merksplas · zie kaart 1 “situering topokaart” in kaartenbundel zie kaart 2 “bestaande...
TRANSCRIPT
Evt copyright
RUP Kleinhandelszone Veja
Toelichtingsnota / stedenbouwkundige voorschriften
Definitieve vaststelling
September 2017
MERKSPLAS
colofon
opdrachtgever: GEMEENTE MERKSPLAS
project: RUP Kleinhandelszone Veja
fase: Definitieve vaststelling
datum: September 2017
opdrachthouder:
Dienstverlenende Vereniging
Intergemeentelijke Samenwerking IOK
Antwerpseweg 1, 2440 Geel - www.iok.be
projectteam: IOK plangroep
projectcoördinator: Stijn Sneyers
Projectverantwoordelijke: Marijke Sannen
ruimtelijke planning: Rhea Denissen, Greet De Ruysscher, Luk Helsen, Dirk Hey-len, Liselotte Raes, David Rombaut, Marijke Sannen, Stijn Sneyers, Danny Vaes, An Vandeplas, Johan Van Opstal
CAD-GIS: Dirk Poelmans, Tania Van Dooren, Anja Dello
secretariaat: Annick Sprengers
Projectverantwoordelijke Projectcoördinator
Marijke Sannen Stijn Sneyers (naam)
Erkend ruimtelijk planner Erkend ruimtelijk planner Erkend ruimtelijk planner
Merksplas – RUP Kleinhandelszone Veja IOK plangroep
RUP Kleinhandelszone Veja Toepassing van Titel II, hoofdstuk II van de Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening
Gezien en definitief vastgesteld door de gemeenteraad van de gemeente Merksplas in zitting van 18 september 2017
de secretaris,
D. Couckhuyt
de voorzitter,
F. Wilrycx
Inhoud
Merksplas – RUP Kleinhandelszone Veja IOK plangroep
INHOUD
DEEL 1 TOELICHTINGSNOTA ...............................................................1 1 Situering en doelstelling ............................................................................. 3 1.1 Doelstelling RUP .............................................................................................. 3 1.2 Ruimtelijke situering ......................................................................................... 3 1.3 Afbakening van het plangebied ........................................................................ 4 2 Planologisch - juridisch kader .................................................................... 4 2.1 Ruimtelijk structuurplan Vlaanderen................................................................. 4 2.2 Afbakening natuurlijke en agrarische structuur ................................................ 4 2.3 Ruimtelijk structuurplan Provincie Antwerpen .................................................. 4 2.4 Gemeentelijk Ruimtelijk structuurplan Merksplas ............................................. 5 2.5 Bestemmingen ................................................................................................. 5 3 Sectoraal juridisch kader ........................................................................... 6 4 Bestaande ruimtelijke structuur ................................................................. 9 4.1 Beschrijving plangebied en omgeving .............................................................. 9 4.2 Beschrijving plangebied ................................................................................. 11 4.3 Ruimtelijk-juridische aspecten ........................................................................ 11 4.4 Programma – behoefteanalyse ...................................................................... 12 5 Aandachtspunten en randvoorwaarden ................................................... 12 6 Visie en ontwerp ...................................................................................... 15 6.1 Ruimtelijke visie voor het gebied .................................................................... 15 6.2 Krachtlijnen grafisch plan en stedenbouwkundige voorschriften .................... 16 7 Register van percelen waarop een bestemmingswijziging gebeurt die
aanleiding kan geven tot planschade, planbaten of compensatie ........... 17 8 Op te heffen voorschriften ....................................................................... 17
DEEL 2 STEDENBOUWKUNDIGE VOORSCHRIFTEN ...................... 19 1 Terminologie ............................................................................................ 21 2 Voorschriften ............................................................................................ 23
DEEL 3 BIJLAGEN ............................................................................... 29
I SCREENING OP PLANMER ........................................................ 31 1 Algemeen ................................................................................................. 31 1.1 Toetsing planMER-plicht ................................................................................ 31 1.2 Methodologie ................................................................................................. 31 1.3 Grensoverschrijdende milieueffecten ............................................................. 33
1.4 Gebruik hulpbronnen ...................................................................................... 34 1.5 Leemten in de kennis ..................................................................................... 34 1.6 Cumulatieve projecten .................................................................................... 34 1.7 Alternatieven .................................................................................................. 34 1.8 Referentiesituatie ........................................................................................... 34 2 Beoordeling milieueffecten ...................................................................... 34 2.1 Ingrepen, effecten en relevante milieudisciplines ........................................... 34 2.2 Beoordeling discipline Bodem en water ......................................................... 36 2.3 Beoordeling discipline mobiliteit ..................................................................... 37 2.4 Beoordeling discipline fauna en flora .............................................................. 42 2.5 Beoordeling discipline mens ........................................................................... 43 2.6 Beoordeling discipline erfgoed en landschap ................................................. 45 2.7 Algemene conclusie ....................................................................................... 46
II BESLISSING DIENST MER .......................................................... 47
III KAARTEN ................................................................................ 49 1 Kaartenbundel ......................................................................................... 49 2 Grafische weergave register van percelen waarop een
bestemmingswijziging gebeurt die aanleiding kan geven tot planschade, planbaten of compensatie ........................................................................ 49
IOK plangroep Merksplas – RUP Kleinhandelszone Veja
Figuren
Figuur 1: Situering plangebied op topografische kaart ......................................... 3
Figuur 2: situering plangebied op stratenplan ....................................................... 3
Figuur 3: Afbakening van het plangebied ............................................................. 4
Figuur 4: GRS – synthese gewenste structuur ..................................................... 5
Figuur 5: Interdisciplinaire relaties ...................................................................... 32
Figuur 6: Tellocaties omliggende wegen ............................................................ 38
Figuur 7: Openbaar vervoersnetwerk De lijn: reisweg + bushalte ...................... 41
Figuur 8: Fietsknooppuntennetwerk ................................................................... 41
Tabellen
Tabel 1: samenvattende tabel sectoraal kader .................................................... 6
Tabel 2: Ruimtelijk-juridische aspecten site Veja .............................................. 11
Tabel 3: planMER-screening: overzicht mogelijke bronnen en beoordelingsaspecten per milieudiscipline .......................................... 32
Tabel 4: selectie van relevante en niet relevante disciplines voor het plan ....... 35
Tabel 5: ingreep-effectenschema ...................................................................... 35
Tabel 6: Gebruikelijke kengetallen capaciteit wegvakken (in een grotere stad) 39
Merksplas – RUP Kleinhandelszone Veja IOK plangroep 1
DEEL 1 Toelichtingsnota
DEEL 1 TOELICHTINGSNOTA
1 Situering en doelstelling
Merksplas – RUP Kleinhandelszone Veja IOK plangroep 3
1 Situering en doelstelling
1.1 Doelstelling RUP
Het RUP heeft als doel een oplossing te bieden voor de bestaande kleinhandels-concentratie in eigendom van Immo Global (Veja), binnen de KMO-zone Velden-berg. Deze commerciële activiteiten zijn niet gelegen in de juiste bestemmingszone en zijn bijgevolg zonevreemd. Het RUP heeft als doel een oplossing te bieden voor deze problematiek. Het RUP beperkt zich tot de huidige handelsconcentratie en doet geen uitspraak over de rest van de KMO-zone Veldenberg.
De opmaak van het RUP ‘Kleinhandelszone Veldenberg’ is in overeenstemming met het GRS. In het richtinggevend gedeelte van het GRS wordt volgende bepaling opgenomen:
‘Voor bestaande commerciële activiteiten kan een RUP worden opgesteld zodat deze behouden kunnen blijven. Ook voor Veldenberg (met reeds bestaande klein-handelsactiviteiten) dient in de voorschriften ruimte voorzien voor kleinhandelsactivi-teiten, daarbij dient in een RUP onderzocht op welke manier een ruimtelijke zone-ring op dit vlak gerealiseerd moet worden. Een evolutie naar een te ruime kleinhan-delszone dient immers vermeden.’
1.2 Ruimtelijke situering
Zie kaart 1 “situering topokaart” in kaartenbundel
Zie kaart 2 “bestaande feitelijke toestand - orthofoto” in kaartenbundel
Het onderzoeksgebied is gelegen ten noordwesten van de kern van Merksplas. Het plangebied bevindt zich tussen de Industrieweg en de Veldenbergstraat.
Figuur 1: Situering plangebied op topografische kaart
Figuur 2: situering plangebied op stratenplan
4 IOK plangroep Merksplas - RUP Kleinhandelszone Veja
1.3 Afbakening van het plangebied
Het RUP beperkt zich tot de site van Veja. De kleinhandel op deze site is historisch gegroeid uit de oorspronkelijke schoenfabriek. In eerste instantie werden, aanvul-lend op de hoofdfunctie (namelijk productie van schoenen) ook schoenen verkocht. Geleidelijk aan werd deze verkoopfunctie belangrijker tot de productie uiteindelijk volledig werd stopgezet. Zowel de gebouwen als de functie kunnen beschouwd worden als behoorlijk vergund. De aanpalende percelen (169K2, 169K3 en 169C3) werden recent verworven in functie van een uitbreiding van de parking voor de be-staande kleinhandel en worden bijgevolg mee opgenomen in het plangebied van het RUP.
De afbakening gebeurt op perceelsniveau: 169B5, 169K2, 169K3, 169C3 en 169C5. De noordoostelijke grens van het plangebied wordt gevormd door de Veldenberg-straat. De Industrieweg vormt de zuidoostelijke grens.
Figuur 3: Afbakening van het plangebied
2 Planologisch - juridisch kader
2.1 Ruimtelijk structuurplan Vlaanderen
Het Ruimtelijk Structuurplan Vlaanderen werd definitief goedgekeurd door de Vlaamse Regering op 23 september 1997. De bindende bepalingen werden op 17 december 1997 bekrachtigd. Het structuurplan werd een eerste maal herzien in 2003 (VR 12.12.2003). De bindende bepalingen daarbij werden bekrachtigd door het Vlaams Parlement bij decreet van 19.03.2004. Een tweede herziening is ge-beurd in 2010 (VR 17.12.2010). De bindende bepalingen daarbij werden bekrach-tigd door het Vlaams Parlement bij decreet van 16.02.2011 Het Ruimtelijk Struc-tuurplan Vlaanderen heeft voor de overheden een bindend karakter, met weliswaar de mogelijkheid tot gemotiveerd afwijken van het richtinggevend gedeelte.
Het RSV vormt de inhoudelijke basis voor de verordenende uitvoeringsinstrumenten en –plannen die op termijn de gewestplannen en de gemeentelijke aanlegplannen kunnen vervangen. Intussen blijven deze van kracht.
2.2 Afbakening natuurlijke en agrarische structuur
Het afbakenen van de gebieden van de agrarische en natuurlijke structuur is vol-gens het Ruimtelijk Structuurplan Vlaanderen een specifieke taak voor het Vlaams Gewest.
Merksplas behoort tot de regio Noorderkempen. In uitvoering van het Ruimtelijk Structuurplan Vlaanderen heeft de Vlaamse administratie, in overleg met gemeen-ten, provincies en belangengroepen, een ruimtelijke visie opgesteld (maart 2008).
In deze ruimtelijke visie geeft de overheid aan hoe zij de open ruimte in deze regio de komende jaren ruimtelijk wil zien ontwikkelen en welke acties ondernomen kun-nen worden om dit te realiseren. Uitgaande van de algemene doelstellingen en ontwikkelingsperspectieven uit het RSV worden ruimtelijke beleidsdoelstellingen voor de open ruimte in de buitengebiedregio Noorderkempen geformuleerd.
Het RUP is niet gelegen in Herbevestigd agrarisch gebied
2.3 Ruimtelijk structuurplan Provincie Antwerpen
De Provincie Antwerpen beschikt sinds 28 augustus 2001 over een goedgekeurd Ruimtelijk Structuurplan Provincie Antwerpen (R.S.P.A.). Het structuurplan werd een eerste maal herzien in 2011 (MB 04.05.2011).
Merksplas behoort tot de hoofdruimte ‘Noorderkempen’ en tot de deelruimten ‘Open Kempen’ en ‘rustig grensgebied’.
DEEL 1 TOELICHTINGSNOTA
2 Planologisch - juridisch kader
Merksplas – RUP Kleinhandelszone Veja IOK plangroep 5
De Noorderkempen is het open gebied tussen de Vlaamse Ruit, de Brabantse ste-den en het Limburgs stedelijk kerngebied. Het beleid dat er gevoerd wordt is een open ruimte beleid en is gericht op de gelijktijdige aanwezigheid van drie basisfunc-ties van de open ruimte, nl. de productiefunctie, de voorraadfunctie en de leef- en woonfunctie.
2.4 Gemeentelijk Ruimtelijk structuurplan Merksplas
De gemeente Merksplas beschikt over een goedgekeurd gemeentelijk ruimtelijk structuurplan sinds 6/12/2007. In het richtinggevend gedeelte van het GRS werd de visie op de gewenste ruimtelijke structuur opgenomen.
Figuur 4: GRS – synthese gewenste structuur
Lokale bedrijvigheid op maat van de gemeente rondom de kern
De gemeente Merksplas telt één grote zone voor lokale bedrijven, nl. Veldenberg. Daarnaast komen verschillende kleinere zones voor, waarvan de Steenweg op Beerse in het lint ten zuiden van de kern gelegen is en de Slagmolen en de Melkerij
1
–
1 Er is eveneens een kleine zone voor bedrijvigheid gelegen aan de Steenweg op Weelde, ten noorden
van de kern van Merksplas.
in het noorden van de kern gelegen zijn. Dit laatste staat leeg na verhuis van de gemeentelijke werkplaats; het lokale karakter van dit bedrijventerrein dient bewaard te blijven bij een eventuele nieuwe vestiging
2.
Overeenstemming met het GRS
De opmaak van het RUP is in overeenstemming met de bepalingen van het GRS. In het richtinggevend gedeelte van het GRS wordt volgende bepaling opgenomen:
‘Voor bestaande commerciële activiteiten kan een RUP worden opgesteld zodat deze behouden kunnen blijven. Ook voor Veldenberg (met reeds bestaande klein-handelsactiviteiten) dient in de voorschriften ruimte voorzien voor kleinhandelsactivi-teiten, daarbij dient in een RUP onderzocht op welke manier een ruimtelijke zone-ring op dit vlak gerealiseerd moet worden. Een evolutie naar een te ruime kleinhan-delszone dient immers vermeden.’
2.5 Bestemmingen
Zie kaart 3 “planologische context-bestemmingen” in kaartenbundel
De bestemmingen voor plangebied en omgeving zijn vastgelegd in het gewestplan Turnhout (K.B. 30.09.1977). Het plangebied is bestemd als zone voor ambachtelij-ke bedrijven en KMO’s.
In de nabije omgeving van het RUP situeert zich het PRUP Kolonie en het PRUP Molenzijdse Heide.
–
2 Hier wordt momenteel een nieuw KMO-gebouw opgericht.
6 IOK plangroep Merksplas - RUP Kleinhandelszone Veja
3 Sectoraal juridisch kader
Zie kaart 5 “sectoraal-juridische context” in kaartenbundel
Zie kaart 7 “watertoetskaart” in kaartenbundel
Tabel 1: samenvattende tabel sectoraal kader
Sectoraal kader Regelgeving Relevante elementen voor RUP (gemeente)
Natuur en bos
Natuurtoets Dit is de ‘natuurtoets’ cf. artikel 16 natuurdecreet In het zuiden van het plangebied, grenzend aan de Industrieweg, is een naaldhoutaanplant aanwezig. Deze wordt volgens de Biologische Waarderingskaart gekarteerd als waardevol.
Gebieden van VEN/IVON Gebiedsgericht beleid cfr. natuurdecreet Op het grondgebied van de gemeente Merksplas werden een aantal zones aangeduid als GEN binnen het VEN-gebied Turnhouts Vennengebied.
Er is geen GEN of GENO binnen of nabij het plangebied aanwezig.
Vogelrichtlijngebied Europese Richtlijn 79/409/EEG
Speciale beschermingszone cfr. natuurdecreet
Vogelrichtlijngebied nr. 15 strekt zich uit over Arendonk, Merksplas, Oud-Turnhout, Ravels en Turnhout.
Er zijn geen vogelrichtlijngebieden binnen of nabij het plangebied
Habitatrichtlijngebied Europese Richtlijn 92/43/EEG
Speciale beschermingszone cfr. natuurdecreet
Het habitatrichtlijngebied nr. 19 (BE2100024) strekt zich uit over de gemeenten Arendonk, Baarle-Hertog, Merksplas, Oud-Turnhout, Ravels, Turnhout. Deelgebieden bestrijken het O-ZO van de gemeente Merks-plas: Het Moer, Hoogmoerheide, Nonnenmoer, De Kasteeltjes, Zandvenheide. De Geheulsedijk vormt de westelijke grens van het habitatrichtlijngebied.
Het Habitatrichtlijngebied nr. 18 (BE2100020) ‘Heesbossen, Vallei van Marke en Merkske en Ringven met valleigronden langs de Heerlese Loop’ ligt grotendeels ten westen van Merksplas. Het deelgebied BE2100020-7 strekt zich uit langsheen de Mark.
Er zijn geen habitatrichtlijngebieden binnen of in de directe nabijheid van het plangebied gelegen.
Natuurreservaten Gebiedsgericht beleid natuurreservaten cfr. natuur-decreet
Binnen de gemeente Merksplas is er één natuurreservaat aanwezig: Turnhouts Vennengebied (E-051) met een oppervlakte van 133,3815 ha).
Dit is niet gelegen in de onmiddellijke nabijheid van het plangebied.
Bosdecreet Bosdecreet 13/06/90, zoals gewijzigd Niet van toepassing binnen het plangebied
Landbouw
Ruilverkaveling Afgebakend cf. de ruilverkavelingswetten 12 juli 1970 en 11 augustus 1978
- Ruilverkavelingsproject Merksplas voor een gebied van ruim 1820 ha, op het grondgebied van Merks-plas en Turnhout.
- Ruilverkavelingsproject Zondereigen in uitvoering voor een gebied van 1404 ha, op het grondgebied van Baarle – Hertog, Merksplas, Turnhout en Hoogstraten.
- Het plangebied is niet gelegen binnen een ruilverkaveling.
Landbouwgebruikspercelen en landbouwwaarderingskaart
(ALV, 2013)
De percelen in het plangebied zijn niet in professioneel landbouwgebruik.
Herbevestigd Agrarisch Ge-bied
Het plangebied is niet gelegen in herbevestigd agrarisch gebied.
DEEL 1 TOELICHTINGSNOTA
3 Sectoraal juridisch kader
Merksplas – RUP Kleinhandelszone Veja IOK plangroep 7
Sectoraal kader Regelgeving Relevante elementen voor RUP (gemeente)
Landschap/onroerend erf-goed
Beschermd monument, land-schap, dorpsgezicht of stads-gezicht
Decreet van 03/03/1976 tot bescherming van Mo-numenten en Stads- en Dorpsgezichten, zoals ge-wijzigd
Ten zuiden van de KMO-zone Veldenberg bevindt zich het beschermd landschap ‘Rijksweldadigheidskolonie Merksplas’.
Erfgoedlandschappen Decreet van 16/04/96 betreffende de landschaps-zorg, zoals gewijzigd
Ten zuiden van de KMO-zone bevindt zich de ankerplaats ‘Kolonie Merkplas’ (A10012).
Inventaris bouwkundig erf-goed
Decreet van 16/04/96 betreffende de landschaps-zorg, aangevuld cfr. decreet houdende maatregelen tot behoud van erfgoedlandschappen (13/02/2004)
Er is geen bouwkundig erfgoed gelegen binnen de contouren van het plangebied.
Archeologisch erfgoed Inventaris van het Bouwkundig Erfgoed voor Vlaan-deren (VIOE) - vastgestelde lijst
Niet van toepassing.
Fysisch systeem
Waterloop Wet op de onbevaarbare waterlopen van 28/12/1967 Er loopt geen waterloop door het plangebied.
Beschermingszone grondwa-terwinning
Besluit van de Vlaamse Regering van 27/3/1985. Niet van toepassing.
Watertoets Artikel 8 decreet integraal waterbeleid + uitvoerings-besluit watertoets
Het plangebied is niet gelegen in mogelijk of effectief overstromingsgevoelig gebied. De bodem is matig gevoe-lig voor grondwaterstromingen en is infiltratiegevoelig. Het betreft een zeer droge tot matig natte zandbodem met een duidelijk ijzer en/of humus B horizont. – zie ook verder.
8 IOK plangroep Merksplas - RUP Kleinhandelszone Veja
Sectoraal kader Regelgeving Relevante elementen voor RUP (gemeente)
Zoneringsplan rioleringsinfrastructuur
Cf. uitvoeringsbesluit van 10/03/2006 ivm de vast-stelling van de zoneringsplannen
Het plangebied is volledig gelegen in centraal gebied.
Mobiliteit/openbare ruimte
buurtwegen Cf. atlas der buurtwegen Niet van toepassing.
Mobiliteitsplan Visie geldende mobiliteitsplan (gemeente) (datum) De Veldenbergstraat wordt in het GRS geselecteerd als lokale fietsroute.
Rooilijnplan Een rooilijn is de grens tussen de openbare weg en een aangrenzende eigendom (aangelanden).
Niet van toepassing
Andere
Recht van voorkoop Domeinen waarop rechten van voorkoop gelden zijn o.m.: natuurbehoud, ruilverkaveling, ruimtelijke ordening, woonbeleid, waterbeleid, scheepvaart,…
Niet van toepassing.
Ruimtelijke veiligheidsrappor-tage
Besluit inzake ruimtelijke veiligheidsrapportage 29/6/2007
Geen RVR nodig.
Screening op planMER Besluit van de Vl. Reg. betreffende de milieueffect-rapportage over plannen en programma’s van 12/10/2007
Op 23 januari 2017 besliste de dienst MER in het kader van het onderzoek tot milieueffectrapportage van het RUP Kleinhandelszone Veja dat het voorgenomen plan geen aanleiding geeft tot aanzienlijke negatieve mili-eugevolgen en dat de opmaak van een planMER niet nodig is.
DEEL 1 TOELICHTINGSNOTA
4 Bestaande ruimtelijke structuur
Merksplas – RUP Kleinhandelszone Veja IOK plangroep 9
4 Bestaande ruimtelijke structuur
Een weergave van de bestaande ruimtelijke structuur is terug te vinden in de kaar-tenbundel.
Zie kaart 4 “Ruimtelijk-juridische context” in kaartenbundel
4.1 Beschrijving plangebied en omgeving
4.1.1 Fysisch systeem
Zie kaart 6 “fysisch systeem” in kaartenbundel
Bodemtype Het plangebied is niet gelegen in mogelijk of effectief overstro-mingsgevoelig gebied. De bodem is matig gevoelig voor grondwa-terstromingen en is infiltratiegevoelig. Het betreft een zeer droge tot matig natte zandbodem met een duidelijk ijzer en/of humus B horizont.
Reliëfkenmerken Het plangebied bevat heeft een vlak reliëf en bevat geen opval-lende reliëfkenmerken.
Waterhuishouding Het plangebied is niet gelegen in mogelijk of effectief overstro-mingsgevoelig gebied.
4.1.2 Natuur
Globale natuurlijke structuur
Het plangebied is niet gelegen in de directe nabijheid of binnen een habitatrichtlijn-gebied, een vogelrichtlijngebied of een VEN-gebied.
Natuurwaarden in plangebied
Het plangebied is hoofdzakelijk bebouwd, verhard of in gebruik als opslagruimte. Op de zuidoostelijke grens, net buiten het plangebied, situeert zich een naaldhoutaan-plant. Centraal in het plangebied, ter hoogte van de Industrieweg, situeert zich eveneens een naaldhoutaanplant. Beide aanplanten worden volgens de Biologische Waarderingskaart gekarteerd als biologisch waardevol.
Op de grens tussen het perceel kadastraal gekend als 169K3 (bestaand han-delspand Veja en het perceel 169B5 (recent verworven aanpalende perceel) is nog wat opgaande beplanting aanwezig. Op het perceel 169K3 is ook ter hoogte van de Veldenbergstraat wat naaldhoutaanplant aanwezig. Deze worden niet als biologisch waardevol gekarteerd.
4.1.3 Ruimtegebruik in omgeving
Landbouw Het plangebied is gelegen binnen een bestaande KMO-zone. Er zijn geen landbouwactiviteiten in de directe nabijheid van het plangebied.
Wonen De KMO-zone Veldenberg situeert zich aansluitend op de kern van Merksplas. De woonfunctie situeert zich reeds aan de overzijde van de Veldenbergstraat. Binnen het plangebied situeert zich 1 woning.
Recreëren Het plangebied maakt deel uit van een KMO-zone. De omgeving van het plangebied wordt hoofdzakelijk gekenmerkt door bedrijvigheid en kleinhandel.
Werken Het perceel 169B5 is vandaag reeds bebouwd en verhard in functie van de kleinhandel Veja en de self-carwash. Het aanpalende perceel 169K3 werd gebruikt als opslagruimte van een bedrijf. Dit perceel is nu aangekocht door de eigenaars van perceel 169B5.
10 IOK plangroep Merksplas - RUP Kleinhandelszone Veja
4.1.4 Landschap en erfgoed
Landschapstype Het landschap is sterk door de mens beïnvloed. Het is een be-bouwd landschap dat gekenmerkt wordt door de aanwezigheid van bedrijvigheid, kleinhandel en woningen. Het plangebied grenst aan de kern van Merksplas.
Landschapsatlas Ten zuiden van het plangebied (niet grenzend aan het plange-bied) situeert zich de ankerplaats ‘Kolonie Merksplas (A10012).
Het plangebied zelf maakt deel uit van de relictzone ‘Kolonie Merksplas en bos- en vengebied Bolkse en Blakheide (R10051)..
Provinciale landschaps-
kaart
De provinciale landschapskaart geeft geen specifieke kenmerken weer ter hoogte van het plangebied.
Bijzondere landschapskenmerken zijn aanwezig ter hoogte van de strafinrichting Kolonie die zich ten zuiden van de KMO-zone Veldenberg bevindt.
4.1.5 Mobiliteit
Situering in verkeers-
structuur
Het onderzoeksgebied situeert zich tussen de Veldenbergstraat in het noorden en de Industrieweg in het zuiden.
Ontsluiting De ontsluiting van het terrein gebeurt vandaag zowel via de Vel-denbergstraat als via de Industrieweg. Langs beide wegen zijn vandaag 2 ontsluitingspunten aanwezig. Ontsluiting van de be-staande woning gebeurt ook via de Industrieweg.
Parkeren Het parkeren wordt nu voorzien rond de bestaande bebouwing. Het centrale terrein (Veja) is grotendeels verhard.
Vandaag zijn ca. 140 parkeerplaatsen aanwezig aan de hoofdin-kom van de kleinhandel. Er zijn nog een 60-tal parkeerplaatsen aan de zijkant en de achterkant van het gebouw gelegen. De praktijk wijst echter uit dat deze nauwelijks gebruikt worden door de klanten. Een gedeelte van deze (60) parkeerplaatsen wordt gebruikt door het eigen personeel. De kleinhandelszaak telt 40 werknemers. Maximum 28 werknemers zijn gelijktijdig aan het werk. 80% van werknemers komt met de wagen. De overige parkeerplaatsen (van deze 60) worden niet optimaal gebruikt door de ligging ofwel aan de achterzijde van het gebouw ofwel aan de zijkant van het gebouw.
Op weekdagen wordt de parking voor ca. 50% bezet. Op week-enddagen loopt dit op tot 90%. Aangezien geen stijging van het cliënteel wordt verwacht is totale aantal van 200 parkeerplaatsen voldoende.
Wegprofiel Veldenbergstraat en Industrieweg: geen fietspad of fietssugges-tiestroken voorzien ter hoogte van het plangebied.
Langzaam verkeer Er zijn geen bijzondere voorzieningen getroffen in functie van langzaam verkeer.
De dichtstbijzijnde buslijn situeert zich langs de Steenweg op Hoogstraat, zo’n 500m ten noordoosten van het plangebied. Ten zuiden, op ongeveer, 1 km van het plangebied bevindt zich de buslijn ‘Turnhout-Brecht’ langs de weg Molenzijde.
Langs de Vaartstraat, op enkele 100-den meters van het plange-bied bevindt zich een fietsroute.
Verkeersgeneratie Het plangebied wordt gekenmerkt door de aanwezigheid van kleinhandelsactiviteiten. Deze activiteiten genereren tijdens de openingsuren verkeer. Piekmomenten zijn woensdagnamiddag en zaterdag. Per dag komen er gemiddeld 450 klanten. Tijdens piek-momenten komt dit neer op 60 klanten per uur. De webwinkelacti-viteiten beperkt zich tot de verkoop van materiaal dat reeds in stock is. Er is geen bijkomende aanlevering van producten nood-zakelijk. De webwinkel creëert max. 1 extra beweging per dag (verzenden pakketjes naar post).
DEEL 1 TOELICHTINGSNOTA
4 Bestaande ruimtelijke structuur
Merksplas – RUP Kleinhandelszone Veja IOK plangroep 11
4.2 Beschrijving plangebied
Het plangebied beperkt zich tot dit gedeelte van de KMO-zone Veldenberg waar zich een concentratie van (kleinhandels)activiteiten situeren die niet in overeen-stemming zijn met de bestemming KMO-zone volgens het gewestplan.
Het plangebied beslaat 5 percelen. De meest noordelijke percelen (169K3 en 169K2) zijn vandaag in gebruik als opslagruimte. Aansluitend hierop bevindt zich een woning die zich richt naar de Veldenbergstraat (perceelnr. 169 C3). Op het meest centrale perceel (169 B5) bevindt zich de koopjeshal van Veja. Ter hoogte van de Industrieweg wordt vandaag een self- carwash uitgebaat. Naast de bebou-wing in functie van de kleinhandel wordt het perceel (169 B5) grotendeels verhard in functie van parking en circulatieruimte. Vandaag zijn 200 parkeerplaatsen voorzien. De hoofdparking situeert zich aan de toegang van de koopjeshal Veja. Hier bevin-den zich ongeveer 140 parkeerplaatsen. Rondom het gebouw bevinden zich nog een 60-tal parkeerplaatsen. Door hun ligging worden zij echter zeer beperkt gebruikt door het cliënteel van de kleinhandelszaak, maar vooral door personeelsleden.
De kleinhandelszaak beschikt ook over een webshop. De activiteiten van de web-shop zijn beperkt. De verkoop via webshop blijft beperkt tot de verkoop van de pro-ducten die ook in de winkel te koop zijn.
Op piekmomenten (woensdagnamiddag en zaterdag) is de parking onvoldoende groot door een slechte organisatie/gebruik van de aanwezig parkeerplaatsen. Het parkeren verschuift dan naar het openbaar domein wat tot conflictsituaties leidt.
4.3 Ruimtelijk-juridische aspecten
De activiteiten binnen het plangebied zijn historisch gegroeid vanuit de oorspronke-lijke activiteit als schoenfabriek. Een gedeelte van het oorspronkelijke gebouw werd ingericht in functie van de verkoop van schoenen. Geleidelijk aan is deze (kleinhan-dels)activiteit in grootte toegenomen en is de productieactiviteit verdwenen.
De self-carwash is vergund.
Er werd recent een stedenbouwkundige vergunning verleend voor het slopen van de woning te Veldenbergstraat 73.
Er werd in het verleden een PV opgemaakt voor het plaatsen van 32 (woon-) con-tainers. Deze containers werden verwijderd.
Tabel 2: Ruimtelijk-juridische aspecten site Veja
Relevante elementen
Graad van zonevreemdheid De kleinhandel is gelegen binnen de gewestplan-bestemming ‘zone voor ambachtelijke bedrijven en KMO’s’.
Milieuvergunning Self carwash ref. 2/91 -05/08/1997-05/08/2017
Veja (winkel) ref. 2/485 d.d. 03/08/1981
Veja: ref. 2/746 (bovengrondse mazouttank) (15/04/1991-01/09/2011)
Shoeshoe (schoenenwinkel-herstelplaats): ref.2/541(12/08/1985 -12/08/2015)
Stedenbouwkundige vergunning 20/10/1972: bouwen van een schoenfabriek
10/03/1975: uitbreiding van bestaand bedrijf – schoenhandel
20/02/1984: uitbreiding burelen van bestaand bedrijf
13/12/1993: het bouwen van een handelsruimte met magazijn
10/02/1998: bouwen van een self-carwash
06/09/1976: het bijbouwen van een houtdroog-plaats
19/11/1979: het bijbouwen van een houtdroog-plaats
29/09/1975: het bouwen van een houtzagerij
29/09/1975: het bouwen van een landhuis bij een nieuwe zagerij
31/07/2015: Slopen van een woning Velden-bergstraat 73
Functie vergund De functie kleinhandel lijkt vergund te zijn bij de oorspronkelijke bedrijvigheid. De bedrijfsactiviteit is vandaag niet meer aanwezig.
Administratieve handeling (PV’s) 24/05/2012: plaatsing van 32 (woon-) containers (ref. 2012/002)
12 IOK plangroep Merksplas - RUP Kleinhandelszone Veja
4.4 Programma – behoefteanalyse
De bestaande site van Veja wordt gekenmerkt door de aanwezigheid van 2 winkels. Deze winkels bevinden zich in hetzelfde gebouw en beschikken over een gemeen-schappelijke inkom. De interne structuur is zo opgebouwd dat vrij van de ene naar de andere winkel kan gegaan worden. Dus de 2 winkels vormen fysisch één geheel. Binnen het plangebied, ter hoogte van de Industrieweg, situeert zich nog een self-carwash.
De uitbaters van de voorzieningen (familie-uitbating) geven aan dat een uitbreiding van het hoofdgebouw wenselijk is, dit in functie van een uitbreiding van de bestaan-de handelsvoorzieningen en de daarmee gepaard gaande nood aan opslagruimte.
De uitbaters van het gebouw hebben te kennen gegeven dat ze, om de goede wer-kingen van de activiteiten te kunnen blijven garanderen, nood hebben aan uitbrei-ding van het gebouw met een oppervlakte van ongeveer 850m².
Bijkomend wordt aangegeven dat ze nood hebben aan een reorganisatie van de parkeervoorzieningen bij de detailhandel. Het aantal parkeerplaatsen (200) moet niet verhoogd worden. Een herorganisatie van de parkeerplaatsen zal leiden tot een meer optimaal gebruik.
De uitbreiding wordt voorzien in functie van de bestaande handelsactiviteiten en is niet te wijten aan de uitbouw van een webshop. De aanwezigheid van de webshop vereist geen grotere nood aan ruimte. De webwinkelactiviteiten blijven beperkt tot de verkoop van die goederen die zich ook in de winkel bevinden. De webwinkelactivitei-ten liggen niet aan de basis van de nood tot uitbreiding. De uitbreiding is nodig om de bestaande handelsactiviteiten optimaal te kunnen organiseren.
5 Aandachtspunten en randvoorwaarden
In onderstaand overzicht worden de aandachtspunten en randvoorwaarden be-schreven die van toepassing zijn voor dit RUP.
Ruimtelijk verantwoorde ontwikkeling en duurzame inrichting en beheer van de ruimte
Volgende aspecten zijn bepalend voor de realisatie van een ruimtelijk verantwoorde ontwikkeling en voor een duurzame inrichting en beheer van het terrein:
Mobiliteit
Mobiliteit vormt een belangrijk aandachtspunt bij de opmaak van dit ruimtelijk uitvoe-ringsplan. De kleinhandelsconcentratie maakt deel uit van een KMO-zone die aan-sluit op de kern van Merksplas. Ontsluiting naar het hogere wegennet gebeurt via de woonkern. De aanwezigheid van kleinhandel betekent een extra verkeersbelasting.
Bij opmaak van het RUP worden aandachtspunten meegenomen:
randvoorwaarden opleggen naar het aantal ontsluitingspunten (aantal conflict-punten beperken)
Parkeren (optimaliseren en uitbreiden van de bestaande parkeerplaatsen)
Suggesties i.f.v. een flankerend beleid: fietsgebruik optimaliseren en stimuleren
en stimuleren gebruik openbaar vervoer.
Draagkracht van de omgeving
Er wordt een oplossing geboden voor de aanwezige kleinhandelszaken rekening houdend met de draagkracht van de omgeving. De kleinhandelsconcentratie sluit aan op een woonomgeving. In het RUP zullen maatregelen worden opgenomen om de draagkracht van de omgeving niet te overschrijden. Daarbij dient rekening ge-houden te worden met een optimale functionele en contextuele inpassing in de omgeving op de rand van de kern van Merksplas.
Vandaag zijn minimaal 2 ontsluitingspunten voorzien langs de Veldenbergstraat en 2 ontsluitingspunten langs de Industrieweg. De ontsluiting van de zone wordt onder-zocht en zo nodig geoptimaliseerd.
Parkeren
Een groot gedeelte van de ruimte rond de gebouwen is verhard in functie van parke-ren. In het RUP worden een aantal randvoorwaarden opgenomen om het parkeren te optimaliseren. Vandaag zijn ook parkeerplaatsen aanwezig aan de oostkant (ach-terzijde) van het gebouw. Deze worden hoofdzakelijk gebruikt door personeel, maar zijn voor de klanten niet optimaal gesitueerd.
DEEL 1 TOELICHTINGSNOTA
5 Aandachtspunten en randvoorwaarden
Merksplas – RUP Kleinhandelszone Veja IOK plangroep 13
Voorliggend RUP biedt een oplossing voor de bestaande zonevreemdheidsproble-matiek. Een uitbreiding is mogelijk in functie van de bestaande handelsvoorzienin-gen. Deze uitbreiding gaat niet gepaard met een toename van het aantal klanten en dus ook niet met een toename van het aantal verkeersbewegingen of de nood aan realisatie van bijkomende parkeerplaatsen. Een herinrichting van het parkeerterrein zal leiden tot een meer optimaal en efficiënt gebruik van de parkeerplaatsen.
Integraal waterbeheer
Naast duurzaam ruimtegebruik als vertrekpunt voor de inrichting wordt elke vergun-ningsaanvraag getoetst op andere aspecten van duurzaamheid, zoals duurzaam waterbeheer, duurzaam materiaalgebruik, duurzame energie, , etc. De principes van integraal waterbeheer worden vertaald naar de situatie in het plangebied en ver-werkt in de stedenbouwkundige voorschriften.
Duurzaam bouwen
Het RUP ‘kleinhandelszone Veja’ biedt een oplossing voor een bestaande situatie. Toch dient bij verdere en de toekomstige inrichting van het terrein en de uitvoering van de gebouwen, en bij een eventuele uitbreiding, rekening gehouden te worden met de mogelijkheden in functie van rationeel energiegebruik en/of energiezuinige technieken. Bijvoorbeeld:
beperken van energieverbruik door compact bouwen in relatie tot volume-efficiëntie
het aanbieden van mogelijkheden voor plaatsing van constructies voor zonener-giewinning onderdeel uitmakend van de architecturale uitwerking van het ge-bouw,… Dit dient afgewogen te worden in relatie tot de rol die groendaken kun-nen spelen in functie van duurzaam waterbeheer.
Energiezuinige verlichtingssystemen intern en extern
Het benutten van mogelijkheden op collectieve energie- (elektriciteit-,
warmte-)voorziening
Garanties voor een optimale ruimtelijke inpassing
Bovenstaande principes worden verwerkt in de stedenbouwkundige voorschriften. In deze voorschriften worden een aantal zaken(volumes, afmetingen, inplanting,…) verordenend opgelegd. Dit zijn de krijtlijnen waarbinnen de ontwikkelingen dienen te gebeuren. Bovenstaande principes bieden reeds een aantal garanties voor een optimale ruimtelijke inpassing van de kleinhandelszone. De omgeving en de draag-kracht hiervan zal bepalen op welke wijze het terrein zal ingericht worden. Volumes, afmetingen, buffering, e.d. worden door dit onderzoek bepaald.
Watertoets
Een toetsing van de elementen van de watertoets gebeurde in het kader van de screening op planMER.
Verstoring van de waterhuishouding
Wijziging van infiltratiemogelijkheden – wijziging grondwaterstromen – verdroging
Het onderzoeksgebied is infiltratiegevoelig en matig gevoelig voor grondwaterstro-ming waardoor een toename van verharde oppervlakte, bemalingen en het plaatsen van ondergrondse constructies invloed kunnen hebben op infiltratiemogelijkheden en grondwaterstromingspatronen.
In de stedenbouwkundige voorschriften wordt het principe van integraal waterbe-heer opgenomen: maximaal hergebruik en/of infiltratie, vooraleer het gebufferd afgevoerd wordt via het RWA-stelsel. Deze principes behoren tot regelgeving en moeten uiteraard toegepast worden bij de detailuitwerking van de inrichting van het bedrijventerrein. Daarnaast kan opgelegd worden dat verhardingen zodanig dienen te worden aangelegd dat het hemelwater de mogelijkheid krijgt om door te dringen in de ondergrond door afleiding van het hemelwater naar de onverharde delen, of door het gebruik van waterdoorlatende materialen, tenzij dit vanuit andere regelge-ving niet is toegestaan.
Het aanleggen van ondergrondse constructies kan ingrijpen op het grondwaterstro-mingspatroon, waarbij ook zeker bemalingen in de aanlegfase effect kunnen heb-ben. Het plangebied wordt hoofdzakelijk gekenmerkt door een bodem die matig gevoelig is voor grondwaterstroming. In dergelijke gebieden zal de impact van de te verwachten ondergrondse constructies beperkt blijven. Niettemin zal hierrond een beoordeling dienen te gebeuren op basis van beschikbare kwantitatieve gegevens bij vergunningsaanvragen voor dergelijke constructies (cfr. watertoets).
Om effecten van bemalingen maximaal te vermijden kan bijkomend aanbevolen worden dat bij eventuele bemalingen bij de aanleg van ondergrondse constructies de bouwput afgesloten moet worden en dat het bemalingswater zo snel mogelijk terug in het watersysteem gebracht moet worden, hetzij via retourbemaling, bema-lingswater via retourbemaling weer laten infiltreren in de nabijheid. Het mag niet via het DWA- of gemengd rioleringsstelsel afgevoerd worden.
Op basis van bovenstaande zijn geen significante rechtstreekse effecten te ver-wachten inzake infiltratiemogelijkheden en grondwaterstroming.
Wijziging oppervlaktewaterkwantiteit
Door de bijkomende verharde oppervlakte in het plangebied zal het natuurlijke sys-teem van infiltratie wijzigen. Het hemelwater kan hierdoor versneld afspoelen. De regelgeving inzake integraal waterbeheer is van toepassing, alsook de gewestelijke stedenbouwkundige verordening inzake hemelwaterputten, infiltratie-voorzieningen, buffervoorzieningen en gescheiden lozing van afvalwater en hemelwater. Mits toe-passing van de vastgelegde normen en richtlijnen en naleving van de Code voor Goede Praktijk zullen effecten inzake waterkwantiteit vermeden worden.
14 IOK plangroep Merksplas - RUP Kleinhandelszone Veja
Wijziging van de waterkwaliteit: oppervlaktewater – grondwater – afvoer van afval-water/bijkomende belasting riolering
Aantasting van waterkwaliteit kan optreden door inbreng van vreemde stoffen. Op-pervlaktewaterkwaliteit kan aangetast worden door lozing via zowel punt- als diffusie lozingen. Grondwaterkwaliteit kan aangetast worden door uitloging en lekken van verontreinigende stoffen in de bodem.
Het onderzoeksgebied is gelegen binnen centraal gebied cfr. het zoneringsplan van Merksplas zodat in overleg met de rioolbeheerder de afvoer van het beperkte aan-deel vuilwater richting RWZI gerealiseerd kan worden dan wel een andere zuive-ringsoplossing voorzien kan worden. Naast normale activiteiten is echter ook veront-reiniging bij calamiteiten niet uit te sluiten indien geen specifieke maatregelen ge-nomen worden bij activiteiten die hiervoor risico’s inhouden. Dergelijke specifieke maatregelen dienen wel gedetailleerd en op maat opgelegd te worden bij de verle-ning van de omgevings/milieuvergunning.
In normale situatie bestaat het water dat in de bodem terecht komt uit infiltrerend hemelwater. Verontreiniging van dit hemelwater treedt bij normale activiteiten niet op tenzij het op specifieke verhardingen in aanraking zou komen met koolwaterstof-fen. Hiervoor gevoelige verhardingszones zouden voorzien moeten worden van niet-waterdoorlatende verhardingsmaterialen waarbij de afvoer tegelijk voorzien wordt van een KWS-afscheiding. De vigerende wetgevingen (Bodemdecreet en VLARE-BO) bieden verder voldoende waarborg voor de kwaliteit van het grondwater.
Waterparagraaf
Op basis van de getoetste elementen kan een gunstige beoordeling gebeuren met betrekking tot de watertoets op planniveau voor voorliggend planinitiatief:
– De planinhoud lijkt geen aanleiding te geven tot een significant nadelig of scha-delijk effect op het watersysteem.
– Op basis van de voorziene reguliere maatregelen en randvoorwaarden lijkt met andere woorden geconcludeerd te kunnen worden dat het plan verenigbaar is met de doelstellingen en beginselen van het decreet integraal waterbeleid.
– De doelstellingen zoals bedoeld in artikel 5 van het decreet op het integraal waterbeleid werden in acht genomen bij de opmaak van het plan. Daarbij werd uitgegaan van de relevante beginselen zoals geformuleerd in artikel 6.
Op basis hiervan kan met andere woorden geconcludeerd worden dat het plan de doelstellingen en beginselen, vermeld in artikel 5, 6 en 7 van het decreet integraal waterbeleid, in acht heeft genomen.
PlanMER-screening
Adviesronde
Het verzoek tot raadpleging heeft het dossiernummer SCRPL15249.
Op 11/12/2015 werd aan de dienst MER de adressenlijst opgevraagd in functie van het ‘verzoek tot raadpleging’ voor het RUP Kleinhandelszone Veja.
Het ‘verzoek tot raadpleging’ voor het RUP Kleinhandelszone Veja in het kader van de planMER-screening werd op 08/01/2016 per mail verstuurd naar volgende ad-viesinstanties:
– Provinciebestuur Antwerpen – Dienst Ruimtelijke Planning
– Ruimte Vlaanderen – APL – Antwerpen
– Agentschap Ondernemen
– Departement MOW
– Departement LNE
Op 09/2/2016 werd een herinneringsmail gestuurd aan Departement MOW.
Er werd van alle adviesinstanties een advies ontvangen.
De ingediende adviezen werden verwerkt.
Het volledige screeningsdossier werd overgemaakt aan de dienst MER op 14 april 2016.
Op 13 mei 2016 vroeg de dienst MER het dossier verder te verduidelijken.
Het dossier werd aangevuld op basis van bijkomend onderzoek en op 27/10/2016 opnieuw voor advies overgemaakt aan het departement MOW.
Op 06/12/2016 werd een herinneringsmail verstuurd aan het departement MOW. Het departement MOW liet op 14/12/2016 weten geen opmerkingen te hebben op het dossier.
Het volledige en aangepaste screeningsdossier werd overgemaakt aan dienst MER op 16 december 2016.
Op 23 januari 2017 besliste de dienst MER in het kader van het onderzoek tot mili-eueffectrapportage van het RUP Kleinhandelszone Veja dat het voorgenomen plan geen aanleiding geeft tot aanzienlijke negatieve milieugevolgen en dat de opmaak van een planMER niet nodig is.
Beknopte conclusies planMER-screening
Op basis van de beoordeling van de milieueffecten voor de verschillende relevante disciplines kan geconcludeerd worden dat geen aanzienlijke milieueffecten verwacht worden t.o.v. de referentiesituatie.
Vanuit de discipline fauna en flora kan wel aanbevolen worden
– gebruik van streekeigen en standplaatsgeschikte soorten bij de aanleg van de beplanting
Vanuit de discipline mens worden wel volgende maatregelen opgelegd:
DEEL 1 TOELICHTINGSNOTA
6 Visie en ontwerp
Merksplas – RUP Kleinhandelszone Veja IOK plangroep 15
De bebouwbare oppervlakte in functie van kleinhandel is beperkt en dient inge-plant te worden binnen de bouwzone die hiervoor werd aangeduid op het gra-fisch plan.
In de stedenbouwkundige voorschriften wordt opgenomen dat:
milieubelastende en/of hinderlijke activiteiten die niet door maatregelen bin-
nen het perceel gebufferd kunnen worden niet zijn toegelaten
Seveso-inrichtingen niet zijn toegelaten
Vanuit de discipline mobiliteit wordt volgende bijkomende maatregel opgelegd:
In de stedenbouwkundige voorschriften wordt opgenomen dat het aantal ont-
sluitingspunten niet mag toenemen
In de stedenbouwkundige voorschriften wordt bepaald dat de afstand tussen
2 ontsluitingspunten minimaal 50 m bedraagt
Het aantal parkeerplaatsen in functie van detailhandel wordt beperkt tot het
huidige aantal (200).
en bijkomende maatregelen:
het inzetten van flankerend beleid voor het garanderen van verkeersveilig-
heid en verkeersleefbaarheid in het centrum
potentiële positieve beïnvloeding van de modal split (mogelijk door ligging
nabij fiets- en openbaar vervoerinfrastructuur)
Op 23 januari 2017 besliste de dienst MER in het kader van het onderzoek tot mili-eueffectrapportage van het RUP Kleinhandelszone Veja dat het voorgenomen plan geen aanleiding geeft tot aanzienlijke negatieve milieugevolgen en dat de opmaak van een planMER niet nodig is.
6 Visie en ontwerp
6.1 Ruimtelijke visie voor het gebied
Het RUP biedt een oplossing voor de bestaande zonevreemdheidsproblematiek maar wil een eventuele toekomstige ontwikkeling in functie van KMO/lokale bedrij-vigheid niet uitsluiten. Om deze reden lijkt het opleggen van een dubbele bestem-ming aangewezen waarbij meer vrijheden en mogelijkheden geboden worden voor de bestemming KMO (wat ook de huidige gewestplanbestemming is) en waar speci-fieke voorwaarden worden opgelegd in functie van de kleinhandel. Voor de klein-handel worden dus strengere randvoorwaarden opgelegd.
Bundelen gebouwen en infrastructuur
Het RUP biedt een oplossing voor de bestaande zonevreemdheidsproblematiek. Hierbij wordt uitgegaan van een optimale en duurzame invulling van het terrein. Bijkomende bebouwing dient voorzien te worden aansluitend op het bestaande gebouw.
Optimaliseren bestaande parking
De bestaande site is bijna volledig verhard. Enkel ter hoogte van de Industrieweg is een gedeelte dat nog niet in gebruik genomen is en dat momenteel bebost is. De volledige zone rond het gebouw is verhard. De hoofdparking bevindt zich aan de inkom. Maar ook aan de achterzijde van het gebouw (oostzijde) zijn parkeerplaatsen gelegen. De praktijk wijst echter uit dat deze niet optimaal benut worden.
Verkeersafwikkeling verbeteren
Optimaliseren aantal toegangen
De kleinhandelsconcentratie Veja is vandaag bereikbaar via 4 toegangswegen. Deze worden niet alle vier even frequent gebruikt, maar momenteel ontbreekt elke vorm van signalisatie waardoor er eigenlijk op 4 plaatsen mogelijk conflictsituaties ontstaan met de openbare weg (Industrieweg of Veldenbergstraat).
Vermijden conflictsituaties
Vandaag is de kleinhandelssite in principe via vier toegangen bereikbaar. Zowel langs de Veldenbergstraat als langs de Industrieweg bevinden zich 2 toegangen.
16 IOK plangroep Merksplas - RUP Kleinhandelszone Veja
6.2 Krachtlijnen grafisch plan en stedenbouwkundige voorschriften
KMO-zone
De bestemming KMO blijft behouden. Het RUP heeft de bedoeling om op korte termijn een oplossing te bieden voor de bestaande zonevreemde kleinhandelsvoor-zieningen. De gemeente wil echter de bestemming KMO vrijwaren zodat bij stopzet-ting van de kleinhandelsactiviteiten de zone toch kan ingevuld worden in functie van lokale bedrijvigheid. Concreet betekent dit dat de mogelijkheden van kleinhandel beperkt worden tot het bestaande en beperkte uitbreidingsmogelijkheden. In functie van lokale bedrijvigheid zijn er echter heel wat meer mogelijkheden binnen het plan-gebied. Zo wordt bebouwing in functie van bedrijvigheid niet beperkt binnen een daartoe aangeduide bouwzone.
Het plangebied is gelegen binnen een KMO-zone. De voorschriften in functie van lokale bedrijvigheid worden in dit RUP zo opgebouwd dat integratie van lokale be-drijvigheid binnen de bestaande KMO-zone mogelijk is.
Overdruk kleinhandel
Gebouwen en constructies voor kleinhandel zijn enkel toegelaten binnen de daar-voor voorziene overdruk. Het bestaande kleinhandelsgebouw vormt de basis voor de overdruk. Bijkomend werd rekening gehouden met uitbreidingsmogelijkheden.
Ontsluiting
De ontsluitingspunten worden niet vastgelegd op het grafisch plan. Wel worden er bepalingen opgenomen in de stedenbouwkundige voorschriften naar aantal ontslui-tingspunten en de afstand tussen 2 ontsluitingspunten. Deze maatregelen werden opgenomen om het aantal conflictsituatie met de openbare weg te beperken. De voorschriften worden zo opgemaakt dat het aantal ontsluitingspunten in verhouding staat met de breedte van het perceel aan de straatzijde.
DEEL 1 TOELICHTINGSNOTA
7 Register van percelen waarop een bestemmingswijziging gebeurt die aanleiding kan geven tot planschade, planbaten of compensatie
Merksplas – RUP Kleinhandelszone Veja IOK plangroep 17
7 Register van percelen waarop een bestem-mingswijziging gebeurt die aanleiding kan geven tot planschade, planbaten of compen-satie
Dit is het register, zoals bedoeld in artikel 2.2.2 §1, 7° van de Vlaamse Codex Ruim-telijke Ordening, van de percelen waarop een bestemmingswijziging wordt doorge-voerd die aanleiding kan geven tot een planschadevergoeding, een planbatenhef-fing, een kapitaalschadecompensatie of een gebruikerscompensatie.
Dit register geeft de percelen weer waarop een bestemmingswijziging gebeurt die aanleiding kan geven tot vergoeding of heffing. De opname van percelen in dit regis-ter houdt dus niet in dat sowieso een heffing zal worden opgelegd of dat een ver-goeding kan worden verkregen. Voor elk van de regelingen gelden voorwaarden, uitzonderings- of vrijstellingsgronden die per individueel geval beoordeeld worden. Het register kan geen uitsluitsel geven over de toepassing van die voorwaarden, uitzonderings- of vrijstellingsgronden.
Dit register werd aangemaakt door het plan zoals het gold voor de bestemmingswij-ziging digitaal te vergelijken met het huidige voorliggende plan. Mogelijk verschilt de cartografische ondergrond waarop de bestemmingen werden ingetekend in het oude en het nieuwe plan. Daarom kunnen bij de digitale vergelijking beperkte fouten optreden. Het register moet met dat voorbehoud geraadpleegd worden.
Binnen het plangebied gebeuren geen bestemmingswijzigingen die aanleiding kun-nen geven tot planschade, planbaten of compensatie.
8 Op te heffen voorschriften
Bestemmingen
Het RUP heft volgende gewestplanbestemming op:
Gebieden voor ambachtelijke bedrijven en voor kleine en middelgrote onder-nemingen
De industriegebieden zijn bestemd voor industrieën en ambachtelijke bedrijven in het algemeen.
In het bijzonder moeten die industrieën en ambachtelijke bedrijven in het industrie-gebied worden ondergebracht, die moeten worden afgezonderd van de andere bestemmingen wegens hun aard of wegens economische en sociale redenen, of omdat deze bedrijven niet behoren tot de normale uitrusting van andere gebieden.
De gebieden voor ambachtelijke bedrijven en de gebieden voor kleine en middelgro-te ondernemingen. Deze gebieden zijn mede bestemd voor kleine opslagplaatsen van goederen, gebruikte voertuigen en schroot, met uitzondering van afvalproducten van schadelijke aard.
Verkavelingsvoorschriften van geldende niet vervallen verkavelingen
Er zijn geen goedgekeurde, niet – vervallen verkavelingen gelegen in het plange-bied.
Merksplas – RUP Kleinhandelszone Veja IOK plangroep 19
DEEL 2 Stedenbouwkundige voorschriften
DEEL 2 STEDENBOUWKUNDIGE VOORSCHRIFTEN
1 Terminologie
Merksplas – RUP Kleinhandelszone Veja IOK plangroep 21
1 Terminologie
bouwhoogte
afstand gemeten van het grondpeil tot het hoogste punt van een gebouw
bouwlaag
een doorlopend gedeelte van een gebouw dat begrensd is door (bij benadering) op gelijke hoogte liggende vloeren en plafonds; kelders en zolders worden niet als bouwlaag meegeteld;
bouwlijn
denkbeeldige lijn waarop (een deel van) de gevel van een gebouw geplaatst moet worden
constructie
bouwwerk dat niet zonder voorafgaande voorbereidingen verplaatst kan worden
gebouw
bouwwerk dat een toegankelijke overdekte ruimte vormt die geheel of gedeeltelijk met muren omsloten is
hoofdbestemming
de belangrijkste toegelaten activiteit binnen één bestemmingszone
nevenbestemming
een toegelaten activiteit die ten aanzien van de hoofdbestemming van secundair belang is
rooilijn
huidige of toekomstige grens tussen de openbare weg en de aangelande eigen-dommen, al dan niet vastgelegd door een rooilijnplan
voorgevel
gevel die naar de straat en/of het openbaar domein gericht is
voortuinzone
gedeelte van een perceel tussen rooilijn enerzijds en bebouwing en/of afgesloten buitenruimten anderzijds
DEEL 2 STEDENBOUWKUNDIGE VOORSCHRIFTEN
2 Voorschriften
Merksplas – RUP Kleinhandelszone Veja IOK plangroep 23
2 Voorschriften
Toelichting bij de verordenende voorschriften Verordenende voorschriften
Art. 1 Zone voor lokale bedrijvigheid
categorie van gebiedsaanduiding “bedrijvigheid”
Bestemming
De KMO-zone is een bedrijventerrein uitsluitend bestemd voor lokale bedrijven. Een lokaal bedrijf is een be- en verwerkend bedrijf dat zich voornamelijk richt op de nabije omgeving, dat wat schaal betreft aansluit bij de omgeving en beperkt is van omvang.
De bedrijvigheid kan slaan op productie, verwerking, opslag, vervoer, distributie, voorraadbe-heer…
Om een oplossing te bieden aan de bestaande zonevreemdheidsproblematiek is kleinhandel toegelaten binnen de daartoe aangeduide zone en onder strikte voorwaarden zoals opgenomen bij ‘Inrichting en beheer’.
De nevenbestemming moet in verhouding staan met de hoofdactiviteiten. Ze is mogelijk naast deze hoofdactiviteit.
Het bedrijventerrein is bestemd voor lokale bedrijven met volgende hoofdactivi-teiten:
productie, opslag, bewerking en/of verwerking van goederen;
onderzoeks- en ontwikkelingsactiviteiten
kleinhandel binnen de daartoe aangeduide zone
…
Volgende functie is als nevenactiviteit toegelaten:
Carwash
Een beperkte oppervlakte voor representatieve functies zoals bedrijfskantoren en toonzalen is toegelaten op voorwaarde dat deze activiteiten niet autonoom zijn.
Voor elk bedrijf is ook één bedrijfswoning toegelaten indien deze geïntegreerd wordt in de be-drijfsbebouwing. Deze woningen verhogen de sociale veiligheid.
Per bedrijfsperceel (m.u.v. kleinhandel) zijn volgende activiteiten toegestaan als complementaire functie:
aan het bedrijf gerelateerde representatieve functies;
één bedrijfswoning
De vestiging van louter kleinhandel en niet-complementaire kantoren is niet wenselijk. Er wordt een zone aangeduid waar kleinhandel mogelijk is. Dit houdt in dat er steeds een verwerkende activiteit moet worden uitgevoerd.
De bedrijven mogen geen abnormale hinder, bodem- of luchtvervuiling, geluids-, geur- of trillings-hinder veroorzaken voor de omgeving. Eventuele vormen van hinder naar de omgeving moeten binnen het bedrijventerrein kunnen worden opgelost.
Seveso-inrichtingen zijn inrichtingen zoals bedoeld in artikel 3 §1 1e lid van het ‘Samenwerkings-akkoord van 21 juni 1999 tussen de Federale Staat, het Vlaams Gewest, het Waals Gewest en het Brussels Hoofdstedelijk Gewest betreffende de beheersing van de gevaren van zware onge-vallen waarbij gevaarlijke stoffen betrokken zijn.
Volgende activiteiten zijn niet toegestaan:
louter kleinhandel, m.u.v. in de daartoe aangeduide zone;
autonome kantoren;
milieubelastende en/of hinderlijke activiteiten die niet door maatregelen bin-nen het perceel gebufferd kunnen worden;
Seveso-inrichtingen.
Onder openbare verharde ruimten wordt verstaan: straten, pleinen, parken, parkeervoorzieningen, ... Onder openbare groene ruimten wordt verstaan: graspartijen, bermen, groenvoorziening, ...
Voorbeelden van openbare uitrustingen zijn vuilnisbakken, zitbanken, openbare (sfeer)verlichting, bushokjes, fietsenstallingen en ander straatmeubilair. Voorbeelden van openbare nutsvoorzienin-gen zijn technische elektriciteitscabines, verdeelkasten, constructies m.b.t. de waterhuishouding
Op het bedrijventerrein zijn tevens volgende aan de hoofdbestemming verwante activiteiten en voorzieningen toegestaan, voor zover ze de algemene bestem-ming van de zone niet in het gedrang brengen en de goede ruimtelijke ordening niet schaden:
24 IOK plangroep Merksplas – RUP Kleinhandelszone Veja
Toelichting bij de verordenende voorschriften Verordenende voorschriften
e.d.
openbare verharde en groene ruimten;
openbare uitrustingen en nutsvoorzieningen
Inrichting en beheer Alle werken en handelingen die nodig of nuttig zijn voor de realisatie van de bestemming zijn toegelaten voor zover de goede ruimtelijke ordening niet ge-schaad wordt en voor zover voldaan is aan onderstaande voorwaarden.
De zone dient te worden ingericht als een samenhangend en kwaliteitsvol geheel. Het aanvraag-dossier moet de nodige elementen bevatten om de beoordeling mogelijk te maken. Met het oog op het realiseren van de zone volgens een globaal concept, wordt best een inrichtingsstudie op-gemaakt voor de gehele zone.
1 Globale inrichting
Elke nieuwe ontwikkeling of ingreep dient op een kwalitatieve wijze te worden ingepast in de zone als geheel
Om tot een speelser en meer aantrekkelijk straatbeeld te komen binnen het bedrijventerrein is het wenselijk dat de representatieve bedrijfsruimten op een andere manier worden vormgegeven dan de overige bedrijfsruimten (zoals de bedrijfshal). Dit is o.a. mogelijk door dit deel van het gebouw vooruit te bouwen (zie ook bepalingen plaatsing van de gebouwen), door een ander gevelmateri-aal te gebruiken, door een afwijkende bouwhoogte te voorzien, door een bijzondere volumewer-king, etc. Door de ligging tussen de Veldenbergstraat en de Industrieweg, dienen de gevels die naar deze wegen gericht zijn, afgewerkt te worden als volwaardige voorgevels zodat zij zich op een kwalitatieve wijze inpassen in het straatbeeld.
Referentievoorbeelden waarin het hiervoor omschreven principe toegepast werd
2 Architectuur en materiaalgebruik:
De architectuur van de gebouwen wordt zodanig opgevat dat er een duidelijk onderscheid wordt gemaakt tussen de representatieve bedrijfsruimten ener-zijds en de overige bedrijfsruimten anderzijds.
De gevels gericht naar de Veldenbergstraat en de Industrieweg worden afge-werkt als volwaardige voorgevels.
De gebruikte materialen dienen duurzaam en esthetisch verantwoord te zijn.
Technische installaties en constructies worden geïntegreerd in de bedrijfsge-bouwen of zijn niet zichtbaar van op de openbare weg, tenzij dit om techni-sche redenen niet mogelijk is.
Het plangebied wordt vandaag gekenmerkt door de aanwezigheid van 5 ontsluitingspunten. De zone die in aanmerking komt voor kleinhandel wordt op 4 punten ontsloten naar de voorliggende wegenis. In functie van een optimalisatie en uitbreiding van het bestaande parkeergebeuren dient tevens nagedacht te worden over de locatie van de ontsluitingspunten naar de Industrieweg en de Veldenbergstraat. De ontsluitingspunten worden niet vastgelegd in het RUP. Wel wordt een be-perking opgelegd.
Het aantal ontsluitingspunten wordt beperkt tot maximaal 3, exclusief toegang in functie van de bereikbaarheid van de zone voor de brandweer. Momenteel is er één brandweg voorzien die toegang geeft tot zowel de Industrieweg en tot de Veldenbergstraat.
3 Ontsluiting
per bedrijfsperceel is één toegang tot de hoofdwegenis toegestaan met een breedte van maximum 15 m.
Een uitzondering is toegestaan in volgende gevallen:
Een bijkomende toegang is mogelijk op voorwaarde dat er minstens 50 m afstand is tussen de as van deze toegang en die van een andere gekop-pelde of individuele toegang. Het totaal aantal ontsluitingspunten binnen het plangebied wordt beperkt tot maximum 3.
De inrichting van een brandweg is toegelaten. Brandwegen mogen niet gebruikt worden door bezoekers.
DEEL 2 STEDENBOUWKUNDIGE VOORSCHRIFTEN
2 Voorschriften
Merksplas – RUP Kleinhandelszone Veja IOK plangroep 25
Toelichting bij de verordenende voorschriften Verordenende voorschriften
Mogelijke ontsluitingsstructuur
De inplanting van de vrijstaande gevels van de bebouwing binnen het bedrijventerrein dient in functie van de ruimtelijke kwaliteit alsook in functie van specifieke gebruiksmodaliteiten aan be-paalde voorwaarden te beantwoorden:
- Om een ordelijk en kwalitatief straatbeeld te verkrijgen wordt aan de voorzijde van de bedrijfs-percelen ruimte vrijgehouden voor de aanleg van een kwaliteitsvolle voortuinzone. Deze opge-legde minimale afstand tot het openbaar domein creëert ook de nodige ademruimte in het be-drijventerrein.
- Om ruimtelijke accenten te leggen in de bouwvolumes en een dynamisch straatbeeld tot stand te brengen, wordt wel toegestaan om over 1/3de van de perceelsbreedte een uitbouw met een diepte van maximum 4 m te voorzien voorbij deze grens.
Opdat het laden en lossen gegarandeerd op eigen terrein kan plaatsvinden, wordt in het RUP opgelegd dat gevels met laad- en loskades een minimale afstand van 25 m dienen te respecteren. Deze afstand is afgestemd op de lengte van trekkers met opleggers, en houdt ook rekening met de nodige manoeuvreerruimte.
4 Plaatsing van gebouwen (m.u.v. gebouwen i.f.v. kleinhandel – zie art. 1.1)
De afstand van de voorgevel tot de rooilijn bedraagt minimum15 m, behoudens volgende uitzonderingen:
Over maximum 1/3de van de perceelsbreedte kan een uitbouw voorzien wor-den tot op 11 m van de rooilijn. Deze uitbouw is uitsluitend toegestaan in functie van representatieve bedrijfsruimten.
Voor geveldelen waarin laad- en loskade voor grotere vrachtwagens en op-leggers voorzien worden, bedraagt de afstand van poort tot de rooilijn mini-mum 25 m.
26 IOK plangroep Merksplas – RUP Kleinhandelszone Veja
Toelichting bij de verordenende voorschriften Verordenende voorschriften
Vrijstaande zij- en achtergevels dienen in functie van de brandveiligheid een minimale afstand te bewaren ten opzichte van de perceelsgrens. Op deze manier wordt de toegankelijkheid voor brandweerwagens gegarandeerd. Voor deze gevels bedraagt de afstand minimum 4 m, tenzij dit anders bepaald wordt door de brandweer.
De afstand van vrijstaande zij- en achtergevels ten opzichte van de perceel-grenzen bedraagt minimum 4 m, tenzij de brandweer strengere eisen oplegt.
De architecturaal meer aantrekkelijke functies (i.e. representatieve functies en de bedrijfswoning) worden aan de voorzijde van de bebouwing ingericht. Op deze manier worden monotone, kale gevelpartijen vermeden en bekomt men een meer aantrekkelijk straatbeeld. Een afwijking op dit principe is mogelijk indien het praktisch gezien niet mogelijk is om deze functies aan de voorzijde te voorzien (bijv. te weinig ruimte aan voorzijde) of indien deze functies in de bestaande toestand elders gesitueerd zijn op het bedrijfsperceel. In het laatste geval moet het immers ook mogelijk zijn om uitbreidingen te voorzien aansluitend op de bestaande voorzieningen.
5 Functionele invulling
Representatieve functies evenals de bedrijfswoning worden ingericht aan straatzijde, tenzij dit om functionele redenen niet mogelijk is.
Per bedrijfsperceel bedraagt de gezamenlijke oppervlakte van de representa-tieve bedrijfsruimten maximum 20% van de bebouwbare gelijkvloerse opper-vlakte op het bedrijfsperceel. Minstens de helft daarvan moet op een ongelijk-vloerse verdieping voorzien worden.
De bedrijfswoning moet geïntegreerd zijn in het bedrijfsgebouw en kan uitslui-tend op de verdiepingen worden ingericht. De bruto-vloeroppervlakte be-draagt maximum 200 m². Het volume van de woning bedraagt maximum 1000 m³.
Het parkeren gebeurt binnen het plangebied van het RUP en kan niet afgewenteld worden op het openbaar domein. Wanneer in het plangebied verschillende bedrijven gesitueerd zijn, kan het parkeren gebundeld georganiseerd worden. In functie van een efficiënt ruimtegebruik is dit wense-lijk.
Het is wenselijk om het gebruik van het openbaar vervoer en de fiets te stimuleren. Het gebruik van de fiets kan o.a. gestimuleerd worden door het voorzien van voldoende fietsenstallingen. Hierbij wordt uitgegaan van een realistisch aantal gelet op het personeelsbestand en de bezoe-kers van het (kleinhandels)bedrijf.
6 Parkeren
Het parkeren gebeurt op het eigen terrein. Het parkeren kan georganiseerd worden onder de vorm van individuele parkeervoorzieningen of gebundelde parkeervoorziening (parkings bundelen met parkings van een naastliggend be-drijf).
Elk bedrijf dient op het eigen terrein voldoende fietsenstallingen te voorzien in relatie tot het personeelsbestand en de bezoekers.
Activiteiten kunnen pas vergund worden mits een gunstige mobiliteitstoets; waarbij mobiliteitspro-fiel en bereikbaarheidsprofiel op elkaar afgestemd zijn. Voor activiteiten met een hoge verkeers-dynamiek of een sterke toename van de bestaande dynamiek is de opmaak van een mobiliteits-studie/MOBER aangewezen om deze beoordeling mogelijk te maken.
7 Mobiliteit
Elke vergunningsaanvraag wordt beoordeeld op de toename van de verkeersdy-namiek als gevolg van de voorziene activiteiten. In functie van een gunstige beoordeling op het vlak van mobiliteit moet het mobiliteitsprofiel van de activiteit afgestemd zijn op het bereikbaarheidsprofiel.
De voortuinzone wordt ingericht als een kwalitatieve groene zone. 8 Voortuinzone
De onbebouwde zone tussen de voorgevel en het openbaar domein moet wor-den ingericht als een kwaliteitsvolle semi-publieke voortuinzone met toegang tot de bedrijven, gebundelde parkeervoorzieningen, groenaanleg en/of voorzienin-gen in functie van de waterhuishouding.
DEEL 2 STEDENBOUWKUNDIGE VOORSCHRIFTEN
2 Voorschriften
Merksplas – RUP Kleinhandelszone Veja IOK plangroep 27
Toelichting bij de verordenende voorschriften Verordenende voorschriften
Publiciteit wordt optimaal geïntegreerd in de architectuur van het gebouw en/of in de inrichting van de representatieve voortuinzone. Het aanbrengen van de publiciteit moet op een kwaliteitsvolle wijze gebeuren. Aanplakborden waarbij publiciteit op een aanplakvlak gekleefd wordt, dient bv. gemeden te worden.
Alle specificaties en afmetingen betreffende publiciteit maken integraal deel uit van het aanvraag-dossier.
Referentievoorbeeld integratie publiciteit in het gevelvlak
9 Publiciteit
Publiciteit voor het eigen bedrijf is enkel toegestaan op gevels die uitgeven op het openbaar domein en in de voortuinzone. Publiciteit voor derden is niet toegestaan.
Publiciteit aan gevels moet op kwalitatieve wijze geïntegreerd zijn in de ge-velopbouw/compositie en mag maximum 10% van de geveloppervlakte inne-men. Publiciteit aan gevels mag niet boven het dakvlak uitsteken.
10 Groenaanleg
Gedeelten van het terrein die niet gebruikt worden in functie van de bedrijfsvoe-ring worden maximaal aangeplant.
De beplanting gebeurt in streekeigen en standplaatsgeschikte soorten.
Art. 1.1 Zone voor kleinhandel (overdruk)
Bestemming
Het RUP heeft de bedoeling een oplossing te bieden voor de bestaande kleinhandelszaken. Tege-lijkertijd wordt, binnen de bepalingen van het RUP, de mogelijkheid geboden tot uitbreiding van de bestaande kleinhandelszaken.
Binnen deze overdruk is de oprichting van gebouwen in functie van kleinhandel toegelaten.
Niet toegelaten zijn:
Autonome kantoren
Residentieel wonen
Autonome horeca
Overdekte recreatieve bedrijven
Een beperkte oppervlakte voor representatieve functies zoals bedrijfskantoren is toegelaten op voorwaarde dat deze activiteiten niet autonoom zijn.
Indien het plangebied wordt ingericht in functie van kleinhandel is max. één bedrijfswoning toege-laten. Deze dient geïntegreerd te worden in de bedrijfsbebouwing (zie ook voorschriften van artikel 1)
In functie van kleinhandel zijn volgende complementaire functies toegelaten binnen art. 1.1.
aan het bedrijf gerelateerde representatieve functies;
maximum één bedrijfswoning, geïntegreerd in het gebouw
Inrichting en beheer
Deze voorschriften worden gelezen samen met de voorschriften van artikel 1. In functie van klein-handel worden bijkomende bepalingen opgelegd.
De voorschriften van artikel 1 zijn van toepassing. Indien de zone wordt ingericht in functie van kleinhandel zijn volgende bepalingen bijkomend van toepassing:
1 Bebouwing
28 IOK plangroep Merksplas – RUP Kleinhandelszone Veja
Toelichting bij de verordenende voorschriften Verordenende voorschriften
De zone voor kleinhandel wordt afgebakend op basis van het bestaande gebouw en houdt even-eens rekening met uitbreiding van het gebouw.
Bebouwing binnen de zone voor kleinhandel zone afgebakend o.b.v. van behoefte van Immo Global. Er wordt geen beperking opgelegd naar oppervlakte omdat de bouwzone reeds beperkt is.
Bebouwing i.f.v. kleinhandel wordt voorzien binnen de aangeduide zone
Bouwhoogte: maximum 7m
Tijdens de opmaak van het RUP zijn 200 parkeerplaatsen aanwezig. Aangezien door het RUP geen bijkomende aantal klanten wordt verwacht en dit ook niet gewenst is wordt het aantal par-keerplaatsen beperkt tot het huidige aantal.
2 Parkeren
Het aantal parkeerplaatsen i.f.v. detailhandel bedraagt maximaal 200.
3 Aanleg niet bebouwde zone
Minimaal 10 % van de niet bebouwde zone moet verplicht beplant worden. De groenstructuur ondersteunt eveneens de beeldwaarde van de bedrijfsgebou-wen.
Merksplas – RUP Kleinhandelszone Veja IOK plangroep 29
DEEL 3 Bijlagen
DEEL 3 BIJLAGEN
I Screening op planMER
Merksplas – RUP Kleinhandelszone Veja IOK plangroep 31
I SCREENING OP PLANMER
1 Algemeen
Naar aanleiding van het advies van MOW besliste de dienst MER op 13 mei 2016 tot uitstel van beslissing. Om tegemoet te komen aan de vraag werden tellingen uitgevoerd op de omliggende wegen en werd de screeningsnota aangevuld met deze gegevens.
1.1 Toetsing planMER-plicht
Het plan valt onder de definitie van plan/programma zoals geformuleerd in het DABM. Het plan valt bovendien onder het toepassingsgebied van het DABM gezien het plan bij goedkeuring een kader zal bieden voor het toekennen van vergunningen binnen het onderzoeksgebied. Een stedenbouwkundige vergunning kan enkel ver-leend worden als de aanvraag in overeenstemming is met de bepalingen van het ruimtelijk uitvoeringsplan.
Het RUP vormt het kader voor de toekenning van een vergunning voor een project opgesomd in bijlage I, II of III van het project-m.e.r.-besluit van 10 december 2004, namelijk voor een project opgesomd in:
10a industrieterreinontwikkeling
10b: stadsontwikkelingsprojecten
Het RUP bepaalt echter het gebruik van een klein gebied op lokaal niveau of houdt een kleine wijziging in omdat het plangebied een kleine zone binnen de bestaande KMO-zone zal beslaan waar door het RUP de mogelijkheid zal geboden worden voor de inrichting van kleinhandel. Het RUP wil een oplossing bieden voorde zone-vreemdheidsproblematiek van de bestaande kleinhandel binnen het plangebied. Bij de opmaak van het RUP met haar bestemmingen en voorschriften wordt uitgegaan van het lokale karakter van deze kleinhandel. Het RUP is bijgevolg screeningsge-rechtigd.
Aldus wordt voor het betreffende RUP op basis van een screening geoordeeld of het plan mogelijks aanzienlijke milieueffecten kan hebben.
1.2 Methodologie
De methodologie voor het opstellen van een screening op milieueffecten is qua opbouw en aanpak gebaseerd op de richtlijnen voor het opstellen van een MER, maar de analyses zijn minder diepgaand: in de regel wordt gewerkt met een kwalita-
tieve benadering, waar relevant ook (semi)kwantitatief. Volgende opbouw en aan-pak wordt gevolgd:
Gebiedsafbakening
De contouren van het betrokken RUP bepalen het plangebied. Het studiegebied wordt uitgaande van het plangebied afgebakend in functie van de verwachte reik-wijdte van mogelijke effecten, die kan verschillen naargelang milieudiscipline. De planeigenschappen geven aan welke effecten er waar onderzocht dienen te worden.
Nulalternatief en andere mogelijke alternatieven
Afhankelijk van de doelstelling, de reikwijdte en detailleringsgraad van het voorge-nomen plan en de relatie met het ruimtelijk structuurplan, zijn één of meer types alternatieven relevant voor het onderzoek:
– Locatiealternatieven zijn enkel relevant indien verschillende locaties de facto ruimtelijk, dan wel beleidsmatig mogelijk zijn.
– Uitvoeringsalternatieven kunnen inspelen op eventueel mogelijke alternatieve ontwikkeling binnen het onderzoeksgebied, bv. door het opleggen van specifieke voorschriften m.b.t. bestemming/inrichting/beheer. Ze geven verschillende mo-gelijkheden weer om de doelstelling op een specifieke locatie te realiseren.
– Nulalternatief geeft de situatie weer die zich voordoet wanneer het voorgenomen plan niet doorgaat en het huidige beleid verder gezet wordt.
Het nulalternatief is steevast relevant. Andere alternatieven zijn relevant, voor zover ze redelijk en realistisch zijn rekening houdend met het doel van het voorgenomen plan.
Referentiesituatie
De referentiesituatie is de situatie waartegen eventuele milieueffecten van het RUP afgewogen worden. Hiervoor kan het nulalternatief gebruikt worden, maar voor planMER-screenings vormt dit niet de regel. Bij de effectbeschrijving wordt alleszins de vergelijking gemaakt van geplande toestand versus bestaande toestand (terrein-situatie). Zeker voor eenvoudige dossiers zal de referentietoestand gelijk zijn aan bestaande toestand. Bij de beoordeling van de effecten kan eventueel meer nadruk komen te liggen op het nulalternatief.
Screening mogelijke milieu effecten en vertaling in ingreep – effectschema
Op basis van het voorgenomen plan (inrichtingsmogelijkheden en voorschriften) worden mogelijke milieueffecten gescreend en schematisch weergegeven. Uit dit ingreep – effectenschema komen de disciplines met mogelijk significante effecten tot uiting, die voor verdere bespreking geselecteerd worden. We onderscheiden directe en indirecte effecten; tevens kan een onderscheid gemaakt worden tussen tijdelijke en permanente effecten. In deze fase van planning zonder concrete invul-
32 IOK plangroep Merksplas – RUP Kleinhandelszone Veja
ling hebben tijdelijke effecten uit de aanlegfase minder relevantie en worden daarom buiten beschouwing gelaten.
Milieueffecten kunnen zich voordoen in verschillende milieudisciplines. Daarbij kan een onderscheid gemaakt worden tussen de “primaire” disciplines (lucht, geluid en trillingen, licht, warmte en straling, bodem en watersysteem, mobiliteit) en de “inte-grerende” disciplines (mens, monumenten & landschappen, fauna & flora, klimaat). Deze laatste groep onderscheidt zich van de eerste doordat de effecten zich meest-al voordoen op een indirecte manier, nl. via effecten inzake de primaire disciplines.
Bij de beoordeling van de effecten wordt dit onderscheid meegenomen: de beoorde-ling van de primaire effecten gebeurt telkens t.o.v. de integrerende disciplines. Op die manier wordt een dubbele beoordeling vermeden.
Figuur 5: Interdisciplinaire relaties
Analyse en beoordeling per effectdiscipline
Enkel de ingrepen die op basis van het ingreep - effectenschema aanleiding kunnen geven tot potentieel significante effecten worden meegenomen voor verdere analy-se per discipline: per discipline worden directe en indirecte effecten geanalyseerd en beoordeeld met de referentiesituatie als beoordelingsbasis.
Volgende onderdelen worden telkens besproken:
– Studiegebied (reikwijdte)
– Referentiesituatie
– Analyse van ingrepen en effecten
– Beoordeling effecten
– Conclusie: maatregelen en aanbevelingen
Er wordt een overzicht gegeven van de belangrijkste geraadpleegde bronnen en de belangrijkste elementen van beoordeling. Niet alle bronnen worden steeds systema-tisch geanalyseerd, maar enkel waar dit relevant is vanuit de ingrepen en verwachte effecten. Effectbeoordeling gebeurt in de eerste plaats kwalitatief en (semi-)kwantitatief in de gevallen waar dit relevant is.
Bij de beoordeling wordt er in principe steeds van uitgegaan dat het vigerende sec-toraal juridische kader wordt toegepast, tenzij expliciet anders vermeld.
Tabel 3: planMER-screening: overzicht mogelijke bronnen en beoordelings-aspecten per milieudiscipline
Beschrijving, bronnen Beoordelingsaspecten
Bo
de
m/ w
ate
r
Bodemkaart van België (bodemtextuur, -profiel en waterhuishouding)
Geologische kaart van België
OVAM databank
Eventuele verstoring van bodempro-fiel in relatie tot kwetsbare bodems
Vlaamse hydrologische atlas
Zoneringsplannen
Bekkenbeheerplannen
VMM kartering waterkwaliteit
Waterkwantiteit: oppervlakte verhar-dingen in relatie tot infiltratie
Eventuele lozingen in relatie tot waterkwaliteit en kwaliteitsdoelstellin-gen
Eventuele ingrepen in structuur waterlopen
Watertoetskaarten Gevoeligheid voor overstromingen
Infiltratiegevoeligheid
Gevoeligheid voor erosie
Databank Ondergrond Vlaanderen (DOV)
Grondwaterkwetsbaarheidskaart
Beschermingszones waterwingebieden
Verontreiniging grondwater in relatie tot kwetsbaarheid
Verstoring grondwaterstromen
Ge
luid
Inventaris en analyse van de belangrijkste bestaande geluidsbronnen (verkeerswe-gen, puntbronnen…)
Richtwaarden Vlarem II
Input uit discipline mens - mobiliteit
Kwalitatieve beoordeling in relatie tot bestaande bronnen
LUCHT
LANDSCHAP ERFGOED
LICHT GELUID TRILLINGEN
VERKEER MOBILITEIT
FAUNA EN FLORA
MENS
BODEM WATER
Verkeersleefbaarheid Bereikbaarheid Wijziging verkeersstromen (auto, fiets)
Wijziging geomorfologie Impact archeologie (wijziging bodemprofiel)
Veiligheid (overstromingen) Drinkwaterkwaliteit
bodemverontrei
niging Ecotoopwijziging door - verdroging, vernatting, wijziging kwelmilieu - wijziging bodemprofiel - wijziging grond- oppervlaktewaterkwaliteit - wijziging structuur waterloop
Visuele beleving
hinderaspecten
Vegetatiewijzing traditionele landschappen (KLE, …)
Verstoring ecologische infrastructuur (barrière)
DEEL 3 BIJLAGEN
I Screening op planMER
Merksplas – RUP Kleinhandelszone Veja IOK plangroep 33
Men
s*
Mobiliteitsprofiel – bereikbaarheidsprofiel
Actueel bodemgebruik (orthofoto, land-bouwgebruikspercelen, HAG-kaart,…)
Input uit disciplines lucht, geluid, land-schap
Functiewijziging en wijziging van bodemgebruik
Hinderaspecten (geluid, licht)
Gewijzigde visuele beleving
Wijziging verkeersafwikkeling en verkeersleefbaarheid
Fau
na e
n f
lora
Biologische waarderingskaart van België
Bijzondere beschermingen zoals SBZ (Vogel- en Habitatrichtlijngebied) natuur-reservaten, VEN
Habitatkaart INBO
Input uit disciplines water, lucht, geluid
Biotoopverlies en –wijziging
Versnippering, verstoring ecologische infrastructuur
Verdroging, vernatting
Verstoring door geluid of andere hinderaspecten
Lan
ds
ch
ap
, e
rfg
oed
Orthofoto analyse, terreinkennis
Inventaris Beschermde monumenten, landschappen, dorps- of stadsgezichten
Landschapsatlas (ankerplaats, relictzone)
Landschapskenmerkenkaart
Inventaris onroerend erfgoed
Abiotische verstoring
Landschapsecologische verstoring
Beïnvloeding erfgoedwaarde
Verstoring visuele beleving
Lu
ch
t
Input uit discipline mens –mobiliteit
CAR Vlaanderen
Mogelijk relevant in relatie tot mobili-teit (uitstoot verkeer); voor het overi-ge worden geen significante effecten verwacht
Lic
ht
Kwalitatief benaderen Mogelijk relevant voor gevoelige gebieden
Warmte, straling Deze milieudisciplines worden beschouwd als niet relevante disciplines gelet op de aard en de omvang van de mogelijke ontwikkeling op basis van het voorge-nomen plan.
Energie- en grondstofvoorraden
klimaat
* Mens: ruimtelijke aspecten en hinder, mobiliteit
Watertoets
De planMER-screening levert de nodige informatie om de watertoets voor het plan uit te voeren. Deze informatie wordt aangeleverd vanuit de discipline water, waarin zowel effecten op grondwater (kwaliteit, stromen) als oppervlaktewater (waterber-ging- en buffering, infiltratie, waterkwaliteit, structuurkenmerken waterloop) aan bod komen. Het resultaat wordt weergegeven in de waterparagraaf.
Passende beoordeling
Voor speciale beschermingszones gelegen binnen de potentiële invloedssfeer van het RUP wordt onderzocht of een passende beoordeling nodig is. De eventuele effecten op het aangemelde gebied en de instandhoudingsdoelstellingen worden in
de discipline fauna en flora onderzocht. In de eerste plaats wordt de betrokken SBZ in dat geval expliciet opgenomen in de beschrijving van het studiegebied en in de beschrijving van de referentiesituatie.
Er zijn echter in dit geval geen speciale beschermingszones gelegen binnen of in de directe nabijheid van het onderzoeksgebied, zowel op Nederlands als op Belgisch grondgebied.
Conclusies: maatregelen en aanbevelingen
Bij de conclusie per discipline worden, indien relevant, milderende maatregelen opgenomen.
Indien voor een bepaald aspect sectorale wetgeving bestaat, wordt er bij de beoor-deling van uitgegaan dat deze ook effectief toegepast wordt. De milderende maat-regelen kunnen wel bijkomende elementen voor het RUP opleveren en bijkomende voorwaarden voor vergunningsverlening aangeven.
Er wordt daarbij een onderscheid gemaakt tussen ‘maatregelen’ die als essentieel worden beschouwd, en ‘aanbevelingen’.
Essentiële maatregelen
Dit zijn maatregelen zonder de welke een positieve beoordeling van de planMER-screening (of van een specifieke discipline) niet mogelijk zou zijn. Zonder deze maatregelen is er een reële kans op significante effecten (voor de specifieke disci-pline).
Aanbevelingen
Aanbevelingen zijn maatregelen welke een niet-significant effect nog kunnen ver-zachten. De aanbevelingen kunnen bijvoorbeeld vanuit duurzaamheidsoogpunt aangewezen zijn.
In de planMER-screening wordt geen uitspraak gedaan over het geijkte instrument dat de implementatie van de essentiële maatregelen of aanbevelingen kan garande-ren (tenzij hierover in deze fase al uitsluitsel kan zijn). Uitgangspunt is dat de essen-tiële maatregelen worden doorvertaald in de stedenbouwkundige voorschriften, voor zover deze een ruimtelijke component hebben. Indien dit niet het geval is dan wordt ervan uitgegaan dat de nodige stappen (binnen een ander beleidsdomein) worden genomen. Deze stappen worden dan opgenomen in de toelichtingsnota bij het RUP in overleg met de bevoegde instantie.
1.3 Grensoverschrijdende milieueffecten
Grensoverschrijdende effecten zijn bij voorliggend RUP – gelet op de ligging, de aard en omvang van de ingrepen – niet te verwachten.
34 IOK plangroep Merksplas – RUP Kleinhandelszone Veja
1.4 Gebruik hulpbronnen
Bij de beoordeling wordt er gescreend op eventuele significante effecten als gevolg van het gebruik van hulpbronnen. Significante effecten op dit vlak zijn bij voorlig-gend RUP – gelet op de aard en omvang van de ingrepen – niet te verwachten.
1.5 Leemten in de kennis
Er zijn geen leemten in de kennis van die aard dat ze een significante invloed op de beoordeling kunnen hebben.
1.6 Cumulatieve projecten
Actueel zijn er geen specifieke plannen of projecten in de omgeving van de deelge-bieden die gezien de aard en de reikwijdte dermate afwijken van autonome ontwik-keling dat ze rechtstreeks kunnen resulteren in cumulatieve effecten.
1.7 Alternatieven
1.7.1 Locatiealternatieven
Voorliggend RUP wordt opgemaakt om een oplossing te bieden voor de zone-vreemdheidsproblematiek van de bestaande kleinhandel Veja. Het RUP wil een ruimtelijk aanvaardbare oplossing bieden voor deze specifieke situatie. Het in over-weging nemen van alternatieve locaties is hier niet aan de orde.
Eventueel mogelijke uitvoeringsalternatieven zijn:
– Ruimere of beperktere mogelijkheden inzake toegelaten activiteiten
– Ruimer of beperktere mogelijkheden inzake toegelaten bebouwing.
1.7.2 Nulalternatief
Indien het RUP niet zou worden opgemaakt, dan blijft de huidige bestemming van het onderzoeksgebied van kracht. Dit betekent dat de gewestplanbestemming ‘zone voor ambachtelijke bedrijven en KMO’ van toepassing blijft.
1.8 Referentiesituatie
Voor de analyse van de mogelijke effecten wordt de bestaande toestand als referen-tiesituatie genomen en wordt dus een vergelijking gemaakt tussen de geplande
toestand en de bestaande toestand (terreinsituatie). Voor deze referentiesituatie kan dus verwezen worden naar de bespreking van de bestaande toestand.
De (kleinhandels)activiteiten kunnen als behoorlijk vergund worden beschouwd.
Kort samengevat wordt de referentiesituatie als volgt genomen voor de screening op milieu-effecten:
Zone voor ambachtelijke bedrijven en KMO met een behoorlijk vergund geachte kleinhandelsactiviteit binnen vergunde gebouwen.
Een vergunde self-carwash
De mogelijkheid om bijkomende gebouwen/verhardingen in functie van de ge-westplanbestemming (KMO) op te richten.
2 Beoordeling milieueffecten
2.1 Ingrepen, effecten en relevante milieudisciplines
2.1.1 Ingrepen
Ingreep Kwanti-tatief
Kwalitatieve omschrijving
Infrastructuur binnen plangebied
Behoud bestaande bebouwing Ifv kleinhandel
Aanleggen van nieuwe bebouwing Uitbreiding van de bestaande kleinhan-delsruimte
Behoud bestaande verharding Behoud bestaande verharding ifv ont-sluiting, interne circulatie en inrichting parkeerterrein
Aanleggen bijkomende verharding Voorzien van bijkomende parking i.f.v. kleinhandelsactiviteiten
Activiteiten binnen plangebied
Bestendigen en uitbreiden van de kleinhandelsactiviteiten en behoud van de self-carwash
Kleinhandel + self-carwash
Verkeersafwikkeling + parkeren Ontsluiting, circulatie en parkeren i.f.v. kleinhandelsactiviteit.
DEEL 3 BIJLAGEN
I Screening op planMER
Merksplas – RUP Kleinhandelszone Veja IOK plangroep 35
2.1.2 Selectie van relevante milieudisciplines
In de planMER-screening worden de effecten van het plan op de verschillende dis-ciplines onderzocht. Voor de evaluatie van de effecten die het plan teweeg zal bren-gen worden bepaalde disciplines als relevant beschouwd. Er wordt een onderscheid gemaakt tussen deze sleuteldisciplines, optiedisciplines en niet relevante discipli-nes.
Het feit dat bepaalde ingrepen binnen bepaalde milieudisciplines onomkeerbare en dus permanente effecten veroorzaken, klasseert hen onder de noemer sleuteldisci-plines.
De deeldisciplines ‘geluid’ en ‘licht’ worden niet als aparte disciplines in aanmerking genomen, maar zullen besproken worden onder de receptordiscipline mens (hinder-aspecten) en/of fauna en flora.
De discipline ‘lucht (gezondheid)’ wordt niet weerhouden als relevante discipline in het kader van dit RUP. De bestaande luchtkwaliteit in de omgeving kan gekenmerkt worden op basis van volgende gegevens met betrekking tot stikstofdioxide (NO2) en fijn stof (PM10) (bron: geoloket VMM):
– Aantal overschrijdingen norm PM10 daggemiddelde (2010-2012): 11-15 over-schrijdingen van 50µg/m³
– PM10 jaargemiddelde (2010-2012): 21-25 µg/m³
– NO2jaargemiddelde (2010-212): 16-20 µg/m³ en 26-30 µg/m³
– Totale index (gemiddelde 2010-2012: index van 4 (vrij goed)
Er kan worden aangenomen dat de luchtkwaliteit in de ruime omgeving van het onderzoeksgebied vrij goed is. Omdat binnen de voorschriften van het RUP moge-lijkheden worden geboden voor de bestaande kleinhandel, kan ervan uitgegaan worden dat deze geen emissies zullen hebben die zodanig zijn dat ze de luchtkwali-teit in gevaar kunnen brengen. Bovendien zal het instrument van de milieuvergun-ning steeds nagaan of de te verwachten emissies conform de regelgeving zijn. Om deze reden wordt de discipline lucht in de screening aldus niet verder onderzocht.
De disciplines ‘warmte en stralingen’, ‘klimaat’ en ‘aanspraak op energie- en grond-stofvoorraden’ worden niet weerhouden als relevante discipline in het kader van dit RUP. Deze disciplines dienen dus niet onderzocht te worden; de aard en omvang van de ingrepen is immers niet van die aard dat een significant effect binnen deze disciplines kan verwacht worden.
Tabel 4: selectie van relevante en niet relevante disciplines voor het plan
Discipline Sleuteldisci-pline
Optiediscipline Niet relevante discipline
Bodem X
Water: grondwater en oppervlaktewater X
Fauna en flora en biodiversiteit X
Landschap, bouwkundig erfgoed en archeologie
X
Mens – ruimtelijke aspecten en hinder X
Mens- mobiliteit X
Geluid X
Licht X
Lucht (gezondheid) X
Warmte en stralingen X
Energie- en grondstofvoorraden X
Klimaat X
2.1.3 Analyse van mogelijk voorkomende effecten
Ingreep- effectschema
Onderstaand ingreep-effectschema geeft een overzicht van mogelijk significante effecten per ingreep voor de verschillende milieudisciplines.
Tabel 5: ingreep-effectenschema
Onderzoeksdisciplines
Bo
de
m
Wa
ter
Mo
bilit
eit
Fau
na e
n
Flo
ra
Men
s
Erf
go
ed
en
la
nd
sch
ap
Ingrepen
Infrastructuur binnen plangebied MS MS MS MS MS MS
Activiteiten binnen plangebied N MS MS MS MS N
N: waarschijnlijk niet significant effect; evt. effect beperkt in omgang en tijd / MS: mogelijk significant effect
De tabel laat toe op basis van mogelijk significante effecten een selectie te maken van nader te onderzoeken ingreep – effectrelaties: verder te onderzoeken zijn de effecten die als MS (mogelijk significant) worden aangeduid.
36 IOK plangroep Merksplas – RUP Kleinhandelszone Veja
De disciplines “bodem” en “water” worden doorgaans samen besproken gezien de nauwe afstemming binnen het fysisch systeem.
De disciplines “mens” en “fauna en flora” zijn receptordisciplines. Effecten op het vlak van “licht” en “geluid” concentreren zich doorgaans op een indirecte manier op deze receptordisciplines. De optiedisciplines “geluid” en “licht” worden daarom niet afzonderlijk onderzocht en beoordeeld, maar wel meegenomen in de beoordeling bij “mens” en “fauna en flora”.
2.2 Beoordeling discipline Bodem en water
2.2.1 Studiegebied
In eerste instantie vormt het plangebied het studiegebied. Eventuele watersysteem-relaties worden mee in acht genomen.
2.2.2 Referentiesituatie
Voor de weergave van de referentiesituatie wordt verwezen naar de beschrijving van het fysisch systeem in het hoofdstuk ‘Bestaande ruimtelijke structuur’ in deel I.
Volgende aspecten zijn van belang voor de beoordeling:
Er is geen waterloop gelegen in het plangebied. Het plangebied is niet gelegen in mogelijk of effectief overstromingsgevoelig gebied.
De bodem is matig gevoelig voor grondwaterstromingen en is infiltratiegevoelig.
Het betreft een zeer droge tot matig natte zandbodem met een duidelijk ijzer en/of humus B horizont.
2.2.3 Analyse van ingrepen – effecten
Ingrepen
Volgende ingrepen leiden tot mogelijke significante effecten:
– Infrastructuur binnen plangebied
Behoud bestaande bebouwing
Aanleggen nieuwe bebouwing
Aanleggen bijkomende verharding
– Activiteiten binnen het plangebied
Verkeersafwikkeling + parkeren
Effecten
Gezien de ingrepen worden volgende potentiële effecten beoordeeld:
– verstoring van bodem en natuurlijk reliëf
– verstoring van de waterhuishouding
wijziging van infiltratiemogelijkheden – wijziging grondwaterstromen – ver-
droging
wijziging oppervlaktewaterkwantiteit
wijziging waterkwaliteit – bijkomende belasting riolering
Gezien het plangebied niet gelegen is langsheen een waterloop en tevens niet in overstromingsgevoelig gebied worden geen effecten met betrekking tot structuur-kwaliteit van waterlopen, waterbergingscapaciteit, overstromingsregime en veilig-heid tegen overstromingen verwacht.
2.2.4 Beoordeling van de effecten
Verstoring van bodemprofiel en natuurlijk reliëf
Het RUP voorziet extra mogelijkheden voor bebouwing en verharding i.f.v. kleinhan-del aansluitend bij de bestaande bebouwing en verharding. Deze extra bebou-wing/verharding betekent een bijkomende inname in vergelijking met de bestaande toestand. Dit betekent dus per definitie een verstoring van het aanwezige bodem-profiel. Dit effect kan niet gemilderd worden. De impact wordt echter minimaal inge-schat.
Binnen het terrein zijn weinig reliëfverschillen aanwezig met een overwegende hel-lingsgraad van <0.5% tot 5%, zonder aanwezigheid van specifieke microreliëfele-menten. Voor de ingrepen binnen het plangebied zijn geen bijzondere reliëfwerken vereist en blijft het bestaande reliëf zo veel mogelijk behouden.
Voor dit onderdeel worden geen significante effecten verwacht.
Verstoring van de waterhuishouding
Wijziging van infiltratiemogelijkheden – wijziging grondwaterstromen – verdroging
Het onderzoeksgebied is infiltratiegevoelig en matig gevoelig voor grondwaterstro-ming waardoor een toename van verharde oppervlakte, bemalingen en het plaatsen van ondergrondse constructies invloed kunnen hebben op infiltratiemogelijkheden en grondwaterstromingspatronen.
In de stedenbouwkundige voorschriften wordt het principe van integraal waterbe-heer opgenomen: maximaal hergebruik en/of infiltratie, vooraleer het gebufferd afgevoerd wordt via het RWA-stelsel. Deze principes behoren tot regelgeving en moeten uiteraard toegepast worden bij de detailuitwerking van de inrichting van het bedrijventerrein. Daarnaast kan opgelegd worden dat verhardingen zodanig dienen
DEEL 3 BIJLAGEN
I Screening op planMER
Merksplas – RUP Kleinhandelszone Veja IOK plangroep 37
te worden aangelegd dat het hemelwater de mogelijkheid krijgt om door te dringen in de ondergrond door afleiding van het hemelwater naar de onverharde delen, of door het gebruik van waterdoorlatende materialen, tenzij dit vanuit andere regelge-ving niet is toegestaan.
Het aanleggen van ondergrondse constructies kan ingrijpen op het grondwaterstro-mingspatroon, waarbij ook zeker bemalingen in de aanlegfase effect kunnen heb-ben. Het plangebied wordt hoofdzakelijk gekenmerkt door een bodem die matig gevoelig is voor grondwaterstroming. In dergelijke gebieden zal de impact van de te verwachten ondergrondse constructies beperkt blijven. Niettemin zal hierrond een beoordeling dienen te gebeuren op basis van beschikbare kwantitatieve gegevens bij vergunningsaanvragen voor dergelijke constructies (cfr. watertoets).
Om effecten van bemalingen maximaal te vermijden kan bijkomend aanbevolen worden dat bij eventuele bemalingen bij de aanleg van ondergrondse constructies de bouwput afgesloten moet worden en dat het bemalingswater zo snel mogelijk terug in het watersysteem gebracht moet worden, hetzij via retourbemaling, bema-lingswater via retourbemaling weer laten infiltreren in de nabijheid. Het mag niet via het DWA- of gemengd rioleringsstelsel afgevoerd worden.
Op basis van bovenstaande zijn geen significante rechtstreekse effecten te ver-wachten inzake infiltratiemogelijkheden en grondwaterstroming.
Wijziging oppervlaktewaterkwantiteit
Door de bijkomende verharde oppervlakte in het plangebied zal het natuurlijke sys-teem van infiltratie wijzigen. Het hemelwater kan hierdoor versneld afspoelen. De regelgeving inzake integraal waterbeheer is van toepassing, alsook de gewestelijke stedenbouwkundige verordening inzake hemelwaterputten, infiltratie-voorzieningen, buffervoorzieningen en gescheiden lozing van afvalwater en hemelwater. Mits toe-passing van de vastgelegde normen en richtlijnen en naleving van de Code voor Goede Praktijk zullen effecten inzake waterkwantiteit vermeden worden.
Wijziging van de waterkwaliteit: oppervlaktewater – grondwater – afvoer van afval-water/bijkomende belasting riolering
Aantasting van waterkwaliteit kan optreden door inbreng van vreemde stoffen. Op-pervlaktewaterkwaliteit kan aangetast worden door lozing via zowel punt- als diffusie lozingen. Grondwaterkwaliteit kan aangetast worden door uitloging en lekken van verontreinigende stoffen in de bodem.
Het onderzoeksgebied is gelegen binnen centraal gebied cfr. het zoneringsplan van Merksplas zodat in overleg met de rioolbeheerder de afvoer van het beperkte aan-deel vuilwater richting RWZI gerealiseerd kan worden dan wel een andere zuive-ringsoplossing voorzien kan worden. Naast normale activiteiten is echter ook veront-reiniging bij calamiteiten niet uit te sluiten indien geen specifieke maatregelen ge-nomen worden bij activiteiten die hiervoor risico’s inhouden. Dergelijke specifieke
maatregelen dienen wel gedetailleerd en op maat opgelegd te worden bij de verle-ning van de omgevings/milieuvergunning.
In normale situatie bestaat het water dat in de bodem terecht komt uit infiltrerend hemelwater. Verontreiniging van dit hemelwater treedt bij normale activiteiten niet op tenzij het op specifieke verhardingen in aanraking zou komen met koolwaterstof-fen. Hiervoor gevoelige verhardingszones zouden voorzien moeten worden van niet-waterdoorlatende verhardingsmaterialen waarbij de afvoer tegelijk voorzien wordt van een KWS-afscheiding. De vigerende wetgevingen (Bodemdecreet en VLARE-BO) bieden verder voldoende waarborg voor de kwaliteit van het grondwater.
2.2.5 Conclusie: maatregelen en aanbevelingen
Er kan geoordeeld worden dat er geen aanzienlijke effecten met betrekking tot de discipline bodem en water te verwachten zijn.
Waterparagraaf
Op basis van de getoetste elementen kan een gunstige beoordeling gebeuren met betrekking tot de watertoets op planniveau voor voorliggend planinitiatief:
– De planinhoud lijkt geen aanleiding te geven tot een significant nadelig of scha-delijk effect op het watersysteem.
– Op basis van de voorziene reguliere maatregelen en randvoorwaarden lijkt met andere woorden geconcludeerd te kunnen worden dat het plan verenigbaar is met de doelstellingen en beginselen van het decreet integraal waterbeleid.
– De doelstellingen zoals bedoeld in artikel 5 van het decreet op het integraal waterbeleid werden in acht genomen bij de opmaak van het plan. Daarbij werd uitgegaan van de relevante beginselen zoals geformuleerd in artikel 6.
Op basis hiervan kan met andere woorden geconcludeerd worden dat het plan de doelstellingen en beginselen, vermeld in artikel 5, 6 en 7 van het decreet integraal waterbeleid, in acht heeft genomen.
2.3 Beoordeling discipline mobiliteit
2.3.1 Studiegebied
In eerste instantie vormt het onderzoeksgebied het studiegebied. Relaties met de omgeving worden bijkomend meegenomen:
– Invloed van mobiliteit op de leefbaarheid in de onmiddellijke omgeving van het onderzoeksgebied
– Invloed van de verkeersbewegingen op de directe omgeving
38 IOK plangroep Merksplas – RUP Kleinhandelszone Veja
2.3.2 Referentiesituatie
Beschrijving van de referentiesituatie
Voor de weergave van de referentiesituatie wordt verwezen naar de beschrijving van het aspect mobiliteit in het hoofdstuk ‘Bestaande ruimtelijke structuur’ in deel I.
Huidige intensiteiten en capaciteiten van het omliggende wegennet
Intensiteiten
In de week van 26 september 2016 gebeurden tellingen op de Industrieweg, de Veldenbergstraat en de Dennenstraat (verbindingsweg naar de Steenweg op Hoog-straten). Deze tellingen gebeurden op dinsdag en donderdag tijdens de spitsuren, namelijk van 7u tot 9 u en van 16 u tot 18u.
Figuur 6: Tellocaties omliggende wegen
In de telling werd een onderscheid gemaakt naar voertuig (tweewieler, auto, bestel-wagen, vrachtwagen en trailer).
In onderstaande tabellen wordt het resultaat van de tellingen weergegeven uitge-drukt in pae (personenauto-equivalent). Hierbij wordt uitgegaan van onderstaande omzettingen naar personenauto-equivalent.
Fiets / bromfiets 0,2
motorfiets 0,4
personenauto 1
vrachtauto 1,5
vrachtwagen 2,3
In de tellingen zelf werd geen onderscheid gemaakt tussen fiets/bromfiets en motor-fiets waardoor bij onderstaande berekeningen van de pae telkens uitgegaan werd van 0,4 pae per tweewieler (waardoor eerder een overschatting gebeurt). Het resul-terend aantal pae werd steeds naar boven afgerond.
In het rood worden de hoogste waarden aangeduid per rijrichting. Met deze waar-den wordt verder gewerkt om de spitsuurintensiteit per rijrichting te vergelijken met de capaciteit van de weg.
Dennenstraat 27/09/2016
07:00-09:00u
27/09/2016
16:00-18:00
29/09/2016
07:00-09:00u
29/09/2016
16:00-18:00
Aankomend verkeer (richting Veldenbergstraat)
5 34 13 41
Wegrijdend verkeer (richting Steenweg op Hoogstraten)
38 29 39 34
Industrieweg 27/09/2016
07:00-09:00u
27/09/2016
16:00-18:00
29/09/2016
07:00-09:00u
29/09/2016
16:00-18:00
Aankomend verkeer (richting Vaartstraat)
48 58 52 54
Wegrijdend ver-keer (richting doodlopende straat)
47 31 52 28
DEEL 3 BIJLAGEN
I Screening op planMER
Merksplas – RUP Kleinhandelszone Veja IOK plangroep 39
Veldenbergstraat 27/09/2016
07:00-09:00u
27/09/2016
16:00-18:00
29/09/2016
07:00-09:00u
29/09/2016
16:00-18:00
Aankomend verkeer (richting Denne-straat)
95 79 104 91
Wegrijdend verkeer (richting Vaartstraat)
133 77 106 97
Capaciteit omliggende wegen
Voor een inschatting van de capaciteit van de omliggende wegen (Industrieweg, Veldenbergstraat en Dennenstraat) wordt meestal uitgegaan van de gebruikelijk gehanteerde capaciteitsgegevens bij Mobers (zie onderstaande tabel). Hierbij wordt gebruik gemaakt van de capaciteitsbepaling in functie van leefbaarheid. Aangezien deze kentallen opgemaakt zijn op maat van een grotere stad wordt verder gewerkt met een interpretatie van de kengetallen op maat van de gemeente Merksplas en op maat van de directe omgeving van het onderzoeksgebied. Dit om een overschatting van de capaciteit te vermijden. Zo wordt voor de Dennenstraat uitgegaan van een maximale capaciteit in functie van de leefbaarheid van 100 pae/uur/richting. Voor de Industrieweg en de Veldenbergstraat wordt uitgegaan van maximum 150 pae/uur/richting.
Tabel 6: Gebruikelijke kengetallen capaciteit wegvakken (in een grotere stad)
Bron: Mobiliteitsacademie (IMOB en VSV), studiedag ‘Opstellen van Mobers’, 29 mei 2008, presentatie door
Tritel.
wegcategorie omschrijving theoretische capaciteit
(pae/u/richting)
capaciteit i.f.v. leefbaarheid
(pae/u/richting)
primair omlegging 2x2, be-perkt aantal kruispun-ten
3600 3600
secundair (hoofdin-valsweg)
2x2, in bebouwde kom groot aantal kruispun-ten
2400 2000
2x1, met weinig tot geen kruispunten en scheiding verkeers-deelnemers
1800 1800
stedelijke hoofd-straat
2x1, groot aantal kruispunten en schei-ding verkeersdeelne-mers
1200 1200
lokale verbindings-weg 2x1, groot aantal
kruispunten
1000
650 interne ontslui-
tingsweg
wijkverzamelweg 2x1, groot aantal kruispunten
400
woonstraat 2x1 geen scheiding verkeersdeelnemers
250
40 IOK plangroep Merksplas – RUP Kleinhandelszone Veja
Verhouding intensiteiten / capaciteiten
Onderstaande tabel geeft aan hoe de spitsuurintensiteit zich verhoudt tot de capaci-teit per rijrichting. Hieruit blijkt dat in de referentiesituatie de omliggende wegen over een voldoende grote capaciteit beschikken om het aantal verkeersbewegingen tij-dens het spitsuur op te vangen.
Weg / rijrichting Capaciteit (pae/uur/richting) spitsuurintensiteit3
Dennenstraat - aankomend verkeer
100 21
Dennenstraat - wegrijdend verkeer
100 20
Industrieweg - aankomend verkeer
150 29
Industrieweg – wegrijdend verkeer
150 26
Veldenbergstraat - aanko-mend verkeer
150 52
Veldenbergstraat - aanko-mend verkeer
150 66,5
2.3.3 Analyse van ingrepen – effecten
Ingrepen
Volgende ingrepen leiden tot mogelijke significante effecten:
– Activiteiten binnen het plangebied
Bestendigen en uitbreiden van de kleinhandelsactiviteiten en behoud van de
self-carwash
Verkeersafwikkeling + parkeren
Effecten
Gezien de ingrepen worden volgende potentiële effecten beoordeeld:
– verkeersgeneratie - verhoogde wegbelasting
– impact op verkeersveiligheid en verkeersleefbaarheid in de omgeving
– Potenties voor een positieve beïnvloeding van de modal split
– Ruimtebeslag parkeren
–
3 Voor de berekening van de spitsuurintensiteit wordt uitgegaan het hoogste aantal pae per rijrichting.
Aangezien de tellingen gebeurden over 2 uur wordt dit aantal pae gedeeld door 2 om zo tot de maximale intensiteit per spitsuur te komen.
2.3.4 Beoordeling van de effecten
Bijkomende verkeersgeneratie - verhoogde wegbelasting
Het RUP voorziet een bestendiging van de bestaande kleinhandelszaken en de mogelijkheid tot uitbreiding van deze kleinhandel. De uitbreiding van gebouw is nodig in functie van een optimalisatie van de interne organisatie en de mogelijkheid tot het voorzien van bijkomende opslag bij de bestaande winkels. Tegelijkertijd wordt een optimalisatie van de bestaande parking en een uitbreiding van deze par-king mogelijk gemaakt. Deze uitbreiding van de parking is noodzakelijk om het wild-parkeren op het openbaar domein te beperken. De uitbreidingsmogelijkheden cre-eren geen nieuw aanbod voor kleinhandel, maar bieden de mogelijkheid tot optima-lisatie en uitbreiding van de bestaande kleinhandel.
De bestaande webwinkelactiviteiten blijven beperkt en zijn niet de reden voor een uitbreiding van de bestaande kleinhandelszaak. De webwinkel beperkt zich tot de verkoop van goederen die in de winkel aanwezig zijn. Het aantal verkeersbewegin-gen die door de webwinkelactiviteit gegenereerd wordt, beperkt zich tot maximum 1 per dag (overmaken pakketjes aan de post). Door de aanwezigheid van de webwin-kel zullen daarnaast ook aan aantal verkeersbewegingen naar de winkel toe verme-den worden.
Het RUP voorziet in het behoud en beperkt uitbreiden van de handelsactiviteiten. De uitbreiding beperkt zich tot een uitbreiding in functie van de interne organisatie en gebeurt niet omwille van een bijkomende handelsactiviteit of in functie van webwin-kelactiviteiten.
De huidige invulling en daarmee gepaard gaande verkeersgeneratie blijft behouden.
Om de impact op de omgeving op het vlak van mobiliteit in kaart te brengen, ge-beurden er tellingen in de directe nabijheid van de site. Op basis van deze tellingen kon de spitsuurintensiteit vergeleken worden met de capaciteit (in functie van ver-keersleefbaarheid) van de wegen. Hieruit blijkt dat de capaciteit van de omliggende wegen voldoende groot is om de huidige verkeersgeneratie op te vangen.
Het RUP voorziet in de bestendiging van de bestaande activiteiten op de huidige locatie. Het RUP voorziet eveneens in een uitbreiding van de gebouwen. Deze uit-breiding gaat niet gepaard met een extra verkeersgeneratie maar is noodzakelijk in functie van een optimalisatie van de interne werking. Het aantal handelsactiviteiten blijft beperkt tot het huidig aantal.
Het aantal bijkomende verkeersbewegingen zal met andere woorden nagenoeg ongewijzigd blijven in vergelijking met de huidige situatie. Er is nagenoeg geen bij-komende verkeersgeneratie te verwachten wat dus ook niet zal resulteren in een significant verhoogde wegbelasting.
DEEL 3 BIJLAGEN
I Screening op planMER
Merksplas – RUP Kleinhandelszone Veja IOK plangroep 41
Impact op de verkeersveiligheid en verkeersleefbaarheid in de omgeving
Voorliggend RUP betreft een bestendiging en (beperkte) uitbreiding van de be-staande kleinhandelsvoorzieningen. Vandaag zijn 2 in-/uitritten voorzien langs de Veldenbergstraat en 2 in-/uitritten langs de Industrieweg in functie van de bestaande kleinhandelszaak, self-carwash en de huidige parking. In de stedenbouwkundige voorschriften worden randvoorwaarden opgelegd inzake ontsluiting. Zo wordt in de stedenbouwkundige voorschriften opgenomen dat het aantal ontsluitingspunten niet mag toenemen. Tevens wordt er een minimale afstand opgelegd tussen 2 ontslui-tingspunten van 50 m. Dit om te voorkomen dat een willekeurig aantal ontsluitings-punten kan worden voorzien. Om de verkeersveiligheid en verkeersleefbaarheid te garanderen moet ook in flankerend beleid enkele maatregelen genomen worden zoals een strikte opvolging van snelheidsbeperkingen, garanderen van de over-steekbaarheid,… Er wordt geen significant negatieve impact op de verkeersveilig-heid en verkeersleefbaarheid verwacht. Door het voorzien van voldoende parkeer-voorzieningen op het eigen terrein en het optimaliseren van het gebruik hiervan, kan het RUP zelfs een verbetering van de verkeersleefbaarheid betekenen.
Potenties voor een positieve beïnvloeding van de modal split
Openbaar vervoer
De dichtstbijzijnde aansluiting (bushalte) van de Lijn bevindt zich op de Steenweg op Hoogstraten (ten oosten van het plangebied), op ca. 550m van het plangebied. De openbaar vervoersassen in het zuiden (Steenweg op Rijkevorsel – Molenzijde) en in het westen (Steenweg op Wortel) liggen op 750 tot 1000m van het plangebied.
Figuur 7: Openbaar vervoersnetwerk De lijn: reisweg + bushalte
Fietsnetwerk
Bovenstaande openbaar vervoersassen vallen samen met de functionele fietsroutes (BFF, provincie Antwerpen 2012). Het fietsknooppuntennetwerk (oranje lijn) loopt ten zuiden van de KMO-zone Veldenberg langs de Vaartstraat.
Figuur 8: Fietsknooppuntennetwerk
Conclusie
Het plangebied is niet optimaal ontsloten door het openbaar vervoer. De dichtstbij-zijnde bushalte bevindt zich op ca. 550m. Het fietsroutenetwerk loopt op de grens met de KMO-zone Veldenberg. Het plangebied heeft potenties voor ontsluiting via alternatieve vervoerswijzen en dus voor een positieve beïnvloeding van de modal split. Vooral de nabije ligging van de fietsinfrastructuur biedt potenties voor cliënteel en werknemers. De dichtstbijzijnde bushalte bevindt zich op 550 m van de site. Voor bepaalde doelgroepen is deze afstand zeker haalbaar om voor het openbaar ver-voer te kiezen. Een flankerend beleid dat bijdraagt tot het optimaliseren van deze potenties lijkt aangewezen. Het personeelsbeleid kan erop gericht zijn fiets- en/of openbaar vervoer te stimuleren in functie van woon- werkverkeer. Hieronder kan bv. Verstaan worden het aanbieden van douchemogelijkheden voor fietsers, het geven van een fietsvergoeding, terugbetaling van het openbaar vervoer,… Ook bij het cliënteel kan het gebruik van alternatieve vervoerswijzen met enkele eenvoudige maatregelen gestimuleerd worden bv. Aantrekkelijke en optimaal gelegen fietsen-stalling; aandacht voor conflictsituaties met zwakke weggebruikers in interne ver-keerscirculatie, voeren van sporadisch acties om alternatief gebruik te stimuleren,…
42 IOK plangroep Merksplas – RUP Kleinhandelszone Veja
Ruimtebeslag parkeren
Het parkeren wordt nu voorzien rond de bestaande bebouwing. Het centrale terrein (Veja) is grotendeels verhard.
Vandaag zijn ca. 140 parkeerplaatsen aanwezig aan de hoofdinkom van de klein-handel. Er zijn nog een 60-tal parkeerplaatsen aan de zijkant en de achterkant van het gebouw gelegen. De praktijk wijst echter uit dat deze nauwelijks gebruikt worden door de klanten.
De kleinhandelszaak telt 40 werknemers. Maximum 28 werknemers zijn gelijktijdig aan het werk. 80% van werknemers komt met de wagen. De overige parkeerplaat-sen (van deze 60) worden niet optimaal gebruikt door de ligging ofwel aan de ach-terzijde van het gebouw ofwel aan de zijkant van het gebouw.
Op weekdagen wordt de parking voor ca. 50% bezet. Op weekenddagen loopt dit op tot 90%. Aangezien geen stijging van het cliënteel wordt verwacht is totale aantal van 200 parkeerplaatsen voldoende.
Een herorganisatie van het aanwezige aantal parkeerplaatsen zal leiden tot een meer optimaal gebruik van de parkeerplaatsen. Er dient geen bijkomend aantal parkeerplaatsen gerealiseerd te worden. De ruimte die in gebruik genomen zal wor-den voor de herinrichting van de parkeerplaatsen en de toegang tot het perceel zal bepaald worden door de uiteindelijke inrichting.
Recent werden de aanpalende percelen verworven in functie van een herorganisatie van het bestaande aantal parkeerplaatsen. De bestaande parking is niet optimaal georganiseerd om de behoefte van de bestaande kleinhandelsactiviteit op te van-gen. Het ruimtebeslag in functie van parkeren is groot. Echter, de impact is niet significant in vergelijking met de referentiesituatie.
2.3.5 Conclusie: maatregelen en aanbevelingen
Rekening houdend met de voorziene maatregelen:
– In de stedenbouwkundige voorschriften wordt opgenomen dat het aantal ontslui-tingspunten niet mag toenemen
– In de stedenbouwkundige voorschriften wordt bepaald dat de afstand tussen 2 ontsluitingspunten minimaal 50 m bedraagt
– Het aantal parkeerplaatsen in functie van detailhandel wordt beperkt tot het huidige aantal (200).
en bijkomende maatregelen:
– het inzetten van flankerend beleid voor het garanderen van verkeersveiligheid en verkeersleefbaarheid in het centrum
– potentiële positieve beïnvloeding van de modal split (mogelijk door ligging nabij fiets- en openbaar vervoerinfrastructuur)
kan geoordeeld worden dat er geen aanzienlijke effecten met betrekking tot de discipline mobiliteit te verwachten zijn.
2.4 Beoordeling discipline fauna en flora
2.4.1 Studiegebied
2.4.2 Referentiesituatie
Voor de weergave van de referentiesituatie wordt verwezen naar de beschrijving van de bestaande toestand in ‘Bestaande ruimtelijke structuur’ in deel I. Specifiek m.b.t. de discipline fauna en flora zijn onderstaande elementen relevant:
Het plangebied is hoofdzakelijk bebouwd, verhard of in gebruik als opslagruimte. Op de zuidoostelijke grens, net buiten het plangebied, situeert zich een naald-houtaanplant. Centraal in het plangebied, ter hoogte van de Industrieweg, situ-eert zich eveneens een naaldhoutaanplant. Beide aanplanten worden volgens de Biologische Waarderingskaart gekarteerd als biologisch waardevol.
Het plangebied is niet gelegen binnen of nabij een vogel- of habitatrichtlijngebied. Het habitatrichtlijn Heesbossen, Vallei van Marke en Merkske en Ringven met val-leigronden langs de Heerlese Loop. Het habitatrichtlijngebied bevindt zich ongeveer 1,4 km ten noorden van het plangebied. Gezien de afstand, de ligging van het plan-gebied binnen de bestaande KMO-zone en het ontbreken van een functionele na-tuurlijke relatie met deze speciale beschermingszones worden geen effecten op Natura2000- netwerk verwacht en wordt een screening op passende beoordeling niet noodzakelijke geacht.
Het onderzoeksgebied ligt niet nabij een als VEN/IVON aangeduide zone. Het op-stellen van een verscherpte natuurtoets wordt dan ook niet relevant geacht.
2.4.3 Analyse van ingrepen – effecten
Ingrepen
Volgende ingrepen leiden tot mogelijke significante effecten:
– Infrastructuur binnen plangebied: uitbreiding gebouwen en verharding
Effecten
Gezien de ingrepen worden volgende potentiële effecten beoordeeld:
– direct biotoopverlies door ruimtebeslag
– barrièrewerking, aantasting van de ecologische verbindingen en de ecologische infrastructuur
DEEL 3 BIJLAGEN
I Screening op planMER
Merksplas – RUP Kleinhandelszone Veja IOK plangroep 43
– verstoring van ecologische basiskwaliteit voor fauna door toename van hinder: geluidshinder en lichthinder, visuele hinder en rustverstoring
– biotoopwijziging en wijziging soortendiversiteit door wijziging abiotische kenmer-ken bodem, water en nutriënten
2.4.4 Beoordeling van de effecten
Direct biotoopverlies door ruimtebeslag
Direct biotoopverlies treedt op bij effectieve inname van (potentiële) biotopen voor andere activiteiten.
Het plangebied stelt ruimte beschikbaar voor kleinhandel onder strikte voorwaarden (beperken in oppervlakte) die normaal bestemd is voor KMO’s. Het plangebied is vandaag reeds grotendeels bebouwd of verhard of in gebruik als opslagruimte. Binnen het plangebied, ter hoogte van de Industrieweg, bevindt zich een naaldhout-aanplant. Deze naaldhoutaanplant vormt als het ware een eilandje omgeving door verharding (inritten via Industrieweg en self-carwash). De Biologische Waarderings-kaart karteert deze naaldhoutaanplant als biologisch waardevol. Op de grens tussen het perceel kadastraal gekend als 169K3 (bestaand handelspand Veja en het per-ceel 169B5 (recent verworven aanpalende perceel) is nog wat opgaande beplanting aanwezig. Op het perceel 169K3 is ook ter hoogte van de Veldenbergstraat wat naaldhoutaanplant aanwezig. Deze worden niet als biologisch waardevol gekar-teerd.
Door het RUP kan bijkomende bebouwing worden gerealiseerd in functie van klein-handel. De bebouwing i.f.v. deze kleinhandel wordt echter beperkt in oppervlakte (bestaande gebouw + uitbreidingszone). Een invulling volgens de gewestplanbe-stemming (KMO) wordt echter niet beperkt.
Gelet op de beperkt aanwezige natuurwaarden, gelet op hun geïsoleerde ligging binnen een bestaande KMO-zone kan gesteld worden dat door het RUP geen signi-ficant biotoopverlies wordt verwacht.
Barrièrewerking, aantasting van de ecologische verbindingen en de ecolo-gische infrastructuur
Het plangebied is gelegen binnen een bestaande KMO-zone, die reeds grotendeels werd ingevuld. Het RUP wordt opgemaakt om de zonevreemdheidsproblematiek van de aanwezige kleinhandel op te lossen. Het RUP sluit hierbij een invulling ifv van lokale bedrijvigheid niet uit, maar biedt wel mogelijkheden voor de aanwezige kleinhandel. Het RUP legt aan deze kleinhandel ook beperkingen op.
Het behoud van de kleinhandel en de in het RUP voorziene uitbreidingsmogelijkhe-den van deze kleinhandel veroorzaken geen significant effect op de barrièrewerking, op ecologische verbindingen en ecologische infrastructuur in vergelijking met de referentiesituatie.
Verstoring van ecologische basiskwaliteit voor fauna
De ligging binnen een bestaande, grotendeels ingevulde KMO-zone en het voorzien van beperkingen in het RUP m.b.t. een invulling i.f.v. kleinhandel leidt er ons toe te concluderen dat geen significante verstoring van de ecologische basiskwaliteit zal optreden voor fauna.
Biotoopwijziging en wijziging soortendiversiteit door wijziging abiotische kenmerken bodem, water en nutriënten
Via water en lucht kunnen eutrofiërende middelen in gebieden worden gebracht en daardoor de nutriëntenbalans verstoren.
– Door toepassing van de milieureglementering i.v.m. afvalwaters en lozingen kan er verder van worden uitgegaan dat er geen indirecte impact van eutrofiëring kan ontstaan voor fauna en flora.
– De effecten van verzuring en eutrofiëring, veroorzaakt door het uitvoeren van het project zullen uiterst beperkt zijn, gezien er geen zwaar vervuilende industrieën zullen ontwikkeld worden. Algemeen kan worden aangenomen dat indien de mi-lieuwetgeving gerespecteerd wordt, er geen emissies toegestaan zijn in hoe-veelheden die aanleiding geven tot significante depositie. Bovendien ontbreekt hiervoor gevoelige fauna en flora in de omgeving.
Ingrepen op het grondwatersysteem kunnen effecten veroorzaken in biotopen die sterk afhankelijk zijn van de ermee samenhangende abiotische kenmerken. Vooral de grondwatervoeding en de grondwaterpeilen in de bovenste freatische lagen zijn van belang. Zij bepalen de beschikbaarheid van grondwater voor grondwaterafhan-kelijke te beschermen ecosystemen. Echter kan gesteld worden dat de omgeving van het onderzoeksgebied niet kwetsbaar is voor verdroging waardoor significante effecten niet verwacht worden.
2.4.5 Conclusie: maatregelen en aanbevelingen
Er kan geoordeeld worden dat er geen aanzienlijke effecten met betrekking tot de discipline fauna en flora te verwachten zijn.
Bijkomende aanbevelingen worden geformuleerd:
– gebruik van streekeigen en standplaatsgeschikte soorten bij de aanleg van de beplanting
2.5 Beoordeling discipline mens
2.5.1 Studiegebied
In eerste instantie vormt het plangebied het studiegebied. Eventuele relaties met de omliggende woningen en functies worden meegenomen.
44 IOK plangroep Merksplas – RUP Kleinhandelszone Veja
2.5.2 Referentiesituatie
Voor de weergave van de referentiesituatie wordt verwezen naar de beschrijving van de bestaande toestand in ‘Bestaande ruimtelijke structuur’ in deel I. Met betrek-king tot de discipline mens zijn volgende elementen relevant:
– Binnen de afbakening van het plangebied is één woning gelegen (perceel 169C3) – hiervoor werd een sloopvergunning verleend
– Het perceel 169B5 is vandaag reeds bebouwd en verhard in functie van de kleinhandel Veja en de self-carwash. Het aanpalende perceel 169K3 werd ge-bruikt als opslagruimte van een bedrijf. Dit perceel is nu aangekocht door de ei-genaars van perceel 169B5.
– Het huidige ruimtegebruik bestaat dus uit kleinhandel en bedrijvigheid. Er be-vindt zich 1 woning in het plangebied
2.5.3 Analyse van ingrepen – effecten
Ingrepen
Volgende ingrepen leiden tot mogelijke significante effecten:
– Bebouwing binnen het plangebied
– Activiteiten binnen het plangebied
Mogelijkheid tot behoud en uitbreiding van de kleinhandelsactiviteiten
Effecten
Gezien de ingrepen worden volgende potentiële effecten beoordeeld:
– Wijziging grondgebruik met mogelijke gevolgen voor huidige gebruikers: ver-lies/winst aan functies
– Wijziging leefkwaliteit en omgevingskwaliteit door hinderaspecten: visuele hin-der, lichthinder, geluidshinder en geurhinder
– Veiligheidsaspecten
2.5.4 Beoordeling van de effecten
Wijziging grondgebruik met mogelijke gevolgen voor huidige gebruikers: ver-lies/winst aan functies
Het plangebied is gelegen in de gewestplanbestemming KMO-zone. Het RUP biedt een oplossing voor de bestaande kleinhandel. Er treden bijgevolg, door goedkeuring van het RUP, wijzigingen (kleinhandel mogelijk) op in grondgebruik. De bestaande kleinhandel kan in het RUP behouden blijven en krijgt ook uitbreidingsmogelijkhe-den. Het aanpalende bedrijfsperceel werd eveneens mee opgenomen in het plan-
gebied aangezien dit perceel zal gebruikt worden voor uitbreiding van de bestaande parking i.f.v. deze kleinhandel. Het RUP voorziet in het behoud en uitbreidingsmo-gelijkheden voor kleinhandel. Hierdoor worden bijkomend mogelijkheden geboden voor de bestaande kleinhandel. Het RUP heeft bijgevolg positieve gevolgen voor de huidige gebruikers.
Wijziging leefkwaliteit en omgevingskwaliteit door hinderaspecten: visuele hinder, lichthinder, geluidshinder en geurhinder
Het RUP staat het behoud van de bestaande kleinhandel en ook de uitbreiding hiervan toe.
Met betrekking tot geluidshinder en/of geurhinder wordt ervan uit gegaan dat alle milieunormeringen ter zake correct worden nageleefd. Hierdoor worden geen signi-ficante effecten met betrekking tot deze hinderaspecten op de mens verwacht. Bo-vendien zullen in de voorschriften van het RUP in de mate van het mogelijke (ste-denbouwkundig van aard) bepalingen opgenomen moeten worden om dergelijke milieuhinderaspecten maximaal te beperken aan de bron.
De verkeersafwikkeling die gepaard gaat met de functie kleinhandel kan een invloed hebben op de verkeersleefbaarheid van de omgeving (zie hiervoor discipline mobili-teit).
Gelet op de ligging in KMO-zone en de daarmee gepaard gaande mogelijk invulling volgens deze gewestplanbestemming, kan gesteld worden dat geen significante effect te verwachten zijn die de leefkwaliteit en/of de omgevingskwaliteit negatief zullen beïnvloeden.
Veiligheidsrisico’s
Ter uitvoering van artikel 12 van de SEVESO II-richtlijn dient in het beleid inzake ruimtelijke ordening rekening gehouden te worden met de noodzaak om op lange-termijnbasis voldoende afstand te laten bestaan tussen SEVESO-inrichtingen en aandachtsgebieden.
In het plangebied zullen op basis van het RUP geen SEVESO-inrichtingen toegela-ten worden (verbod in de stedenbouwkundige voorschriften).
2.5.5 Conclusie: maatregelen en aanbevelingen
Rekening houdende met de voorziene maatregelen:
De bebouwbare oppervlakte in functie van kleinhandel is beperkt en dient inge-plant te worden binnen de bouwzone die hiervoor werd aangeduid op het gra-fisch plan.
In de stedenbouwkundige voorschriften wordt opgenomen dat:
milieubelastende en/of hinderlijke activiteiten die niet door maatregelen bin-
nen het perceel gebufferd kunnen worden niet zijn toegelaten
DEEL 3 BIJLAGEN
I Screening op planMER
Merksplas – RUP Kleinhandelszone Veja IOK plangroep 45
Seveso-inrichtingen niet zijn toegelaten
kan geoordeeld worden dat er geen aanzienlijke effecten met betrekking tot de dis-cipline mens te verwachten zijn.
2.6 Beoordeling discipline erfgoed en landschap
2.6.1 Studiegebied
In eerste instantie vormt het onderzoeksgebied het studiegebied. Eventuele relaties met de omgeving worden meegenomen.
2.6.2 Referentiesituatie
Voor de beoordeling van de effecten op erfgoed en landschap, wordt verwezen naar de randvoorwaarden voor deze discipline die eerder beschreven werden.
Met betrekking tot de discipline erfgoed en landschap zijn volgende elementen rele-vant:
Het landschap is sterk door de mens beïnvloed. Het is een bebouwd landschap dat gekenmerkt wordt door de aanwezigheid van bedrijvigheid, kleinhandel en wonin-gen. Het plangebied grenst aan de kern van Merksplas. Het onderzoeksgebied is niet gelegen in een ankerplaats of relictplaats.
Ten zuiden van het plangebied (niet grenzend aan het plangebied) situeert zich de ankerplaats ‘Kolonie Merksplas (A10012).
– Het plangebied zelf maakt deel uit van de relictzone ‘Kolonie Merksplas en bos- en vengebied Bolkse en Blakheide (R10051).
– Er ligt geen beschermd landschap, dorpsgezicht of monument binnen of in de omgeving van het onderzoeksgebied.
– Er werd geen bouwkundig erfgoed aangeduid binnen of in de omgeving van het onderzoeksgebied.
2.6.3 Analyse van ingrepen – effecten
Ingrepen
Volgende ingrepen leiden tot mogelijke significante effecten:
– Infrastructuur binnen plangebied: bebouwing/verharding
Effecten
Gezien de ingrepen worden volgende potentiële effecten beoordeeld:
– wijziging van de ruimtelijke samenhang/landschappelijke structuur: versnippering van het landschap
– aantasting van landschappelijke relictwaarden
– wijziging van de landschapsbelevingswaarde/omgevingskwaliteit
– invloed op waardevol onroerend erfgoed
– schade aan archeologisch erfgoed
2.6.4 Beoordeling van de effecten
Wijziging van de ruimtelijke samenhang/landschappelijke structuur: versnip-pering van het landschap
De mate waarin de ingrepen aansluiten bij het patroon, de maat en de schaal en de structuur van het omliggende landschap wordt getoetst.
Het plangebied is gelegen binnen een bestaande KMO-zone en is vandaag deels ingevuld in functie van kleinhandel en deels i.f.v. bedrijvigheid (opslag op perceel 169 K3). Het RUP voorziet de mogelijkheid tot behoud van de kleinhandel en tot uitbreiding van deze kleinhandel binnen de daartoe voorziene zone. Gelet op de referentiesituatie kan gesteld worden dat het RUP geen significante impact veroor-zaakt op de ruimtelijke samenhang / landschappelijke structuur.
Aantasting van landschappelijke relictwaarden
Het plangebied maakt deel uit van de relictzone ‘Kolonie Merksplas en bos- en ven-gebied Bolkse en Blakheide (R10051). Ten zuiden van het plangebied (niet gren-zend aan het plangebied) situeert zich de ankerplaats ‘Kolonie Merksplas (A10012). Het plangebied is gelegen binnen de KMO-zone Veldenberg en is reeds lange tijd in gebruik in functie van kleinhandel en bedrijvigheid.
Het RUP veroorzaakt geen verdere aantasting van de landschappelijke relictwaar-den in vergelijking met de referentiesituatie.
Wijziging van de landschapsbelevingswaarde/omgevingskwaliteit
Veranderingen in belevingswaarde worden afgetoetst aan de omgevingskwaliteit en de gebruikswaarde van het landschap. Bij de beoordeling van veranderingen in de belevingswaarde, is de attractiviteit en leesbaarheid van het landschap bepalend.
Ten zuiden van het plangebied (niet grenzend aan het plangebied) bevindt zich de Kolonie (ankerplaats). Het voorliggende RUP veroorzaakt geen significante negatie-ve impact op de landschapsbelevingswaarde/omgevingskwaliteit.
In het RUP wordt het behoud van de bestaande kleinhandel toegelaten en een uit-breiding binnen de daartoe aangeduide zone. Het plangebied situeert zich binnen een bestaande en hoofdzakelijk ingevulde zone voor bedrijvigheid.
46 IOK plangroep Merksplas – RUP Kleinhandelszone Veja
Invloed op waardevol onroerend erfgoed
Binnen het onderzoeksgebied of de directe omgeving ervan is geen waardevol onroerend erfgoed aanwezig. Het RUP heeft met andere woorden geen invloed op de directe omgevingscontext van dergelijke goederen. Er wordt met andere woor-den geen significant negatief effect op bouwkundig erfgoed verwacht.
Schade aan archeologisch erfgoed
Aangezien het plangebied reeds in gebruik is, kan gesteld worden dat het RUP geen significante schade kan veroorzaken aan het archeologisch erfgoed in verge-lijking met referentiesituatie.
De geldende regelgeving is van toepassing.
2.6.5 Conclusie: maatregelen en aanbevelingen
Er kan geoordeeld worden dat er geen aanzienlijke effecten met betrekking tot de discipline landschap en erfgoed te verwachten zijn.
2.7 Algemene conclusie
Op basis van de beoordeling van de milieueffecten voor de verschillende relevante disciplines en rekening houdend met de per discipline voorziene milderende maat-regelen en aanbevelingen, kan geconcludeerd worden dat geen aanzienlijke milieu-effecten verwacht worden t.o.v. de referentiesituatie.
DEEL 3 BIJLAGEN
II Beslissing dienst Mer
Merksplas – RUP Kleinhandelszone Veja IOK plangroep 47
II BESLISSING DIENST MER
DEEL 3 BIJLAGEN
III KAARTEN
Merksplas – RUP Kleinhandelszone Veja IOK plangroep 49
III KAARTEN
1 Kaartenbundel
Zie gevoegd bij dit document:
– Kaart 1: situering topokaart
– Kaart 2: orthofoto
– Kaart 3: bestemmingen
– Kaart 4: ruimtelijk-juridische context
– Kaart 5: sectoraal-juridische context
– Kaart 6: fysisch systeem
– Kaart 7: watertoetskaart – overstromingsgevoelige gebieden
2 Grafische weergave register van percelen waarop een bestemmingswijziging gebeurt die aanleiding kan geven tot planschade, planbaten of compensatie