thesisbzn definitief pdf
DESCRIPTION
Thesis voor Bond zonder Naam over de mogelijke organisatiespecifieke invulling van Maatschappelijk Verantwoord Ondernemen adhv de ISO 26000-richtlijn.TRANSCRIPT
Jasmien Vandermeeren
2009 – 2010
Hogeschool Gent
Scriptie i.s.m. Bond zonder Naam
“ Inleiding in het Maatschappelijk Verantwoord Ondernemen:organisatiespecifieke invulling van de ISO 26000 – richtlijn in de initiële fase ”
voor de opleiding Cultuur – en Kunstmanagement
2
Voorwoord……………………………………………………………………………………5
Inleiding…………………………………………………………………………………....….7
Een korte geschiedenis en typologie van MVO ………………………………........................8
De huidige context van Maatschappelijk Verantwoord Ondernemen……………………….11
Van het actuele MVO – debat naar de toekomstige ISO 26000 – richtlijn………………….14
Een organisatiespecifieke benadering van MVO binnen Bond zonder Naam……………….17
Acties en verwachtingen gekoppeld aan de MVO – kernonderwerpen……………………...28
Slot……………………………………………………………………………………………34
Bibliografie…………………………………………………………………………………...35
Bijlage 1 : stakeholderanalyse…………...……………………………………………………36
3
Inhoudstafel
4
Voorwoord
In mijn zoektocht naar een relevant onderwerp voor de scriptie in samenwerking met Bond
zonder Naam kwam ik door een hint van Anniek Gavriilakis, mijn mentor bij BzN, terecht in
de informatiestroom rond ISO 26000 en Maatschappelijk Verantwoord Ondernemen. Een
stroom die volgens mij het ‘panta rei’ - principe belichaamt: wij kunnen ons schijnbaar geen
twee keer in diezelfde stroom ‘onderdompelen’, want die is volcontinue in verandering en
ontwikkeling. Er is zoveel informatie voorhanden, dat er moet gevreesd worden voor
verschraling van het MVO – begrip en het feit dat organisaties er almaar minder het overzicht
over zullen kunnen bewaren.
Mevrouw Gavriilakis maakte mij duidelijk dat het de bedoeling was om vanaf september deel
te nemen aan een aantal workshops rond MVO en ISO 26000. Vanuit die wetenschap is het
idee gegroeid om een scriptie te schrijven rond de (initiële) implementatie van MVO bij
Bond zonder Naam. MVO is bij uitstek een organisatiespecifieke methode, naar het zeggen
van de ISO 26000 richtlijn, om een bijdrage te leveren aan duurzaamheid. Daarom wou ik
Bond zonder Naam onder de loep nemen, om te kijken wat zij zoal concreet kunnen doen in
een voorbereidende of eerste fase van het MVO – proces. Het is geenszins de bedoeling om
een soort van meetinstrument voor BzN op te stellen, maar wel om voorzichtige voorstellen te
formuleren die de organisatie kunnen helpen om prioriteiten te stellen en zich te wapenen
tegen de theoretische overkill.
Omdat ik natuurlijk zelf eerst een theoretisch kader moest opbouwen, om aan die talrijke
theoretische kapstokken de concrete probleemstelling voor Bond zonder Naam te kunnen
ophangen, heb ik de theorie evengoed een omvangrijke plaats gegeven in mijn scriptie. In het
eerste hoofdstuk maken we dus kennis met het begrip MVO, zoals het historisch is gegroeid
en door theoretici wordt gecategoriseerd. Ik verwijs in dat hoofdstuk steeds nadrukkelijker
naar het belang van NGO’s, organisaties en andere stakeholders. Geleidelijk aan schakel ik
over op de ISO 26000 - richtlijnen; d.w.z. dat het vagere, theoretische kader van MVO
5
Inleiding in het Maatschappelijk Verantwoord Ondernemen:organisatiespecifieke invulling van de ISO 26000 – richtlijn
in de initiële fasevoor Bond zonder Naam
achterwege wordt gelaten en plaats maakt voor praktische richtlijnen m.b.t. de implementatie
van MVO bij Bond zonder Naam.
In een tweede hoofdstuk wordt het dus concreter en meer praktisch. De probleemstelling
wordt geformuleerd en uitgewerkt. Ik stel me eerst de vraag hoe Bond zonder Naam
concreet aan de slag kan gaan om MVO te herkennen en de stakeholders te identificeren.
Eén van de 7 principes voor MVO is het “respecteren van stakeholderbelangen”. Eén van de 7
bepalingen van ISO 26000 is het ‘identificeren en betrekken van stakeholders’. Omdat er
zoveel belang aan stakeholdermanagement gehecht wordt in alle literatuur over MVO, zal ik
dit principe dan ook praktisch en organisatiespecifiek uitwerken.
Hiervoor zal ik nagaan welke missie BzN nastreeft, en welke waarden zijzelf én de
maatschappij hoog in het vaandel dragen. In het tweede luik wordt gekeken welke waarden
haar stakeholders belangrijk vinden. Ik verwijs naar de stakeholderanalyse die ik opstelde
voor Bond zonder Naam en deels als vervolg in bijlage aanhechtte. Hier wordt de praktische
kant van MVO zichtbaar: ik identificeer de mogelijke stakeholders van Bond zonder Naam
bij de implementatie van MVO en ga in op het belang van MVO voor al die stakeholders. Om
dat te doen bepaal ik hun relatie met Bond zonder Naam en hun houding tegenover
thema’s als duurzaamheid en globalisering. Om de overgang te maken naar het derde
hoofdstuk, zoom ik even in op een belangrijke stakeholder, namelijk de leveranciers. Wat
hebben de leveranciers van BzN van belang bij MVO, en wat heeft BzN van belang bij MVO
– georiënteerde leveranciers?
In een derde hoofdstuk bekijk ik twee kernonderwerpen van MVO van dichtbij: ‘milieu’ en
‘eerlijk zaken doen’. Hier wordt het tweede luik van de probleemstelling verder uitgewerkt:
Welke acties kan de organisatie verder nog ondernemen om die kernonderwerpen uit te
werken?
Onder de noemer ‘eerlijk zaken doen’ bekijk ik hoe Bond zonder Naam MVO kan bevorderen
binnen de invloedssfeer (ketenverantwoordelijkheid). Ik haal twee casestudies van de
stakeholder ‘leveranciers’ aan, om aan te tonen hoe het wel of niet moet of beter kan. Voor
het onderwerp milieu zal ik kort stilstaan bij de milieu-impact van BzN, en welke acties de
organisatie concreet kan ondernemen om de voetafdruk te verkleinen. Dan volgt een kort slot.
6
Het zijn ongetwijfeld spannende tijden voor een organisatie zoals Bond zonder Naam, die
vanuit haar maatschappijkritische visie al 50 jaar lang de aandacht vestigt op oerdegelijke
universele waarden, maar ook inspeelt op veranderlijke en moderne, zij het dan wel
deugdzame en duurzame, pluriforme waarden.
Spannend, omdat er voor het eerst - na meer dan twee eeuwen van ongebreidelde groei,
liberaal kapitalisme en ook doorgedreven globalisering – vanuit de Westerse
ondernemingswereld een groeiend besef van maatschappelijke verantwoordelijkheid is
komen opsteken, dat net steunt op waarden en de potentiële waarde van ondernemingen of
organisaties voor de maatschappij. De ethische koers die Bond zonder Naam al jaren vaart,
kan nu nog beter gedijen in die bredere en diepere bedding van maatschappelijke
welwillendheid.
Het is dus zeker en vast aan de organisatie om een voorbeeldrol op zich te nemen en nog
bewustere keuzes te maken, om als voortouwtrekker de brede achterban blijvend te
overtuigen van de zin van waarden binnen alle geledingen van de maatschappij, en niet enkel
binnen de persoonlijke levenssfeer. Niet alleen natuurlijke personen kunnen immers als
protagonist binnen de nieuwe verhaalwending over verantwoordelijkheid en de daarmee
verbonden waarden optreden. Ook rechtspersonen of organisaties en ondernemingen worden
aangesproken om hun effecten op de omgeving, lokaal én globaal of – anders gezegd –
‘glokaal’, in kaart te brengen en zonodig om te buigen naar positieve effecten.
Laten we ons nu onderdompelen in de ethische marketing van de maatschappelijke
verantwoordelijkheid en verantwoording, zodat Bond zonder Naam weet wat de concrete
verwachtingen inhouden en hoe zij snel en gericht op die verwachtingen kan inspelen. Zoals
eerder gezegd is het hier niet de bedoeling om een meetinstrument aan te bieden, maar een
overzichtelijke, meer praktische uitwerking van de ISO 26000 – richtlijn binnen het oneindig
brede kader van MVO. Als de lezer klaar is met deze scriptie, zou hij minstens MVO moeten
begrijpen en herkennen, en stakeholders kunnen identificeren (bepaling 5 van de ISO 26000).
7
1.1 Inleiding
In de bron die aan de basis ligt van dit onderzoek, ISO 26000. Handleiding voor
Maatschappelijk Verantwoord Ondernemen, staan de auteurs kort stil bij de evolutie van
MVO. Corporate Social Responsibility (CSR), het Engelse equivalent voor
Maatschappelijk Verantwoord Ondernemen, is volgens hen in de schoot van het
kapitalisme ontstaan én is dus even oud als het moderne kapitalisme zelf, omdat bedrijven in
essentie altijd minimale ethische eisen aan hun ondernemen koppelden.1 De sterke nadruk op
morele verantwoordelijkheid is echter niet zo oud; dat is iets wat we gerust hedendaags
kunnen noemen. De ethische eisen zijn immers nu pas – in de laatste jaren - losgekoppeld van
hun instrumentele kant: ze dienen niet meer als middel om een doel (winst, welvaart) te
bereiken, maar functioneren eerder op zichzelf. In een interessant handboek dat enkele jaren
terug als voorloper op de huidige handleiding voor MVO van dezelfde auteur werd
uitgebracht, staat een typologie omschreven die ik graag aanhaal om de evolutie van MVO te
illustreren:
“Garriga en Melé (2004) hebben theorieën over MVO geclassificeerd in vier groepen: (1) instrumenteletheorieën, 2) politieke theorieën, (3) integratieve theorieën en (4) ethische theorieën. In de groepinstrumentele theorieën wordt MVO slechts gezien als strategisch instrument om economischedoelstellingen te realiseren en, uiteindelijk, welvaart te bereiken. Instrumentele theorieën beschouwenalleen het economische aspect van interacties tussen bedrijven en de samenleving. MVO is hierbinnen eenmiddel en geen doel in zichzelf. Binnen deze categorie zijn theorieën georiënteerd op het maximaliseren vanaandeelhouderswaarde, strategieën om concurrentievoordeel te behalen en cause-related marketing.’Politieke theorieën richten zich op connecties en interacties tussen bedrijven en de maatschappij,waaronder maatschappelijke organisaties, en op de macht en positie van het bedrijfsleven en de daaruitvoortvloeiende verantwoordelijkheden. […] Integratieve theorieën stellen dat bedrijven maatschappelijkewaarden en belangen, verwachtingen en eisen van stakeholders moeten integreren in hun bedrijfsvoering.Daarmee verkrijgen zij legitimiteit en een zeker prestige. Bedrijven zijn afhankelijk van de maatschappijvoor hun bestaan, continuïteit en groei, zo stellen integratieve theorieën. Hieronder vallen theorieën overissuemanagement en stakeholdermanagement. Ethische theorieën leggen op hun beurt de nadruk op niet-financiële verantwoordelijkheden en morele verplichtingen die bedrijven hebben. […] Binnen dergelijketheorieën is er bijvoorbeeld aandacht voor mensenrechten en duurzame ontwikkelingen als waarden inzichzelf.”2
De theorieën die hierboven geformuleerd worden zijn inhoudelijk gecategoriseerd. Vaak
overlappen zij elkaar gedeeltelijk, waardoor bijvoorbeeld ethische eisen in politieke
slagkracht overvloeien. Toch zou ik durven stellen dat de categorieën ook tijdsgebonden zijn:
nagenoeg elke nieuwe generatie heeft nieuwe theorieën op de voorgrond geplaatst met telkens
1 Moratis, L. en Cochius, T.: ISO 26000. Handleiding voor Maatschappelijk Verantwoord Ondernemen. Assen: Van Gorcum, 2010, p. 17. 2 Moratis, L . en Van der Veen, M.: Basisboek MVO: Maatschappelijk Verantwoord Ondernemen. Assen: Van Gorcum, 2006,p. 19.
8
1.2. Een korte geschiedenis en typologie van MVO
een ander hoofdthema. Zoals we hieronder kunnen zien, heeft MVO om de 20 à 25 jaar een
nieuw laagje verf gekregen. Sinds het opstellen van de millenniumdoelstellingen zijn we
langzaamaan in een nieuwe fase van MVO aanbeland, die vooral ethisch te noemen is, maar
nog sterk steunt op integratieve theorieën.
De bekendheid van de specifieke term CSR nam vooral in de jaren ’50 van vorige eeuw een
hoge vlucht, met de publicatie van “Social responsibilities of the businessman” van Howard
Bowen, zo staat in de nieuwe handleiding voor MVO van 2010 te lezen. Toen was CSR naar
mijn mening nog voornamelijk instrumenteel: het draaide meer rond winst dan rond
maatschappelijke welvaart. Zo is het bijvoorbeeld al lange tijd ingeburgerd dat bedrijven een
deel van hun winst aan het goede doel doneren (cause-related marketing). De troeven van
‘corporate philanthropy’ zijn zo talrijk, dat het moeilijk is om níet te zwichten voor de inhoud
van CSR. Het komt de reputatie en het winstcijfer ten goede, het trekt (meer loyale)
werknemers aan, en ga zo maar verder. Bedrijven wilden dus maar al te graag meedoen, en in
die context van opportunisme werd er in de berichtgeving af en toe laatdunkend gesproken
van ‘greenwashing’, waarbij bedrijven uitpakken met hun filantropische daden, maar in
wezen heel wat onrecht toedekken met een groene, duurzame of bewuste (dek)mantel.
Bedrijven hebben CSR dus door de jaren heen wel als beleidsstrategie aangenomen, maar die
bedrijfsethiek wordt niet altijd als even oprecht beschouwd, wordt verdacht als strategie om
het bedrijfsimago op te poetsen. Natuurlijk is daar dan weer een antwoord op geformuleerd
door de marketingbusiness. In die kringen is men het er later over eens geworden dat CSR
absoluut meer moet zijn dan het uitschrijven van cheques voor liefdadigheidsinstellingen of
de constructie van nieuwe buildings, en dat het tij richting échte verantwoordelijkheid moest
keren. Maar op die nieuwe, frisse wind in het landschap van CSR kom ik later nog terug.
Het debat rond de échte verantwoordelijkheid van het bedrijfsleven nam alleszins een eerste
hoge vlucht rond de periode van het rapport ‘Grenzen aan de Groei’ van de Club van Rome
(1972)3, in een tijd waarin luidop vragen werden gesteld over de effecten van de globalisering
en de effecten van bedrijven op de samenleving. Die vragen werden voorheen slechts
aarzelend door de marketingsector of bedrijfssector geformuleerd en vaak onder de
spreekwoordelijke mat geveegd, door giften en donaties in de plaats te stellen.
3 Moratis et al.: ISO 26000. Handleiding voor MVO. Pag. 16 -17. 9
Daarom ijverden NGO’s begin jaren ’80 dag en nacht om thema’s als globalisering en
duurzaamheid, en de negatieve effecten van bedrijfsvoering op de maatschappij voorgoed op
de politieke agenda te plaatsen. NGO’s hebben hun onafhankelijkheid en scherpe
maatschappijvisie gebruikt om ethische issues naar politieke agendapunten om te buigen.
Zo kwam het dat CSR bijvoorbeeld door de toenmalige voorzitter van de Europese
Commissie werd aangehaald, toen die pleitte voor een duidelijke betrokkenheid van
bedrijven, die met al hun talenten en probleemoplossende methodieken een voorbeeld
moesten stellen inzake de aanpak van structurele werkloosheid, herstructurering en sociale
exclusie. 4
De strijd tegen sociale exclusie en structurele werkloosheid aanbinden was een eerste
concrete stap richting maatschappelijke verantwoordelijkheid: ondernemingen moesten
voortaan een inclusief beleid voeren en zo nieuwe kansen creëren voor bijv. langdurig
werklozen. De macht van bedrijven over de maatschappij werd aanzien als groot, maar
tegelijkertijd groeide het besef vanuit de bedrijven dat zij de maatschappij ook nodig hadden
om te groeien. Hier zijn de integratieve theorieën ontstaan, waarbij bedrijven als het ware
moeten luisteren naar wat er aan waarden leeft in de maatschappij, bij de verschillende
stakeholders. Er kwam een grotere klemtoon op ‘samenwerking’ te liggen, vooral met
stakeholdergroepen die van rechtstreeks belang waren voor de onderneming, maar ook met
andere stakeholders zoals NGO’s, overheden en marketingbureaus, die de knowhow hebben
om MVO in het bedrijf te implementeren. NGO’s introduceren nu niet enkel nog ethische
thema’s, maar hebben daar intussen ook alternatieve werkkaders aan gekoppeld. Zij pleiten
daarom nu voornamelijk voor het invoeren van MVO – strategieën, met
stakeholdermanagement en waarden als twee belangrijke pijlers. We kunnen gerust zeggen
dat dit de tendens is waarbinnen MVO vandaag de dag gesitueerd is.
Sinds enkele jaren is er dus een nog grotere lawine aan informatie over duurzaam of
verantwoord ondernemen ontstaan (en daarmee ook meer druk!), die eerst en vooral top
down, van bovenaf, naar de onderliggende economische structuur van onze samenleving
4 Zoals vermeld staat op de website van CSR Europe, onder ‘about us’, submenu ‘history’. http://www.csreurope.org/ Geraadpleegd op 15 juli 2010.
10
1.3. De huidige context van Maatschappelijk Verantwoord Ondernemen
uitstraalde. De term “top down” impliceert dat de actoren voornamelijk nog in de NGO -
kringen van onze maatschappij te vinden waren en zeer sterk uitgingen van een
paternalistische voorlichting en sensibilisatie van de economische onderbouw. In die periode
werd dan ook vooral gestreefd naar de bekendmaking van MVO bij alle bedrijven.
MVO is in het kielzog van dat streven intussen gedemocratiseerd en uitgegroeid tot een
begrip dat voortdurend in de schijnwerpers staat, waardoor consumenten ineens ook gevoelig
zijn geworden voor MVO – gerelateerde onderwerpen, en bedrijven als dusdanig nog meer
willen investeren in duurzaam ondernemen. De ethische theorieën hebben duidelijk de
bovenhand genomen.
Het populistische karakter van die theorieën zorgde voor een plotse overvloed aan debatten
rond “waarden” in de economie. Bedrijven hebben daar sterk op ingespeeld, en formuleren
hun core business nu meer en meer in de vorm van waarden. Als voorbeeld wil ik wijzen op
de website van de FOD Economie; onder de rubriek ‘missie en doelstellingen’ staat het
volgende vermeld 5:
De FOD Economie heeft vier waarden naar voor geschoven om zo een betere dienstverlening aan de consumenten en ondernemingen te garanderen:
Toegankelijkheid Dienstverlening Interne organisatie De gebruikers van de diensten van de FOD
Let op het woordje ‘waarden’, dat eigenlijk niet meer dan een containerbegrip aan het worden
is voor alles wat met consumenten te maken heeft. De waardetheorie laat zich vandaag de dag
dus meer en meer in de dagdagelijkse praktijk voelen, en stuurt constant bottum up processen
vanuit de brede achterban van de samenleving naar de ondernemingswereld en nu ook de
wereld van organisaties en verenigingen toe. Bedrijven en organisaties worden niet langer
zachtjes aangespoord om verantwoordelijk te zijn en verantwoording af te leggen, maar
worden nagenoeg gedwongen om een transparant ethisch beleid te voeren, met als belangrijke
inzet de ‘Profit’ (economische winst) of ‘Prosperity’ (maatschappelijke winst), die in
harmonieus verband met de minstens even essentiële ‘People’ en ‘Planet’ dient gerealiseerd
te worden. Het morele perspectief is hier van primordiaal belang; bedrijven moeten het
verschil willen maken door effectief te kiezen voor een lage voetafdruk, voor
verantwoordelijkheid binnen de gehele keten. Het is natuurlijk wel de vraag of bedrijven
5 http://statbel.fgov.be/nl/fod/Vision_mission/Waarden/index.jsp. Geraadpleegd op 10 augustus 2010. 11
verantwoordelijkheid opnemen of gewoon een beleid voeren dat bij de veranderlijke realiteit
van alledag past.
De “business” van bedrijven kan in elk geval – los van de motivatie van de ondernemers -
niet langer van overwegend economische aard zijn, maar moet langzamerhand naar ethische
kwesties, economisch duurzame ontwikkeling, het welzijn van de werknemer en zijn gezin,
maar ook van de lokale gemeenschap en de brede maatschappij opengetrokken worden.
De Engelse term Corporate Social Responsibility wordt in dit stadium overigens gereduceerd
tot ‘Social Responsibility’, omdat niet enkel de bedrijven deel uitmaken van het
ondernemingsleven, maar ook tal van (middenveld)organisaties, overheden, instellingen,
enzovoort. Vandaar dat de economische term ‘Profit’ ook door zijn meer
maatschappijgerichte variant ‘Prosperity’ kan worden vervangen. De Nederlandse term is nog
altijd Maatschappelijk Verantwoord Ondernemen, want MVO heeft vanzelfsprekend óók de
intentie om niet enkel binnen de grenzen van de feitelijke onderneming te blijven: het is een
vlag die de vele ladingen rond duurzaamheid, verantwoordelijkheid, verantwoording dekt, en
die bijgevolg in alle sectoren voet aan de grond kan krijgen. De Franse term ‘Responsabilité
Sociétale des Entreprises’ leunt bij de Nederlandse definitie aan, omdat zij ook bewust kiest
voor ‘maatschappelijke’ betrokkenheid i.p.v. sociale betrokkenheid.
De definitie die momenteel in zwang is, wordt aangehaald op de overkoepelende website
van MVO Vlaanderen, i.s.m. BECO:
“Een continue verbeteringsproces waarbij ondernemingen vrijwillig en op systematischewijze economische-,milieu- en sociale overwegingen op een geïntegreerde en coherentemanier in de hele bedrijfsvoering opnemen en waarbij overleg met de stakeholders, ofbelanghebbenden, van de onderneming deel uitmaakt van dit proces.”6
Stakeholders of belanghebbenden spelen een centrale rol, en die stakeholders zijn veel ruimer
dan enkel maar de onderneming, reiken over de relatie werkgever - werknemer tot ver
daarbuiten. Het gaat immers niet enkel om de rechtstreeks betrokken stakeholders, maar ook
over onrechtstreeks betrokkenen en zelfs óók over stakeholders van stakeholders. Kortom,
iedereen die op de een of andere manier door de bedrijfsvoering van een bedrijf of organisatie
wordt beïnvloedt.
NGO’s en verenigingen zijn door de onafhankelijkheid van de overheid én het ontbreken van
een winstoogmerk vaak geschikte spelers om de invloed van bedrijven en ook overheden op6 http://www.mvovlaanderen.be/uploads/1274969069-1274969159009-3-beco-iso-26000.pdf. Geraadpleegd op 02 juli 2010.
12
de samenleving aan te kaarten. Daarom is ook een belangrijke rol als stakeholder weggelegd
voor NGO’s en andere maatschappijkritische verenigingen of organisaties die al lang een
intermediaire rol hebben gespeeld tussen de privé - en publieke sector. We hadden het
eerder al over CSR en het feit dat bedrijven zich genoodzaakt zagen om bijv. donaties te
geven voor het goede doel, zodat zij zonder al te veel moeite van hun maatschappelijke taak
gekweten werden. Wat nieuw is, is dat bedrijven nu niet enkel geven aan NGO’s en vzw’s,
zoals bij Corporate Philanthropy het geval was (zie hierboven), maar dat ze er ook effectief op
allerhande manieren mee samenwerken. Er is een vruchtbare kruisbestuiving ontstaan tussen
bedrijven en bepaalde NGO’s die bijvoorbeeld audits uitvoeren of kennis rond MVO
verspreiden in de onderneming. Bewustmaking van de werknemers en directie, en van de
belangrijke stockholders en stakeholders van het bedrijf over bepaalde waarden staat hierbij
centraal. Het hoeft niet gezegd dat dit toch wel een stap vooruit is tegenover de eerste fase van
Corporate Social Responsibility, die eerder als eenrichtingsverkeer van geldstromen door
bedrijven naar NGO’s kan worden omschreven.
Op de website van MVO Vlaanderen wordt het belang van samenwerking tussen de NGO’s of
- breder beschouwd - het verenigingsleven en de bedrijven ook nog eens benadrukt.7 In het
hoofdstuk over stakeholders zullen we dan ook zien dat samenwerking op alle vlakken met
belanghebbers zoals NGO’s en organisaties ten zeerste wordt aangemoedigd.
NGO’s zijn misschien beter geschikt om werknemers bepaalde waarden te doen inzien, zij
staan buiten het bedrijf en zijn zogezegd onpartijdig, werknemers zullen hen wellicht minder
snel verdenken van manipulatie, om bijv. de loyaliteit van werknemers te beïnvloeden.
NGO’s staan bovendien ergens in het midden tussen werknemer en werkgever, zij zijn
bijzonder goed in staat om het bedrijf te confronteren met bepaalde bestuurlijke gebreken, met
tekortkomingen in de dagelijkse werking én zij “leveren specifieke, deskundige
competenties”8. Behoorlijk bestuur en transparante communicatie over het MVO – beleid
dat gevoerd wordt, maakt deel uit van een goede verstandhouding met de werknemer. Vanuit
de overzichtelijke samenwerking tussen werknemer en werkgever kunnen verdere initiatieven
worden ontwikkeld om bijv. ook leveranciers, cliënten e.d. in de MVO -implementatie te
betrekken.
7 http://www.mvovlaanderen.be/kenniscentrum/thema/samenwerking-met-ngos-en-vzws. Geraadpleegd op 02 juli 2010. 8 http://www.mvovlaanderen.be/kenniscentrum/thema/samenwerking-met-ngos-en-vzws. Geraadpleegd op 02 juli 2010.
13
Iedereen moet met andere woorden uit plichtsbesef de grenzen van de eigen onderneming of
organisatie openbreken en de vinger aan de pols van de verschillende ‘invloedszones’ leggen.
Als Bond zonder Naam weet wie er allemaal door de dagelijkse werking wordt beïnvloedt,
dan pas kan de vzw adequaat handelen en een reeks maatregelen uitkiezen om op haalbare
wijze MVO te implementeren. Men kan die invloed bepalen door heel gericht stakeholders
te identificeren en organisatiespecifieke keuzes te maken met behulp van het systeem van
ISO 26000, waar we het in de volgende paragraaf over hebben.
Over MVO is het laatste woord voorlopig nog lang niet gezegd of geschreven, gezien het feit
dat nu ook andere sectoren dan de privésector een inhaalbeweging proberen te maken. Het
lijkt alsof MVO op weg is om dé managementstrategie van de toekomst te worden, temeer
omdat begrippen als ‘duurzaamheid’ en ‘sociale verantwoordelijkheid’ in zowel producenten-
als consumentenkringen, maar ook in de overheidssector en de sociaal-culturele sector gretig
in de mond worden genomen. De stapel literatuur over de implementatie van MVO rijst
bijgevolg als paddenstoelen uit de grond, marketingbureaus hebben intussen hun eigen
MVO - experts klaargestoomd en bieden tegenwoordig diensten als auditeur aan, er worden
verfijnde meetinstrumenten ontwikkeld, universiteiten en hogescholen voeren onderzoek
over het onderwerp en ontwikkelen specifieke vakgebieden, de overheid neemt MVO in haar
beleidnota’s en beleidsplannen voor de periode 2009 – 2014 op, NGO’s, vzw’s, vakbonden,
werkgeversorganisaties zijn intussen ook op de kar gesprongen en dingen mee naar erkenning
van hun achterban en de betrokken overheden.
Het belangrijkste bewijs van de groeiende maatschappelijke relevantie van MVO is echter het
grootschalige project dat werd opgezet door het Committee on Consumer Policy (COPOLCO)
binnen de International Organisation for Standardisation (ISO). Die werkgroep begon vanaf
2001 aan de ontwikkeling van een standaard genaamd ISO 26000, en bepaalde gaandeweg -
vanuit een multi-stakeholderperspectief - richtlijnen die op een welbepaalde strategische,
democratische wijze konden groeien, verworpen of goedgekeurd worden. Het project werd
gelanceerd als grootste multistakeholderproces ooit, met honderden belangrijke deelnemers
van over de hele wereld én – niet onbelangrijk - een meerderheid aan deelnemers uit de derde14
1.4. Van het actuele MVO - debat naar de toekomstige ISO 26000 - richtlijn
wereld. Men is er van begin af aan vanuit gegaan dat die richtlijnen geen dwingend karakter
mochten hebben, en niet als meetbare norm moesten worden opgevat. ISO 26000 is met
andere woorden niet certificeerbaar en niet normatief.
Het klinkt weinig ambitieus voor echte certificaatjagers, maar toch worden er aan ISO 26000
hoge verwachtingen gekoppeld, die eerder van morele aard zijn: je hebt als het ware de keuze
om een eigen “MVO pakket” samen te stellen op maat van de organisatie, met sociale
verantwoordelijkheid als onderliggende drijfveer. ISO 26000 is, anders gezegd, een
overkoepelende richtlijn die organisaties aanspreekt op hun verantwoordelijkheid (‘social
responsibility’) en op verschillende niveaus van de mogelijke implementatie van MVO
werkzaam is, om organisaties zo goed mogelijk te begeleiden in hun bijdrage aan duurzame
ontwikkeling. In “ISO 26000. Handleiding voor MVO”, schrijven Moratis en Cochus daarover
het volgende:
Deze benadering kan het best getypeerd worden als een nieuwe generatie MVO: MVO 2.0. BinnenMVO 2.0 gaat het niet om het volgen van checklists door organisaties om hun maatschappelijkeverantwoordelijkheid in te vullen (‘vertelt u maar waar wij aan dienen te voldoen’), maar gevenorganisaties hun eigen invulling aan MVO op basis van hun eigen kenmerken en met hun eigenprioriteiten. ISO 26000 onderkent het organisatiespecifieke karakter van MVO door enerzijds de relatiete leggen tussen kenmerken van de organisatie in kwestie en anderzijds het selecteren van MVO-prioriteiten en identificeren van stakeholders.9
Het is nog maar de vraag of die vrijheid die organisaties wordt geschonken optimaal benut zal
worden. Hoe men het ook draait of keert, een organisatie heeft niet altijd voldoende inzicht in
de eigen structuur, waardoor het selecteren van MVO-prioriteiten en het identificeren van
stakeholders er niet makkelijker op worden. Niet elke organisatie heeft een realistische brede
kijk op haar invloed op de omgeving en de talrijke stakeholders die meespelen. Niet elke
onderneming heeft iemand met voldoende kennis van marketing in dienst en niet elke
workshop rond MVO is toereikend om praktisch aan de slag te gaan. Checklists hebben het
voordeel dat zij vaak door hun specifieke vraagstelling noden detecteren binnen de
organisatie, waardoor pas na het stellen van de juiste vragen ook goede strategieën voor
MVO-implementatie kunnen uitgewerkt worden. Sommige organisaties zijn er dan ook van
overtuigd dat een meetbare of certificeerbare norm voor hen een houvast is, om binnen
afgebakende structuren aan de slag te gaan. Kijk maar naar de ‘voorloperbokaal’ of de
‘MVO prestatieladder’: twee voorbeelden uit Nederland die aantonen dat mensen van nature
uit geneigd zijn om aan MVO ook kwantitatieve of meetbare maatstaven te koppelen. Die
9 Moratis et al., p. 15. 15
certificatiesystemen worden natuurlijk niet herkend door de ISO 26000 voortrekkers, zoals de
auteurs van de handleiding voor MVO.
Volgens hen is de belangrijkste reden om niet in te gaan op een meetbare ISO-norm, het feit
dat – zoals hierboven reeds werd aangehaald – “iedere organisatie […] haar eigen MVO-
profiel [kent].”10 De auteurs verwijzen hiervoor naar de eigenlijke inhoud van de ISO 26000
richtlijn, die over de toepassing voor middelgrote en kleine bedrijven zegt dat
“when reviewing all seven core subjects and identifying the relevant issues, the organization’s owncontext, conditions, resources and stakeholder interests should be taken into account, recognizing thatall core subjects, but not all issues will be relevant for every organizations (sic)”11.
Omdat iedere organisatie een eigen MVO - profiel heeft, moeten we met deze basispremisse
voor MVO aan de slag. Zo zijn we eindelijk aanbeland bij het praktische luik van dit
onderzoek, waar het tenslotte allemaal om draait. In het hoofdstuk dat hierop volgt, zal ik de
beweging ‘Bond zonder Naam’ onder de loep nemen. De volgende vragen rijzen: hoe ziet
Bond zonder Naam zichzelf (missie), wat zijn de sterktes en zwaktes m.b.t. het implementeren
van MVO, wie zijn de (belangrijke) stakeholders en hoe staan zij tegenover thema’s als
MVO, wat is hun relatie met BzN?
De ISO 26000 richtlijn steunt op het feit dat iedere organisatie een bijdrage kan leveren aan
duurzame ontwikkeling. Verder schrijven de auteurs van de handleiding van MVO hierover
nog het volgende:
Daarbij worden organisaties door de richtlijn gestimuleerd om activiteiten te ondernemen die verderstrekken dan wat wet- en regelgeving hen verplichten. Het voldoen aan wet – en regelgeving isoverigens een fundamenteel aspect van de maatschappelijke verantwoordelijkheden van iedereorganisatie, aldus de richtlijn. 12
10 Idem, p. 52. 11 Idem, p. 55.
12 Moratis et al. 2010, p. 50.16
2. Een organisatiespecifieke benadering van MVO binnen Bond zonder
Naam
In principe komt het er dus op aan om verder te kijken dan opgelegde normering of
certificaten, om ook zonder een wettelijk kader of zonder dat iemand er écht van bovenaf op
toeziet, te streven naar duurzame ontwikkeling. De verantwoordelijkheid komt zo in handen
terecht van de organisaties: het is aan de werkgevers en werknemers om ambitieus te zijn
en hun verantwoordelijkheid op te nemen. In de 7 ISO 26000 - bepalingen wordt dit
ondubbelzijdig naar voren geschoven: bepaling 5 stelt bijv. dat de organisatie MVO moet
(h)erkennen en stakeholders moet betrekken.13 Dit is een wezenlijk onderdeel van MVO en
omvat “de (h)erkenning door een organisatie van haar maatschappelijke
verantwoordelijkheden en het identificeren van en betrekken van haar stakeholders. Het
(MVO, red.) geeft adviezen over de relatie tussen een organisatie, haar stakeholders en de
samenleving, waarbij rekenschap wordt gegeven van de MVO - kernonderwerpen en de
invloedssfeer van een organisatie.”14
Mijn probleemstelling luidt daarom als volgt: hoe kan Bond zonder Naam nu concreet
aan de slag gaan om MVO te herkennen en de stakeholders te identificeren? Welke acties
kan de organisatie verder uitvoeren met betrekking tot de kernonderwerpen ‘milieu’,
‘consumentenaangelegenheden’ en ‘eerlijk zaken doen’?
Eerst en vooral moet de organisatie vanzelfsprekend via workshops, lezingen en andere media
informatie sprokkelen over MVO, om het te begrijpen (bepaling 3). De MVO – principes en
kernonderwerpen leren kennen, dat zou nauwelijks een uitdaging mogen zijn voor een
organisatie. Er is zoveel informatie over dat onderwerp voorhanden en bovendien krijg je op
nagenoeg elke site rond MVO of ISO 26000 overzichtelijke schema’s gepresenteerd. 1
schema omvat echter alle waardevolle informatie over de doelstellingen van ISO 26000, een
voorbeeld dat ik de lezer derhalve niet wil onthouden:
13 Idem, p. 6114 Idem.
17
Hier staan bepaling 4 tot en met 7 in een duidelijke visualisatie omschreven. Wat is bepaling 1
tot 3 dan wel, kan u zich afvragen. Die bepalingen handelen over de reikwijdte, de begrippen
en definities van MVO en de betekenis van het concept MVO, een poel aan strikt theoretische
informatie waar ik niet verder zal op ingaan.
Voor Bond zonder Naam is het dus – bezijden de kennismaking met het theoretische
kader – van belang dat zij praktisch aan de slag gaan met de vijfde bepaling, die steunt
op herkenning van MVO en de identificatie van stakeholders. De MVO – principes en
kernonderwerpen zijn als vanzelf vervlochten in dit overkoepelende thema en worden in een
voorbereidende fase geïntroduceerd. Binnen die kernonderwerpen worden nog eens
verschillende MVO – issues onderscheiden, die gekoppeld worden aan concrete acties. Wat
wij dus concreet gaan doen, is MVO ‘herkennen’ door de invloed van BzN op haar omgeving
te belichten. Doordat we ons verdiepen in die relaties, verschijnen de verschillende
stakeholders automatisch ten tonele. We kijken naar de invloed van BzN op de stakeholders,
en de invloed van de stakeholders op BzN en de omgeving.
Voor de 5e bepaling grijp ik ditmaal niet terug naar de handleiding voor MVO waar ik
doorgaans uit citeer. Ditmaal gebruik ik de originele ISO/DIS 26000 of Draft International18
Standard: dit is de voorloper van de uiteindelijke ISO - richtlijn die tegen einde 2010
officieel zal worden gepubliceerd. Het zou ons te ver leiden om alle afzonderlijke
aanbevelingen hier te parafraseren, dus vat ik gemakshalve samen. MVO herkennen heeft in
de eerste plaats volgens de draft te maken met het begrijpen van 3 verschillende relaties,
zijnde de relatie tussen de organisatie en de maatschappij, organisatie en stakeholders, en
stakeholders en maatschappij.
De relatie tussen de organisatie en de maatschappij valt in de aanbevelingen van de
International Organization for Standardization uit elkaar in 3 ‘propositions’ of beweringen. In
de ISO/DIS 26000 staat het als volgt omschreven:
“An organization should understand how its decisions and activities impact on society. An organizationshould also understand society’s expectations of responsible behavior concerning these impacts. Thisshould be done by considering the core subjects and issues of social responsibility.”15
De kleuren staan telkens voor een nieuwe bewering. Uit de eerste bewering kunnen we
afleiden dat een organisatie haar verantwoordelijkheid moet opnemen voor elke handeling en
beslissing die zij uitvoert.
Hoe doet Bond zonder Naam dat nu? Naar eigen zeggen maakt de organisatie ‘werk van
waarden’ en wil zij aanzetten tot verandering door actie te ondernemen. Bond zonder Naam
weet dus heel goed dat zij een effect of impact kan hebben op de maatschappij waarin zij
acties organiseert. In die zin kunnen we stellen dat Bond zonder Naam zich door de
specifieke missie alleen al (waarden naar concrete acties vertalen) bewust is van het belang
om ethische beslissingen te nemen en activiteiten of acties te organiseren die bijdragen aan
de waarden in de maatschappij. Bond zonder Naam is zich ten volle bewust van haar
maatschappelijke verantwoordelijkheid, en dat is al een goed begin. Het laatste
kernonderwerp – maatschappelijke betrokkenheid en ontwikkeling - sluit dus alvast
naadloos aan bij de missie van BzN. Zo staat er in de beknopte SWOT - analyse van BzN te
lezen:
“[Bond zonder Naam heeft] daadkracht als noemer. De kracht om een verschil te maken door invloed
uit te oefenen op de 5 vierkante meter rondom ieder van ons. De kracht van het woord, via de ervaring
vertalen naar actie. Vermogen tot effectieve en efficiëntie [sic] nodendetectie binnen de samenleving
15 International Organization for Standardization: ISO/DIS 26000: Guidance on social responsibility. Genève : ISOcopyright. 2009, p. 14.
19
[Bond zonder Naam] zoekt constructieve en progressieve oplossingen voor vastgestelde problemen.
Vermogen om concrete nood te vertalen naar maatschappelijke beweging.”16
Bond zonder Naam scoort dus relatief goed op het eerste deel van de aanbeveling, namelijk
dat zij haar invloed op de maatschappij moet erkennen. Dat doet de organisatie alvast voor
haar dagelijkse werking en activiteiten, maar er is natuurlijk nog werk aan de winkel! De
aankoop en verkoop van producten heeft immers ook een invloed, de houding van BzN
tegenover MVO evengoed, enz. De invloed van Bond zonder Naam reikt immers veel verder
dan enkel de missie.
De missie van Bond zonder Naam is ook niet helemaal hetzelfde als de verwachtingen van de
maatschappij over verantwoordelijk gedrag inzake invloeden en de impact van BzN. De
maatschappij verwacht met andere woorden meer dan “ de kracht van het woord via de
ervaring vertalen naar actie”.
In de nationale waardepeiling die Bond zonder Naam in 2009 – 2010 uitvoerde, komen de
verwachtingen van de maatschappij sterk naar voren in de zogenaamde ‘springwaarden’. Dat
zijn waarden die volgens het rapport “ in de gewenste cultuur (GC) meer gekozen worden dan
in de huidige cultuur (HC)”17 Naar mijn mening zijn die waarden een zeer interessante
kwantitatieve weergave van de effectieve verwachtingen van een maatschappij.
Op de volgende pagina kan u de resultaten lezen die in de peiling werden gemeten:
16 SWOT – analyse Bond zonder Naam, uit de rubriek ‘sterktes’.17 Bond zonder Naam i.s.m. Barrett Values Centre: De nationale waardepeiling. 2009 – 2010. P. 22
20
Als we kijken naar de springwaarden, dan zien we de link met MVO duidelijk verschijnen:
thema’s als “bewust over waarden”, “bekommernis voor toekomstige generaties”,
“eerlijkheid” en “lange – termijnperspectief” laten er geen twijfel over bestaan:
De verwachtingen van de maatschappij over de gewenste cultuur en dus ook over de
gewenste oriëntatie van een waardegerichte organisatie als Bond zonder Naam dragen
een zichtbare MVO – stempel.
De kernthema’s mensenrechten, arbeidsomstandigheden, milieu, eerlijk zaken doen en
maatschappelijke betrokkenheid overlappen overduidelijk met deze springwaarden. Bond
zonder Naam kan haar missie om werk te maken van waarden dus ongemerkt ombuigen naar
“ werk maken van MVO – waarden”, aangezien deze evengoed in de lijn liggen van de
huidige wensen van mensen. Verantwoordelijkheid gedrag is in de ogen van mensen hetgeen
hierboven staat vermeld, en daar moet Bond zonder Naam in de toekomst dus zo goed
mogelijk rekening mee houden.
In bovengenoemde relatie moet er samengevat volgens ISO/DIS 26000 begrip zijn bij BzN
over de specifieke verwachtingen van de maatschappij inzake MVO. “ This should be done
by considering the core subjects and issues of social responsibility”, staat er in de derde21
Springwaarden
1. Eerlijkheid
2. Respect
3. armoedevermindering
4. vrede
5. levenskwaliteit
6. bewust over waarden
7. bekommernis voor toekomstige generaties
8. lange-termijn perspectief
9. betaalbare huisvesting
10. behulpzaamheid
premisse te lezen. Dat wil zeggen dat de organisatie heel bewust moet omspringen met de
kernthema’s behoorlijk bestuur, mensenrechten, arbeidsomstandigheden, milieu, eerlijk
zaken doen, consumentenaangelegenheden én maatschappelijke betrokkenheid en
ontwikkeling.
BzN scoort sowieso niet slecht voor het kernthema ‘behoorlijk bestuur’: de beweging kreeg
eerder al het ISO 9001:2008 certificaat, wat garant staat voor de kwaliteit van de interne
organisatie en een gezond financieel beleid. 18 Op de website van de International
Organization for Standardisation staat het als volgt omschreven:
ISO 9001:2008 specifies requirements for a quality management system where an organization
needs to demonstrate its ability to consistently provide product (sic.) that meets customer and applicablestatutory and regulatory requirements, and
aims to enhance customer satisfaction through the effective application of the system, including processes for continual improvement of the system and the assurance of conformity to customer and applicable statutory and regulatory requirements.19
Het gaat met andere woorden over kwaliteitsmanagement dat continue verbeteringen van het
systeem nastreeft, met het oog op klantentevredenheid, in overeenstemming met wet – en
regelgeving. In principe kunnen we hieruit afleiden dat BzN dus ook qua
‘consumentenaangelegenheden’ niet slecht scoort, wat zich laat vertalen in ‘customer
satisfaction’ uit de ISO 9001 : 2008 richtlijn; zonder een evenwichtig en kwalitatief aanbod
zou er geen sprake kunnen zijn van het ISO - certificaat. Het certificaat staat wel niet garant
voor de kwaliteit van een product zondermeer:
Dit is een teken voor de organisatie en haar klanten dat de organisatie op een vooraf gestelde en
gestructureerde manier aan kwaliteitsmanagement (zorg, beheersing en borging) doet. Dit is echter geen
garantie voor een kwalitatief goed product.20
In het derde hoofdstuk zal ik daarom een leverancierscase onder de loep nemen, om van
dichtbij te kijken of een product of geleverde dienst van Bond zonder Naam wel degelijk in
meerdere aspecten voldoet aan de ISO 26000- normen – en niet enkel door een eerlijke prijs –
kwaliteitverhouding – zo ook wat betreft eerlijk zaken doen, milieu en
consumentenaangelegenheden.
18 Zie bijlage 1.19 http://www.iso.org/iso/catalogue_detail.htm?csnumber=46486. “ISO 9001 : 2008”. Geraadpleegd op 15 augustus 2010. 20 http://www.safetycoach.nl/pageID_7068924.html. “ISO 9001 : 2008”. Geraadpleegd op 15 augustus 2010.
22
Het is natuurlijk ook aanvaardbaar dat niet alle kernonderwerpen even zwaar doorwegen
in de structuur van een organisatie; om de organisatiespecifieke relevantie van de
kernonderwerpen te meten moet BzN haar significante invloeden in kaart brengen. Zo kan
het blijken dat Bond zonder Naam voor het kernonderwerp ‘milieu’ veel meer betrokken
stakeholders kan identificeren, en dat het kernonderwerp door de sterke afhankelijkheid van
en de grote invloed op andere stakeholders (of : de maatschappij) op die manier veel meer
significant is dan bijv. een kernonderwerp als arbeidsomstandigheden.
Om te weten welke kernonderwerpen voor Bond zonder Naam van groot belang zijn, moeten
we de stakeholders identificeren en betrekken en zo de impact op duurzame ontwikkeling
vanuit de organisatie meten. Die impact gaat veel verder dan enkel de organisatie en de
rechtstreeks betrokken stakeholders, maar straalt uit naar meerdere domeinen in de
maatschappij, doordat er een soort van oneindige verbondenheid is tussen de sectoren. Er is
dus sprake van ketenverantwoordelijkheid. Daarom wordt er door de ISO 26000 – richtlijn
ook zó gehamerd op de belangen van stakeholders en is er zelfs een apart hoofdstuk aan
gewijd: als schakel in de keten draagt elke organisatie immers een veel grotere
verantwoordelijkheid dan enkel de verantwoordelijkheid voor zichzelf.
Daarnet hadden we het over het feit dat de ISO 26000 – richtlijn drie relaties specificeert
tussen Bond zonder Naam en haar omgeving die de invloed, impact op en verwachtingen van
de maatschappij sturen. In de tweede relatie, tussen de organisatie en de stakeholders, is het
de bedoeling dat BzN inzicht krijgt in de enorm grote groep van stakeholders die bij de
organisatie betrokken zijn, om zo haar ketenverantwoordelijkheid nog beter te kunnen
inschatten. De ISO/DIS 26000 zegt daarover:
An organization should be aware of its various stakeholders. The decisions and activities of an
organization may have potential and actual impacts on these individuals and organizations. The
potential or actual impacts are the basis of the “stake” or interest that causes the organizations or
individuals to be considered stakeholders […]21
In de stakeholderanalyse in bijlage heb ik geprobeerd om een zo realistisch mogelijk beeld te
scheppen van de mogelijke stakeholders van Bond zonder Naam. Het moet gezegd dat dit niet
altijd evident was, omdat ik vanuit mijn huidige positie als niet-werknemer soms een gebrek
aan praktisch inzicht moest compenseren door theoretische vooronderstellingen. Om de
stakeholders in groepen te delen, heb ik mij gebaseerd op een variëteit aan mogelijke21 ISO/DIS 26000. P. 14
23
indelingen, waarmee ik dan zelf aan de slag ging. Voor het belangrijkste onderdeel – namelijk
het bepalen van de belangen van alle stakeholders - heb ik mij gebaseerd op een
lessenreeks in het kader van MVO aan de Universiteit van Gent, faculteit Economie en
Bedrijfskunde. De vragen die in dat schema gesteld worden, bieden de mogelijkheid om na te
denken over het belang van de implementatie van MVO voor de verschillende
stakeholdergroepen. Ik heb geprobeerd om in de huid van de stakeholder te kruipen en na te
gaan wat zijn belang kan zijn bij de MVO – uitvoering in de organisatie Bond zonder Naam.
Daarom moet de lezer bij de vraagstelling telkens het onderwerp MVO erbij denken. Dat
wordt dus voor de eerste vraag: “beïnvloedt deze partij BzN inzake de implementatie van
MVO?” Het denkschema over stakeholdermanagement gaat telkens over de volgende negen
vragen22 die in dat bovengenoemd MVO – perspectief geplaatst worden:
In een interessant handboek over ‘Business Ethics’ vond ik een bijkomende typering van
relaties tussen stakeholders, die ik zo goed mogelijk zal toepassen op de context van de
verschillende stakeholders en BzN. Het gaat concreet over deze relaties 23 :
- Challenge: based on mutual opposition and conflict.
22 http://www.lne.be/doelgroepen/onderwijs/ecocampus/aan-de-slag/lerende-netwerken/thema-economie/stakeholderperspectief geraadpleegd op 02 augustus 2010. 23 Andrew Crane en Dirk Matten: Business ethics. Managing corporate citizenship and sustainability in the age of globalization. New York: Oxford University Press, 2007, p. 190.
24
1. Beïnvloedt deze partij de onderneming? Wordt deze partij op de ene of andere wijze beïnvloeddoor de onderneming?
2. Is deze partij gelegitimeerd? Is ze machtig? Oefent ze tijdsdruk uit op de onderneming? Welkeevoluties kunnen zich in deze eigenschappen voordoen?
3. Nemen we deze partij op in de stakeholderruimte? Nemen we de stakeholders van deze partijmee in de stakeholderruimte?
4. Welke belangen zijn hier in het spel? Bij de onderneming? In relatie tot haar strategischekrachtlijnen? Bij de andere partij? Bij de stakeholders van de andere partij?
5. Welke acties onderneemt de partij om de onderneming te beïnvloeden? Welke acties neemt deonderneming om deze partij te beïnvloeden?
6. Welke ethische vraagstukken, vraagstukken inzake verantwoordelijkheid, vraagstukken inzakeverantwoording stellen zich in de relatie tussen de onderneming en de andere partij?
7. Welk gedrag/ welke houding is mogelijk ten aanzien van deze vraagstukken?
8. Hoe beïnvloedt globalisering de relatie tussen onderneming en stakeholder?
9. Hoe beïnvloedt duurzaamheid de relatie tussen onderneming en stakeholder?
- Sparring partners: relationship based on ‘healthy conflict’ and periodic bouts of
conflict.
- One-way support: relationship based on philanthropy, sponsorship or other forms of
resource contribution from one party to the other.
- Mutual support: relationship based on formal or informal two-way support, such as
derived from strategic philanthropy […].
- Endorsement: relationship based on paid-unpaid public approval, granted from one
partner to the other in relation to a specific product or programme, such as in the case
of labelling and accreditation schemes.
- Project dialogue: relationship based on discussion between partners regarding
specific (sic.) product or proposal, such as stakeholder dialogue accompanying major
regeneration or construction projects.
- Strategy dialogue: relationship based on discussion between partners over longer
term issues and the development of overall strategy for organizations, industries or
regulatory regimes.
- Task force: relationship based on co-operation to achieve specific task such as a
research project or new product/system development.
- Joint venture or alliance: relationship based on formal partnership involving
significant mutual resource commitment to achieve specific goals.
Voor de verdere uitwerking van de stakeholderanalyse kan de lezer de bijlage achter in dit
werk raadplegen. De analyse is een goede denkoefening: ze lijkt in het eerste opzicht weinig
concrete acties te beloven, maar levert in combinatie met andere organisatiespecifieke
documenten of kennis wel belangrijke inzichten op met betrekking tot het identificeren van
belangrijke stakeholders. Hoezo, vraagt u zich wellicht af? Wel, volgens ISO 26000 moeten
we “erkennen dat sommige stakeholders de activiteiten van een organisatie in belangrijke
mate kunnen beïnvloeden”.24 De activiteiten van Bond zonder Naam steunen op waarden. In
een vorige conclusie haalde ik aan dat die waarden vandaag de dag sterk aanleunen bij MVO
– waarden of er als het ware mee overlappen. Als we echter kijken naar de huidige
24 Moratis et al., 2010, p. 87. 25
cultuurwaarden die de proefpersonen van de waardepeiling aangaven, dan zien we dat deze
sterk samenhangen met een economische context :
Daarom zou ik durven stellen dat Bond zonder Naam de huidige visie op cultuurwaarden in
een eerste fase van de implementatie van MVO kan ombuigen naar gewenste duurzame
waarden, door alvast in te spelen op economisch geladen triggers die de mensen het gevoel
geven dat een organisatie de huidige materialistische (cultuur)waarden ook vertegenwoordigt.
Een organisatie zou met andere woorden minstens het gevoel moeten geven dat Prosperity
voorgaat op Profit. Bond zonder Naam doet dat natuurlijk al, maar zij kan daar nog veel
verder in gaan. Materialisme (de huidige nummer 1 – cultuurwaarde) heeft immers alles te
maken met ‘platte’ commercialisering; als je echter de consument het gevoel geeft dat je wel
rendabel wil zijn, maar uiteindelijk toch kiest voor eerlijkheid en duurzaamheid, dan ben je
als organisatie al een goed eind op weg. Ik ga hier straks nog verder op in, in het derde en
laatste hoofdstuk.
De derde relatie die in de ISO/DIS 26000 nader wordt verklaard, is de relatie tussen de
stakeholders en de maatschappij. De richtlijn constateert dat “ although stakeholders are part
of society, they may have an interest that is not consistent with the expectations of society.
Stakeholders have unique interests with respect to the organization that can be
26
Huidige Cultuurwaarden (HC)
1. Materialisme2. Onzekerheid over de toekomst3. Verspilling van middelen4. Conflict/agressie5. Bureaucratie6. Werkloosheid7. Korte-termijn gericht8. Armoede9. Misdaad/geweld10. Milieuvervuiling
distinguished from societal expectations of socially responsible behavior with respect to any
issue.”25
Bij uitstek kunnen we toch wel stellen dat leveranciers, de eerste groep die ik in mijn
stakeholderanalyse betrek, unieke belangen hebben ten overstaan van Bond zonder Naam, die
niet direct overeenstemmen met de maatschappelijke verwachtingen. Bijvoorbeeld:
leveranciers hebben er direct belang bij dat Bond zonder Naam een bestelling plaatst bij hen,
om inkomsten te genereren. De winstmaximalisatie staat hier voorop. Echter, doordat BzN
MVO – prioriteiten zou stellen, zou de organisatie er meer baat bij hebben om bijv. een
‘duurdere’ leverancier onder de arm te nemen, die weliswaar ook duurzamere producten
aanbrengt. De winstmaximalisatie staat hier niet langer voorop, maar de triple ‘p’ –
redenering dat de belangen van people, planet en prosperity in een keten met mekaar
verbonden zijn.
We kunnen stellen dat de leveranciers er dus alle belang bij hebben om net als BzN te kiezen
voor MVO. De belangen van de stakeholder worden immers rechtstreeks beïnvloed door BzN
en andere stakeholders van de beweging, vanaf het moment dat Bond zonder Naam kiest voor
MVO. Als de organisatie kiest voor MVO, dan dwingt zij haar leveranciers bijna om de eigen
productiewijzen en producten te herevalueren. Immers, hoe meer belang BzN begint te
hechten aan de eigen verantwoordelijkheid, des te belangrijker wordt haar invloed binnen de
keten. Door de ketenverantwoordelijkheid staat het eigenbelang op de duur op gelijke hoogte
met het maatschappelijk belang, die twee afzonderlijke belangen worden consistent. Dat is
eigenlijk het wondermooie aan ISO 26000: vanaf het moment dat je organisaties en
ondernemingen over de streep trekt en hen doet handelen met verantwoordelijkheid, stralen
hun acties uit naar stakeholders en stakeholders van stakeholders en stakeholders van die
stakeholders enz. Er komt altijd meer positieve energie vrij dan er gecreëerd zou kunnen
worden door de initiatieven van afzonderlijke organisaties. De ketenverantwoordelijkheid is
dus als geheel meer dan de som van de deelverantwoordelijkheden, en overstijgt het
eigenbelang van een stakeholder totaal.
Met deze mooie (utopische) gedachte sluit ik dit hoofdstuk af, om in een derde en laatste korte
hoofdstuk nog even in te gaan op acties die Bond zonder Naam kan ondernemen. Dit
hoofdstuk omvat dus de eigenlijke aanbevelingen voor de concrete initiële MVO –
implementatie.
25 ISO/DIS 26000, 2009, p. 14 – 15. 27
In mijn voorwoord heb ik aangegeven dat ik drie kernonderwerpen van MVO nader zou
toelichten, namelijk ‘Milieu’, ‘Eerlijk zaken doen’ en ‘Consumentenaangelegenheden’. Het
leek me interessant om die zaken te bekijken aan de hand van één stakeholder, namelijk de
groep leveranciers die geschenken en decoratie levert, kantoormateriaal en promotiemateriaal.
In het vorige hoofdstuk had ik het al over het belang van leveranciers voor de MVO –
uitvoering van Bond zonder Naam, dus daar gaan we nu verder op in.
Als we nog eens kijken naar het begrip ‘MVO’ zoals dat in de huidige ISO 26000 – richtlijn
wordt omschreven, dan zien we dat MVO uiteenvalt in zeven algemene principes; namelijk
“accountability”, “transparantie”, “ethisch gedrag”, “respect voor de belangen van
stakeholders”, “respect voor de wet”, “respect voor internationale gedragsnormen” en
“respect voor mensenrechten”. Dit zijn eigenlijk absolute basisvoorwaarden, die altijd in acht
moeten worden genomen. Opnieuw geldt het organisatiespecifieke karakter van de richtlijn
hier: Bond zonder Naam moet zelf op die begrippen verder bouwen. Naast de zeven principes
hebben we de zeven MVO – kernonderwerpen al aangehaald:
We hebben geconstateerd dat niet elk MVO – kernonderwerp even zwaar doorweegt in elke
organisatie. Vandaar dat ISO 26000 ook telkens weer spreekt over het organisatiespecifiek
karakter van de richtlijn. Als organisatie moet je stakeholders identificeren en je invloed op
die stakeholders of de invloed van de stakeholders op de organisatie meten om te weten welke
zwaartepunten of accenten je zelf binnen de organisatie moet leggen.
Aan de hand van de MVO – principes kunnen we alvast ervan uitgaan dat BzN altijd ethisch
gedrag moeten voor ogen houden, daarbij respect moet hebben voor alle stakeholders en
daarom op regelmatige en transparante manier verantwoording moeten afleggen over de acties
die zij zal ondernemen.
28
3. Acties en verwachtingen gekoppeld aan de MVO - kernonderwerpen
Behoorlijk bestuurMensenrechten
ArbeidsomstandighedenMilieu
Eerlijk zaken doenConsumentenaangelegenheden
Maatschappelijke betrokkenheid en ontwikkeling
Als we nu verdergaan met de stakeholder ‘leveranciers’, dan kunnen we stellen dat Bond
zonder Naam moet kiezen voor MVO – kernonderwerpen die minstens gestoeld zijn op de
principes verantwoordelijkheid (ethisch gedrag) en verantwoording (accountability). BzN
heeft de verantwoordelijkheid om de negatieve invloed van de activiteiten in de keten te
beperken. Neemt zij die verantwoordelijkheid niet, dan kan er geen sprake zijn van
stakeholderbetrokkenheid of respect van en voor de stakeholder. BzN moet de leveranciers
dus eerst op de hoogte brengen van haar MVO – intenties (verantwoording) en moet zo MVO
bevorderen binnen de invloedssfeer. Die laatste aanbeveling wordt door ISO 26000
omschreven als een MVO – issue.
In de ISO 26000 - richtlijn is naast de 7 kernonderwerpen immers ook nog sprake van MVO
–issues. Wat houden die issues dan wel in? In de handleiding voor MVO worden zij
omschreven als “een eerste handleiding in het organisatiespecifiek maken van de
kernonderwerpen”. Onder “Eerlijk zaken doen” vallen de issues ‘anti-corruptie’,
‘verantwoorde politieke betrokkenheid’, ‘eerlijke concurrentie’, ‘bevorderen van MVO
binnen de invloedssfeer’ en ‘respect voor eigendomsrechten’.
Het komt erop neer dat Bond zonder Naam – vanuit het organisatiespecifiek perspectief –
opnieuw keuzes moet maken ten aanzien van wat zij als organisatie zelf belangrijk vindt.
Sommige issues zijn immers misschien minder van belang, zoals anti-corruptie. Maar het
bevorderen van MVO binnen de invloedssfeer, dat is dan weer van primordiaal belang binnen
de relatie met de stakeholder ‘leveranciers’.
De ISO 26000 – richtlijn bestaat dus uit principes, kernonderwerpen en MVO – issues. Wij
hebben het kernonderwerp ‘Eerlijk zaken doen’ gekozen, met alle MVO – principes aan de
basis en met als issue ‘MVO bevorderen binnen de invloedssfeer’ op de voorgrond. Nu
formuleert de richtlijn ook nog een aantal acties en verwachtingen. Ik citeer een stukje uit
de ISO/DIS 26000:
- Integrate ethical, social, environmental and gender equality criteria, including health
and safety, in its purchasing, distribution and contracting policies and practices in
order to improve consistency with social responsibility objectives;
29
- Encourage other organizations to adopt similar policies, without indulging in anti –
competitive behavior in so doing;
- Carry out relevant and appropriate investigations and monitoring of the organizations
with which it has relationships […]26
Als we dit samenvattend vertalen, dan kunnen we zeggen dat BzN haar verantwoordelijkheid
moet opnemen inzake ‘aankopen’, ‘distributie’, ‘contracten’ enz. Door
stakeholderbetrokkenheid – en dialoog moet zij voorzichtig proberen om bepaalde
leveranciers te betrekken in het MVO – proces en organisatiespecifiek onderzoek uit te voeren
bij de organisaties waar zij mee verbonden is, om voor hen aanbevelingen te kunnen
schrijven.
Concreet kan BzN dit doen voor een bepaalde groep leveranciers van kaarsen: Spaas, Gies,
Eurocandle, enz.: het zijn allemaal bedrijven die niet echt voldoen aan de MVO –
standaarden. In principe zou het beter zijn voor de organisatie om de kaarsen volledig uit het
winkelgamma te bannen, maar dan houden we weer geen rekening met de belangen van de
stakeholder, die we moeten sensibiliseren in plaats van af te danken.
In geen geval zijn kaarsen duurzaam (de lont bestaat uit katoen, de verf waarmee zij gekleurd
worden is schadelijk voor mens en milieu,enz.); de meeste geurkaarsen zijn binnenshuis zelfs
ronduit schadelijk. Bovendien worden bijna alle kaarsen gemaakt van paraffine (restjes
aardolie) en stearine (dierlijke vetten of palmolie). Die stoffen zijn absoluut niet gegarandeerd
duurzaam. Bond zonder Naam kan bijv. wel op zoek gaan naar kaarsen die nog van echte
bijenwas worden gemaakt of – liefst – naar sojakaarsen van niet-genetisch gemodificeerde
soja. BzN kan ook kiezen voor leveranciers die de mosterd niet aan de andere kant van de
wereld halen, bij wijze van spreken. Wat moeten wij bijv. denken van Eurocandle, een
leverancier van BzN, een Deens bedrijf dat kaarsen produceert in Hongarije. Waarom in
Hongarije? En waarom wordt er op de website geen enkel gewag gemaakt van ook maar de
minste intentie om milieuvriendelijk te ondernemen? Een andere leverancier van BzN,
Rajapack, doet dat duidelijk wel. Zij hebben heel wat eco-labels in gebruik en behaalde
certificaten op hun website prijken. Het gaat hier echter niet om kaarsen, maar om
verpakkingsmateriaal, dat nu eenmaal makkelijker recycleerbaar is en uit een grotere variëteit
van duurzaam materiaal kan opgebouwd worden dan dat voor kaarsen het geval is.
26 ISO/DIS 26000, 2009, p. 49. 30
Het moet in elk geval gezegd dat Bond zonder Naam hier haar keteninvloed kan doen gelden.
Zij kan ervoor kiezen om die kaarsen niet meer op te nemen, of om in tussentijd tenminste op
zoek te gaan naar duurzame, lokale leveranciers en tegelijkertijd de andere leveranciers te
stimuleren om hun productieproces meer MVO te maken.
Een tweede product dat slecht scoort qua ecologische, ethische en sociale voetafdruk in het
gamma van BzN, is ongetwijfeld de ruikers bloemen die men kan schenken aan zijn naaste.
De problematiek van de snijbloemen is iets wat velen onder ons jarenlang ontgaan is, maar
die binnen de context van bepaalde organisaties en NGO’s onder de aandacht werd gebracht.
(Op de website van ‘Blije Bloemen’ kan de consument, zowel als de kleinhandelaar terecht
voor meer informatie rond die problematiek). Het is namelijk zo dat een ruiker bloemen niet
meer zoals vroeger gewoon uit Nederland komt; die bloemen worden in het arme Zuiden
gekweekt, onder mensonterende omstandigheden en met extreem milieubelastende gevolgen.
Nederland is nog wel goed voor ongeveer 40% van de bloemenkweek, maar andere
ontwikkelingslanden zijn de laatste jaren een opmars begonnen in het kweken van rozen e.d.
Het probleem is niet zozeer dat die landen in het verre Zuiden onze bloemen kweken en die
dan per vrachtvliegtuig naar hier overladen (want een serre kost zelfs meer energie!), maar
eerder dat er totaal geen knowhow is over de toxiciteit van bepaalde bemestingsstoffen, over
de impact daarvan op het milieu, over een verantwoord gebruik van grondwater enz. De
‘Blije Bloemen’ campagne is daarom net in het leven geroepen: die organisatie wil bloemen
met het Max Havelaar keurmerk aan de consument aanbevelen, of andere eco-labels
introduceren. Misschien moet Bond zonder Naam Walter Van Gastel proberen overtuigen om
ook Blije Bloemen aan te bieden, of eventueel moet Bond zonder Naam op zoek gaan om
Blije Bloemen van een andere leverancier ook in het gamma op te nemen.
Een ander kernonderwerp waar ik het in de context van de ecologische, sociale en ethische
voetafdruk over wou hebben, is het milieu. Daarover staat in de ISO/DIS 26000 het volgende
geschreven:
The decisions and activities or organizations invariably have an impact on the environment no matterwhere they are located. These impacts may be associated with the organization’s use of living and non –living resources, the location of the activities of the organization, the generation of pollution and wastes,and the implications of the organization’s activities, products and services for natural habitats. Toreduce their environmental impacts, organizations should adopt an integrated approach that takes intoconsideration the economic, social and environmental implications of their decisions and activities. 27
27 ISO/DIS 26000, 2009, p. 40.31
Ik had het in mijn scriptie al eerder over het ‘cradle 2 cradle’ principe, wat betekent dat men
zich ten alle tijde 3 dingen moet afvragen: 1) hoe is het product ontstaan, 2) hoe wordt het
gebruikt en 3) hoe wordt het afgedankt? In de aanbevelingen van ISO/DIS 26000 onder het
kernonderwerp ‘milieu’ staat het ‘life cycle thinking’ dan ook hoog aangeschreven. Het gaat
erom dat je de “invloeden van goederen en diensten op het milieu moet weten te reduceren,
maar ook dat je hun socio-economische prestaties moet verbeteren van het ontstaan, over de
productie en het gebruik ervan, tot de afdanking of recyclage.
Een andere aanbeveling betreft de ‘sustainable procurement’ ofte duurzaam aankopen:
In its purchasing decisions, an organization should take into account the environmental, social andethical performanceof the products or services being produced, over their entire life cycles. Wherepossible, it should give preference to products or services with minimized impacts, making use ofrelevant independent and robust labeling schemes, such as eco-labelling.28
Eco-labels zijn inderdaad een manier om producten of organisaties te toetsen m.b.t. hun
bijdrage aan duurzame ontwikkeling. Bond zonder Naam kan zelf mee profiteren van labels:
in de webwinkel kan je die producten duidelijk profileren, mensen zijn van nature uit gevoelig
voor accreditatie en keurmerken. De opmars van Fairtrade, Max Havelaar en talloze bio- of
eco-labels hebben intussen al bewezen dat ze werken. Maar hoe moet BzN zelf selecteren, aan
de bron? Welke labels genieten de voorkeur? Voor meer informatie over dit interessante
onderwerp verwijs ik door naar de website labelinfo.be: daar kan de lezer terecht voor meer
informatie rond verschillende labels, meer bepaald de geloofwaardigheid en betekenis ervan.
“Cleaner production and eco-efficiency” is een ander onderdeel van de overwegingen in de
richtlijn. Hier gaat het om “cleaner and safer production and eco-efficiency approaches […]:
improving maintenance practices; upgrading or introducing new technologies or processes;
reducing materials and energy use; using renewable energy; rationalizing the use of water;
[…] and improving product and service design.
Om dit te doen, kan BzN bijvoorbeeld de groep van de kantoorartikelen, printers, drukwerk,
toners van naderbij bekijken. Het is ongelooflijk wat er al allemaal aan informatie rond die
producten voorhanden is, tenminste wat betreft milieuvriendelijke productie, gebruik en
recyclage. De provincie Antwerpen ging ons hier voor: zij stelden een speciaal ISO - team aan
om de dienst “aankoop van goederen en diensten” voortaan voor 50% uit duurzame aankopen
te laten bestaan. Hieronder een uittreksel uit hun aankoopgids29
28 Idem, p. 4132
Het is dus zeker niet onmogelijk om zelf aan duurzaam aankopen te doen binnen de
organisatie. Het enige wat er nodig is, is het doorzettingsvermogen om elk product van A tot
Z te screenen op duurzaamheid, of om een nieuwe lijst met producten op te maken. Maar eens
er zo een ‘groene lijst’ aanwezig is, wordt die blijvend geraadpleegd en kan zij blijvend
aangroeien. Een absolute aanrader in de context van duurzaam aankopen is de website van
milieukoopwijzer.be. Zij willen naar eigen zeggen “beleids-, milieu- en
aankoopverantwoordelijken aansporen tot een milieubewust aankoopbeleid”30 Hopelijk zal
29 http://www.provant.be/binaries/L_ALG_Aankoopgids%20091012_tcm7-94007.pdf. Naar 50% duurzame aankopen. Geraadpleegd op 26 juli 2010.
30 http://www.milieukoopwijzer.be/bezoeker/info/index.php. Info over het project. Geraadpleegd op 01 augustus 2010.
33
9. Kantoormateriaal9.1. Kantoorartikelen (excl. papier)9.1.1. OmschrijvingKantoorpapier, schrijfblokken, schriften, notitieboekje, etiketten, zelfklevende memoblokken,zichtmappen, plastic offertemap, dossiermap, ringmap, brievenbakje, potlood, pennen,inktvulling, permanente marker, tekstmarkeerstift, tekstmarkeerpotlood, slijper, gom, meetlat,verpakkingstape, kleefband, lijm, correctiemiddelen, nietjes, nietjesmachine, papierklemmen,schaar, perforator, plakbandhouder, elastieken9.1.2. VoorbereidingDe centrale aankoopdienst gaat binnenkort een nieuw contract aan voor hetleveren kantoormaterialen. Voorlopig blijft het huidig raamcontract, afgesloten metde firma Lyreco, van toepassing. Binnen het gamma van de huidige leverancierwerd voor elke productgroep – gaande van schrijfblokken tot gommen – het meestmilieuvriendelijke product geselecteerd. Deze milieuvriendelijke producten werdenvervolgens gebundeld tot een ‘groene kantoorlijst’.9.1.2.1. Centrale administratieDe Facilitaire Dienst houdt rekening met de groene kantoorlijst en koopt, watstandaardkantoorbenodigdheden betreft, enkel kantoorbenodigdheden aan dieop deze lijst vermeld staan. Voor niet-standaardkantoorbenodigdheden ofproductgroepen die niet op de lijst voorkomen, kan hiervan afgeweken worden.Op de centrale administratie worden gepersonaliseerde herbruikbare pennen (type ParkerVector Steel) ter beschikking gesteld voor statutaire personeelsleden, personeelsleden met eencontract van onbepaalde duur en personeelsleden met een contract van bepaalde duur vanminstens 1 jaar. Pennen die verloren gaan kunnen ten vroegste drie jaar na het ontvangen vande pen worden vervangen. Defecte pennen moeten worden ingeleverd bij de Facilitaire dienst,waarna deze zullen worden vervangen.9.1.2.2. Andere entiteiten/diensten dan de centrale administratieOok provinciale buitendiensten en GPB’s moeten milieuverantwoordekantoorbenodigdheden aankopen. Hierbij heb je 2 mogelijkheden:o Aansluiten bij het raamcontract: in dit geval gebruik je eveneens de groenekantoorlijst.o Niet aansluiten bij het raamcontract: in dit geval moet je zelf nagaan inhoeverre de kantoorbenodigdheden milieuvriendelijk zijn of niet. Je kunt jehiervoor baseren op de groene kantoorlijst.In buitendiensten en GPB’s kunnen (eventueel gepersonaliseerde) herbruikbare pennen (typeParker Vector Steel) worden besteld voor statutaire personeelsleden, personeelsleden met eencontract van onbepaalde duur en personeelsleden met een contract van bepaalde duur vanminstens 1 jaar. Hiervoor kan gebruikt gemaakt worden van dezelfde gunstige voorwaarden alsdiegene die gelden voor de centrale administratie. De kosten voor deze pennen, en eventueelvoor het graveren, worden gedragen door de buitendiensten en GPB’s zelf Voor meer informatiehierover neem je best contact op met het ISO-projectteam ([email protected]) of metde Facilitaire dienst (Marc Spiessens).
Bond zonder Naam er door deze scriptie dus heil inzien om ook een milieubewust
aankoopbeleid in te voeren, en nog zoveel meer.
In de inleiding heb ik de voorzichtige stelling geponeerd dat de lezer op het einde van de
lezing tenminste in staat zal zijn om MVO te herkennen en stakeholders te identificeren, om
ze in een latere fase te kunnen betrekken. Hoe is die kennis nu tot stand gekomen?
Eerst hebben we kennisgemaakt met de MVO – typologieën van de laatste 50 jaar en met de
actuele reikwijdte van MVO. Bovendien is er door de introductie van de ISO 26000 – richtlijn
een organisatiespecifiek kader voor MVO – implementatie binnen Bond zonder Naam
ontstaan. Binnen dat organisatiespecifiek kader heb ik een uitgebreide stakeholderanalyse
uitgevoerd, als onderdeel van drie relaties die MVO typeren. In een derde en laatste deel
hebben we de kernonderwerpen, MVO – issues, acties en overwegingen onder de loep
genomen. In dat deel heb ik de concrete aanzet gegeven voor de implementatie van MVO in
een eerste fase, als aanvulling op de stakeholderidentificatie en herkenning van MVO.
Het was mijn doel om de zogenaamde overkill aan informatie rond containerbegrippen als
MVO en ISO het hoofd te bieden, zodat Bond zonder Naam goed voorbereid kan deelnemen
aan allerhande workshops, en in een later stadium succesvol externe audits kan doorstaan. Het
is evident dat deze scriptie geen meetinstrument is, maar eerder een organisatiespecifieke
oefening waar nog jarenlang moet op verder gebouwd worden.
34
4. Slot
- Moratis, L. en Cochius, T.: ISO 26000. Handleiding voor Maatschappelijk Verantwoord Ondernemen. Assen: Van Gorcum, 2010.
- Moratis, L . en Van der Veen, M.: Basisboek MVO: Maatschappelijk Verantwoord Ondernemen. Assen: Van Gorcum, 2006.
- http://www.csreurope.org/
- http://statbel.fgov.be/nl/fod/Vision_mission/Waarden/index.jsp.
- http://www.mvovlaanderen.be/uploads/1274969069-1274969159009-3-beco-iso-26000.pdf
- http://www.mvovlaanderen.be/kenniscentrum/thema/samenwerking-met-ngos-en-vzws
- International Organization for Standardization: ISO/DIS 26000: Guidance on social responsibility. Genève : ISO copyright. 2009.
- Bond zonder Naam i.s.m. Barrett Values Centre: De nationale waardepeiling. 2009 – 2010.
- http://www.iso.org/iso/catalogue_detail.htm?csnumber=46486.
- http://www.safetycoach.nl/pageID_7068924.html.
- http://www.lne.be/doelgroepen/onderwijs/ecocampus/aan-de-slag/lerende-netwerken/thema-economie/stakeholderperspectief
- Andrew Crane en Dirk Matten: Business ethics. Managing corporate citizenship and sustainability in the age of globalization. New York: Oxford University Press, 2007.
- http://www.provant.be/binaries/L_ALG_Aankoopgids%20091012_tcm7-94007.pdf
- http://www.milieukoopwijzer.be/bezoeker/info/index.php.
- www.blijebloemen.be
- www.labelinfo.be
35
5. Bibliografie
In mijn scriptie heb ik het voorbeeld van de leveranciers als stakeholder van Bond zonder
Naam aangehaald, om in een volgende hoofdstuk te laten zien dat de MVO -
kernonderwerpen, -issues en acties die aan ‘eerlijk zaken doen’ en ‘milieu’ gekoppeld zijn
ook voor een groot stuk afhangen van de leveranciers van Bond zonder Naam. Laten we nu
dieper ingaan op de andere stakeholders, om zo ook de invloed van die stakeholders én hun
houding tegenover MVO te kunnen achterhalen.
De verschillende categorieën waar ik het zal over hebben, zijn de volgende:
- NGO’s, stichtingen en non-profitorganisaties (met o.a. culturele verenigingen,
milieubewegingen, sociale verenigingen, verbruikersorganisaties);
- Lokale overheden, regionale overheden, federale of nationale overheden,
supranationale overheden;
- Huidige en toekomstige werknemers;
- Klanten/leden;
De aandachtige lezer zal misschien meteen opmerken dat er wel 4 belangrijke categorieën
ontbreken, namelijk die van de vakbonden en werkgeversorganisaties, van de
onderwijsinstellingen, media en pers en de kredietverschaffers of banken. Natuurlijk is
het zo dat zij ook belangrijke stakeholders zijn van Bond zonder Naam, maar in die
36
Voorlopige stakeholderanalyseals werkinstrument voor de implementatie van
MVO bij Bond zonder Naam.
- Leveranciers;
- NGO’s, stichtingen en non-profitorganisaties (met o.a. culturele verenigingen,
milieubewegingen, sociale verenigingen, verbruikersorganisaties);
- Lokale overheden, regionale overheden, federale of nationale overheden,
supranationale overheden;
- Huidige en toekomstige werknemers;
- Leden, klanten, hulpbehoevenden, deelnemers.
Bijlage 1
stakeholderbelangen heb ik als niet-werknemer te weinig concreet inzicht, zodat ik het
veiliger vind om de stakeholderidentificatie aan BzN zelf over te laten. BzN krijgt alvast een
hanteerbaar denkschema om de juiste vragen te stellen, die in een volgende fase kunnen
leiden naar een grotere betrokkenheid van stakeholders.
De leveranciers van Bond zonder Naam vormen een omvangrijke groep die uiteenvalt in
leveranciers van geschenken en decoratie, kantoormateriaal en promotiemateriaal. In
principe is het heel simpel: als Bond zonder Naam beslist om de MVO – toer op te gaan,
dan zal de organisatie ook leveranciers onder de arm moeten nemen die achter hetzelfde
principe staan. Zowel in het kernonderwerp ‘milieu’ als in het kernonderwerp ‘eerlijk zaken
doen’ en ‘consumentenaangelegenheden’ kunnen we niet om het aandeel van de leveranciers
heen. De relatie tussen BzN en de leveranciers is belangrijk: BzN moet de leveranciers ergens
kunnen aansporen “om positieve uitkomsten te stimuleren. Positieve uitkomsten kunnen
bereikt worden door leiderschap te tonen en het stimuleren van een bredere acceptatie van
MVO binnen de invloedssfeer van een organisatie.”31 Verder staat er ook nog dat
“Binnen een marktrelatie een organisatie andere organisaties [kan] beïnvloeden, bijvoorbeeld door middelvan inkopen en aanbestedingen. Door deze keteninvloed aan te wenden kan zij er zorg voor dragen dathaar leveranciers en onderleveranciers zich MVO – principes en –werkwijzen eigen maken. Hierbij gaathet onder andere om het vergroten van de vraag naar duurzame producten en diensten, maar ook om hetaanwenden van invloed om negatieve impact van de activiteiten in de keten te minimaliseren.”32
In principe, als we dit betrekken op de specifieke types van relaties, kunnen we dus beweren
dat de leveranciers de publieke goedkeuring moeten verdienen om voor BzN te voldoen aan
de MVO-eisen. In het systeem van accreditatie en labels moeten zij ook streven naar de meest
milieuvriendelijke en duurzame labels of certificaten. Er moeten ook gezonde conflicten
mogelijk zijn, bijv. als BzN ooit een stakeholderpanel zou oprichten. Anderzijds kan er een
strategische dialoog ontstaan tussen BzN en haar leveranciers, over de overkoepelende
strategie om binnen de productie, distributie en verkoop te werken aan MVO. Of misschien
waagt BzN zich wel aan ‘task force’, en gaat ze een coöperatieve relatie aan met een
31 Moratis et. al, p. 13132 Moratis et al., p. 146
37
1. Leveranciers
kaarsenleverancier die onderzoek voert naar gebruiksvriendelijkere plantaardige, niet-
genetisch gemodificeerde sojakaarsen.
Nu we ons bewust zijn van het belang van de welwillendheid van leveranciers én BzN om
haar leveranciers te (her)evalueren, kunnen we opnieuw aan de slag met onze vragenlijst.
1. Beïnvloedt deze partij de onderneming? Wordt deze partij op de ene of andere wijze
beïnvloed door de onderneming?
Jazeker. De leveranciers beïnvloeden de partij door hun manier van ondernemen en de
producten of diensten die zij aanbieden. Als Bond zonder Naam MVO als strategie wil
implementeren, dan dient de organisatie op zoek te gaan naar leveranciers die bepaalde ISO –
certificaten behaald hebben of die ook bezig zijn met het implementeren van MVO. De
leveranciers worden in die zin ook door BzN beïnvloedt, aangezien zij gedwongen worden
om milieuvriendelijker te produceren of distribueren. Eigenlijk kunnen we wel stellen dat de
stakeholder leveranciers erg belangrijk is voor BzN, want zonder de medewerking van die
stakeholder moeten zij keuzes maken om hun gamma te vernieuwen of het hele proces van
MVO minder ver door te drijven.
2. Is deze partij gelegitimeerd? Is ze machtig? Oefent ze tijdsdruk uit op de
onderneming? Welke evoluties kunnen zich in deze eigenschappen voordoen?
De partij is gelegitimeerd, omdat zij meestal gespecialiseerde producten of diensten op maat
levert aan BzN. Door de prijs-kwaliteitverhouding van de dienst of het product is ze machtig:
zij kan eisen stellen aan BzN omdat zij voldoet aan een specifieke vraag vanuit de organisatie.
De leveranciers oefenen op een bepaalde manier tijdsdruk uit, omdat zij misschien minder
snel kunnen voldoen aan de eis van BzN om MVO te implementeren. Die implementatie
betekent immers nieuwe investeringen, marketingonderzoeken, evaluaties,…kortom, die
bedrijven moeten ook een hele resem stappen doorlopen vooraleer zij met een ISO 26000 –
certificaat kunnen komen aankloppen.
Het is natuurlijk wel zo dat er in België almaar meer bedrijven zijn die al koploper zijn op
vlak van MVO; BzN zou toch minstens een aantal van die bedrijven moeten weten aan te
trekken, en bijv. leveranciers die op geen enkele manier inspanningen hebben geleverd voor
MVO en dan ook nog eens hun activiteit in het buitenland hebben, van de leverancierslijst
moeten schrappen.
38
3. Nemen we deze partij op in de stakeholderruimte? Nemen we de stakeholders van
deze partij mee in de stakeholderruimte?
De leveranciers zijn een heel belangrijke partij in de stakeholderruimte, omdat zij de uitgaven
en de inkomsten voor een groot stuk bepalen. De stakeholders van de leveranciers kunnen
meegenomen worden, omdat het tenslotte gaat over kredietverschaffers zoals banken, over
aandeelhouders, vakbonden, concurrenten. De leverancier heeft er baat bij dat al die
stakeholders de MVO – doelstellingen van zijn onderneming erkennen, omdat het het
bedrijfsimago ten goede komt en op de lange termijn meer rendement belooft.
4. Welke belangen zijn hier in het spel? Bij de onderneming? In relatie tot haar
strategische krachtlijnen? Bij de andere partij? Bij de stakeholders van de andere
partij?
De leveranciers bepalen het imago van Bond zonder Naam voor een stuk. Duurzame
producten aanbieden is alleszins een stap vooruit op het aanbieden van milieubelastende
producten. In relatie tot de strategische krachtlijnen van BzN is het duidelijk dat BzN moet
kiezen voor het meest WAARDEvolle aanbod dat niet ten koste gaat van het milieu. Bij de
leveranciers gaat het erom dat zij investeren in MVO, om zo beter toegang te krijgen tot
sectoren die almaar meer zullen investeren in duurzaam ondernemen: het is van belang om het
rendement blijvend te garanderen. Daarom is het dus ook belangrijk voor de stakeholders van
de leveranciers: zij hebben er belang bij dat het bedrijf blijft bestaan, een positief imago
opbouwt met de juiste netwerken en MVO – strategieën en een gezond rendement.
5. Welke acties onderneemt de partij om de onderneming te beïnvloeden? Welke
acties neemt de onderneming om deze partij te beïnvloeden?
De leveranciers zijn natuurlijk wel bezig met duurzaamheid, zij maken daar alleszins gewag
van op hun websites. Een organisatie als BzN moet echter wel uitkijken voor ‘greenwashing’:
er zijn nogal veel bedrijven die uitpakken met inspanningen voor het milieu, maar die in
wezen een zeer milieuonvriendelijke core business voeren en slechts inspanningen aan de
oppervlakte leveren. Bedrijven stellen zich dus als ‘groen’ voor, maar zijn dat niet altijd.
BzN kan de leveranciers in elk geval wel beïnvloeden door hen te wijzen op de
ketenverantwoordelijkheid, door een stakeholderoverleg te organiseren met de betreffende
39
leveranciers en hun stakeholders of door keihard te kiezen voor andere leveranciers die al veel
verder staan op het vlak van MVO en de ISO 26000 – acties die daaraan gekoppeld kunnen
worden.
6. Welke ethische vraagstukken, vraagstukken inzake verantwoordelijkheid,
vraagstukken inzake verantwoording stellen zich in de relatie tussen de
onderneming en de andere partij?
De leveranciers dragen de verantwoordelijkheid om producten te ontwerpen en produceren
die zo weinig mogelijk milieubelastend zijn en een zo klein mogelijke voetafdruk inhouden.
BzN daarentegen heeft de verantwoordelijkheid om selectief te zijn in de keuze van
leveranciers; in feite mag zij haar leveranciers vragen om bepaalde eco – certificaten voor te
leggen of ISO – certificaten te behalen in de toekomst. Verantwoording is echter ook een niet
te verwaarlozen aspect: bedrijven moeten verantwoording afleggen aan hun klanten over
waar, hoe, hoeveel, wat zij produceren én wat dat inhoudt voor mens, milieu en maatschappij.
In het verlengde daarvan moet BzN in feite verantwoording afleggen aan haar klanten over de
milieu(on)vriendelijkheid van de producten die zij bv. in haar webwinkel aanbiedt, of de
materialen waarop de spreuken zijn gedrukt of de belasting van het milieu door sommige
promotionele gadgets.
7. Welk gedrag/ welke houding zijn mogelijk ten aanzien van deze vraagstukken?
Als MVO geïmplementeerd wordt, met de ISO 26000 – richtlijn als basis, dan zijn
onderneming en organisatie op de goede weg. Externe en interne audits kunnen de
professionalisering nog verder drijven. De MVO – prestatieladder kan gelden als instrument,
maar er zijn andere tools en metingen die op verschillende niveaus kunnen worden ingezet om
de leveranciers en BzN te helpen bij hun bijdrage aan duurzaamheid.
Duurzaamheidsverslaggeving, labels en certificaten zijn in elk geval onontbeerlijk om alle
stakeholders op de hoogte te houden van het MVO – proces.
8. Hoe beïnvloedt globalisering de relatie tussen de onderneming en de stakeholder?
De leverancier wordt als bedrijf meestal gezien als iemand die in grote mate mee
verantwoordelijk is voor de kwalijke gevolgen van globalisering. Als BzN zich tegen de
verregaande globalisering wil verzetten, dan moet zij als vanzelf vraagtekens plaatsen bij de
activiteiten van al haar leveranciers: hoe ver reikt de invloed van die leveranciers, dragen zij
bij tot milieuvervuiling of eerder tot duurzame ontwikkeling; kiezen zij voor Profit of ook40
voor People en Planet? Als BzN de juiste vragen stelt, dan zal zij vanzelfsprekend enkele
leveranciers een negatieve evaluatie moeten geven. Dan is het aan de leveranciers om mee te
gaan in het MVO – verhaal, of aan BzN om de leverancier niet meer op te nemen.
9. Hoe beïnvloedt duurzaamheid de relatie tussen onderneming en stakeholder?
Duurzaamheid is een belangrijk begrip geworden in de wereld van de productie en
consumptie: het cradle to cradle principe dwingt ons om na te denken over het ontstaan van
een product, het gebruik ervan en de afdanking. Moest BzN bij elke leverancier nagaan hoe
producten ontstaan, hoe de werknemers en klanten van BzN ze gebruiken en afdanken, dan
zal er een bewustzijn ontstaan dat verder gaat dan de gewoonlijke afvalscheiding en
schijnbaar milieuvriendelijke handelingen. In de relatie tussen de leverancier en BzN is het
belangrijk dat BzN haar eisen m.b.t. duurzaamheid vanaf nu heel hoog stelt, zodat
leveranciers onder druk komen te staan om bepaalde processen te herevalueren. Intussen moet
BzN ook zelf op zoek gaan naar duurzamere alternatieven in de ondernemingswereld.
1. NGO’s, stichtingen en non-profitorganisaties.
De NGO’s waren als stakeholdergroep betrokken bij de ISO 26000-ontwerpen. Dit is met
andere woorden een niet te verwaarlozen groep, waar expertise – hoofdzakelijk betreffende de
Noord-Zuidproblematiek – geleid heeft tot een eigen, onafhankelijk standpunt over
duurzaamheid of duurzaam ondernemen. NGO’s zijn onafhankelijk van de overheid, en staan
bovendien buiten of boven de loutere winstgevende activiteiten, kunnen daardoor onbevangen
een intermediaire rol spelen tussen consumenten en producenten of tussen werknemers en
werkgevers.
De sociaal-culturele sector en andere non-profitorganisaties hebben anderzijds misschien zelf
minder initiatief genomen om duurzaam ondernemen te reguleren, maar zij kregen het wel
van bovenaf opgelegd, bijv. door het nieuwe beleidsplan van Joke Schauvlieghe. Zij zette een
cultuurforum op rond duurzaamheid, dat kan geraadpleegd worden op de website van Cultuur,
Jeugd, Sport en Media Vlaanderen. De medewerkers van bepaalde NGO’s en vzw’s zaten
daarvoor samen om te discussiëren over manieren om hun activiteiten CO2 – neutraal te
maken. Uitwisseling en samenwerking binnen de sector en tussen de verschillende sectoren
41
2. NGO’s, stichtingen en andere organisaties
maken daar volgens de werkgroepen een belangrijk deel van uit. In de beleidsnota voor
Cultuur van Joke Schauvlieghe staat het als volgt geformuleerd:
“Ik denk er aan om het duurzaamheidsconcept nog meer te laten doordringen in de sociaal-
culturele sector, die met zijn educatieve en sensibiliserende kracht kan werken aan attitude –
en praktijkverandering.”33
U vraag zich misschien af welke organisaties er zo allemaal heel nauw betrokken zijn bij het
duurzaamheidsdebat? Die vraag moet een organisatie als BzN zich alleszins stellen, omdat er
gesleuteld moet worden aan de samenwerking met NGO’s of vzw’s of bewegingen die over
expertise rond duurzaamheid beschikken. Ik noem er voor de vuist weg enkele:
Fair Trade (rond eerlijke arbeidsregelgeving), Oxfam (idem), Blije Bloemen vzw (rond de
problematiek van de snijbloemenkweek in het arme Zuiden), Netwerk Bewust Verbruiken (een
belangrijke opkomende partij in het duurzaamheidsdebat), de Gezinsbond (algemeen
welzijn), Green vzw (rond duurzame ontwikkeling), Greenpeace Belgium (rond het milieu,
ecologische diversiteit), Komosie (Koepel van Milieuondernemers in de Sociale Economie),
Max Havelaar (keurmerk voor producten uit het Zuiden), VIBE vzw (rond energie besparen),
Dialoog vzw (Energiezuinig verwarmen), Ecolife (rond ecologische gedragsverandering),
Centrum voor Natuur – en milieueducatie, de Bond Beter Leefmilieu, enz.
Deze organisaties leveren tools om duurzaam ondernemen beter te begrijpen, te identificeren,
te implementeren, te evalueren, met de ISO 26000-richtlijnen in het achterhoofd en
praktijkervaring als troef. Er worden workshops georganiseerd, meetinstrumenten aangeboden
en dergelijke meer. Naar mijn mening is deze groep toch zeker één van de belangrijkste
stakeholdergroepen die invloed hebben op Bond zonder Naam of die omgekeerd beïnvloed
kunnen worden door Bond zonder Naam, zoals dat ook naar voren komt in de vraagstelling:
1) Beïnvloedt deze partij de onderneming? Wordt deze partij op de ene of andere
wijze beïnvloed door de onderneming?
Invloed is er zeker: andere NGO’s zijn op dit moment ook gepreoccupeerd met waarden zoals
duurzaamheid, verantwoordelijkheid, eerlijkheid, (milieu)bewustzijn. Het positieve imago
van Bond zonder Naam kan ertoe bijdragen dat acties van organisaties die erkend worden
door BzN als ‘gerelateerd aan waarden’ ook beter ingang vinden in de maatschappij. BzN
33 http://www.sociaalcultureel.be/doc/Doc/beleidsnota%20cultuur_vp.pdf. Geraadpleegd op 12 juli 2010. 42
werkt aan waarden, dus kan zij die organisaties die werken rond duurzaamheid opnemen als
partner.
Er bestaan verschillende mogelijke relaties: er is strategische filantropie mogelijk door
wederzijdse ondersteuning: Bond zonder Naam steunt de actie Blije Bloemen door haar
boeketten van het label Blije Bloemen te voorzien, en Netwerk Bewust Verbruiken (de
moederorganisatie van Blije Bloemen) gebruikt spreuken van Bond zonder Naam rond
duurzaamheid of ondersteunt acties vanuit BzN die te maken hebben met mensenrechten; ook
1 van de kernonderwerpen van MVO. Er kan ook een strategy dialogue ontstaan, die steunt
op het implementeren van MVO en het uitstippelen van de MVO – doelstellingen op langere
termijn. Labels en accreditatie kunnen geleverd worden door organisaties als NBV, door de
ISO – auditeurs, door Fair Trade labels en Max Havelaar, door het label van de Blije Bloemen
enz. Tot slot kan er ook sprake zijn van ‘task force’: de productontwikkeling van bepaalde
promotionele of andere producten kan bijv. milieuvriendelijker bij BzN, BzN kan in
samenwerking met verbruikersorganisaties onderzoeken wat de alternatieve mogelijkheden
zijn om duurzamer te produceren, om duurzamer actie te voeren.
2) Is deze partij gelegitimeerd? Is ze machtig? Oefent ze tijdsdruk uit op de
onderneming? Welke evoluties kunnen zich in deze eigenschappen voordoen?
Ja. De non - profitsector is een belangrijke middenveldspeler; die organisaties zijn
betrouwbare partners voor de implementatie van MVO zonder de focus te verleggen naar
winstmaximalisatie. NGO’s en andere organisaties zorgen volgens de website van MVO
Vlaanderen in samenwerking met BzN voor:
- de opleiding of bewustmaking van het personeel;
- de opleiding en bewustmaking van een extern publiek;
43
- de opleiding of bewustmaking van het personeel;
- de opleiding en bewustmaking van een extern publiek;
- co-branding: de opbrengst van een bepaald product gaat naar Fair Trade of Blije Bloemen;
- cause related marketing: BzN schenkt een bepaalde som geld aan een organisatie, telkens een bepaald
product wordt verkocht;
- het inzamelen van middelen: consumenten worden aangespoord om middelen in te zamelen, bv.
voedsel of kleren;
- thematische ontmoetingen tussen BzN en organisaties met expertise over duurzaamheid;
- externe audits;
- verantwoorde commerciële praktijken, door te wijzen op MVO – kernonderwerpen
- levering van specifieke deskundige competenties.
- co-branding: de opbrengst van een bepaald product gaat naar Fair Trade of Blije
Bloemen;
- cause related marketing: BzN schenkt een bepaalde som geld aan een organisatie,
telkens een bepaald product wordt verkocht;
- het inzamelen van middelen: consumenten worden aangespoord om middelen in te
zamelen, bv. voedsel of kleren;
3) Nemen we deze partij op in de stakeholderruimte? Nemen we de stakeholders
van deze partij mee in de stakeholderruimte?
Ja. Deze partij moet een steeds belangrijker plaats innemen in de toekomst.
4) Welke belangen zijn hier in het spel? Bij de onderneming? In relatie tot haar
strategische krachtlijnen? Bij de andere partij? Bij de stakeholders van de
Het engagement van Bond zonder Naam staat op het spel, met name dan de
geloofwaardigheid en het imago. MVO is onderdeel geworden van de ‘business’ van
bedrijven en organisaties, sijpelt langzaamaan door naar de consumenten. De imagoperceptie
van die consumenten tegenover een organisatie als BzN is belangrijk. Als BzN verkondigt dat
zij werk maakt van waarden, dan moet duurzaamheid daar vast en zeker de kern van
uitmaken, want die waarde staat op dit moment hoog aangeschreven in het maatschappelijk
debat.
5) Welke acties onderneemt de partij om de onderneming te beïnvloeden? Welke
acties neemt de onderneming om deze partij te beïnvloeden?
De partij van de NGO’s en vzw’s die inspelen op BzN doen dat door de organisatie van
workshops, door constante voorlichting, door het toekennen van kwalitatieve certificaten enz.
BzN beïnvloedt de partij door in te spelen op de vraag van NGO’s naar een transparant en
kwalitatief beleid: BzN spant zich in en neemt zelf initiatief om naast het behaalde ISO –
certificaat ook inspanningen te leveren rond ISO 26000.
6) Welke ethische vraagstukken, vraagstukken inzake verantwoordelijkheid,
vraagstukken inzake verantwoording stellen zich in de relatie tussen de
onderneming en de andere partij?
Bond zonder Naam moet vraagstukken m.b.t. het milieu, mensenrechten, arbeidswetgeving,
duurzaamheid, eerlijk zaken doen proberen beantwoorden, door MVO te begrijpen,
44
voorlichting betreffende die thema’s te aanvaarden en verantwoording af te leggen tegenover
zichzelf en andere organisaties, of verantwoordelijkheid op te nemen tegenover de brede
stakeholdergroep.
7) Welk gedrag/ welke houding zijn mogelijk ten aanzien van deze vraagstukken?
BzN moet MVO als kompas hanteren, ISO 26000 implementeren, een engagementsverklaring
opstellen of gedragscodes invoeren, samenwerken met kenniscentra en steunpunten,
bewegingen, NGO’s,…om MVO in alle geledingen - van het bestuur over de leden tot de
stakeholders die er onrechtstreeks bij betrokken zijn – te integreren.
8) Hoe beïnvloedt globalisering de relatie tussen de onderneming en de stakeholder?
Globalisering dwingt BzN om waarden als duurzaamheid, eerlijkheid, (milieu)bewustzijn
naar voren te schuiven; als onderdeel van haar ‘werk maken van waarden.’
9) Hoe beïnvloedt duurzaamheid de relatie tussen onderneming en stakeholder?
Bond zonder Naam moet de kennis van de stakeholder over duurzaam ondernemen,
duurzaamheidsverslaggeving, ISO 26000 aanwenden om verdere professionalisering en
kwalitatief management van het beleid en de dagelijkse werking mogelijk te maken.
3. Lokale overheden, regionale overheden, federale en nationale
overheden, supranationale overheden
In de SWOT-analyse geeft BzN duidelijk aan dat zij in haar afhankelijkheid van de overheid
soms beknot wordt, om te handelen zoals zij dat zelf wil. Door de grotere nadruk op MVO
vanuit de beide partijen, wordt het misschien mogelijk om een dialoog te starten die kadert
binnen de MVO – kernonderwerpen en principes. In elk geval wil de overheid MVO in de
sectoren die van haar afhankelijk zijn, zo snel mogelijk geïmplementeerd zien. De overheid
heeft er als dusdanig ook baat bij om zelf het goede voorbeeld te stellen en belangrijke
beleidsmateries - waarin zij nu nog niet op 1 lijn zit met BzN – te toetsen aan MVO. Door de
juiste vragen te stellen wordt de invloed van de overheid duidelijk.
45
3. Lokale overheden, regionale overheden, federale en nationale overheden,
supranationale overheden
1. Beïnvloedt deze partij de onderneming? Wordt deze partij op de ene of andere
wijze beïnvloed door de onderneming?
Ja, in relatief grote mate. BzN is voor een deel afhankelijk van de overheid, zij zit ingebed in
de sociaal-culturele sector en krijgt als zodanig erkenning en subsidies van de overheid. Er
zijn verschillende types van relaties tussen BzN en de overheid:
- De overheid is een sparring partner: er zijn gezonde conflicten tussen BzN en de
overheid; er is echter soms ook sprake van werkelijk conflict.
- Er is eenrichtingsondersteuning door de overheid via subsidies en sponsoring;
- Er is wederzijdse ondersteuning, bijv. bij de nationale waardepeiling, waar de
overheid als partner optrad.
- Er is goedkeuring of accreditatie door overheden op alle niveaus: vb. CIG De Stobbe
is een erkend centrum voor integrale gezinszorg; het schepencollege van Antwerpen
heeft het ‘korte keten veiligheidsplan’ opgenomen rond geweld tegen kinderen, de
‘Women’s World Summit Foundation’ heeft de prijs voor de preventie van
kindermishandeling aan De Stobbe uitgereikt, het is een organisatie die samenwerkt
met de VN en die er een raadgevende status heeft. De Stobbe is ook aangewezen op de
diensten van de federale dienst Regularisatie, op het Vlaams Gewest (voor het
bouwproject in Damme), op de Stad Antwerpen (stedenbouw, beleid,…),enz.
- Er is een projectdialoog ontstaan, bijv. rond het bouwdossier voor de vzw Metanoia
van BzN. Er wordt ook discussie gevoerd met verschillende partners, vb. over de
opname van een artikel m.b.t. geweld tegen kinderen in het Burgerlijk Wetboek.
- Er is een strategische dialoog over lange termijnonderwerpen: vb. CIG De Stobbe wil
de overheid ervan overtuigen om een labo - situatie te creëren, zodat kinderbelangen
niet verder geschaad worden en er ruimte is voor aangepast onderzoek naar de
specifieke problematiek. BzN krijgt daarvoor steun van de provincie en de stad
Antwerpen, van prinses Mathilde,…
- Joint venture/Task force: er is een formeel partnerschap tussen vb.
samenlevingsopbouw Antwerpen en BzN die voor ‘Noodhulp onder Protest’ het
46
thema armoede op de agenda van de gemeenteraad heeft gebracht. Er zijn tien
amendementen rond armoede opgesteld en besproken.
2. Is deze partij gelegitimeerd? Is ze machtig? Oefent ze tijdsdruk uit op de
onderneming? Welke evoluties kunnen zich in deze eigenschappen voordoen?
Ja. Regionale overheden zoals de Vlaamse Gemeenschap heeft in de pap te brokken over
subsidies. Zij eisen een beleidsplan met een duidelijke visie, missie en doelstellingen, om de
kwaliteit van de vzw te controleren. Lokale overheden willen ook verantwoording van BzN,
supranationale overheden willen door de ernst van de klimaatsverandering MVO zo snel
mogelijk als motor voor vernieuwing geïnstalleerd zien (vb. milleniumdoelstellingen). De
beleidsnota van Schauvlieghe schrijft eco-bewustzijn voor, in het EU-beleid staat ISO 26000
ondubbelzinnig voorop, de overheden maken immers deel uit van het
multistakeholderoverleg.
3. Nemen we deze partij op in de stakeholderruimte? Nemen we de stakeholders
van deze partij mee in de stakeholderruimte?
Jazeker. We nemen zelfs bepaalde stakeholders van de overheid mee in de stakeholderruimte.
(bijv. de OESO, de VN, de Europese Commissie,…). De overheid maakt 20% uit van de ISO
– stakeholdergroep, dus bepaalt heel erg de visie op MVO, zal bottom up veel invloed
uitoefenen op organisaties als BzN om het goede voorbeeld te stellen inzake duurzaam
ondernemen, want de sociaal-culturele sector is natuurlijk afhankelijk van die overheid: de
overheid heeft er belang bij om de goede naam van de sociaal-culturele sector te
ondersteunen.
4. Welke belangen zijn hier in het spel? Bij de onderneming? In relatie tot haar
strategische krachtlijnen? Bij de andere partij? Bij de stakeholders van de
andere partij?
De erkenning van de overheid staat op het spel (subsidiëring): BzN moet de beleidsnota van
Joke Schauvlieghe ondersteunen en de multistakeholder eisen van de ISO 26000 groep in acht
nemen. BzN moet mee de waarden van de ISO – norm verdedigen, van de nieuwe koers die
binnen de EU en de wereld aangehouden wordt. De organisatie moet deel uitmaken van een
geheel aan MVO – investeerders, om de verbondenheid met de wereld te illustreren en de
47
opname van MVO in het internationaal consumenten – en marktmechanisme te
bewerkstelligen.
5. Welke acties onderneemt de partij om de onderneming te beïnvloeden? Welke
acties neemt de onderneming om deze partij te beïnvloeden?
De overheid stelt wetteksten, beleidsplannen op. De ISO – norm wordt tevens gepromoot als
revolutionaire norm voor ondernemers, door het groots opgezette multistakeholderoverleg,
door de klemtoon op duurzaamheid in het overheidsbeleid, door het transparante beleid van
de overheid rond duurzaam aankopen (50% duurzaam!). BzN beïnvloedt de overheid op haar
beurt, door aan te tonen dat zij zelfs als vzw aan kwaliteitsmanagement doet, dat zij haar
beloftes waarmaakt, dat zij de geldelijke steun verdient. BzN treedt ook openlijk in conflict
met de overheid, als het gaat om een kernonderwerp als mensenrechten.
6. Welke ethische vraagstukken, vraagstukken inzake verantwoordelijkheid,
vraagstukken inzake verantwoording stellen zich in de relatie tussen de
onderneming en de andere partij?
BzN is moreel verplicht om MVO te implementeren, zij moet het voorbeeld stellen voor de
sociaal-culturele sector. Zij moet haar verantwoordelijkheid opnemen tegenover de overheid,
en mag in ruil daarvoor meer steun vragen, om doorgedreven kwaliteitsmanagement op vlak
van duurzaamheid te kunnen uitvoeren. De overheid heeft eveneens verantwoordelijkheid om
MVO consequent toe te passen, bijv. inzake de regularisatieproblematiek, armenzorg,
kinderrechten, gezinszorg,…Zij moet beter communiceren met BzN (verantwoording
afleggen) en gehoor geven aan klachten over regularisatie, gezinsgeweld enz.
7. Welk gedrag/ welke houding zijn mogelijk ten aanzien van deze vraagstukken?
Structurele verandering van het beleid van BzN: de implementatie van MVO in alle
geledingen is de best mogelijke oplossing. BzN kan en mag de overheid wel aansporen om
daarvoor meer middelen vrij te maken.
8. Hoe beïnvloedt globalisering de relatie tussen de onderneming en de
stakeholder?
48
BzN moet samenwerken met de overheid om negatieve gevolgen van globalisering te
kenteren. De overheid legt MVO vast in beleidsnota’s voor de komende beleidsperiode, en zij
bepaalt de strekking van MVO in de culturele sector. De overheid legt met andere woorden
een bepaald engagement op, waar zij zich voorheen onthield van dat soort waardegerelateerde
onderwerpen.
9. Hoe beïnvloedt duurzaamheid de relatie tussen onderneming en stakeholder?
Duurzaamheid is een kernwoord geworden van het politieke beleid, het sijpelt in alle
beleidsdomeinen binnen als overkoepelende term. Het fungeert als rode draad, nu ook
opgelegd van bovenaf door de EU, overheden trekken (voorzichtig) aan de alarmbel.
Huidige werknemers/ toekomstige werknemers.
Het mag geen wonder heten dat de huidige werknemers bij BzN de ethische code van de
organisatie moeten uitstralen. Als BzN kiest voor MVO en de ISO 26000 norm, dan is zij als
organisatie verplicht om haar werknemers daar voor de volle honderd procent in te betrekken.
Hoe kan dat? Door voorlichting, sensibilisatie, normering, controle,
duurzaamheidsverslaggeving en alles wat te maken heeft met het thema ‘behoorlijk bestuur’
aan de werknemers te presenteren. We doorlopen nogmaals hetzelfde schema met de
traditionele vraagstelling rond de belangen van de medewerkers als stakeholders:
1. Beïnvloedt deze partij de onderneming? Wordt deze partij op de ene of andere
wijze beïnvloed door de onderneming?
Ja, de werknemers maken deel uit van de dagelijkse werking en realisaties van Bond zonder
Naam, zij organiseren de activiteiten en evalueren en rapporteren. De werknemer kan
zodoende de koers van BzN mee helpen bepalen, zij zijn de belangrijkste tussenschakel tussen
het bestuur en de leden. De werknemer wordt ook beïnvloed door BzN: de representatie van
BzN’s missie, visie en strategische doelstellingen laat natuurlijk evengoed zijn stempel na op
de werknemer. De werknemers behartigen op hun beurt de belangen van BzN. 49
4. Huidige werknemers/ toekomstige werknemers.
In se kunnen we spreken van de werknemers als “sparring partners”, wat wil zeggen dat zij
door gezonde conflicten enige druk op de Raad van Bestuur of Algemene Vergadering
kunnen uitoefenen. Natuurlijk is er ook sprake van een ‘projectdialoog’ tussen de
werknemers en de organisatie, alsook een lange termijngerichte strategiedialoog, bv. over
de koers die in het volgende beleidsplan gevaren zal worden. Task force betreft dan weer de
samenwerking tussen verschillende diensten rond bijv. MVO en de implementatie van ISO
26000. Zo kan de dienst aankoop samenwerken met de dienst verkoop, om de MVO – niveaus
van leveranciers te screenen, onderzoek te doen naar duurzame producten en de invoer van
gelabelde producten (bv.Fairtrade) te evalueren en meten aan de hand van verkoopscijfers.
2. Is deze partij gelegitimeerd? Is ze machtig? Oefent ze tijdsdruk uit op de
onderneming? Welke evoluties kunnen zich in deze eigenschappen voordoen?
Ja, zij is machtig, ze staat garantie voor de continue werking van BzN en de kwalitatieve
uitwerking van het beleid. De werknemers zijn het visitekaartje van BzN, zij bepalen het
imago mee. Slechte werknemers leiden tot ontevreden leden en imagoschending van BzN.
Het engagement dat uit de activiteiten spreekt en de sterkte van de acties hangen voor het
grootste deel af van de motivatie van de werknemer. Door MVO te implementeren reik je de
werknemer een hanteerbaar kader aan voor verantwoordelijkheid en verantwoording. BzN
heeft er alle belang bij om de werknemer te betrekken in de ISO – normering, omdat hij door
sensibilisatie rond het thema duurzaamheid zich nog meer met de organisatie BzN en met de
wereld rondom hem verbonden zal voelen.
3. Nemen we deze partij op in de stakeholderruimte? Nemen we de stakeholders
van deze partij mee in de stakeholderruimte?
Natuurlijk. We nemen zelfs de stakeholders van de partij mee in de stakeholderruimte. Zo
wordt er ook plaats gemaakt voor het gezin, de vakbonden, onderwijsinstellingen, pers en
media. Zij beïnvloeden de mentaliteit van de werknemer én de tevredenheid van de
werknemer ook zeer sterk.
4. Welke belangen zijn hier in het spel? Bij de onderneming? In relatie tot haar
strategische krachtlijnen? Bij de andere partij? Bij de stakeholders van de
andere partij?
De belangen voor de werknemer zijn stabiliteit, engagement, motivatie, creativiteit,
waardering. Als ISO 26000 door de organisatie wordt omarmd, dan stijgt het gevoel van50
betrokkenheid, het gevoel dat je als werknemer ook deel kan uitmaken van de positieve
doelstellingen van Bond zonder Naam. De visie en missie van BzN worden geloofwaardiger
in de ogen van de werknemer, hij moet niet meer enkel werk maken van waarden, maar voelt
zich aangetrokken tot zijn ‘waardig werk’.
5. Welke acties onderneemt de partij om de onderneming te beïnvloeden? Welke
acties neemt de onderneming om deze partij te beïnvloeden?
De communicatie tussen de werknemer en de Raad van Bestuur: de onderneming beïnvloedt
de werknemer door hem op de hoogte houden van de evolutie van de implementatie van
MVO. Transparantie en duurzaamheidsverslaggeving is het antwoord.
6. Welke ethische vraagstukken, vraagstukken inzake verantwoordelijkheid,
vraagstukken inzake verantwoording stellen zich in de relatie tussen de
onderneming en de andere partij?
De werknemer kan zich de vraag stellen of de arbeidswetgeving wordt gerespecteerd, of er
behoorlijk bestuur wordt uitgeoefend (verantwoording door transparantie inzake bestuur).
Misschien wil de werknemer ook meer medezeggenschap in de organisatie. Verder kan het
bestuur van de organisatie erop toezien dat de werknemer de gedragscode of ethische codes
navolgt, dat de werknemer verantwoordelijkheid opneemt om de missie van BzN uit te
dragen.
7. Welk gedrag/ welke houding zijn mogelijk ten aanzien van deze vraagstukken?
Accreditatie door de kwaliteitslabels ISO 9001:2008 en ISO 26000, die een gezonde relatie
tussen werkgever en werknemer bewerkstelligen. De werknemer moet als volwaardig lid van
de algemene vergadering kunnen functioneren, moet duidelijk zijn functie en
verantwoordelijkheid binnen de missie van BzN kunnen duiden. Dit kan door communicatie
met de vakbonden, transparantie m.b.t. het beleid en het dagelijks bestuur, zoals ook de
uitgestippelde koers voor de toekomst, open communicatie tussen de Raad van Bestuur en de
werknemer, bijscholing aan te bieden over MVO, een ethische code te introduceren om de
werknemer te informeren over de gedragscode binnen BzN, zodat de werknemer inziet dat
zijn werkgever ook verantwoordelijkheid opeist tgo. de maatschappij. Het zijn allemaal
stappen die men kan ondernemen om de arbeidsvoorwaarden te verbeteren en de werknemer
voor te lichten over zijn verantwoordelijkheid binnen de keten van MVO.
51
8. Hoe beïnvloedt globalisering de relatie tussen de onderneming en de stakeholder?
De werknemer is zich door media en pers, door de betrokkenheid in andere organisaties enz.
bewust van de negatieve effecten van globalisering. De werknemer wil dan ook zien dat zijn
bedrijf/organisatie de nodige stappen onderneemt om tenminste langzamerhand de voetafdruk
te verkleinen. Een organisatie die zich inspant, trekt loyalere en gemotiveerdere werknemers
aan. In de nationale waardepeiling van BzN komt bijv. sterk naar voren hoe pessimistisch
mensen kijken naar onze huidige cultuur en het bedrijfsleven, net doordat de focus zo sterk op
winst ligt. Organisaties die andere doelen dan de loutere winst erkennen, geven een positief
signaal naar de werknemers, die het gevoel hebben onrechtstreeks toch iets bij te dragen aan
een beter klimaat, een betere leefomgeving.
9. Hoe beïnvloedt duurzaamheid de relatie tussen onderneming en stakeholder?
Duurzaamheid bestaat ook op het vlak van personeelsbeleid, het is een handvest voor de
onderneming op alle niveaus. Deugdelijk en duurzaam beleid is gericht op People, Planet en
Prosperity (Profit), dus met zo groot mogelijke steun aan de werknemer en de stakeholders uit
zijn omgeving. In de ISO 26000 – richtlijn is er dan ook een kernonderwerp over de
arbeidsomstandigheden uitgewerkt, waarin wordt stilgestaan bij de werkomstandigheden,
tewerkstelling, sociale dialoog, de gezondheid en veiligheid op het werk, ontwikkeling en
opleiding binnen het werk. MVO impliceert dus een zo goed mogelijke bescherming van de
werknemers.
4. Leden/klanten
De relatie tussen de leden van BzN en de organisatie is vanzelfsprekend niet onbeduidend.
Zonder leden of tenminste deelnemers (klanten) zouden de sociale en culturele projecten maar
weinig effect hebben. BzN wil verandering vanuit de onderbuik van de samenleving naar
boven brengen, door waarden naar concrete acties om te zetten. Die acties steunen dus ten
aller tijde op de leden en deelnemers. Ook voor financiële middelen is BzN voor een groot
deel aangewezen op leden, sympathisanten, deelnemers enz. Volgend schema kan
52
5. Leden, deelnemers, hulpbehoevenden, klanten
geraadpleegd worden op de website van Bond zonder Naam, de rubriek ‘geldbesteding’ maakt
deel uit van de transparantie rond de inkomsten en uitgaven van de beweging.
BZN heeft 200 000 leden, die de verkoop stimuleren, giften en legaten schenken en wellicht
ook nog zorgen voor een deel van de andere financiële opbrengsten en diverse inkomsten. We
kunnen dus gerust stellen dat BzN in haar leden de belangrijkste stakeholder moet zien als het
gaat om de pure ‘Profit’. Als het bredere spectrum van People en Planet natuurlijk meetelt,
dan zijn de eerste drie stakeholders die we nader toelichtten minstens even belangrijk.
De verschillende relaties met de leden zijn - kort samengevat – vormen van
“eenrichtingsondersteuning” in de vorm van giften en legaten, “wederzijdse
ondersteuning” door o.a. het lidmaatschap van de leden dat recht geeft op gratis spreuken en
een vorm van “publieke goedkeuring” door bijv. te stemmen op de wedstrijd ‘Beter in
Beeld’ (om de favoriete non-profitorganisatie te verkiezen). In principe hebben de effectieve
leden ook medezeggenschap in de Algemene Vergadering: ze hebben stemrecht. In dat
opzicht kunnen we stellen dat er een strategische dialoog kan ontstaan tussen de effectieve
leden en de andere deelnemers aan de Algemene Vergadering, over de overkoepelende
strategieën van de vzw bijvoorbeeld.
1. Beïnvloedt deze partij de onderneming? Wordt deze partij op de ene of andere wijze
beïnvloed door de onderneming?
De leden zijn van grote invloed op de onderneming. Zonder leden is er praktisch geen
dagelijkse werking van BzN mogelijk. De persoonlijke waarden van de leden, hun
53
engagement en participatie zijn bepalend voor het imago, de reikwijdte en de invloed van de
organisatie. De leden worden echter op hun beurt beïnvloed door BzN: de waarden die zij
naar voren schuift oefenen een mentale en fysieke invloed uit. Fysiek in die zin, dat BzN bijv.
de CO2-uitstoot kan vermeerderen of verminderen, of dat zij kan kiezen voor MVO of niet.
Als zij dat niet doet, dan zou BzN zich in wezen niet akkoord verklaren met de inspanningen
die voor mens, milieu en maatschappij moeten worden geleverd en laat zij ‘waardig
ondernemen’ niet toe. In die context is het belangrijk om het juiste signaal uit te zenden naar
de leden: BzN heeft een voorbeeldfunctie wat betreft WAARDig ondernemen. Het ISO
26000-label geeft het goede voorbeeld: dat certificaat stelt mensen op een transparante manier
op de hoogte van de geleverde inspanningen van BzN inzake milieu, mensenrechten,
deugdelijk bestuur,enz.
2. Is deze partij gelegitimeerd? Is ze machtig? Oefent ze tijdsdruk uit op de
onderneming? Welke evoluties kunnen zich in deze eigenschappen voordoen?
Ja, de leden zijn machtig, want ze bepalen als het ware het sociaal-culturele karakter van de
werking van BzN. Zonder deelnemers, hulpbehoevenden en leden is er geen sociaal-culturele
core business meer over. De leden oefenen tijdsdruk uit, want de trouwe leden van BzN zijn
als het ware aan het ‘vergrijzen’: er moeten nieuwe leden aangetrokken worden door een fris,
bewust, modern, maatschappijkritisch imago. MVO als strategie, de samenwerking met
nieuwe NGO’s, het ISO 26000 – certificaat, het aanbieden van nieuwe producten met een
eerlijke stempel en duurzame toets: het zijn allemaal stappen die ertoe zullen leiden bijdragen
dat BzN een nieuwe poel aan geïnteresseerden zal weten aan te trekken. Er is tijdsdruk, omdat
er verjonging in het ledenbestand moet plaatsvinden, en dat kan alleen door in te spelen op de
veranderlijke realiteit, op maatschappelijk relevante thema’s van vandaag de dag met solide,
eeuwige waarden als fundament.
3. Nemen we deze partij op in de stakeholderruimte? Nemen we de stakeholders van
deze partij mee in de stakeholderruimte?
Ja, de leden nemen een belangrijke plaats in. Hun stakeholders nemen zo mogelijk een nog
belangrijker plaats in. De leden zelf maken deel uit van een systeem van culturele normen en
waarden, de maatschappij barst van de symbolen, meningen, betekenissen, keuzes die
voornamelijk worden aangeboden in de media en de directe leefomgeving. De leden worden
als het ware bestookt met informatie, het is aan BzN om zich te onderscheiden van het overige
aanbod, en de leden te blijven boeien. In de culturele sector begint met nu pas echt goed met54
de implementatie van MVO; BzN moet een voortrekkersrol spelen en zich voornamelijk van
de rest onderscheiden door naast werk te maken van waarden ook werk te maken van de eigen
werking m.b.t. duurzaamheid.
4. Welke belangen zijn hier in het spel? Bij de onderneming? In relatie tot haar
strategische krachtlijnen? Bij de andere partij? Bij de stakeholders van de andere
partij?
BzN moet de relatie met haar leden onderhouden, want via haar leden wil BzN immers
verandering in de maatschappij bewerkstelligen. BzN noemt zichzelf een
maatschappijkritische onderneming, dus de burgers van die maatschappij zijn de doelgroep.
De invloed die BzN kan uitoefenen op de maatschappij is van het grootste belang, wil BzN
daadwerkelijk verandering creëren. Hoe meer leden, hoe groter de verbondenheid en daarmee
ook de impact van de acties, woorden en daden. MVO is ook hier van belang, omdat BzN een
sterk signaal geeft naar haar leden dat zij niet alleen waarden verkondigt, maar die waarden
ook zelf belichaamt (in haar dagelijkse werking, de producten die de organisatie aanbiedt
enz.). BzN moet op die manier een praktisch voorbeeld worden van MVO en waarden, in
plaats van enkel een theoretiserende prediker voor waarden.
Als één van de belangrijkste stakeholder van de leden spelen de media altijd meer in op
vernieuwende acties en in het oog springende verandering. BzN is echter al 50 jaar lang een
veilige middenveldspeler, die jammer genoeg eerder bekend is om haar woorden dan om haar
daden. Daar kan verandering in gebracht worden, als er maar genoeg wordt beklemtoond dat
BzN de huidige waarden van de jongere generaties kent. ‘Eco’ is hip en trendy en het is nog
hipper om als organisatie in te spelen op het feit dat iedereen zijn eigen voetafdruk kan meten
en zodoende kan leren beperken. BzN moet dus laten weten dat zij bezig is met het meten van
haar eigen voetafdruk en die ook wil beperken, en dat leden door het engagement tegenover
BzN eveneens meehelpen om de voetafdruk te verkleinen; namelijk die van henzelf en die
van de organisatie. Twee vliegen in 1 klap, dus.
5. Welke acties onderneemt de partij om de onderneming te beïnvloeden? Welke
acties neemt de onderneming om deze partij te beïnvloeden?
De leden ondernemen geen acties, behalve dan het lidmaatschap aanvragen of laten
schrappen. BzN beïnvloedt haar leden natuurlijk wel op allerhande manieren. Dit gebeurt o.m.
door promotionele acties, door digitalisering van spreuken en info, door de publicatie van een
55
realisatieverslag en transparantie over de uitgaven en inkomsten. Ook de nadruk op het ISO
9001 : 2008- label geeft blijk van een kwaliteitsvol beleid vanuit de organisatie naar de leden.
MVO en samenwerkingsverbanden met andere NGO’s zou deuren kunnen openen naar een
nieuwe ledenpoel met een groter bereik, die duurzaam ondernemen en eerlijke productie
voorop stellen, en daarom BzN leren waarderen binnen het nieuwe referentiekader van MVO.
6. Welke ethische vraagstukken, vraagstukken inzake verantwoordelijkheid,
vraagstukken inzake verantwoording stellen zich in de relatie tussen de
onderneming en de andere partij?
De leden kunnen zich vragen stellen over het imago van Bond zonder Naam, en of dat
overeenstemt met de processen die binnen het bestuur en de dagelijkse werking, dus achter de
schermen, uitgevoerd worden. De leden kunnen zich vragen stellen over de maatschappelijke
relevantie van sommige acties van Bond zonder Naam, over de werkelijke bijdrage van de
organisatie aan een beter leefmilieu, over de verantwoordelijkheid die BzN opneemt voor
mens en maatschappij, over de duurzaamheid van de aangeboden producten en het
promotiemateriaal enz. De leden kunnen zich afvragen of het geen dure woorden zijn, in
plaats van woorden/waarden die naar acties vertaald worden. Het is aan BzN om het belang
van waarden blijvend in de verf te zetten en haar maatschappelijke relevantie aan te tonen,
door de vinger aan de pols van de maatschappij te leggen en in antwoord daarop acties te
organiseren die op concrete behoeftes en noden inspelen. Een imago van eerlijkheid en een
transparante doorkijk op de duurzame werking van BzN moet leden van de oprechtheid van
de organisatie overtuigen. Daarom moet er zeker een grotere aandacht zijn voor de eigen
voetafdruk: door de ISO 26000-richtlijn te implementeren neemt BzN de
verantwoordelijkheid tegenover haar leden en dus de leden van de samenleving, om bij te
dragen aan duurzaamheid.
7. Welk gedrag/ welke houding zijn mogelijk ten aanzien van deze vraagstukken?
MVO geeft een nieuwe impuls aan het beleid van BzN, dat niet langer alleen maar
programmatisch en inhoudelijk, maar eveneens structureel en vormelijk ‘waarden’ en
‘ondernemen met waarde’ centraal stelt. De boodschap naar de mensen moet luid en duidelijk
consequent zijn: BzN neemt het op voor de belangrijke waarden in de maatschappij en
handelt zelf met doorgedreven respect voor die maatschappij. Er moet een transparant beleid
gevoerd worden, met communicatie over de bereikte niveaus van MVO en vooropgestelde
doelen. 56
8. Hoe beïnvloedt globalisering de relatie tussen de onderneming en de stakeholder?
Op een vrij drastische manier: globalisering en de daarmee gepaard gaande gevolgen hebben
enorm veel vragen opgeroepen bij waardebewuste doelgroepen, zelfs als die vragen eerder
latent blijven en nooit tot een manifeste houding tegen verregaande globalisering zouden
leiden. De mensen zijn met andere woorden gevoelig geworden voor ecologische thema’s,
producten, campagnes, enz.
De negatieve houding van leden tegenover ondernemingen – zoals dat blijkt uit de
waardepeiling van BzN – maakt dat BzN zich alleszins verder moet specialiseren in
kwaliteitsmanagement. Er is hunkering naar eerlijke bedrijven, naar duurzame ondernemers
met respect voor de maatschappij. De ‘cultural industries’ dragen zeker ook een grote
verantwoordelijkheid, en leden willen vast dat BzN die verantwoordelijkheid ook serieus
neemt.
9. Hoe beïnvloedt duurzaamheid de relatie tussen onderneming en stakeholder?
Duurzaamheid is een belangrijke waarde geworden, die na een periode van
kortetermijndenken door zowat de hele ondernemingswereld en nu ook culturele wereld op
een voetstuk wordt geplaatst. Maatschappijkritische burgers zien daarom nu ook de
destructieve en negatieve waarde in van commerciële of zelfs overdreven kunstzinnige en
elitaire bevlogenheid met ‘Profit’ als ultieme doel. Als er geen duurzame link is naar een
betere samenleving, en er geen prosperity voor people en planet uit voortvloeit, dan wordt het
voor die groep mensen minder interessant. De andere leden die dat bewustzijn nog niet delen,
moeten echter door BzN bewust gemaakt worden van de mentaliteitswijziging die nodig is.
BzN kan vanuit haar streven naar het verspreiden van waarden- en haar sensibilisatie van
nieuwe groepen – duurzaamheid voorop plaatsen en als attainable goal laten leven in de
maatschappij.
57