samenvatting psychopathologie
TRANSCRIPT
5/16/2018 samenvatting psychopathologie - slidepdf.com
http://slidepdf.com/reader/full/samenvatting-psychopathologie 1/10
BLOK 2.3: PSYCHOPATHOLOGIE
I. Etiologie van depressie
De etiologische factoren van depressie kunnen in twee groepen worden ondergebracht:
• • • • •
materiewetenschappelijke factoren: factoren waarmee je depressie kan verklaren, b.v.
neurobiologische veranderingen, genetische factoren, enz.
betekeniswetenschappelijke factoren: hiermee kan je begrijpen waarom er een
depressie ontstaan is, b.v. stress op het werk, verlies van een partner, enz.
Daarnaast is er ook een onderverdeling mogelijk in:
predisponerende factoren: factoren die ervoor zorgen dat iemand een grote kans heeft
ooit in zijn leven een depressie te ontwikkelen, b.v. genetische factoren
luxerende factoren = precipiterende factoren: factoren die op een bepaald moment
daadwerkelijk de depressie teweegbrengen, b.v. plotselinge verlies van een partner
onderhoudende factoren: factoren die de depressie in stand houden, b.v.
neurobiologische veranderingen, angst, enz.
Een overzicht van de belangrijkste etiologische factoren van depressie zie je in
onderstaand tabelletje:
predisponerend luxerend onderhoudend
materie genetisch
biochemie
(5HT ↓)
(NA ↓)
(cortisol ↑)
geneesmiddelen
ziekten
(somatische
oorzaak)
alcohol
drugs
biochemie
betekenis trauma ( verlies ) in de jeugd
persoonlijkheid
(afhankelijk)
(laag eigenwaarde)
(negatief denken)
chronische stress
geen/weinig sociale steun
life events
( verlies, ziekte )
acute stressor
chronische stress
persoonlijkheid
5HT = serotonine ( neurotransmitter in de hersenen )
NA = noradrenaline = norepinefrine ( ook een neurotransmitter )
Nog de criteria van een depressieve stoornis ( volgens de DSM-IV dan ):
• • • • • • • • •
depressieve stemming
vermindering interesse of plezier ( anhedonie )
gewichtsverandering
slaapstoornissen
agitatie of vertraging
vermoeidheid/ energieverlies
waardeloosheid, schuldgevoelens
moeite met nadenken, concentratie
doods-/suïcide-gedachten
1
5/16/2018 samenvatting psychopathologie - slidepdf.com
http://slidepdf.com/reader/full/samenvatting-psychopathologie 2/10
Om iets als een depressieve stoornis te classificeren moeten minstens 5 van de
bovenstaande symptomen ( waaronder in ieder geval 1 van de eerste twee ) vrijwel
continu gedurende minstens 2 weken aanwezig zijn.
II. Iets in het algemeen over psychiatrische stoornissen ( = eerste week min alle
nutteloze rotzooi )
Een eenvoudige classificatie van psychiatrische stoornissen ziet er als volgt uit:
•
•
• •
•
•
• • • • • • • •
‘organische’ psychiatrische stoornissen: symptomen:
bewustzijnsdaling
verminderde aandacht
oriëntatiestoornis
inprentings-/geheugenstoornis
psychotische stoornissen: symptomen:
hallucinaties
wanen
verwardheid
stemmings-/angststoornissen
stress-/aanpassingsstoornissen symptomen:
overwaardige denkbeelden
dwanggedachten, dwanghandelingen
depressieve stemming
paniek, angsten, vrees
stoornissen van somatische symptomen: symptomen:
somatische depressie-equivalenten ( gewichtsverandering, eetlustverandering,
doorslaapstoornis, enz. )
somatische angstequivalenten ( inslaapstoornis, spierspanning, hartkloppingen,
enz. ) drangstoornissen: symptomen:
misbruik, afhankelijkheid van middelen
dranghandelingen
impulsief gedrag
Je moet in de volgende gevallen denken aan een lichamelijke etiologie van een
“psychiatrische” stoornis:
ouder dan 40 jaar en geen psychiatrische voorgeschiedenis
bekend met lichamelijke afwijking
symptomen van lichamelijke ziekte
gebruik van bepaalde geneesmiddelen
gebruik van alcohol/ drugs
geen depressie in familie
klachten ervaren als egodystoon
geen psychosociale etiologie
2
5/16/2018 samenvatting psychopathologie - slidepdf.com
http://slidepdf.com/reader/full/samenvatting-psychopathologie 3/10
III. Fysiopathogenese
Bij de pathogenese van depressie en andere psychiatrische stoornissen speelt onder
andere het limbisch systeem in de hersenen een belangrijke rol; dit systeem is voor het
eerst beschreven door Papez en daarna is er aan het originele circuit van Papez ( de
donkere pijlen hieronder ) nog een aantal structuren toegevoegd:
tractus
mammillo-
thalamicus
fornix
prefrontale cortex associatiecortex
gyrus cinguli
hippocampus
corpus mammillare
hypothalamus
nuclei thalamici
anteriores
amygdala
Voor degenen met erg goede ogen en resistentie tegen hoofdpijn, hieronder volgt een
plaatje met de anatomische ligging van de structuren:
3
5/16/2018 samenvatting psychopathologie - slidepdf.com
http://slidepdf.com/reader/full/samenvatting-psychopathologie 4/10
De amygdala is betrokken bij primaire ( “reflexmatige” ) angst: vanuit de zenuwen uit de
ogen, neus ( bulbus olfactorius ), e.d. gaan er vertakkingen rechtstreeks naar de amygdala
zodat daar een soort reflex-respons kan worden opgewekt als er iets is wat jouw hersenen
als gevaarlijk beschouwen, zonder dat je erbij nadenkt; de hippocampus is betrokken bij
het korte termijn geheugen
Bij depressie zijn in ieder geval de amygdala, de orbito-frontale cortex en de
hippocampus overactief; de gyrus cinguli is juist minder actief dan normaal
Neurotransmitters kunnen in verschillende groepen worden verdeeld; één zo’n groep zijn
de mono-aminen ( serotonine = 5HT en noradrenaline ). Na het doorgeven van een
signaal op het postsynaptisch membraan worden de mono-aminen weer door een
bepaalde transporter terugopgenomen in het presynaptisch membraan; daar worden ze
door MAO’s ( mono-amino-oxidasen ) onwerkzaam gemaakt.
• Er zijn drie soorten antidepressiva:
MAO-remmers: zorgen ervoor dat de mono-aminen werkzaam blijven
TCA’s ( tricyclische antidepressiva ): remmen de transporter en dus de
heropname van de neurotransmitters
SSRI’s: remmen de heropname van specifiek 5HT ( veiliger dan TCA’s; je kan
namelijk niet dood gaan aan een overdosis SSRI, wel aan een overdosis TCA ) Uit het effect van die antidepressiva heeft men de mono-aminetheorie afgeleid: depressie
zou worden veroorzaakt door een tekort aan 5HT in de hersenen; bij verreweg het
grootste deel van de depressieve patiënten is dat echter niet zo; bij de meeste patiënten
werken de antipdepressiva dan ook niet
Bij chronische stress is waarschijnlijk de HPA-as ontregeld, waardoor langdurig de
gehalte aan cortisol is toegenomen; dit stresshormoon beïnvloedt neuronale activiteit:
Laag cortisol Hoog cortisol
4
5/16/2018 samenvatting psychopathologie - slidepdf.com
http://slidepdf.com/reader/full/samenvatting-psychopathologie 5/10
Zoals je ziet, verlaagt cortisol de vuurfrequentie in neuronen; daarnaast heeft cortisol ook
een invloed op de membraanpotentiaal:
Laag cortisol
Hoog cortisol
Een acute verhoging van de cortisolspiegel zorgt voor een hyperpolarizatie bij toediening
van serotonine; belangrijk in dit verband is te realiseren dat de eigenlijke hyperpolarizatie
veroorzaakt wordt door de 5HT en niet door cortisol cortisol heeft een permissief
effect op serotonine ( hoe meer cortisol, des te duidelijker het effect van 5HT )
• N.B.: chronisch verhoogde cortisolspiegels veroorzaken een kleinere hyperpolarizatie
bij toediening van 5HT dan acuut verhoogde spiegels
Samenvattend:
5
5/16/2018 samenvatting psychopathologie - slidepdf.com
http://slidepdf.com/reader/full/samenvatting-psychopathologie 6/10
IV. Psychopathogenese
N.B.: ik denk niet dat ik al te veel ontwikkelingspsychologie ( hoofdstuk 8 ) in deze
samenvatting verwerk, want het grootste deel hoef je denk ik toch niet te weten en ik heb al
erg weinig tijd om deze samenvatting te maken, dus alleen dingen die ik nuttig vind komen
erin ( stuur al je klachten naar DOS, die doen er toch niks mee )
Om de betekeniswetenschappelijke etiologie van psychiatrische stoornissen te snappen
zijn twee modellen beschikbaar: de psychoanalyse en de leertheorie ( behaviorisme )
Eerst de psychoanalyse: in dit model zijn ook weer een aantal theoriën/ standpunten:
• • • • •
• •
•
•
•
topografisch gezichtspunt
structureel gezichtspunt
objectrelatietheorie
hechtingstheorie
trauma- versus conflicttheorie
Volgens de psychoanalyse is het gedrag ( adaptief en maladaptief ) het gevolg van
onbewuste processen samen met een bepaalde genetische predispositie ( die genetischepredispositie uit zich in dit verband in het temperament )
Volgens de psychoanalyse is het doel van de mens zich altijd optimaal te voelen; hij kan
hiertoe op twee manieren met gebeurtenissen omgaan:
coping: bewust
psychologische afweermechanismen: automatisch en onbewust; deze
afweermechanismen kunnen verdeeld worden in drie groepen:
adaptieve afweer: b.v. lachen om jezelf, jezelf beheersen
neurotische afweer: b.v. rationaliseren ( je gaat proberen om door logische
argumenten bepaalde gedragingen van jezelf te verklaren, terwijl je voorbijgaat
aan de eigenlijke “emotionele” oorzaak van het gedrag ), verdringen ( geen
aandacht schenken aan je eigen gevoelens/ gedachten over iets ) en vermijden primitieve afweer: b.v. externaliseren, projectie ( je eigen gevoelens toeschrijven
aan anderen, b.v. je denkt dat iemand anders kwaad op jou is, terwijl jij eigenlijk
kwaad op die persoon bent ), richten op jezelf ( gevoelens die je eigenlijk zou
moeten hebben ten opzichte van anderen tegen jezelf hebben ), uitageren ( meteen
handelen op je gedachten, gevoelens )
Volgens het topografisch gezichtspunt zitten sommige psychische processen in het
onbewuste en sommige in het bewuste; het psychodynamische onbewuste is het geheel
van gedachten, verlangens, enz. die door psychologische afweermechanismen uit het
bewustzijn worden gehouden, omdat bewustzijn van die gedachten te pijnlijk zou zijn; in
het onbewuste en in het bewuste vinden andere denkprocessen plaats:
het primair procesdenken ( onbewust ) is gebaseerd op emoties, het is onlogisch, kentgeen normale tijd- en ruimteverbanden, en maakt veel gebruik van verdichtingen (
heel veel emoties of gedachten “uitbeelden” in 1 denkbeeld ) en verschuivingen ( je
emoties over iets/ iemand richten op iets/ iemand anders die neutraler is ); dit
denkproces komt o.a. in dromen naar voren
het secundair procesdenken ( bewust ): dit is het “gewoon denken”: logisch, met
normale tijd- en ruimteverbanden, gebaseerd op de realiteit
In de psychoanalyse kan je twee standpunten innemen wat betreft de oorzaken van
psychiatrische klachten:
traumatheorie: psychische klachten zijn het gevolg van ernstige trauma’s die een
patiënt doorleefd heeft maar die hij niet meer weet ( verdringing ); een aanhanger
hiervan was Janet
6
5/16/2018 samenvatting psychopathologie - slidepdf.com
http://slidepdf.com/reader/full/samenvatting-psychopathologie 7/10
•
• • •
•
•
•
conflicttheorie: psychische klachten zijn het gevolg van inwendige conflicten ( b.v.
tussen geweten en driftleven ); een aanhanger hiervan was Freud
Binnen de conflicttheorie nam Freud dus eerst het topografische gezichtspunt
( onderverdeling in bewust, voorbewust en onbewust; het voorbewuste bevat die
gedachten, gevoelens, enz. die eigenlijk onbewust zijn maar wel bewust kunnen worden
als ze nodig zijn ) in, en later het structurele gezichtspunt: in de geest zijn eigenlijk driestructuren bepalend zijn voor het uiteindelijk gedrag:
superego ( grotendeels onbewust ): het geweten, de normen en waarden en het ego-
ideaal ( waarin aangegeven is wat een persoon wil bereiken en waar hij/ zij naar moet
streven )
id: alle onbewuste driften, lusten, enz.
ego: het netto-effect van superego en id alles wat een persoon denkt, doet, bewust
wil, enz. ( dit ego is grotendeels voorbewust )
Volgens Freud zijn er in de ontwikkeling van een kind drie fasen te onderscheiden, die
ieder een andere “lust” en andere psychische functies vertegenwoordigen; ook hangen ze
alle drie samen met bepaalde gebeurtenissen in de opvoeding:
orale fase ( ongeveer eerste anderhalf jaar ): in deze fase krijgt een baby vooral genot
via het mondgebied ( o.a. bij borstvoeding ); psychische functies van het kind in deze
periode zijn het ontvangen ( passief ) en het nemen ( actief ); bij gebrek aan een
goede ontwikkeling in de orale fase kunnen mensen later sterk afhankelijk zijn en
altijd hunkeren naar verzorging, bescherming en liefde
anale fase ( ca. 18 maanden tot 3 jaar ): belangrijkste genotsgebied in deze periode ishet gebied rond de anus ( bijv. bij zindelijkheidstraining ); psychische functies die
zich hier ontwikkelen zijn het loslaten ( passief ) en het geven ( actief ); ook begint
het kind een gevoel van controle over verschillende aspecten van zijn/ haar leven te
ontwikkelen; latere problemen die gebaseerd zijn op de ontwikkeling in deze fase
hebben dan ook vaak te maken met besluiteloosheid of niet kunnen weigeren ( het
gevoel dat je iets ondergaat terwijl je het helemaal niet wil maar er toch niets tegen
kan doen )
genitale/ oedipale fase ( ca. 3-6 jaar ): belangrijk genotsgebied in deze periode zijn de
genitaliën; in deze periode krijgt het kind een gevoel van zelfstandigheid en gaat het
veel meer zelf het initiatief nemen; belangrijk is ook het Oedipuscomplex, waarbij het
kind wil dat de ouder van het tegenovergestelde geslacht op dezelfde “bijzondere”
manier van hem/ haar ( het kind dus ) gaat houden als van de ouder van hetzelfdegeslacht; je krijgt dus een gevoel van rivaliteit tussen zoon en vader of tussen dochter
7
5/16/2018 samenvatting psychopathologie - slidepdf.com
http://slidepdf.com/reader/full/samenvatting-psychopathologie 8/10
en moeder; als dit Oedipuscomplex niet goed opgelost wordt (gaat normaliter
vanzelf), kan je een situatie krijgen waarin een patiënt ook op latere leeftijd gaat
concurreren met de ouder van hetzelfde geslacht
Een andere psychoanalytische theorie is de objectrelatie theorie, waarin uitgegaan wordt
van de ontwikkeling van bepaalde vormen van relaties ten aanzien van objecten/
personen; belangrijke namen in dit verband zijn de heren Spitz en Mahler; de
verschillende fasen die in deze theorie worden onderscheiden zijn:
• •
•
• •
•
normale autisme ( eerste paar weken ): het kind neemt voornamelijk interne stimuli
waar en maar heel weinig van zijn omgeving
normale symbiose ( vanaf maand 2 ): het kind is zich bewust van de aanwezigheid
van de moeder als iemand die ervoor zorgt dat er voldaan wordt aan alle behoeften
van het kind, maar het kind ziet de moeder niet als apart van hem-/haarzelf maar als
een deel
separatie-individuatie ( vanaf maand 5 ): hiermee eindigt de periode van
“nondifferentiatie” ( kenmerkend voor de eerste twee fasen ); deze periode kent 4
subfasen:
differentiatie ( maanden 5-7 ): toenemende verkenning van het gezicht van demoeder; vergelijking van de moeder met andere mensen, voorwerpen en die
mensen of voorwerpen bestempelen als onbekend of bekend
oefenen ( maanden 7-16 ): snelle toename van motorische functies (o.a. kruipen);
het kind begint zijn omgeving te verkennen maar keert steeds terug naar de
moeder ( “thuisbasis” ) om even uit te rusten en zichzelf ervan te verzekeren dat
ze er is; in deze fase maifesteert zich dan ook de “separation anxiety”
rapprochement ( maanden 16-24 ): gekenmerkt door ambitendens: kind wil
geholpen worden door de moeder als dat nodig is maar wil ook zijn/ haar eigen
onafhankelijkheid en zelf-controle behouden
object constancy: kind is zich bewust van eigen onvolmaaktheden en beperkingen
maar ontwikkelt toch een positief zelfbeeld; ontwikkeling van positief beeld van
de moeder, hoewel ze soms als frustrerend en teleurstellend wordt ervaren ( kindziet in dat moeder ook een eigen leven heeft ); toegenomen tolerantie voor
scheiding van de moeder
Psychopathologie volgens de objectrelatietheorie ontwikkelt zich door passieve
verwaarlozing
Volgens de hechtingstheorie is de ontwikkeling van een hechting belangrijk om later
goede relaties op te bouwen en vertrouwen te krijgen/ behouden in andere personen;
volgens deze theorie bestaan er een aantal hechtingsstylen:
veilige gehechtheid: uit zich in angstigheid van het kind bij scheiding van de moeder,
maar kind laat zich weer troosten als de moeder terug is
onveilige gehechtheid: verschillende vormen:
vermijdende gehechtheid: kind laat niets blijken bij scheiding van de moedermaar heeft wel verhoogde hartslag, bloeddruk, cortisolspiegel, enz.
angstig-ambivalente gehechtheid: kind angstig bij scheiding, maar laat zich niet
troosten als moeder er weer is
ongeoordende gehechtheid
Zelfpsychologie gaat uit van het zelfbeeld dat een persoon in de loop van de tijd
ontwikkelt; bij narcissistische personen is dit zelfbeeld gebrekkig en zijn ze dus de hele
tijd op zoek naar aandacht, macht, geld, enz. om dat beeld volledig te maken
En dan nu de leertheoriën ( behaviorisme ): deze mensen vinden dat gedrag bepaald wordt
door een combinatie van leerervaringen en genetsiche predispositie; het behaviorisme
richt zich voornamelijk op objectief meetbaar gedrag ( psychoanalyse richt zich juist op
subjectieve gevoelens ); ook hier zijn een aantal modellen opgesteld:
klassieke of respondante conditionering ( Pavlov )
8
5/16/2018 samenvatting psychopathologie - slidepdf.com
http://slidepdf.com/reader/full/samenvatting-psychopathologie 9/10
• •
• • • •
operante conditionering ( Skinner )
sociale leertheorie ( Bandura )
Bij klassieke conditionering wordt gebruik gemaakt van een stimulus dat bepaald gedrag
veroorzaakt:
Eerst is er een stimulus dat geen gedrag veroorzaakt ( neutrale stimulus ); een ander
stimulus ( ongeconditioneerde stimulus ) veroorzaakt dit gedrag ( ongeconditioneerd
gedrag ) wel; nu wordt zowel de neutrale stimulus als de ongeconditioneerde stimulus
tegelijkertijd “toegediend” aan de persoon; je krijgt dan natuurlijk het ongeconditoneerde
gedrag; na een tijdje zal je echter zien dat de stimulus die eerst neutraal was nu ook hetgedrag opwekt ( de stimulus heet nu de geconditioneerde stimulus en het hierdoor
opgewekte gedrag is geconditioneerd gedrag ); als je echter gedurende lange tijd alleen de
geconditioneerde stimulus toedient, zal het geconditioneerde gedrag afnemen extinctie
( vorm van deconditionering )
CS moet zijn: CR
Operante conditionering gaat uit van gedrag dat bepaalde consequenties heeft, die het
gedrag versterken of verzwakken; de consequenties van het gedrag kunnen vier vormen
hebben:
positieve bekrachtiging: toediening van een aangename stimulus
negatieve bekrachtiging: het wegnemen van een onaangename stimulus
positieve straf: het toedienen van een onaangename stimulus
negatieve straf: het wegnemen van een aangename stimulus
9
5/16/2018 samenvatting psychopathologie - slidepdf.com
http://slidepdf.com/reader/full/samenvatting-psychopathologie 10/10
Belangrijk hierbij is contingentie: de consequentie moet alleen volgen op dat gedrag en
niet op ander gedrag; daarnaast is het ook beter als de consequentie meteen op het gedrag
volgt
Bij operante conditioneren zijn bepaalde signalen ook van belang:
• •
• • •
discriminatieve signalen ( SD
): geven aan dat er een grotere kans op bekrachtiging is
bij hun aanwezigheid; het gedrag zal dan ook vaker plaatsvinden in aanwezigheid vandiscriminatieve signalen
SΔ: geeft aan dat er geen bekrachtiging zal plaatsvinden bij hun aanwezigheid
De sociale leertheorie stelt dat gedrag niet alleen bepaald wordt door contingente
leerervaringen, maar ook door verwachtingen van de effecten van bepaald gedrag en door
de sociale omgeving; gedrag wordt hier op een aantal manieren beïnvloed:
modelleren: leren door het gedrag van anderen en de consequenties van dat gedrag te
observeren
zelf-regulatie: de mogelijkheid om zelf je gedrag te observeren ( monitoring ), te
evalueren ( judgement of zelf-evaluatie ) en aan te passen ( zelf-reactie )
zelf-effectiviteit: het oordeel van mensen over hun eigenlijk capaciteiten en
mogelijkheden; er zijn 4 bronnen van informatie die de zelf-effectiviteit beïnvloeden:
succes-ervaringen toename van zelf-effectiviteit
ervaringen waarin anderen gezien worden die over bepaalde capaciteiten
beschikken om iets te doen
verbale overreding
fysiologische toestand: als iemand niet opeens merkt dat hij sneller gaat
ademhalen of dat zijn hart sneller/ harder gaat kloppen, denkt hij dat hij beter in
staat is bepaald werk te verrichten
Over cognitieve therapie zeg ik niks, want dat staat niet duidelijk in het boek en je krijgt
er een werkgroep over
10