziekte en

sterfte. Den Haag: Hartstichting, 2018.

4. Koopman C, Vaartjes I, Blokstra A, Verschuren WM, Visser M, Deeg DJ et al. Trends

in risk factors for coronary heart disease in the Netherlands. BMC Public Health

2016;16.835.

5. Huisman MA, Poppelaars JL, van der Horst MHL, Beekman ATF, Brug J, van Tilburg

TG, Deeg DJH Cohort profile: the Longitudinal Aging Study Amsterdam. Int J

Epidemiol 2011;40:868–76. doi: 10.1093/ije/dyq219.

6. Hoogendijk EO, Deeg DJH, Poppelaars J, van der Horst M, Broese van Groenou MI,

Comijn HC et al. The Longitudinal Aging Study Amsterdam: cohort update 2016 and

major findings. Eur J Epidemiol 2016;31:927-945.

7. Centraal Bureau voor de Statistiek. Standaard onderwijsindeling 2016 – Editie

2016/’17. Centraal Bureau voor de Statistiek, Den Haag/Heerlen 2017.

8. CBS Statline. Bevolking; hoogstbehaald onderwijsniveau en onderwijsrichting.

[Internet]. Bezocht op 23 augustus 2019. Bereikbaar via: https://opendata.cbs.nl/

statline/#/CBS/nl/dataset/82816NED/table?fromstatweb

9. Mackenbach JP, Stirbu I, Roskam AJ, Schaap MM, Menvielle G, Leinsalu M et al.

Socioeconimic inequalities in health in 22 European countries. N Engl J Med 2008

358:2468-81.

10. Scholtens S, Smidt N, Swertz MA, Bakker SJ, Dotinga A, Vonk JM, et al. Cohort

Profile: Lifelines, a three-generation cohort study and biobank. International journal

of epidemiology 2015;44:1172–1180.

11. Klijs B, Scholtens S, Mandemakers JJ, Snieder H, Stolk RP, Smidt N. Representatives

of the LifeLines Cohort Study. PLoS One 2015;10: e0137203.

12. Sijtsma A, Alingh RA, van der Ende MY, Hartman HT, van der Harst P, van Dis I.

Prevalentie van risicofactoren voor hart- en vaatziekten op basis van het Lifelines

cohort. In: de Boer AR, van Dis I, Visseren FLJ, Vaartjes I, Bots ML. Hart- en vaatziek-

ten in Nederland 2018, cijfers over risicofactoren, hartinterventies, ziekte en sterfte.

Den Haag: Hartstichting, 2018.

Page 124: Hart- en vaatziekten in Nederland 2019 - Hartstichting...Hart- en vaatziekten in Nederland, 2019 25 jaar cijfers over incidentie, prevalentie, ziekte en sterfte Gegevens van het Centraal

122

Page 125: Hart- en vaatziekten in Nederland 2019 - Hartstichting...Hart- en vaatziekten in Nederland, 2019 25 jaar cijfers over incidentie, prevalentie, ziekte en sterfte Gegevens van het Centraal

Atriumfibrilleren: prevalentie en antitrombotica123

5 Ontwikkelingen in prevalentie van atriumfibrilleren en anti-trombotica voorschriften

L.P.T. Joosten1, E.J.B. van Eerde1, F.H. Rutten1, G.J. Geersing1

1 Julius Centrum voor Gezondheidswetenschappen en Eerstelijns Geneeskunde,

Universitair Medisch Centrum Utrecht, Universiteit Utrecht, Utrecht

Samenvatting

— Deze cijfers zijn gebaseerd op data van het Julius Huisartsen Netwerk

(JHN), een registratie met 384.586 patiënten in 2017.

— Van 2008 tot en met 2017 steeg de prevalentie van atriumfibrilleren (AF) in

Nederland van 0,4% naar 1,4%, terwijl de CHA2DS

2-VASc score nagenoeg

gelijk bleef met een gemiddelde score van 3,4% in 2017. Verbeteringen in AF

registratie en toename van (routine) AF detectie kunnen verklaringen zijn

voor deze prevalentiestijging.

— Het percentage AF patiënten met alleen een vitamine K antagonist (VKA)

daalde van 46,7% in 2008 naar 41,3% in 2017, terwijl het percentage AF

patiënten met alleen een direct werkende oraal anticoagulans (DOAC) steeg

tot 19,5% in 2017. Het percentage AF patiënten dat niet werd behandeld met

een antitromboticum daalde van 31,4% in 2008 naar 23,7% in 2017. 58,7%

van deze patiënten in 2017 had een CHA2DS

2-VASc score van ≥2 en kwam

volgens de richtlijnen dus wel in aanmerking voor een antitromboticum.

— Oudere AF patiënten en AF patiënten met de comorbiditeit hartfalen,

diabetes mellitus, nierfunctiestoornis en/of bloeding (in de voor-

geschiedenis) kregen onafhankelijk van elkaar significant vaker een

VKA dan een DOAC voorgeschreven in 2017. Hartfalen was de sterkste

voorspeller waarbij de proportie DOAC-voorschriften versus VKA-

voorschriften (met 95% betrouwbaarheidsinterval) 0,53 (0,41-0,68) keer

hoger was dan in patiënten zonder hartfalen. Selectief anticoagulantia

voorschrijfgedrag van artsen of het (al) bewandelen van een langere

patiëntweg door VKA-patiënten zijn twee verklaringen voor deze

resultaten.

Page 126: Hart- en vaatziekten in Nederland 2019 - Hartstichting...Hart- en vaatziekten in Nederland, 2019 25 jaar cijfers over incidentie, prevalentie, ziekte en sterfte Gegevens van het Centraal

Atriumfibrilleren: prevalentie en antitrombotica124

5.1 Inleiding

Atriumfibrilleren (AF) is de meest voorkomende hartritmestoornis bij

volwassenen.1 Onbehandelde AF patiënten hebben een hoger risico om een

cerebrovasculair accident (CVA) te krijgen vergeleken met mensen zonder

AF. Het risico op een CVA kan in absolute zin oplopen tot 18% per jaar

bij onbehandelde AF patiënten met veel comorbiditeit.2 Er zijn verschil-

lende modellen om het risico op een ischemisch CVA in te schatten. Het

meest gebruikte model in richtlijnen, zoals de Nederlands Huisartsen

Genootschap (NHG) standaard en de European Society of Cardiology (ESC)

richtlijn,3,4 is het CHA2DS

2-VASc-model.5 CHA

2DS

2-VASc is een acroniem van

de Engelse termen voor (congestief) hartfalen (1 punt), hypertensie (1 punt),

leeftijd › 75 jaar (2 punten), diabetes mellitus (1 punt), doorgemaakt CVA/

TIA/trombo-embolie (2 punten), vaatlijden (1 punt), leeftijd 65 tot 75 jaar

(1 punt) en vrouwelijk geslacht (1 punt). Bij een score van ≥ 2 is antitrom-

botische therapie geïndiceerd. Dat wil zeggen dat alle AF patiënten ouder

dan 65 jaar, behalve mannen jonger dan 75 jaar en zonder cardiovasculaire

comorbiditeit, een indicatie hebben voor antitrombotische therapie.

Antitrombotische therapie bestaat uit orale anticoagulantia (OAC). Er zijn

twee soorten OAC: vitamine K antagonisten (VKA) en direct werkende orale

anticoagulantia (DOAC). Beiden zijn effectief in het voorkómen van een

CVA. Het grootste risico bij gebruik van OAC is het optreden van bloedin-

gen. Dit risico is verhoogd bij zowel VKA- als DOAC-gebruik, maar het bloe-

dingsprofiel verschilt. Bij patiënten die een DOAC voorgeschreven krijgen,

is het risico op een hersenbloeding lager dan bij VKA-gebruik, maar het

risico op gastro-intestinale bloedingen is juist hoger bij DOAC-gebruik in

vergelijking met VKA-gebruik, vooral bij oudere patiënten.6–12 Bij een ern-

stige bloeding kan een vitamine K antagonist worden gecoupeerd door mid-

del van vitamine K; voor DOAC’s is tot op heden in Nederland alleen voor

dabigatran een antidotum beschikbaar (idarucizumab). DOAC’s interacte-

ren in veel mindere mate met medicatie, voeding en andere aandoeningen;

de plasmaspiegel is daardoor veel stabieler en anders dan bij VKA-gebruik

zijn regelmatige dosisaanpassingen (op basis van INR (International

Normalized Ratio)-metingen bij de trombosedienst) onder DOAC-gebruik

niet meer nodig. Dat bespaart de patiënt tijd en het ongemak van bloed

prikken. DOAC-zorg is tot op heden duurder dan VKA-zorg (de zorg van

de trombosedienst meegerekend), maar het kostenaspect kan veranderen

zodra de vier grote DOAC-firma’s het patent op DOAC’s verliezen.

Page 127: Hart- en vaatziekten in Nederland 2019 - Hartstichting...Hart- en vaatziekten in Nederland, 2019 25 jaar cijfers over incidentie, prevalentie, ziekte en sterfte Gegevens van het Centraal

Atriumfibrilleren: prevalentie en antitrombotica125

Trombocytenaggregatieremmers (TAR), zoals acetylsalicylzuur, werden met

name in het verleden vaak overwogen als alternatief voor OAC, maar deze

zijn aanmerkelijk minder effectief en bij ouderen zelfs niet langer effectief

om het risico op een CVA te verlagen. Het risico op een ernstige bloeding

onder een TAR is mogelijk iets kleiner dan bij OAC-gebruik, hoewel ook dit

voordeel verdwijnt bij ouderen.13–15

Omdat DOAC’s pas sinds 2008 op de Nederlandse markt zijn en huisartsen

in Nederland DOAC-medicatie pas sinds 2016 mogen initiëren,16 is er nog

maar weinig bekend over het huidige voorschrijfpatroon van orale anti-

trombotica bij patiënten met AF. In dit hoofdstuk treft u cijfers aan over

de prevalentie van AF (over de tijd), (de ontwikkelingen in) antitrombotica

voorschriften en selectief anticoagulantia voorschrijfgedrag van artsen bij

patiënten met AF.

5.2 Methode

De data, van waaruit deze cijfers voortvloeien, zijn afkomstig van het Julius

Huisartsen Netwerk (JHN) in de periode van 1 januari 2008 tot en met

31 december 2017. Het JHN-netwerk bestaat uit ongeveer 160 huisartsen en

verzamelt ten behoeve van wetenschappelijk onderzoek pseudo-anonieme

gegevens over de gezondheid van patiënten in de eerste lijn in Utrecht en

omgeving. Eerder onderzoek heeft laten zien dat de JHN populatie wat

betreft leeftijd en geslacht vergelijkbaar is met de Nederlandse populatie.17

Uit de JHN-database zijn de patiënten met AF gehaald door te selecteren op

de International Classification of Primary Care (ICPC) code K78 (boezemfibrille-

ren of -fladderen) tussen 1 januari 2008 en 31 december 2017. Daarnaast zijn

ook patiëntkarakteristieken, zoals leeftijd en geslacht, en medicatiegebruik

uit deze database geregistreerd. Medicatie wordt geclassificeerd volgens

de Anatomisch Therapeutisch Chemische classificatie (ATC) en elk medica-

ment heeft een eigen ATC-code. Welke ATC-codes voor TAR, VKA en DOAC

zijn gebruikt staan vermeld in Bijlage 5.1. Hierbij moet in acht worden

genomen dat de medicatie in deze database niet altijd was geïnitieerd door

de huisarts; medicatie kon ook zijn gestart door een specialist en vervolgens

gecontinueerd door de huisarts. Dit verklaart dat er patiënten zijn die

DOAC’s gebruiken voor 2016, terwijl huisartsen toen nog geen DOAC’s

mochten initiëren.

Page 128: Hart- en vaatziekten in Nederland 2019 - Hartstichting...Hart- en vaatziekten in Nederland, 2019 25 jaar cijfers over incidentie, prevalentie, ziekte en sterfte Gegevens van het Centraal

Atriumfibrilleren: prevalentie en antitrombotica126

5.3 Resultaten

5.3.1 AlgemeenDe JHN populatie telde in 2017 384.586 patiënten. Voor deze cijfers zijn

7.459 unieke patiënten en 32.295 persoonsjaren van patiënten met ICPC-

code K78 (boezemfibrilleren of -fladderen) geanalyseerd. Patiënten hadden

een gemiddelde follow-up van 4 jaar en 4 maanden. De gemiddelde leeftijd

van alle patiënten was 72,5 jaar en er waren net iets meer mannen (51,4%)

dan vrouwen (48,6%) vertegenwoordigd. De gemiddelde CHA2DS

2-VASc

score was 3,1. Hypertensie was de meest voorkomende comorbiditeit (49,8%)

en bètablokkers (62,7%) werden naast antitrombotica (76,0%) het meest

gebruikt. VKA-monotherapie was de meest voorkomende antitromboticum-

therapie (39,3%).

5.3.2 Prevalentie van atriumfibrillerenEr was een gestage toename in de prevalentie van AF van 0,4% in 2008 naar

1,4% in 2017 (figuur 5.1). Mannen hadden een hogere prevalentie van AF dan

vrouwen (respectievelijk 1,6% en 1,3% in 2017) (figuur 5.1). De prevalentie

van AF was hoger in de oudere dan in de jongere populatie (in mensen ‹55

jaar en ≥85 jaar respectievelijk 0,1% en 15,9% in 2017) en steeg over tijd het

meest in ouderen (figuur 5.2).

Omdat de stijgende prevalentie van AF over tijd in Nederland verklaard zou

kunnen worden door toename in morbiditeit en toename in risicofactoren

voor het optreden van AF zijn de gemiddelde CHA2DS

2-VASc scores als

substituut voor deze ziektelast per leeftijdscategorie over de jaren heen ver-

geleken. De gegevens in figuur 5.3 tonen dat de gemiddelde CHA2DS

2-VASc

score nagenoeg gelijk bleef, met een gemiddelde score van 3,1 in 2008 en

3,4 in 2017. Met andere woorden, de AF populatie in 2008 kende ongeveer

dezelfde comorbiditeitskenmerken als in 2017. Dit betekent dat de stijgende

prevalentie over de verschillende leeftijdsgroepen niet (geheel) te verklaren

is door een toename in comorbiditeit. Een andere mogelijke verklaring

voor de geobserveerde prevalentiestijging over tijd zijn verbeteringen in AF

registratie (mede door de groeiende digitalisering en door betere behande-

lingsmogelijkheden). Ook (routine) AF detectie kan zijn toegenomen, mede

door voortschrijdende bewustwording van het belang van AF diagnostiek

waarbij onder andere de vernieuwde Nederlandse en Europese richtlijnen

en de introductie van DOAC’s mogelijk een rol hebben gespeeld.

Page 129: Hart- en vaatziekten in Nederland 2019 - Hartstichting...Hart- en vaatziekten in Nederland, 2019 25 jaar cijfers over incidentie, prevalentie, ziekte en sterfte Gegevens van het Centraal

Atriumfibrilleren: prevalentie en antitrombotica127

Het is belangrijk om rekening te houden met een mogelijke over- of onder-

schatting van de getoonde prevalentiecijfers, omdat alleen patiënten uit

de eerste lijn met ICPC-code K78 zijn geïncludeerd. Zowel patiënten met

AF (paroxismaal, persistent of permanent) als patiënten met atriumflutter

krijgen ICPC-code K78. Bovendien is een deel van de AF diagnosen na diag-

nostiek door de cardioloog nog niet bekend bij de huisarts en dus nog niet

geregistreerd onder ICPC-code K78. Deze over- en onderschatting zullen

naar verwachting laag zijn.

Figuur 5.1 Prevalentie van atriumfibrilleren in gehele populatie en in mannen en vrouwen in

JHN-huisartsenregistratie in periode 2008-2017

Figuur 5.2 Prevalentie van atriumfibrilleren in verschillende leeftijdsgroepen in

JHN-huisartsenregistratie in periode 2008-2017

Prev

alen

tie (%

)

0,0

0,2

0,4

0,6

0,8

1,0

1,2

1,4

1,6

1,8

2017201620152014201320122011201020092008

Mannen Vrouwen Totaal

Jaar

Prev

alen

tie (%

)

0

2

4

6

8

10

12

14

16

18

2017201620152014201320122011201020092008

<55 55-64 65-74 75-84 85+

Jaar

Page 130: Hart- en vaatziekten in Nederland 2019 - Hartstichting...Hart- en vaatziekten in Nederland, 2019 25 jaar cijfers over incidentie, prevalentie, ziekte en sterfte Gegevens van het Centraal

Atriumfibrilleren: prevalentie en antitrombotica128

Figuur 5.3 Gemiddelde CHA2DS2-VASc score in patiënten met atriumfibrilleren in gehele populatie

en in verschillende leeftijdsgroepen in JHN-huisartsenregistratie in periode 2008-2017

5.3.3. Antitrombotica voorschriften van artsen bij patiënten met atriumfibrillerenDe gegevens in figuur 5.4 tonen de antitrombotica voorschriften van artsen

bij patiënten met AF van 2008 tot en met 2017. Gedurende al deze jaren

gebruikte het merendeel van de AF patiënten alleen een VKA, maar het

percentage patiënten met alleen een VKA daalde geleidelijk van 46,7% in

2008 naar 41,3% in 2017. Deze daling is grotendeels te verklaren door de

introductie van de DOAC’s. Sinds 2011 nam het percentage patiënten dat

alleen een DOAC gebruikte geleidelijk toe tot 19,5% in 2017.

Het percentage patiënten dat alleen een TAR of geen preventief antitrombo-

ticum gebruikte, daalde over de jaren van respectievelijk 15,5% in 2008 naar

8,3% in 2017 en van 31,4% in 2008 naar 23,7% in 2017. Belangrijk om te ver-

melden is dat een deel van de TAR-gebruikers mogelijk een andere indicatie

had voor de TAR dan AF. 65,3% van de patiënten die geen antitromboticum

ontvingen in 2008 had een CHA2DS

2-VASc score van ≥2 en kwam volgens de

richtlijnen, waaronder de NHG standaard Atriumfibrilleren en de ESC richt-

lijn,3,4 wel in aanmerking voor een antitromboticum. De gegevens in figuur

5.5 tonen dat dit percentage over tijd licht is gedaald tot 58,7% in 2017.

Het percentage patiënten dat een combinatie van antitrombotica kreeg (met

name een oraal anticoagulans (VKA of DOAC) met een TAR) varieerde tussen

de 6,4% en 9,0% en bleef dus nagenoeg gelijk over de jaren. Deze patiënten-

groep is niet meegenomen in verdere analyses aangezien niet te achterhalen

Gem

idde

lde

CH

A2D

S 2-VA

Sc sc

ore

0

1

2

3

4

5

2017201620152014201320122011201020092008

Jaar

<55 55-64 65-74 75-84 85+ Totaal

Page 131: Hart- en vaatziekten in Nederland 2019 - Hartstichting...Hart- en vaatziekten in Nederland, 2019 25 jaar cijfers over incidentie, prevalentie, ziekte en sterfte Gegevens van het Centraal

Atriumfibrilleren: prevalentie en antitrombotica129

is of een patiënt daadwerkelijk meerdere verschillende antitrombotica

tegelijkertijd gebruikte (bv. na een hartoperatie) of dat een patiënt binnen

een jaar gewisseld was van antitromboticum.

Ook hier moet rekening worden gehouden met een mogelijke (naar

verwachting zeer kleine) over- of onderschatting, omdat een deel van de

patiënten contra-indicaties voor antitrombotica (zoals overgevoeligheid)

had of mogelijk foutief was gecodeerd. Denk aan onbehandelde AF patiën-

ten met een CHA2DS

2-VASc score van ≥2 die in een ver verleden eenmalig

een paroxisme van AF bij intercurrente ziekte hebben gehad waarbij de

codering voor AF is blijven staan. Er zijn geen onderzoeksresultaten die

het beleid in deze situatie bepalen waardoor het discutabel is of deze groep

patiënten wel een antitromboticum zou moeten ontvangen ondanks een

CHA2DS

2-VASc score van ≥2.3 Zoals eerder aangegeven zullen dergelijke

foutieve coderingen naar verwachting te verwaarlozen zijn.

De meest voorgeschreven VKA was acenocoumarol (81,3%) en de meest voor-

geschreven DOAC was rivaroxaban (52,1%). Patiënten behandeld met een

TAR kregen voornamelijk acetylsalicylzuur (57,5%).

Figuur 5.4 Antitrombotica voorschriften van artsen bij patiënten met atriumfibrilleren in

JHN-huisartsenregistratie in periode 2008-2017

DOAC: direct werkend oraal anticoagulans; TAR: trombocytenaggregatieremmer;

VKA: vitamine K antagonist

0

10

20

30

40

50

60

70

80

90

100

2017201620152014201320122011201020092008

Combinatie DOAC VKA TAR Geen antitromboticum

Jaar

Ant

itrom

botic

a vo

orsc

hrift

en (%

)

Page 132: Hart- en vaatziekten in Nederland 2019 - Hartstichting...Hart- en vaatziekten in Nederland, 2019 25 jaar cijfers over incidentie, prevalentie, ziekte en sterfte Gegevens van het Centraal

Atriumfibrilleren: prevalentie en antitrombotica130

Figuur 5.5 Percentage patiënten met een CHA2DS2-VASc score van ≥2 van alle patiënten zonder

antitromboticum in JHN-huisartsenregistratie in periode 2008-2017

5.3.4. Selectief anticoagulantia voorschrijfgedrag van artsen bij patiënten met atriumfibrillerenHet anticoagulantia voorschrijfgedrag van artsen (dat wil zeggen VKA

versus DOAC) is mogelijk afhankelijk van bepaalde patiëntkarakteris-

tieken, zoals geslacht, leeftijd CHA2DS

2-VASc score en/of comorbiditeit.

In deze paragraaf gaan we in op het mogelijk selectief anticoagulantia

voorschrijfgedrag van artsen bij patiënten met AF. Alleen AF patiënten met

anticoagulantia (VKA of DOAC) zijn meegenomen in deze analyse aange-

zien de indicatie voor antitromboticaprofylaxe voor deze patiëntengroep in

principe gelijk is.

De resultaten in tabel 5.1 zijn verkregen na univariabele analyses met

data uit 2017 en tonen dat voor ieder jaar dat een AF patiënt ouder werd

en voor iedere punt stijging in CHA2DS

2-VASc score, de proportie DOAC

voorschriften versus VKA voorschriften (met 95% betrouwbaarheidsinterval

(95% BI)) steeg met respectievelijk 0,95 (0,94-0,96) en 0,75 (0,71-0,78).

Dat betekent dat oudere AF patiënten en AF patiënten met een hogere

CHA2DS

2-VASc score vaker een VKA dan een DOAC kregen voorgeschreven.

De proportie DOAC voorschriften versus VKA voorschriften (met 95% BI)

bij patiënten met comorbiditeit (in de voorgeschiedenis) was minimaal

0,31 (0,18-0,52) keer hoger (bij dementie) en maximaal 0,82 (0,69-0,99)

keer hoger (bij astma of COPD) dan in patiënten zonder comorbiditeit. Dat

betekent dat AF patiënten met comorbiditeit vaker een VKA dan een DOAC

kregen voorgeschreven. Dit gold voor de volgende comorbiditeit: hartfalen,

hypertensie, diabetes mellitus, CVA of TIA, vasculaire ziekte, nierfunctie-

Patië

nten

met

CH

A2D

S 2-VA

Sc sc

ore

≥2 v

an p

atië

nten

zon

der a

ntitr

ombo

ticum

(%)

0

10

20

30

40

50

60

70

80

90

100

2017201620152014201320122011201020092008

Jaar

Page 133: Hart- en vaatziekten in Nederland 2019 - Hartstichting...Hart- en vaatziekten in Nederland, 2019 25 jaar cijfers over incidentie, prevalentie, ziekte en sterfte Gegevens van het Centraal

Atriumfibrilleren: prevalentie en antitrombotica131

stoornis, dementie, astma of COPD, bloeding. Alleen in patiënten met

maligniteit (in de voorgeschiedenis) versus patiënten zonder maligniteit

en in mannen versus vrouwen was de proportie DOAC-voorschriften versus

VKA-voorschriften nagenoeg gelijk (respectievelijk 0,89 (0,71-1,10) en 1,02

(0,88-1,17)).

Met behulp van een multivariabele analyse met data uit 2017 zijn alle onaf-

hankelijke variabelen (waarbij is gekozen voor de continue in plaats van

de dichotome variabele voor leeftijd en CHA2DS

2-VASc score) tegelijkertijd

geanalyseerd om te onderzoeken welke variabelen onafhankelijk van elkaar

en in welke mate voorspellend waren voor het voorschrijven van een spe-

cifiek anticoagulans. Oudere patiënten en patiënten met de comorbiditeit

hartfalen, diabetes mellitus, nierfunctiestoornis en/of bloeding (in de

voorgeschiedenis) kregen vaker een VKA dan een DOAC voorgeschreven

(tabel 5.1). Hierbij was hartfalen de sterkste voorspeller waarbij de proportie

DOAC-voorschriften versus VKA-voorschriften (met 95% BI) in patiënten

met hartfalen 0,53 (0,41-0,68) keer hoger was dan in patiënten zonder

hartfalen.

Dat oudere patiënten en patiënten met specifieke comorbiditeit vaker een

VKA dan een DOAC kregen voorgeschreven in 2017 is opvallend. Enerzijds

kan het zijn dat er inderdaad selectief anticoagulantia voorschrijfgedrag

was van artsen bij patiënten met AF wat wil zeggen dat artsen afhankelijk

van bepaalde patiëntkarakteristieken vaker een VKA dan wel een DOAC

voorschreven. Selectief anticoagulantia voorschrijfgedrag bij kwetsbare

ouderen (met name bij diegenen met een gastro-intestinale bloeding in de

voorgeschiedenis) en bij patiënten met een nierfunctiestoornis is niet ver-

rassend, aangezien door het NHG wordt geadviseerd om voor deze patiën-

ten een VKA in plaats van een DOAC voor te schrijven.3 Anderzijds hoeft er

geen sprake te zijn geweest van selectief anticoagulantia voorschrijfgedrag

van artsen. Het is namelijk mogelijk dat VKA patiënten (al) een langere

patiëntweg hadden bewandeld (en dus ouder waren en meer comorbiditeit

hadden) dan DOAC patiënten. Immers, het kan zijn dat bij initiatie van een

anticoagulans vaker een DOAC dan een VKA werd voorgeschreven en dat

er relatief weinig AF patiënten waren die tijdens anticoagulantiabehande-

ling wisselden van een VKA naar een DOAC. Over beiden was geen data

beschikbaar, maar deze verklaring is zeer aannemelijk. Ten eerste omdat

de ESC adviseert om te kiezen voor een DOAC in plaats van een VKA bij de

initiatie van anticoagulantiatherapie. Bovendien zullen patiënten die heb-

ben bewezen dat ze het goed doen op een VKA niet zomaar worden omgezet

naar een DOAC.4

Page 134: Hart- en vaatziekten in Nederland 2019 - Hartstichting...Hart- en vaatziekten in Nederland, 2019 25 jaar cijfers over incidentie, prevalentie, ziekte en sterfte Gegevens van het Centraal

Atriumfibrilleren: prevalentie en antitrombotica132

Tabel 5.1 Karakteristieken van patiënten met atriumfibrilleren die een anticoagulans gebruiken in 2017

in JHN-huisartsenregistratie

BI: betrouwbaarheidsinterval; COPD: chronic obstructive pulmonary disease; CVA: cerebrovasculair

accident; n: aantal; DOAC: direct werkend oraal anticoagulans; SD: standaarddeviatie; TIA: transient

ischemic attack; VKA: vitamin K antagonist* Coronair vaatlijden of perifeer vaatlijden (zowel arterieel als veneus)† Vijf meest voorkomende maligniteit in Nederland: borstkanker, prostaatkanker, darmkanker, longkan-

ker, hematologische kanker.18

‡ Posttraumatisch extraduraal/subduraal/intracerabraal hematoom, hemoptoë, epistaxis, haematemesis,

malaena, rectaal bloedverlies, heamaturie, menorragie, hevig bloedverlies post-partum† † Logistische regressieanalyse na univariabele preselectie (geselecteerd indien p-waarde <0,10) en een

achterwaartse eliminatieprocedure (eliminatie indien p-waarde ≥0,05)

Univariabele analyse

VKA DOAC Odds ratio P-waarde

N=2.275 N=1.072 (95% BI)

Mannelijk geslacht, n (%) 1.167 (51,3) 554 (51,7) 1,02 (0,88-1,17) 0,836

Leeftijd in jaar, gemiddelde (SD) 78,0 (9,8) 72,5 (10,4) 0,95 (0,94-0,96) <0,001

Leeftijd ≥75 jaar, n (%) 1.511 (66,4) 464 (43,3) 0,39 (0,33-0,45) <0,001

CHA2DS2-VASc score, gemiddelde (SD) 3,9 (1,7) 3,1 (1,7) 0,75 (0,71-0,78) <0,001

CHA2DS2-VASc score ≥2, n (%) 2.123 (93,3) 891 (83,1) 0,35 (0,28-0,44) <0,001

Hartfalen, n (%) 636 (28,0) 139 (13,0) 0,38 (0,31-0,47) <0,001

Hypertensie, n (%) 1.458 (64,1) 621 (57,9) 0,77 (0,67-0,90) 0,001

Diabetes mellitus, n (%) 656 (28,8) 210 (19,6) 0,60 (0,50-0,72) <0,001

CVA of TIA, n (%) 378 (16,6) 145 (13,5) 0,79 (0,64-0,97) 0,022

Vasculaire ziekte*, n (%) 679 (29,8) 213 (19,9) 0,58 (0,49-0,69) <0,001

Nierfunctiestoornis, n (%) 714 (31,4) 189 (17,6) 0,48 (0,39-0,58) <0,001

Dementie, n (%) 107 (4,7) 16 (1,5) 0,31 (0,18-0,52) <0,001

Astma of COPD, n (%) 503 (22,1) 203 (18,9) 0,82 (0,69-0,99) 0,036

Maligniteit†, n (%) 300 (13,2) 127 (11,8) 0,89 (0,71-1,10) 0,885

Bloeding‡, n (%) 815 (35,8) 298 (27,8) 0,69 (0,59-0,81) <0,001

Multivariabele analyse† †

Aangepaste odds ratio P-waarde

(95% BI)

Leeftijd in jaar 0,96 (0,95-0,97) <0,001

Hartfalen 0,53 (0,41-0,68) <0,001

Diabetes mellitus 0,67 (0,54-0,83) <0,001

Nierfunctiestoornis 0,69 (0,56-0,86) 0,001

Bloeding‡ 0,75 (0,61-0,93) 0,010

Page 135: Hart- en vaatziekten in Nederland 2019 - Hartstichting...Hart- en vaatziekten in Nederland, 2019 25 jaar cijfers over incidentie, prevalentie, ziekte en sterfte Gegevens van het Centraal

Atriumfibrilleren: prevalentie en antitrombotica133

5.4 Conclusie

In de periode van 2008 tot en met 2017 steeg de AF prevalentie in Nederland

van 0,4% naar 1,4%. De stijging was het hoogst in de oudere populatie.

Omdat de gemiddelde CHA2DS

2-VASc score in deze periode nagenoeg gelijk

bleef, is deze stijging niet (geheel) te verklaren door een toename in comor-

biditeit in de samenleving. Verbeteringen in AF registratie en toename van

(routine) AF detectie lijken een betere verklaring te zijn voor de geobser-

veerde prevalentiestijging.

In dezelfde periode trad er geleidelijk een verschuiving op in de prescriptie

van antitrombotica. VKA’s werden tot eind 2017 nog altijd het meest voorge-

schreven, maar DOAC’s namen geleidelijk aan de markt over. Steeds minder

mensen werden niet behandeld met antitrombotica (31,4% in 2008 en 23,7%

in 2017), maar het is opvallend dat ruim de helft van deze patiënten (58,7%

in 2017) een CHA2DS

2-VASc score van ≥2 had en volgens de richtlijnen dus

wel in aanmerking kwam voor een antitromboticum.

Oudere AF patiënten en AF patiënten met specifieke comorbiditeit

(hartfalen, diabetes mellitus, nierfunctiestoornis en/of bloeding (in de voor-

geschiedenis) kregen onafhankelijk van elkaar significant vaker een VKA

dan een DOAC voorgeschreven in 2017. Het kan zijn dat artsen afhankelijk

van bepaalde patiëntkarakteristieken vaker een VKA dan wel een DOAC

voorschreven, bijvoorbeeld op basis van richtlijnen zoals van het NHG of de

ESC.3,4 Of dit selectief anticoagulantia voorschrijfgedrag daadwerkelijk de

verklaring is voor deze resultaten is de vraag. Een andere zeer aannemelijke

verklaring is dat VKA patiënten (al) een langere patiëntweg hadden bewan-

deld (en dus ouder waren en meer comorbiditeit hadden) dan DOAC patiën-

ten. Naar verwachting zullen DOAC’s een steeds groter aandeel krijgen op

de antitromboticamarkt. Ook worden DOAC patiënten ouder. De toekomst

zal dus uitwijzen of er daadwerkelijk sprake is van selectief anticoagulantia

voorschrijfgedrag.

Page 136: Hart- en vaatziekten in Nederland 2019 - Hartstichting...Hart- en vaatziekten in Nederland, 2019 25 jaar cijfers over incidentie, prevalentie, ziekte en sterfte Gegevens van het Centraal

Atriumfibrilleren: prevalentie en antitrombotica134

Gebruikte literatuur

1. Go AS, Hylek EM, Phillips KA, Chang Y, Henault LE, Selby J V, et al. Prevalence

of Diagnosed Atrial Fibrillation in Adults: National Implications for Rhythm

Management and Stroke Prevention: the anTicoagulation and risk Factors In Atrial

Fibrillation (ATRIA) Study. JAMA 2001;285:2370–5.

2. Gage BF, Walraven C Van, Pearce L, Hart RG, Koudstaal PJ, Boode BSP, et

al. Selecting Patients With Atrial Fibrillation for Anticoagulation Stroke Risk

Stratification in Patients Taking Aspirin. Circulation 2004;110:2287–92.

3. NHG-werkgroep Atriumfibrilleren. NHG-Standaard Atriumfibrilleren. Huisarts Wet.

2017;60:460.

4. Kirchhof P, Benussi S, Kotecha D, Ahlsson A, Atar D, Casadei B, et al. 2016 ESC

Guidelines for the management of atrial fibrillation developed in collaboration with

EACTS. Eur Hear J 2016;37:2893–962.

5. Lip GY, Nieuwlaat R, Pisters R, Lane DA, Crijns HJ. Refining Clinical Risk

Stratification for Predicting Stroke and Thromboembolism in Atrial Fibrillation Using

a Novel Risk Factor-Based Approach. Chest [Internet]. 2010;137:263–72. Available

from: http://dx.doi.org/10.1378/chest.09-1584

6. Connoly SJ, Ezekowitz MD, Yusuf S, Eikelboom J, Oldgren J, Parekh A, et al.

Dabigatran versus Warfarin in Patients with Atrial Fibrillation. N Eng J Med

2009;361:1139–51.

7. Patel MR, Mahaffey KW, Garg J, Pan G, Singer DE, Hacke W, et al. Rivaroxaban

versus Warfarin in Nonvalvular Atrial Fibrillation. N Eng J Med 2011;365:883–91.

8. Granger CB, Alexander JH, McMurray JJ, Lopes RD, Hylek EM, Hanna M, et

al. Apixaban versus Warfarin in Patients with Atrial Fibrillation. N Eng J Med

2011;365:981–92.

9. Giugliano RP, Ruff CT, Braunwald E, Murphy SA, Wiviott SD, Halperin JL, et

al. Edoxaban versus Warfarin in Patients with Atrial Fibrillation. N Eng J Med

2013;369:2093–104.

10. Salazar CA, del Aguila D, Cordova EG. Direct thrombin inhibitors versus vitamin K

antagonists for preventing cerebral or systemic embolism in people with non- valvular

atrial fibrillation. Cochrane Database Syst Rev 2014;(3).

11. Bruins Slot KM, Berge E. Factor Xa inhibitors versus vitamin K antagonists for

preventing cerebral or systemic embolism in patients with atrial fibrillation. Cochrane

Database Syst Rev. 2018;(3).

12. Ruff CT, Giugliano RP, Braunwald E, Hoffman EB, Deenadayalu N, Ezekowitz MD,

et al. Comparison of the efficacy and safety of new oral anticoagulants with warfarin

in patients with atrial fibrillation: a meta-analysis of randomised trials. Lancet

2014;383:955–62.

13. Aguilar MI, Hart R. Antiplatelet therapy for preventing stroke in patients with

non-valvular atrial fibrillation and no previous history of stroke or transient ischemic

attacks. Cochrane Database Syst Rev 2005;(4).

14. Hart RG, Pearce LA, Aguilar MI. Meta-analysis : Antithrombotic Therapy to Prevent

Stroke in Patients Who Have Nonvalvular Atrial Fibrillation. Ann Intern Med

2007;146:857–67.

Page 137: Hart- en vaatziekten in Nederland 2019 - Hartstichting...Hart- en vaatziekten in Nederland, 2019 25 jaar cijfers over incidentie, prevalentie, ziekte en sterfte Gegevens van het Centraal

Atriumfibrilleren: prevalentie en antitrombotica135

15. Mant J, Hobbs FR, Fletcher K, Roalfe A, Fitzmaurice D, Lip GY, et al. Warfarin versus

aspirin for stroke prevention in an elderly community population with atrial fibril-

lation (the Birmingham Atrial Fibrillation Treatment of the Aged Study, BAFTA): a

randomised controlled trial. Lancet 2007;370:493–503.

16. NHG. DOAC’s op voorschrift van huisarts voortaan ook vergoed [Internet]. 2016

[cited 2019 Aug 14]. Available from: https://www.nhg.org/actueel/nieuws/

doacs-op-voorschrift-van-huisarts-voortaan-ook-vergoed

17. Smeets HM, Kortekaas MF, Rutten FH, Bots ML, Kraan W van der, Daggelders G,

et al. Routine primary care data for scientific research, quality of care programs and

educational purposes: the Julius General Practitioners’ Network (JGPN). BMC Health

Serv Res 2018;18.

18. Nederlandse Kankerregistratie [Internet]. 2018 [cited 2019 Aug 30]. Available from:

https://www.cijfersoverkanker.nl/

Page 138: Hart- en vaatziekten in Nederland 2019 - Hartstichting...Hart- en vaatziekten in Nederland, 2019 25 jaar cijfers over incidentie, prevalentie, ziekte en sterfte Gegevens van het Centraal

Atriumfibrilleren: prevalentie en antitrombotica136

Bijlage 5.1 ATC-codes antitrombotica

Soort antitromboticum Naam medicament ATC-code

Trombocytenaggregatieremmer (TAR) Clopidogrel B01AC04

Acetylsalicylzuur B01AC06

Dipyridamol B01AC07

Carbasalaatcalcium B01AC08

Epoprostenol B01AC09

Prasugrel B01AC22

Ticagrelor B01AC24

Selexipag B01AC27

Combinatie van

bovenstaande preparaten B01AC30

Vitamine K antagonist (VKA) Warfarine B01AA03

Fenprocoumon B01AA04

Acenocoumarol B01AA07

Direct werkende orale anticoagulantia (DOAC) Dabigatran B01AE07

Rivaroxaban B01AF01

Apixaban B01AF02

Edoxaban B01AF03

Page 139: Hart- en vaatziekten in Nederland 2019 - Hartstichting...Hart- en vaatziekten in Nederland, 2019 25 jaar cijfers over incidentie, prevalentie, ziekte en sterfte Gegevens van het Centraal

ICD-codes137

Bijlage A Beschrijving ICD-codes

Beschrijving van tien ziektecategorieën binnen de hart- en vaatziekten

Conform voorgaande jaren zijn de hart- en vaatziekten in dit rapport in 10

groepen onderverdeeld. Tot 2015 werd er door de Hartstichting gebruik

gemaakt van de indeling voor hart- en vaatziekten ontwikkeld door TNO.

Sindsdien maakt de Hartstichting gebruik van dezelfde indeling voor

hart- en vaatziekten als het CBS en het RIVM om zo tot vergelijkbare cijfers

te komen. Wat dat voor gevolgen heeft voor de 10 groepen kunt u in onder-

staand overzicht vinden. In cursief staan de aanvullende codes van ziekte-

beelden die onder de TNO indeling ook bij de desbetreffende groep hoorde.

In bijlage 1 op pagina 46 treft u de sterftecijfers conform de TNO indeling.

1. ISCHEMISCHE HARTZIEKTENICD-9

Acuut hartinfarct (410); Overige acute en subacute vormen van ischemische

hartziekten (411); Oud hartinfarct (412); Angina pectoris (413); Andere

vormen van chronische ischemische hartziekten (414)

ICD-10

Angina pectoris (I20); Acuut hartinfarct (I21); Recidief hartinfarct (I22);

Bepaalde actuele complicaties na acuut hartinfarct (I23); Overige acute

ischemische hartziekten (I24); Chronische ischemische hartziekte (I25)

2.CEREBROVASCULAIRE AANDOENINGENICD-9

Subarachnoïdale bloeding (430); Intracerebrale bloeding (431); Overige

en niet-gespecificeerde intracraniale bloedingen (432); Afsluiting en

stenose van precerebrale arteriën (433); Afsluiting van cerebrale arteriën

(434); Transiënte cerebrale ischaemie (435); Acute, niet scherp omschreven

cerebrovasculaire aandoeningen (436); Overige en niet scherp omschreven

cerebrovasculaire aandoeningen (437); Late gevolgen van cerebrovasculaire

aandoeningen (438)

ICD-10

Subarachnoïdale bloeding (I60); Intracerebrale bloeding (I61); Overige niet-

traumatische intracraniale bloeding (I62); Cerebraal infarct (I63); Beroerte,

niet gespecificeerd als bloeding of infarct (I64); Occlusie en stenose van

Page 140: Hart- en vaatziekten in Nederland 2019 - Hartstichting...Hart- en vaatziekten in Nederland, 2019 25 jaar cijfers over incidentie, prevalentie, ziekte en sterfte Gegevens van het Centraal

ICD-codes138

precerebrale arteriën, niet resulterend in cerebraal infarct (I65); Occlusie

en stenose van cerebrale arteriën, niet resulterend in cerebraal infarct (I66);

Overige cerebrovasculaire ziekten (I67); Late gevolgen van cerebrovasculaire

ziekte (I69)

TNO indeling: + Transient ischaemic attack en verwante syndromen (G45)

3. ARTERIEEL VAATLIJDENICD-9

Arterioveneuze fistel en aneurysma van de longslagader (417.0 en 417.1);

Aneurysma van de aorta (441); Overige aneurysmata (442); Claudicatio inter-

mittens (443.9)*; Arteriële embolie en trombose (444); Polyarteritis nodosa

en verwante aandoeningen (446); Overige aandoeningen van arteriën en

arteriolen (447)

ICD-10

Arterioveneuze fistel van longvaten (I28.0); Aneurysma van longarterie

(I28.1); Aneurysma en dissectie van aorta (I71); Overige aneurysmata (I72);

Claudicatio intermittens (I73.9)*; Arteriële embolie en thrombose (I74);

Overige aandoeningen van arteriën en arteriolen (I77)

TNO indeling: + Polyarteritis nodosa en verwante aandoeningen (M30) & Overige

necrotiserende vaataandoeningen (M31)* In TNO indeling is Claudicatio Intermittens onder Overige ziekten van het vaatstelsel

en lymfewegen ingedeeld.

4. REUMATISCHE HARTZIEKTEN EN KLEPGEBREKEN ICD-9

Acuut gewrichtsreuma zonder vermelding van hartaandoening (390);

Acuut gewrichtsreuma met hartaandoening (391); Reumatische chorea

(392); Chronische reumatische pericarditis (393); Aandoeningen van de

mitralisklep (394); Aandoeningen van de aortaklep (395); Aandoeningen

van de mitralis -en aortakleppen (396); Aandoeningen van andere endo-

cardstructuren (397); Overige reumatische hartaandoeningen (398); Overige

aandoeningen van het endocard (424)

ICD-10

Acuut reuma zonder vermelding van hartaandoening (I00); Acuut reuma

met hartaandoening (I01); Reumatische chorea (I02); Reumatische aandoe-

ningen van mitralisklep (I05); Reumatische aandoeningen van aortaklep

(I06); Reumatische aandoeningen van tricuspidalisklep (I07); Multipele

klepaandoeningen (I08); Overige reumatische hartziekten (I09); Niet-

reumatische mitralisklepaandoeningen (I34); Niet-reumatische aortaklep-

Page 141: Hart- en vaatziekten in Nederland 2019 - Hartstichting...Hart- en vaatziekten in Nederland, 2019 25 jaar cijfers over incidentie, prevalentie, ziekte en sterfte Gegevens van het Centraal

ICD-codes139

aandoeningen (I35); Niet-reumatische tricuspidalisklepaandoeningen (I36);

Pulmonalisklepaandoeningen (I37)

5. INFECTIEUZE HARTZIEKTENICD-9

Acute pericarditis (420); Acute en subacute endocarditis (421); Acute

myocarditis (422); Overige aandoeningen van het pericard (423)

TNO indeling: + Cardiovasculaire syfilis (093)

ICD-10

Endomyocardiale (eosinofiele) ziekte (I42.3); Acute pericarditis (I30);

Overige ziekten van pericard (I31); Acute and subacute endocarditis (I33);

Endocarditis, klep niet gespecificeerd (I38); Acute myocarditis (I40)

TNO indeling: + Cardiovasculaire syfilis (A52.0)

7. OVERIGE HARTZIEKTENICD-9

Acute pulmonale hartaandoening (415); Chronische pulmonale hartaandoe-

ning (416); Cardiomyopathie (425); Geleidingsstoornissen (426); Cardiale

dysritmieën (427); Hartfalen (428); Niet scherp omschreven ziektebeelden

en complicaties van hartziekten (429)

TNO indeling: + Afwijking bij cardiovasculair functie-onderzoek (794.3)

ICD-10

Longembolie (I26); Overige pulmonale hartziekten (I27); Cardiomyopathie

met hartdilatatie (I42.0); Obstructieve hypertrofische cardiomyopathie

(I42.1); Overige hypertrofische cardiomyopathie (I42.2); Endocardiale fibro-

elastosis (I42.4); Overige restrictieve cardiomyopathie (I42.5); Alcoholische

cardiomyopathie (I42.6); Cardiomyopathie door geneesmiddelen en

andere uitwendige agentia (I42.7); Overige cardiomyopathieën (I42.8);

Cardiomyopathie, niet gespecificeerd (I42.9); Atrioventriculair block en

linker-bundeltakblock (I44); Overige geleidingsstoornissen (I45);

Hartstilstand (I46); Paroxysmale tachycardie (I47); Atriumfibrillatie

en -flutter (I48); Overige hartritmestoornissen (I49); Hartfalen

(I50); Complicaties en slecht omschreven hartziekten (I51); Post-

cardiotomiesyndroom (I97.0); Overige functionele stoornissen na hart-

chirurgie (I97.1); Overige aandoeningen van hart en vaatstelsel na een

medische verrichting, niet elders geclassificeerd (I97.8); Aandoening van

hart en vaatstelsel na een medische verrichting, niet gespecificeerd (I97.9)

TNO indeling: + Afwijkende uitslagen van cardiovasculair functie-onderzoek (R94.3)

Page 142: Hart- en vaatziekten in Nederland 2019 - Hartstichting...Hart- en vaatziekten in Nederland, 2019 25 jaar cijfers over incidentie, prevalentie, ziekte en sterfte Gegevens van het Centraal

ICD-codes140

8. ATHEROSCLEROSE EN /OF HYPERTENSIEICD-9

Essentiële hypertensie (401); Hartziekte ten gevolge van hypertensie (402);

Nierziekte ten gevolge van hypertensie (403); Hart -en nierziekten ten gevol-

ge van hypertensie (404); Secundaire hypertensie (405); Atherosclerose (440)

ICD-10

Essentiële (primaire) hypertensie (I10); Hypertensieve hartziekte (I11);

Hypertensieve nierziekte (I12); Hypertensieve hart -en nierziekte (I13);

Secundaire hypertensie (I15); Atherosclerose (I70)

9. VENEUS VAATLIJDENICD-9

Flebitis en tromboflebitis (451); Vena portae trombose (452); Overige

veneuze embolie en trombose (453); Varices van de onderste extremiteiten

(454); Hemorroïden (455); Varices op overige localisaties (456)

ICD-10

Flebitis en tromboflebitis (I80); Trombose van vena portae (I81); Overige

veneuze embolie en trombose (I82); Varices van de onderste extremiteiten

(I83); Hemorroïden (I84); Slokdarmvarices (I85); Varices op overige lokalisa-

ties (I86); Overige aandoeningen van venen (I87)

10. OVERIGE ZIEKTEN VAN HET VAATSTELSEL EN DE LYMFEWEGENICD-9

Overige aandoeningen van de longcirculatie (417.8 en 417.9); Syndroom van

Raynaud (443.0); Tromboangitis obliterans (443.1); Overige arteriele dissectie

(443.2); Overige gespecificeerde perifeer vasculaire ziekten (443.8); Ziekten

van capillairen (448); Niet-infectieuze aandoeningen van de lymfewegen

(457); Hypotensie (458); Overige ziekten van de tractus circulatorius (459)

TNO indeling: + Tuberculose van de perifere lymfeklieren (017.2); Hemangioom en

lymfangioom (228); Lymfadenitis (289.1, 289.2 en 289.3); Vasculaire insufficiëntie van

de darm (557); Syncope en collaps (780.2); Oedeem (782.3); Cyanose (782.5); Bleekheid

en opvliegingen (782.6); Symptomen van het hart en vaatstelsel (785); Pijn op de borst

(786.5); Splenomegalie (789.2)

ICD-10

Overige gespecificeerde ziekten van longvaten (I28.8); Ziekte van longvaten,

niet gespecificeerd (I28.9); Syndroom van Raynaud (I73.0); Tromboangitis

obliterans (I73.1); Overige gespecificeerde perifeer vasculaire ziekten

(I73.8); Ziekten van capillairen (I78); Niet-specifieke lymfadenitis (I88);

Page 143: Hart- en vaatziekten in Nederland 2019 - Hartstichting...Hart- en vaatziekten in Nederland, 2019 25 jaar cijfers over incidentie, prevalentie, ziekte en sterfte Gegevens van het Centraal

ICD-codes141

Overige niet-infectieuze aandoeningen van lymfevaten en lymfeklieren

(I89); Hypotensie (I95); Lymfoedeem na mastectomie (I97.2); Overige en niet

gespecificeerde aandoeningen van hart en vaatstelsel (I99)

TNO indeling: + Tuberculeuze perifere lymfadenopathie (A18.2); Hemangioom en lym-

fangioom, elke lokalisatie (D18); Vaataandoeningen van de darm (K55); Afwijkingen

van de hartslag (R00); Hartgeruisen en overige geluiden van cardiale oorsprong (R01);

Gangreen (R02); Pijn op de borst bij ademhaling (R07.1); Precordiale pijn (R07.2);

Overige pijn op de borst (R07.3); Pijn op de borst, niet gespecificeerd (R07.4); Overige

gespecificeerde symptomen en tekenen betreffende hart en vaatstelsel en luchtwegen

(R09.8); Splenomegalie (R16.1); Cyanose (R23.0); Bleekheid (R23.1); Opvliegingen

(R23.2); Syncope en collapse (R55); Cardiogene shock (R57.0); Bloeding (R58); Vergrote

lymfeklieren (R59); Oedeem (R60)

TNO indeling: AANGEBOREN HARTAFWIJKINGEN EN VAATAFWIJKINGENICD-9

Congenitale afwijkingen van bulbus cordis en sluiting van het hartseptum (745);

Overige congenitale afwijkingen van het hart (746); Overige congenitale afwijkingen

van de tractus circulatorius (747)

ICD-10

Persisterende foetale circulatie (P29.3); Congenitale misvormingen van hartcompar-

timenten en verbindingen (Q20); Congenitale misvormingen van hartsepta (Q21);

Congenitale misvormingen van pulmonalis -en tricuspidaliskleppen (Q22); Congenitale

misvormingen van aorta -en mitraliskleppen (Q23); Overige congenitale misvormingen

van hart (Q24); Congenitale misvormingen van grote arteriën (Q25); Congenitale

misvormingen van grote venen (Q26); Overige congenitale misvormingen van perifeer

vaatstelsel (Q27); Overige congenitale misvormingen van hart en vaatstelsel (Q28)

Page 144: Hart- en vaatziekten in Nederland 2019 - Hartstichting...Hart- en vaatziekten in Nederland, 2019 25 jaar cijfers over incidentie, prevalentie, ziekte en sterfte Gegevens van het Centraal

ICD-codes142

Overig: DEMENTIEICD-10

Dementie in Alzheimer (F00); Vasculaire dementie (F01); Dementie in ove-

rige ziekten (F02); Dementie zonder nadere specificatie (F03); de ziekte van

Alzheimer (G30); Seniele hersendegeneratie (G31.1); Overige degeneratieve

ziekten van het zenuwstelsel (G31.8)

CHRONISCHE NIERZIEKTENICD-10

Chronische nierziekte (N18); Niet gespecificeerde nierinsufficiëntie (N19)

DIABETESICD-10

Type I diabetes mellitus (E10); Type II diabetes mellitus (E11); Diabetes

mellitus verband houdend met ondervoeding (E12); Overige gespecifieerde

vormen van diabetes (E13); Niet-gespecificeerde diabetes mellitus (E14);

Neonatale diabetes mellitus (P70.2); Diabetes mellitus tijdens zwanger-

schap (O24)

Page 145: Hart- en vaatziekten in Nederland 2019 - Hartstichting...Hart- en vaatziekten in Nederland, 2019 25 jaar cijfers over incidentie, prevalentie, ziekte en sterfte Gegevens van het Centraal

143143

Notities

Page 146: Hart- en vaatziekten in Nederland 2019 - Hartstichting...Hart- en vaatziekten in Nederland, 2019 25 jaar cijfers over incidentie, prevalentie, ziekte en sterfte Gegevens van het Centraal

144144

Page 147: Hart- en vaatziekten in Nederland 2019 - Hartstichting...Hart- en vaatziekten in Nederland, 2019 25 jaar cijfers over incidentie, prevalentie, ziekte en sterfte Gegevens van het Centraal

InhoudsopgaveVoorwoord 3

Samenstelling van de Werkgroep Cijfers van de Hartstichting 9

1 Ziekte en sterfte aan hart- en vaatziekten 11

2 Kerncijfers over hart- en vaatziekten 51

3 Hart- en vaatziekten in de Nederlandse huisartsenpraktijk 79

4 Trends in systolische bloeddruk in de Longitudinal Aging Study Amsterdam (LASA) tussen 1995 en 2015 107

5 Ontwikkelingen in prevalentie van atriumfi brilleren en antitrombotica voorschriften 123

Bijlage

A Beschrijving ICD-codes van de tien ziektecategorieën binnen de hart- en vaatziekten 137

Colofon

Zetwerk: G3M Grafi sch & MultiMedia Management, Zoetermeer

Druk: G3M Grafi sch & MultiMedia Management, Zoetermeer

Uitgave: 2019

ISBN: 978-90-75131-83-3

NUR 870

Page 148: Hart- en vaatziekten in Nederland 2019 - Hartstichting...Hart- en vaatziekten in Nederland, 2019 25 jaar cijfers over incidentie, prevalentie, ziekte en sterfte Gegevens van het Centraal

Hart- en vaatziekten in Nederland 2019

3.81

911

RP9

2 D

it bo

ek is

ver

vaar

digd

uit

chlo

or- e

n zu

urvr

ij pa

pier

.

Hart- en vaatziekten in N

ederland 2019

Cijfers overincidentie,prevalentie,ziekte en sterfte

25e

EDITIE2 0 1 9

Hart- en vaatziekten in Nederland 2019

3.81

911

RP9

2 D

it bo

ek is

ver

vaar

digd

uit

chlo

or- e

n zu

urvr

ij pa

pier

.

Hart- en vaatziekten in N

ederland 2019

Cijfers overincidentie,prevalentie,ziekte en sterfte

25e

EDITIE2 0 1 9