1914 10 dagboek van doninck

40
© Gemeentelijk Archief Bornem Foto’s : Archief Bornem & Jos Winckelmans - 29 - Uit de dagboeken van Pater Benedictus Van Doninck OKTOBER 1914 Donderdag 1 oktober 1914 (dag 60) De nachtrust gisterenavond goed begonnen was van korten duur. Om 9 uur begonnen de kanonnen zonder ophouden tot 11 uur – dan een kleine pauze – om 12 uur opnieuw en om 2 uur donderden de forten van Bornem, Puurs, Liezele uit al hun vuurmonden, en alles dominerend de batterij in de Breeveldstraat. Wij waren allemaal wakker. Sommigen, E.H. Prior en Placidus, waren zelf niet eens naar bed gegaan. Zij hebben de nacht doorgebracht in de sofa van het calefactorium. Om 4 uur gaan allen naar de koor en om 4 ½ begint volgens gewoonte het koorofficie. Ditmaal met groot accompagnement van kanonnen. De Prior, onder de druk van het geschut dezer dagen, heeft de nacht slapeloos doorgebracht. Hij zegde deze morgen vermoeid te zijn en naar Holland te willen gaan om wat uit te rusten. Hij beloofde zeker zaterdag terug te komen naar Bornem. Om 8 ¾ vertrok hij naar Temse te voet, daar had hij een trein naar Hulst en dan met de tram verder. Om 8 uur waren onze piotten van het 13e linieregiment de “latrines de campagne” aan ’t vullen met zand, die de grenadiers een paar dagen te voren er gegraven hadden. De nieuwe Commandant zegde dat hij die vuiligheid niet meer wilde zo dicht bij onze prachtige lindendreef. Zijne mannen moeten gaan k(akken) tegen den zuid-oostelijke muur tegen het kerkhof, waar een tranchee ad hoc gegraven werd en met de afgehakte Spaans houten haag verschranst. Als ik mijn ronde verder deed, zag ik dat er gisteren in de namiddag nog een nieuwe loopgracht gemaakt is onder de “berceau” vanaf de vogelkooien tot aan de kabal, zowat 1 meter diepte en de uitgehaald grond vooraan tegen de haag. Ook was er een tweede brug of passerelle over de kabal naar het bosje gelegd. Aan de abri in het bosje was men nog aan ’t voort werken. De loopgracht van de haag aan de doelen naar de bospoort heen wordt te niet gedaan. Op de boomgaard zijn ze bezig twee abris te maken voor de mitrailleurs die aan de muur van schutters hunne stellingen hebben. Deze morgen is er te Bornem nog een Duitse spion aangehouden en naar Antwerpen gevoerd. Men ver- telt dat er gisterenavond door onze kanonnen 1.800 Duitsers gedood zijn in het park van Nieuwland te Opdorp ! Om 2 uur na de middag stond op de galerij van onze toren luitenant De Brabant met een sergeant en 2 soldaten door hunne verrekijkers de omtrek van Sint- Amands af te spieden. In onze pandhof stond ik er naar te gapen en hoor De Brabant roepen tot de telefonist aan de voordeur van ’t hospice (die hem uit Sint-Amands nieuws had aangebracht) Teleph. au fort : “tir direction tour Saint-Amand –au delà – succesive- ment par degrés”. ‘t zelfde nogmaals herhaald , en geen 10 minuten later of ’t spookte geweldig op ons fort in de richting van Sint-Amands. Die daar niet gevlucht zijn, zullen wel stukken zien vliegen hebben. De hele namiddag tot als het donker werd is er fel geduelleerd tussen de Belgische veldartillerie in Vlaanderen aan de overzijde der Schelde , en de Duitse die zich in of bij Dendermonde ophoudt. Sint-Amands en Londerzeel, zegt men, zijn helemaal leeggevlucht. Om 8 uur is alles rustig. Vrijdag 2 oktober 1914 (dag 61) Er is geen kanon te horen geweest. 3 aalmoezeniers hebben hier de H. Mis gelezen, 2 hebben hier gelogeerd dezen nacht. Ze zijn gisteren avond hier aangekomen en vertrokken om 8 uur. Het kanon is alweer aan de gang in het zuid-oosten. Kade en kerk van Sint-Amands, dewelke begin oktober regelmatig onder vuur kwam te liggen door het geschut van fort Bornem.

Upload: archief-bornem

Post on 07-Apr-2016

248 views

Category:

Documents


7 download

DESCRIPTION

Pater Benedictus Van Doninck verbleef tijdens WO 1 in de Sint-Bernardusabdij van Bornem en noteerde alle gebeurtenissen in een dagboek dat hij wist geheim te houden voor de Duitse bezetters. (maand oktober 1914)

TRANSCRIPT

Page 1: 1914 10 dagboek van doninck

© Gemeentelijk Archief Bornem

Foto’s : Archief Bornem & Jos Winckelmans - 29 -

Uit de dagboeken van Pater Benedictus Van Doninck

OKTOBER 1914

Donderdag 1 oktober 1914 (dag 60)

De nachtrust gisterenavond goed begonnen was van

korten duur.

Om 9 uur begonnen de kanonnen zonder ophouden

tot 11 uur – dan een kleine pauze – om 12 uur opnieuw

en om 2 uur donderden de forten van Bornem, Puurs,

Liezele uit al hun vuurmonden, en alles dominerend de

batterij in de Breeveldstraat. Wij waren allemaal

wakker.

Sommigen, E.H. Prior en Placidus, waren zelf niet eens

naar bed gegaan. Zij hebben de nacht doorgebracht in

de sofa van het calefactorium.

Om 4 uur gaan allen naar de koor en om 4 ½ begint

volgens gewoonte het koorofficie. Ditmaal met groot

accompagnement van kanonnen. De Prior, onder de

druk van het geschut dezer dagen, heeft de nacht

slapeloos doorgebracht. Hij zegde deze morgen

vermoeid te zijn en naar Holland te willen gaan om wat

uit te rusten. Hij beloofde zeker zaterdag terug te

komen naar Bornem.

Om 8 ¾ vertrok hij naar Temse te voet, daar had hij

een trein naar Hulst en dan met de tram verder.

Om 8 uur waren onze piotten van het 13e

linieregiment de “latrines de campagne” aan ’t vullen

met zand, die de grenadiers een paar dagen te voren er

gegraven hadden. De nieuwe Commandant zegde dat

hij die vuiligheid niet meer wilde zo dicht bij onze

prachtige lindendreef. Zijne mannen moeten gaan

k(akken) tegen den zuid-oostelijke muur tegen het

kerkhof, waar een tranchee ad hoc gegraven werd en

met de afgehakte Spaans houten

haag verschranst. Als ik mijn

ronde verder deed, zag ik dat er

gisteren in de namiddag nog een

nieuwe loopgracht gemaakt is

onder de “berceau” vanaf de

vogelkooien tot aan de kabal,

zowat 1 meter diepte en de

uitgehaald grond vooraan tegen

de haag. Ook was er een tweede

brug of passerelle over de kabal

naar het bosje gelegd. Aan de abri

in het bosje was men nog aan ’t

voort werken. De loopgracht van

de haag aan de doelen naar de

bospoort heen wordt te niet

gedaan. Op de boomgaard zijn ze

bezig twee abris te maken voor de mitrailleurs die aan

de muur van schutters hunne stellingen hebben.

Deze morgen is er te Bornem nog een Duitse spion

aangehouden en naar Antwerpen gevoerd. Men ver-

telt dat er gisterenavond door onze kanonnen 1.800

Duitsers gedood zijn in het park van Nieuwland te

Opdorp !

Om 2 uur na de middag stond op de galerij van onze

toren luitenant De Brabant met een sergeant en 2

soldaten door hunne verrekijkers de omtrek van Sint-

Amands af te spieden. In onze pandhof stond ik er

naar te gapen en hoor De Brabant roepen tot de

telefonist aan de voordeur van ’t hospice (die hem uit

Sint-Amands nieuws had aangebracht) Teleph. au fort :

“tir direction tour Saint-Amand –au delà – succesive-

ment par degrés”.

‘t zelfde nogmaals herhaald , en geen 10 minuten later

of ’t spookte geweldig op ons fort in de richting van

Sint-Amands. Die daar niet gevlucht zijn, zullen wel

stukken zien vliegen hebben.

De hele namiddag tot als het donker werd is er fel

geduelleerd tussen de Belgische veldartillerie in

Vlaanderen aan de overzijde der Schelde , en de Duitse

die zich in of bij Dendermonde ophoudt. Sint-Amands

en Londerzeel, zegt men, zijn helemaal leeggevlucht.

Om 8 uur is alles rustig.

Vrijdag 2 oktober 1914 (dag 61)

Er is geen kanon te horen geweest.

3 aalmoezeniers hebben hier de H. Mis gelezen, 2

hebben hier gelogeerd dezen nacht. Ze zijn gisteren

avond hier aangekomen en vertrokken om 8 uur. Het

kanon is alweer aan de gang in het zuid-oosten.

Kade en kerk van Sint-Amands, dewelke begin oktober regelmatig

onder vuur kwam te liggen door het geschut van fort Bornem.

Page 2: 1914 10 dagboek van doninck

© Gemeentelijk Archief Bornem - 30 -

Uit de dagboeken van

Pater Benedictus Van Doninck

Ons fort heeft gisteren ook Sint-Amands gebombar-

deerd, waar de vijand zich schuil hield. De molen van

Oppuurs afgeschoten of afgebrand. Onze soldaten aan

de lindedreef hebben allen deze nacht op wat stro in

hun tranchee geslapen. Hun Kommandant Clobert

deelde hun lot.

Om 8 ½ schiet het kanon op het fort te Bornem.

De regen hield op om 9 ½ - om 10 uren vertrekken

onze 13 gendarmen te paard naar Antwerpen. Een

hunner had daar zijn beklag gedaan dat er voor hen te

Bornem geen werk was.

Het zomerhuisje aan de kabal staande sedert 1891,

wordt opgepakt en naar den boomgaard gedragen bij

den moerbeziënboom, waar het als wachtkotje dienst

moet doen.

De piotten beginnen een nieuwe tranchee-abri dichtbij

of voor den groten Sint-Bernardusappelboom.

Gisteren avond ten 9 ½ zijn er onder andere in de abdij

gekomen, een dozijn honden met mitrailleusen, .... op

karkens, sommigen één, andere tweespannig. Die

honden zijn flinke beesten, blaffen niet, hebben jonge

gasten, niet soldaten, tot geleiders. Om 10 uur ver-

trokken vier karkens ; om 12 uur de anderen, waar-

heen ? Dat wisten ze zelf nog niet. Ze hadden de

nacht doorgebracht onder de loods.

Om 3 ½ trokken enige compagnies voetvolk met

mitrailleusen en munitie de steenweg op naar Sint-

Amands en om 4 uur wordt er van het fort in dezelfde

richting geschoten. Op mijn rondgang in de hof wenkt

de Komdt. Clobert, die het werk aan de Sint-

Bernardusboom toeziet. Hij zegde om de abri te dek-

ken wel boomstammen genoeg te hebben, maar geen

takkebossen, stro of zo iets om tussen de 2 lagen

boomstammen tot afsluiting te dienen ; en daar hij het

schaarhout in ons parte wilde sparen, geen stro kon

vinden, had hij juist orde gegeven om het naast

bijliggende klaverveld af te maaien, er lag reeds een

kruiwagen op de tranchée. Daar ik met een bedenkelijk

gezicht jammerde over de schone klavers, die voor

onze koeien een uitstekend voeder waren, beter dan

kastanjeblaren of ander houtgewas, dat deze beter

waren om de tranchee te dekken – waren wij het gauw

eens. Hij zegde met de beste inzichten gehandeld te

hebben. Het klavermaaien was gedaan en zijn mannen

trokken hun mes om het bosje schaarhout , zo

fatsoenlijk ’t even gaan kon, te dunnen. Ook de

ligustrumheesters langs de vijver aan de schuur

werden ......

Op een half uur tijds was de abri met takkebossen be-

dekt, gereed voor een 2e laag boomstammen, waarop

dan nog zand en graszoden moesten komen.

Komandt. Clobert, een 50jarige schone man, die de

vorige nacht met zijn mannen in de tranchee had

doorgebracht, had nu met de wachtpost zijn nacht-

verblijf onder de doelen gekozen en ingericht.

Hij vertelde me gemoedelijk dat eergisteren (30 sept.)

woensdagnamiddag, onze abdijtoren het mikpunt was,

voor de Duitse obussen en shrapnels, die rond 4 uur

door de lucht sisten. Er werden, volgens hem, die na-

middag door de Duitsers van achter Sint-Amands 12

obussen geschoten naar Bornem, 6 naar de abdijtoren

en 6 naar het fort, van deze waren er 4 voor op het

terrein van het fort ingeslagen zonder enige schade

aan te richten; twee vlogen over het fort heen en

zitten nog in de grond niet ontploft. De genie zal deze

moeten onschadelijk maken.

Van die obussen die naar de abdij zijn geschoten, heeft

hij er twee doen ontgraven. Die het dichtst bij was, zat

aan deze kant van het mastenbosje tegen de steenweg

van Sint-Amands, volgens zijn schatting (te hoog m.i.)

1.200 meter. De tweede zat 200 meter achteruit

ongeveer. Ze zaten 1,30 meter diep in de grond en de

gaten die ze door de ontploffingen gemaakt hadden,

waren 2,50 meter in doorsnee. De obussen van Duits

maaksel, n.15, hadden een gewicht van 95 kilogram.

Volgens onze eigen observaties en die van soldaten die

aan de muur stonden, werden er wel meer projectielen

naar de abdij heen geslingerd, een is er zeker overheen

gesuisd. De komandant had de fusée van een der

projectielen met enkele stukken van de karkas in zijn

valies tot aandenken meegenomen en was zo

vriendelijk mij een stuk ijzer als “souvenir” aan te

bieden. De man was echter niet goed te spreken over

de vluchtelingen van Sint-Amands, die hij daags te

voren onderwegs had ontmoet. Met zijne compagnie

op verkenning uitgestuurd zijnde –“Interrogé s’il y avait

des Allemands à Saint-Amand, ces b. nous assurcient

qu’ils n’ont avaient pas vu un seul et la arrivés pres du

village nos gens sont ass…… par des coups de feu tirés

des maisons, de desous les portes des granges, etc. “

Men zei vandaag dat de Duitse soldaten, te Sint-

Amands verscholen, zich als boeren verkleed hadden

en dus door de vluchtelingen niet herkend zijn. De

Duitsers moeten echter slecht geschoten hebben, want

de verkenners hadden slechts 2 gekwetsten. Ze waren

ook ijlings naar Bornem teruggetrokken om versterking

te halen.

Zaterdag 3 oktober 1914 (dag 62)

Deze nacht heeft het kanon ons met rust gelaten. In de

voormiddag slechts enkele schoten in de verte.

Page 3: 1914 10 dagboek van doninck

© Gemeentelijk Archief Bornem - 31 -

Uit de dagboeken van

Pater Benedictus Van Doninck

Om 11 ½ schiet het fort van Bornem alsook de Engelse

kanonnen, die in de Breeveldstraat staan. Deze zijn van

rood koper en veel groter dan de andere. Het zijn

Belgische kanonniers, bij Van Vracem gelogeerd. Als

die kanonnen losbranden, dan dreunt de grond in de

geburen zodanig dat de mensen wel ‘nen meter

omhoog springen, zegt den Dil.

Gisteren zei Comandt. Clobert dat hij boomstammen

genoeg kon krijgen en dat hij in alle geval zou zorgen

dat onze dreven zouden gespaard blijven, bijzonder, en

die wens hadden wij dikwijls geuit, de grote

lindendreef en die naar het bergsken. Helaas !

Deze morgen waren er geen boomstammen gekomen

en toen onder de mis kapitein Boeykens, die niet erg

meer bevriend was met de paters, de werkzaamheden

kwam nazien, gaf hij bevel in het bosje alle bomen af te

zagen die de nodige dikte hadden. Toen we ’s middags

aan de brug kwamen, zagen we dat ook de dreef langs

de vijver verloren was. Wij hebben de eer niet gehad

kapitein Boeykens in de abdijmuren nog te zien om

hem te bedanken ?

De toestand schijnt niet heel geruststellend te zijn

want de aalmoezeniers, die hier deze middag aan tafel

waren, zegden ons dat morgen, zondag, al de

manschappen in de tranchees moesten blijven en ze

niet mochten verlaten om gaan mis te horen . Zij

zoeken naar middels om in het open veld de H. mis te

mogen celebreren.

De eerwaarde Zusters van het Gasthuis en van de

Presentatie lieten te middag weten dat ze morgen

mislezers meer als genoeg hebben, en er dus tot nader

orde niemand van ons moet komen.

Buiten de aalmoezeniers en ambulanciers zijn er aan-

gekomen als vluchtelingen, de pastoor en onder-

pastoor van Sint-Amands en nog meer anderen.

Gisterenavond is de houten molen van Sint-Amands in

brand geschoten door het fort van Bornem.

Om 4 uur begint opnieuw het fort van Bornem te

schieten. Ook die van Puurs en Liezele en nog verder

ook.

Om 4 ½ hoor ik op mijn kamer het geronk in de lucht

van een motor. Men roept buiten : “ ’t is een Duitser !

de Taube bleef niet lang zichtbaar en kort daarop hevig

geweervuur in de richting van Sint-Amands. Het bleef

nog aanhouden als wij om vijf uur naar de koor gingen

voor het officie en dan hoorden wij alleen nog de

losbrandingen op het fort.

Om 6 ½ vertellen onze telefonisten dat zij met 6

kameraden en hun toestel de hele dag op de molen

zaten te Mariekerke om de bewegingen van de vijand

gade te slaan en aan het fort te melden. Ten 4 uur

zagen ze minstens 500 Duitsers naar Mariekerke

afzakken. Deze werden aan het fort gesignaleerd en ze

kregen vandaar een goed gerichte bom die ze deed

uiteen stuiven. Onze compagnie grenadiers, die in de

nabijheid lag, heeft al schietende, te gauw schijnt het

(volgens gewoonte) de wijk genomen, zodat zij de

telefonisten, na al hun munitie verbruikt te hebben,

met grote moeite uit de molen hun toestel reddend,

zijn kunnen ontsnappen. Ze spreken met geen lof van

de papas-grenadiers, die in plaats van hun de aftocht

te dekken, ze vooruit waren in ’t lopen.

De officieren schijnen me deze avond niet zeer

opgeruimd en laten vermoeden dat de zaken niet goed

staan. Om 8 uur is alles stil in de abdij.

Lier, Koningshooikt, Walem : gevallen.

De Belgen trekken over de Nete.

Zondag 4 oktober 1914 (dag 63)

De verleden nacht 3-4 oktober gerust geslapen tot 2

uur. Dan werd ik gewekt door een droge korte knak,

alsof er iets brak op de zolder. Pas ingeslapen, ‘tzelfde

geknak. Ik was goed wakker en hoorde ’t nogmaals en

dan niet meer. Ongetwijfeld, dacht ik, ’t zijn geweer-

kogels die hier op het dak of tegen de muur zijn

komen aangevlogen.

Deze morgen zegde men dat inderdaad rond 2 uur

te nacht aan den “Rupsentros” geweerschoten

gelost werden en aangezien de geweren een

draagkracht hebben van 2.000 meters, zou het wel

kunnen waar zijn wat ik gedacht heb.

Duitse Taube waarbij de vorm van de vleugels aan een duif deed denken.

Page 4: 1914 10 dagboek van doninck

© Gemeentelijk Archief Bornem - 32 -

Uit de dagboeken van

Pater Benedictus Van Doninck

Een gekwetste is naar het gasthuis te Bornem ge-

bracht. Gisteren 7. Van doden wist men niet.

Deze morgen om 7 uur een telegram ontvangen van de

Prior dat hij te Temse is ! De post-correspondentie

brengt geen nieuws. Het gazettennieuws is niet

geruststellend : fort van Walem , fort van Konings-

hooikt tot zwijgen gebracht ! Hemiksem moet ont-

ruimd worden.

Ze vertellen dat deze morgen 4 of 5 treinen met

Engelse soldaten en grote kanonnen te Bornem zijn

voorbij gereden naar Puurs en dat is nog maar de

voorwacht !

De kanonnen waren zo groot dat ze elk twee wagons in

de lengte besloegen. De soldaten riepen “Hip Hip

Hurrah for Belgium !”

Gepantserde treinen met Belgische en Engelse artillerie.

Onder de mis van 9 uur begint het fort te Bornem

opnieuw te bulderen. Om 10 uur fortissimo ! Een

geweldig schot of een ontploffing, niet ver af, want op

mijn kamer rammelden deur en vensters.

Op informatie gegaan, vernam ik dat gisteren avond

het vuur is gelegd aan de gendarmerie nationale (in ’t

Vlaams : nationale gendarmerie) en dat men nu

begonnen is met mijnen de muren omver te halen.

Ten 6 uur ’s avonds voor het avondmaal is E.H. Prior

thuis gekomen. Hij was zaterdag al in Temse, en omdat

het vandaag 1e zondag was, is hij maar daar gebleven

om bij de Broeders van Liefde het lof te doen.

Gisteren, zaterdag, was onze boter op en vandaag

hebben we boter geleend aan de keuken van de troep

grenadiers. Ze gaven ’t gaarne uit erkentelijkheid voor

de gastvrijheid, en ook wel als restitutie voor de

menigvuldige ontleningen die ze de paters deden

zonder aan te melden.

Gisteren waren er ook geen eieren of geen vis meer te

krijgen, en de conclusie was dat wij ons moesten

kontenteren met : “a respectable slice of ham”. Maar

de laatste hesp is erg ingekrompen en wij komen

vandaag tot de verdere conclusie dat ons varken er aan

moet. De laatste zes weken heeft het beestje zich

goed gedaan aan het soldatenbrood dat overal maar

voor het grijpen ligt.

Maandag 5 oktober 1914 (dag 64)

De hele nacht 4-5 oktober heeft het kanon door-

gebulderd.

E.H.Prior, gisterenavond uit Holland aangekomen, is

deze voormiddag om 10 ½ terug vertrokken, Albertus

met zich medenemend. D.G. met hem gaat ook de

broeder koster Remigius. Deze was zeer aangedaan bij

zijn vertrek en hij zal in kerk en sacristie zeer gemist

worden.

Het uurwerk op de toren is reeds van zaterdag, 3

oktober, stilgehouden om de aandacht van de Pruis

niet te wekken. En de wacht op de galerie van de toren

moet zich schuil houden.

Om 12 uur is luitenant van Sprang, generaalszoon van

die naam, een flinke jongen van 25 jaar, braaf en

godvruchtig, hier binnen gekomen. Hij is komandant

der sectie mitrailleurs en vraagt de weg naar de zolder

van het ziekenhuis. Daarboven voor het dakvenster

maakt hij voorbereidselen om een machiengeweer te

plaatsen. De bomen vlak voor het ziekenhuis en de

eerste twee beuken aan de doel staan in de weg en de

toppen ervan moeten afgekapt worden. Het begint er

aardig uit te zien in ons bosje : al het schaarhout is

afgekapt, ook de haag van Spaans groen aan de

westkant. Om 4 uur lijkt het bosje een groot

spinneweb van pinnekensdraad. De Pruisen zullen

moeten taffelen vooraleer ze aan de lindendreef zijn.

En dan hebben ze ons nog niet.

De “berceau” aan de kabal is men begonnen af te

kappen en dat was nog zo gemakkelijk werk niet,

wegens de ijzeren staven en de zinken draad waaraan

ze was vastgemaakt.

De loopgracht die er onder liep wordt wederom

gevuld. De Komandant. Clobert, de klavermacier van

verleden week, is nu met een ander peloton bezig een

laatste loopgracht te maken onder de eeuwenoude

“berceau” in de moestuin, om daar, achter de haag de

laatsten Duitser naar het kerkhof te blazen. Doch in het

vooruitzicht dat het zou kunnen anders zijn, doet hij in

de muur oostwaarts, aan beide zijden van het

kruisbeeld, 2 grote gaten kappen om de vijand voor te

zijn als het op lopen zou aankomen. Er was nog zo een

gat gekapt voorbij de bospoort voor degenen die daar

buiten in de loopgracht lagen.

Ondertussen blijven onze papas-grenadiers aan het

werk (lichting van 1899). Vele beginnen te klagen van

pijn in de lenden, in de buik en elders. Deze morgen

hoorde ik ene, die zeker niet op het appel was

Page 5: 1914 10 dagboek van doninck

© Gemeentelijk Archief Bornem - 33 -

Uit de dagboeken van

Pater Benedictus Van Doninck

geweest, aan de majoor of kapitein te paard zijn

excuus maken wijl hij koliek deze nacht had gehad.

“Mais, soldat bleu” ,was het antwoord, “quand la

patrie est en danger, on ne doit pas avoir mal au ventre

!”

Van in de voormiddag vroeg is de artillerie van ’t fort

en de batterij in de Breeveldstraat aan het werk

geweest. Het bataillon grenadiers was deze morgen

vroeg al op verkenning geweest en had te Sint-Amands

een troep van 1.500 Duitse jonge soldaten ontmoet. ’s

Middags hadden de karabiniers met mitrailleuzen ze

daar afgelost. Ten 1 uur begon daar het geweervuur,

en om 4 uur , terwijl ik onder de berceau bij Komdant

Clobert stond, maakte mij deze opmerkzaam op het

knabteren der Belgische mitrailleusen, die soms

verscheidene tegelijk bezig waren. ’t Was een geratel

zonder einde, maar het einde kwam toch. Om 4 ¾ was

’t gedaan.

Sint-Amands was genomen en hernomen.

De Duitsers zijn gekomen tot aan de Kraaihoef.

Om 6 uur waren er 40 licht en 6 zwaar gekwetste

Belgen in ’t gasthuis te Bornem aangekomen.

Vanaf 5 uur deze avond zagen wij brand in Mariekerke.

Er zijn vandaag geen Duitse door de lucht suizende

obussen door ons waargenomen.

Het kanongebulder schijnt zich naar Vlaanderen te

hebben verplaatst.

Vandaag hadden we nog geen boter en ook geen vet.

Ons varken is dood en wordt morgen gesmolten.

Makker Jan Vinck (alias Platte Jan) was deze morgen

naar de melkerij van Bazel gestuurd om boter, maar is

deze avond niet teruggekomen. Wij hebben dan maar

boterhammen gegeten zonder boter maar met

appelmoes en ze schoven lekker naar binnen.

Onze bakker, vulgo Jef bi, staat deze avond te lamen-

teren. Hij zevert dat hij geen bloem meer heeft ; dat er

geen gist meer te krijgen is. De brouwers maken

gerstenbier van mais. Droge gist is er wel te krijgen te

Temse en de mensen mogen hem er wel gaan halen,

maar mogen niet meer naar Bornem terug.

’t Is Bornem kermis, maar voor de eersten keer van

mijn leven wordt er niet gedraaid of gelawaaid. De

laarzen worden gesmeerd voor de dans over de

grenzen.

Victorke met zijn vrouw, Benoit de Maeyer, en vele

andere van de burgerij, zijn de laatste dagen vertrok-

ken. Meneer Sleebus, met zijn groot lawijd, natuurlijk

voorop !

De Stenen molen staat nog overeind, doch gekort-

wiekt. De maalder werd weggevoerd en is nog niet

terug.

De deken van Puurs en zijn onderpastoors waren weg

en zijn gisteren, zondag ,niet teruggekomen.

E.H. Abbeloos, pastoor van Londerzeel Sint-Jozef, met

zijn parochianen al enige dagen in Bornem als vluchte-

lingen logerend, ging naar Puurs om er de H. mis te

lezen, maar vond er geen kelk.

In de koor doen wij het officie nog gedrieën.

Na de completen is voor de eerste maal het Salve

Regina niet meer gezongen, maar gelezen.

Het 1e Regiment Grenadiers moest vanuit Opdorp terugtrekken en raakte ter hoogte van de Kraeyhoef, tussen Mariekerke en

Bornem, betrokken in enkele schermutselingen met Duitse verkenningstroepen.

Page 6: 1914 10 dagboek van doninck

© Gemeentelijk Archief Bornem - 34 -

Uit de dagboeken van

Pater Benedictus Van Doninck

Dinsdag 6 oktober 1914 (dag 65)

Nachtrust niet gestoord.

Onze mitrailleurs brachten deze morgen rond 7 uur

een ledige bus, obus of schrapnel, die, zegden zij,

gisteren door het fort van Bornem ’s namiddags naar

Sint-Amands werd ge-schoten, niet ontplofte, maar

uitbrandde, en door hen is uitgegraven en

meegebracht. Henricus gaf hun een fooike. De bus

ledig weegt 12 ½ kilos.

Er werden gisteren bij de ontmoeting te Sint-Amands

twee onzer grenadiers gedood en een dertigtal zwaar

of lichtgewond. Zij vertelden ook dat gisteren een

troep Duitsers te Sint-Amands uniformen droegen van

Belgische soldaten. Ze werden echter herkend en

gemitrailleerd.

De inwoners van Sint-Amands die nog thuis waren,

hebben verleden zondag het sermoon moeten

bijwonen, dat er een Duitse dominee aan de soldaten

gedaan heeft. Gisteren mochten zij het dorp niet

verlaten, maar toen het gevecht in gang was, zijn er

toch nog velen kunnen gaan lopen, bijzonder toen een

bom uit het fort van Bornem terechtkwam in het lokaal

“De Leeuw”, waar een grote troep Duitsers verscholen

zat.

Om 8 ½ deze morgen bezoek ontvangen van pater

Stephanus, der Trappistenabdij van St.Remy te

Rochefort. Hij was dienstplichtig als ambulancier, heeft

enige dagen te Hingene in kwartier gelegen. Bij de

zusters mis gelezen. Heeft horen zeggen dat Duitsland

de oorlog verklaard heeft aan Holland.

Sedert hij in het begin van augustus was opgeroepen,

had hij van zijn klooster niets meer vernomen, en het

was voor hem geen aangenaam nieuws toen ik hem

meedeelde wat mij de gendarmen van Rochefort

verteld hadden over de vernieling der abdij door de

Fransen. Pater Stephanus ging weg om 9 uur.

Om 10 uur vertrok met zijn manschappen langs de

bospoort de goede Komandant Clobert na hartelijke

handdruk.

Aan het uiteinde der lindendreef staan 4 Engelse

gentlemen en 2 ladies van ’t Rood Kruis, très chics,

maar koud en stijf gelijk wassen beelden zonder taal of

teken.

Heintje Moens–Schutters komt vertellen dat er bij zijn

zuster deze nacht juist 100 vluchtelingen gelogeerd

hebben en er nog zijn. Om van Luipegem naar de abdij

te komen (½ uur afstand) heeft hij langs de Weert en

het Sas om moeten gaan en 2 ½ uur daaraan besteed.

Hij heeft horen zeggen dat er zondag, maandag en

zondag nog 400 Engelse soldaten gepasseerd zijn met

zeekanons die 4 uur ver kunnen schieten.

Korporaal Peten (novice van Postel) legt ons uit hoe

onder zijn toezicht de geniesoldaten bezig zijn met

voor de uiterste pindraadversperring in de grond vaten

of tonnen te plaatsen. Die tonnen, zonder bodems en

van binnen met nagels en haken beslagen, worden

helemaal ingegraven en de opening met een weinig

stro of lichte takkebossen bedekt, daar moeten de

Pruisen met hun botten invallen … als zij er niet over

springen, wel te verstaan.

Een weinig voor 3 uur, als we naar de Vespers gingen,

zegde een officier dat men zich alle ogenblikken kon

verwachten aan het bombardement der stad

Antwerpen.

In het midden onzer lindendreef was er aan een der

bomen deze middag een proclamatie van enige regels

aangespijkerd van Generaal De Guise, bevelhebber van

Antwerpen, waarin hij de toestand voor de stad ernstig

verklaart ; iedereen tot kalmte en vertrouwen aanzet

en zijn soldaten aanmoedigt hun plicht jegens het

vaderland tot het uiterste te volbrengen.

Om 4 ½ ontving ik een telegram van de Prior uit

Oudenbosch, meldend : “Prelaat afwezig, komt allen

bijtijds ! naar Holland !”.

Goedgemeend, ongetwijfeld, maar geen kategoriek

antwoord op de vraag aan E.H. Prior bij zijn vertrek

voor de Prelaat meegegeven.

Aan Zijne Hoogwaardigheid had ik van in augustus,

meermaals te kennen gegeven in Bornem te willen

blijven tot en met het bombardement. De Prelaat heeft

mij telkens de wijze raad gegeven, mij niet roekeloos

aan gevaren bloot te stellen. Mijn voornemen echter

heeft hij nooit afgekeurd, zoniet positief goedgekeurd.

Aan E.H. Prior, vertrekkend, heb ik nogmaals verklaard

hier te blijven, tenzij bij name anders bevolen door E.H.

Prelaat.

In het telegram zag ik persoonlijk geen bevel; een

goede raad van bijtijds te vluchten. Ja, die werd ons

sedert de maand augustus zo dikwijls gegeven, maar er

even dikwijls voor bedankt en er mee gelachen, niet

het minst door de Prior zolang hij in de abdij was. In

Holland zag men zwart !

Het telegram heb ik tacite en cito aan de andere heren

en broeders ter lezing overhandigd, elkeen vrijlatend

de beslissing te nemen volgens eigen goedvinden.

Om 5 uur deden we officie volgens gewoonte, zonder

distractie wil ik niet zeggen. Sommigen lazen het

telegram en glimlachten, anderen haalden de

schouders op, of maakten een gesticulatie en

grommelden over ”Hollandse telegrams bangmakers

volgens gewoonte.”

Page 7: 1914 10 dagboek van doninck

© Gemeentelijk Archief Bornem - 35 -

Uit de dagboeken van

Pater Benedictus Van Doninck

Wij dachten zo weinig aan gaan te vluchten dat wij het

calefactorium ingericht hebben tot keuken.

Sedert enige dagen was het in de grote keuken voor de

broeders niet meer uit te houden. De soldaten liepen

er in en uit alsof ze er thuis waren en immer groter

werden hun aanmatigingen. Wij hadden van Meneer

Verhaegen–Peeters in het dorp een schone “cuisinière”

die zij nooit gebruikten, te leen gekregen en met een

gat in de schoorsteen van de celafact te kappen, stond

de cuisinière op hare bestemming. Schuiven en schap-

pen van de twee kamers daarneven werden geledigd,

de tijdschriften en boeken naar de bibliotheek ge-

bracht; keukengerief en mondbehoeften in de plaats

gezet. Nu konden wij de grote keuken missen en aan

de soldaten overlaten als ’t nodig was.

Vandaag ook hebben wij met vooruitzicht van het

bombardement, dat komen zou, een refugium uitge-

zocht en gereed gemaakt. Onder de grote keuken

scheen ons de bier- en provisiekelder de beste en

veiligste schuilplaats te wezen.

Al het onnodige was er verwijderd. De oeconomus had

er tafel en stoelen, voorraad aan vlees en brood naar

toegebracht en 8 pakken chocolade. Wij konden er het

dus wel enige dagen volhouden.

Voor het allerheiligste Sacrament te bewaren, waren er

ook voorzorgen genomen. Een tafeltje met wit linnen

gedekt en corporale stond op de veiligste plaats gereed

om de ciborie met de H.H. Speciën te ontvangen.

Wij waren het allen eens om onze abdij niet te verlaten

tenzij op uitdrukkelijk bevel der Belgische militaire

overheid en met die mogelijkheid rekening houdend,

had ieder van ons een bundel kleergoed bijeen gepakt.

Valiezen waren er in huis niet meer te vinden. Ze

waren allen de grenzen over.

Treinen hebben nacht en dag zonder ophouden gerold

en het kanongebulder is van deze morgen vroeg

begonnen in het oosten, in het zuiden en in het

westen. Overal tegelijk en onverpoosd ; toch niet in de

nabijheid. Wij hebben geen Duitse bussen over ons

heen horen fluiten. Het fort van Bornem heeft slechts

enkele schoten gelost op de hele dag.

In de Kloosterstraat hadden na de middag nog 2 of 3

ontploffingen plaats, aan de gendarmerie, die af en

uitgebrand was.

In de abdij is ook alles betrekkelijk rustig gebleven.

Er was maar een compagnie binnen de muren. De

soldaten rumoerig zoals altijd, de officieren meer

gejaagd, maar zij verklapten niets.

Om 8 uur zijn wij volgens gewoonte gaan slapen en als

ik mijn laatste nota’s op het papier kribbelde, dacht ik :

valt de eerste bom op mijn kop, dan moet ik niet meer

gaan vluchten en valt ze er neven dan naar de kelder.

In nomine Domini in pace dormiam et requiscam.

Er valt me nu nog te binnen, dat ik voorzichtig-

heidshalve (fas est in bello et a sergeante doceri) zoals

de sergeant op de toren, op mijn kamer aan de poot

van het bed een lange touw (n’en arm dik en 10 meter

lang) had vastgemaakt om, in geval ik niet meer langs

de trap naar beneden kon geraken, langs het venster

naar buiten redding te zoeken. Het is Goddank, niet

nodig geweest.

Voormalige Gendarmerie of Rijkswachtkazerne in het begin van Luipegem.

Page 8: 1914 10 dagboek van doninck

© Gemeentelijk Archief Bornem - 36 -

Uit de dagboeken van

Pater Benedictus Van Doninck

Woensdag 7 oktober 1914 (dag 66)

Gisterenavond, zo vertelde Placidus, de oeconomus, is

broeder Marcus mij rond 11 uur komen wekken. Een

officier, Massow, en de sergeant-payeur wilden

afrekenen. Zij betaalden het logis van hun troepen en

gingen. Op de vraag of ze gingen vertrekken, of er

anderen kwamen, wat er gebeurd was, gaven ze geen

of een ontwijkend antwoord. Ze waren haastig. De

troep was aan ’t inpakken. Nog eens naar mijn kamer

gegaan, ben ik terug in de keuken gekomen en om 11

½ begon het défilé in ijlmars van heel ’t garnizoen langs

de poort van ’t hospicie de straat op naar het dorp.

Alleen onze artilleurs-telephonisten waren beide in het

hospice op hun post moeten blijven. Op de koer aan

het voituurhuis stond er nog een ingespannen wagen

met munitie geladen. De voerman, die met de troep

meegelopen was, is door een der telefonisten

teruggehaald, en is er tenslotte in gelukt, met hulp van

vluchtelingen van Sint-Amands, zijn wagen aan ’t rollen

te krijgen de anderen achterna.

Toen ben ik in de keuken gaan zitten, niet wetend of ik

de anderen, die nog sliepen, zou wekken of niet. Ik

heb gewacht.

Tegen 4 uur is onze gebuur, Suske Verstraeten, aan de

voordeur die open stond, komen bellen en vroeg me of

wij niet wisten wat er gaande was, dat de soldaten

allemaal al lang over de brug waren, dat de

burgemeester Cammaert en Theodoor De Maeyer op

bevel van de militaire overheid overal deden

rondzeggen aan de mensen van seffens te vluchten,

want dat de vijand ging afkomen ! Dan ben ik gaan

wekken.

Achteraf beschouwend kon men het spijtig vinden, dat

Suske ons heeft komen verwittigen, zonder dat waren

wij naar de koor het officie volgens gewoonte gaan

bidden, de H. Mis gelezen, enz.

En daar er niemand naar het dorp moest gaan mis

lezen, hadden wij de toestand slechts later kennis

gekregen ; hadden wij de ware toestand kalmer

kunnen beoordelen en waren wij misschien niet

weggegaan.

Nu de soldaten allen over de brug waren, was er toch

geen bombardement meer te vrezen, en hoogst waar-

schijnlijk ook geen aanval van de vijand tegen een

weerloos dorp, waar geen tegenstand geboden werd.

Zo hadden wij eveneens kunnen redeneren, indien wij

’s nachts , tijdig gewekt, getuigen waren geweest van

het gebeurde.

Onze officieren hadden toch geen orders gegeven van

de abdij te verlaten. Maar het is nu feitelijk anders

geschiedt. De paniek was onder het volk en : la

panique ne raisonne pas. En daarom is nu weerom ‘t

woord aan « die Cronike ».

Mijn nachtrust werd niet gestoord. ’t Kwart voor 4 uur

komt de trouwe wekker, Placidus mijn kamer binnen

en zegt : “er zijn orders gegeven door de overheid dat

wij allen zo spoedig mogelijk moeten vluchten.”

Blindelings gehoorzamend, was ik volgens gewoonte

om 4 uur in de koor, ook het overige zestal. Na korte

beraadslaging en gebed lezen we den confiteor en

nuttigen de circa 40 H.H. Speciën, die nog in de ciborie

waren. Deze wordt gepurificeerd en meegenomen,

item de andere ciborie met een zestal kelken uit de

brandkast.

Om 4 ½ stonden wij reisvaardig in den pand van het

hospice, broeder P. was na grote moeite in zijn kap

geraakt en de aftocht begon.

Voorop Placidus met de 4 broeders : Laurentius,

Hubertus, Paulus en Marcus, die pakken droegen de

ene al groter dan de anderen. Henricus droeg ciborie

en kelken in zijn armen, item frater Benedictus, die de

deur van ’t hospice achter zich toesloeg, wat eigenlijk

niet nodig was, aangezien de twee

telefonisten er de wacht moesten blijven

houden.

In de Kloosterstraat was er niemand te

zien. Als vanzelf rezen de vragen :

Waarom moeten we nu weg ? Wie heeft

dat bevel gegeven ? Waar zijn de

soldaten ? Is er verraad ? Zijn de Duitsers

al daar ?

We hoorden geen kanon. Zo dachten en

vroegen hardop de twee manschappen

der achterhoede. Aan het Warregaren

veranderde het toneel.

Voituren en voituurkens, karren en

karrekens, wagens met 4, 3, 2 of een wiel,

geladen met allerhand huisgerief en Zicht van de Boomstraat vanaf het Warregaren richting Bornem-centrum

Page 9: 1914 10 dagboek van doninck

© Gemeentelijk Archief Bornem - 37 -

Uit de dagboeken van

Pater Benedictus Van Doninck

beddegoed, daarop of er tussen janken de honden en

kinderen, mannen en vrouwen, roepend en tierend,

oudjes en gebrekkigen, die sedert maanden geen kerk

meer gezien hadden.

De hele Boomstraat stond overeind. Het eerste, wat

wij in dit gewoel verstaan konden, was : de paters ook

gaan vluchten ? Nu is het tijd ! Waarheen ? Waarom ?

Vluchten, vluchten ! Om 9 uur doet men de brug van

Temse in de lucht springen. De soldaten zijn allemaal

de brug over. Bornem wordt plat geschoten, kolonel

die en kapitein die hebben ’t gezegd ! Vluchten !

Jef Bi, onze bakker, stond ingepakt cum suis op de

straat en Henricus gaf hem sleutels en instructies voor

de vogels in de abdij !

Grotere kinderen op hun zondags gekleed, ze hadden

leute alsof ze naar de kermis togen – la note gaie dans

la misère !

Met moeite geraken wij door het gedrang. Aan den

Bouw, zond Placidus n’en jongen om E.H. Pastoor van

Cleuvenbergen te verwittigen. Deze was met Placidus

afgesproken van hem te komen verwittigen als wij

vertrokken. Meneer Pastoor heeft ons niet afgewacht,

maar was reeds de brug over. E.H. Onderpastoor Van

Reeth was om 3 uur met de ciborie van de parochie-

kerk naar het gasthuis gekomen, had er de H. Mis

gelezen, onder de welke E.H. onderpastoor Verbist de

communie gaf aan enige zieken.

Om 4 uur vertrok meneer Van Reeth met enige zusters

van ’t Pensionaat (Z.Seraphine, Z.Justine, Z.Angeline,

Z.Laurence, Z. Emilie, Z.Antoine, Z.Damienne en

Z.Hyacinthe) naar Sint-Niklaas. Vijf andere zusters van

’t Pensionaat (Z.Humbeline, Z.Hubertine, Z.Livine,

Z.Adrienne en Z.Alexis) waren reeds de 1e oktober om

7 uur ’s morgens per voituur naar Sint-Niklaas

vertrokken.

Om 2 ½ deze nacht had in ’t Pensionaat de H.Mis gele-

zen de E.H. Pastoor Abbeloos, van Sint Jozef Londer-

zeel, die sedert enkele dagen reeds met zijne

parochianen naar Bornem was gevlucht en bij meneer

pastoor gelogeerd was. Deze had aan meneer pastoor

van Bornem gezegd hier te blijven en daarop was de

pastoor Van Cleuvenberg vertrokken met de meiden.

In het Pensionnaat bleven nog : E. Moeder Madeleine,

Z. Emerance, Z.Pacifique, Z.Huberta, Z.Therese,

Z.Colette, Z.Liguori, Z.Lutgarde, Z.Hilaire, Z.Etienne,

Z.Raymonde en Z.Dorothée. Deze sliepen ’s nachts in

de kelder !

Om 4 ½ waren wij in het Gasthuis. De H.Mis las er ook

E.H. Landuyt, onderpastoor van Sint-Amands, die dan

vertrok. E.H. onderpastoor Verbist was er ook, maar

had het zo druk met de vluchtelingen te helpen, dat er

de H. Mis is bij overgeschoten.

Om 5 uur hadden wij in het gasthuis gedaan met koffie

drinken en kort daarna vroegen Placidus en de 4

broeders de zegen en namen afscheid. Wij waren allen

zeer aangedaan.

In al die herrie kon men niet genoeg bewonderen de

eenvoudige kalmte, opgeruimde bedrijvigheid van

Zuster Johanna, klein maar heldhaftig, moeder van het

Gasthuis. Zij bleef bij hare zieken en oude mensen !

De anderen mochten doen gelijk zij verkozen. De drie

oudste zusters : Z.Dorothea, Z.Bernarda en Z. Martha

volgden haar voorbeeld.

Z.Aloysia, Z. Sophia en Z. Elisabeth waren reisvaardig,

doch hadden dan weer hun werkpak aangetrokken,

want ze hadden juist de grote was begonnen. Doch

om 8 uur besloten zij toch te vluchten, ook de twee

anderen Z.Josephina en Z.Philippina.

Dan verklaarde de Eerwaarde Moeder, dat zij dan ook

de weeskinderen moesten meenemen.

Midderwijl was ik met Henricus (om 7 uur) terug in het

dorp gegaan. Wij kwamen tot in de Boomstraat

halverwege. ’t was nog altijd eenzelfde stroom

vluchtelingen bruggewaarts. Wij keerden om. Aan den

Bouw ontmoeten wij den E.H. Pastoor Abbeloos die ,

de cigaar in den mond, ook eens naar het dorp ging.

Hij was in burgerkleding. Ik kwam op het idee, ook een

burgertenue op te zoeken en in het gasthuis beloofde

men mij er een te bezorgen.

Het weder was schoon. Aan Henricus stel ik voor een

wandeling naar Hingene te doen. Hij was nog onbeslist

of hij vertrekken zou; zegde tegen de Zusters binnen

een paar uren terug te zijn en als hij vertrok, dan

konden de zusters en weeskinderen met hem

meegaan. Op de steenweg van Hingene was het al

even druk. Karren en kruiwagens en vluchtende

mensen van en naar Bornem, er waren er bij van

Buggenhout en Malderen, die al enige dagen weg

waren en nu terug gingen naar huis. Anderen stonden

radeloos te lamenteren nu ze heel Bornem op de

vlucht zagen, angst en schrik en honger op aller wezen.

Contrast !

Page 10: 1914 10 dagboek van doninck

© Gemeentelijk Archief Bornem - 38 -

Uit de dagboeken van

Pater Benedictus Van Doninck

Aan Sint-Rochuskapelleke was er op het land een vent

aan ’t beiren zo bedaard weg met zijn pijp in de mond

alsof buiten zijn veld de wereld hem niet aanging en

naar de weerlicht kon lopen.

De Eerw. Zusters van Hingene, waar die van Sint-

Amands al enige dagen verbleven hadden, aan het

inpakken en op een grote wagen te laden. Waarheen

wisten ze niet.

We gaan naar de pastorij. E.H.Pastoor Verhaegen zat

besluitloos in zijn kamer, voor zich een hoop

kerkarchief. Zijn zuster Marie, gebrekkig, moest

gedragen worden. Hij kon niet vertrekken (maar

vertrok toch). De E.H. onderpastoor was nog in de kerk

(deze ook vertrok met den pastoor).

Hingene verlaten door zijn eigen volk, werd ingenomen

door vreemden. Overal ’t zelfde. Op mijn voorstel gaat

Henricus naar Eikevliet, waar hij misschien zijn ouders

nog zou terugvinden en een kostuum van zijn broeder

aantrekken. Ik ga terug naar Bornem. In ’t Gasthuis

lagen op mijn kamer 2 kostuums te wachten. Het een

was te kort, en het ander lang genoeg, maar een halve

meter te breed in ’t midden; arrangeer het een beetje,

ga voor de spiegel en vond het weinig geschikt om n’en

Pruis te imponeren.

Meneer Verbist nochtans, die binnen kwam, maakte

zijn compliment en zei dat ik een “chikke type” was. ‘k

waag me buiten in de gang en Henricus, die niet naar

Eyck gegaan was, komt ook binnen en begint te

schaterlachen !

Hij zei me dadelijk te willen vertrekken, vroeg me nog

wat zilvergeld, een kruiske en vertrok. Met hem 5

zusters van het Gasthuis, al de weeskinderen en

Trineke (die niet bang was, maar zou kwaad worden als

zij niet mocht meegaan!) Het was 9 ½

Na een halve uur gepronkt te hebben met mijn

kostuum (ik ben er niet mee op de straat durven

komen) heb ik het afgelegd en ’t was gauwer uit dan

aan. Mijn habijt terug aangedaan en niet meer

verlaten.

Nu stond ik daar alleen ! Zegde het laatste telegram

niet : komt allen bijtijds – was het nu geen tijd ? Ge

kunt toch alleen de abdij niet gaan verdedigen, zei

Henricus voor zijn vertrek, en die pretentie had ik ook

niet, maar telkens ik er aan dacht de anderen maar te

volgen, bekroop een verlammende schrik mijn lange

benen en ik bleef. Moederke van ’t gasthuis bleef wel !

Twee zusters van het Pensionaat waren komen horen

naar ons voornemen en toen zij vernamen, dat er toch

een pater hier blijven zou, waren zijn uiterst kontent

en zij vertrokken ook niet.

Een half uur later kwam de Eerw.Moeder overste mij

verzoeken bij hen met E.H. Abbeloos te komen eten;

hetgeen ik niet voor vandaag maar voor de volgende

dagen toezegde. Vanuit het verdiep van het gasthuis

kon ik de Statiestraat overzien tot aan den Bouw. Weg

en weer vluchtende mensen zonder tal.

Er liepen ook mensen naar de statie. ‘k ga om 10 ½

eens zien. De statieoverste, Segers, was nog op zijn

post, maar op zijn zondags en zonder rode klak. Hij

zegde niet te zullen vertrekken. Er reden af en toe nog

treinen, allen naar Temse, doch er werden geen

kaartjes meer gegeven. Iedereen kon gratis meerijden,

die plaats vond. Er werden ook geen signalen gegeven

van aankomst of vertrek en geen barelen gesloten.

Aan de “Nieuwen Wereld” stond de oude pachter

Verbruggen te lamenteren dat hij niet meer wist wat

doen.

Station Bornem met rechts hotel-restaurant "De Nieuwe

Wereld"

Page 11: 1914 10 dagboek van doninck

© Gemeentelijk Archief Bornem - 39 -

Uit de dagboeken van

Pater Benedictus Van Doninck

Hun Isidoor had met de voituur iemand weggebracht

en kwam niet terug, hun charel was terug naar huis

gelopen om de koeien los te maken enz. Ik raad hem

naar het gasthuis te gaan in afwachting dat ze hem

daar komen halen. Hij bleef echter nog in de “Nieuwen

Wereld”.

Om 11 uur was ik terug in het gasthuis, waar de vier

zusters hun handen vol hadden. Er bleven in het gast-

huis nog 18 oude of zieke vrouwen, 17 mannen en 1

gekwetste Belgische soldaat, die achtergelaten was.

De 6e oktober met auto’s weggevlucht. Een auto had

last aan het gasthuis te blijven wachten tot den 7e ’s

morgens, om de nog aankomende gekwetsten te

kunnen meevoeren. Hij is echter zonder te waar-

schuwen ’s avonds van den 6e weggereden, en de

laatst aangebrachte gekwetste bleef achter.

De Zusters die naar Temse vandaag vluchtten, troffen

daar nog de chauffeur en zegden hem dat er nog een

gekwetste te Bornem in het gasthuis was achter-

gelaten, maar hij gaf ten antwoord dat hij er zijn leven

niet meer aan waagde om terug over de brug te rijden.

Mijn eerste plezierig werk als aalmoezenier van ’t

gasthuis was dus de zwaargewonden soldaat te

bezoeken. Een kogel was hem dwars door de borst

gevlogen; was zeer zwak.

Dan met een grote korf lekkere peren en druiven de

andere zieken en oudjes te gaan bedelen en daar er

fruit in overvloed was en er geen kinderen meer

waren, kon de bedeling nogal rijkelijk gedaan worden.

Ze hadden geen van al besef van de angst en schrik die

buiten op straat de mensen op het lijf zaten. Het was

ruim een uur voordat de afgetobde zusters hun

middageten konden gebruiken en ik met haar, en ze

waren alle vier zo opgeruimd en blijmoedig alsof er

niets gebeurd was. En er was op korten tijd zoveel

gebeurd, dat in het geheel niet plezierig passeerde.

Om 2 uur ging ik nogmaals naar de statie zien. Er reden

treinen naar Temse alle kwartieren. Sommige alleen

met ambulanciewagens, anderen, die iedereen op-

namen zoveel er plaats was. De chef was nog niet weg.

Om 2 ½ staat E.H. Verbist aan zijn deur en wenkt. Hij is

besluitloos. Zijne zuster Stephanie is met den oud-

pastoor Van Roosbroeck, in de voormiddag vertrokken.

Zijn pastoor heeft hem niets gezegd. De kerksleutels

aan een ander afgegeven. Hij is vrij te gaan of niet,

maar denkt toch te blijven. Ik ga nog even ’t dorp in,

ontmoet slechts onbekenden.

Om 4 uur terug in het gasthuis.

Zegen het lijk van een vrouw uit Mariekerke, hier

gestorven. Wordt in een laken gewikkeld zonder kist ;

naar het kerkhof gedragen door 2 mannen van ’t gast-

huis gevolgd door een doctor. Parrewie is grafmaker.

De vrouw heet Van Lent en is naderhand op ’t kerkhof

gekist.

Ga mijn brevier lezen in de tuin.

Om 5 uur vertrok een trein, de laatste. Alle wagens vol

tot op den tender opgepropt. Ik herkende onder de mij

toewuivende hoeden en zakdoeken meneer Verbist en

zijn meid, de chef van de statie, enz.

Meneer onderpastoor had op het laatste ogenblik be-

sloten zijn meid en zichzelve in veiligheid te brengen.

De sleutels van zijn huis en zijn hondje gaf hij in ’t

voorbijgaan af in ’t gasthuis.

Een ontaarde moeder gooide aan de deur haar kind

van enige maanden naar binnen, zeggende : “Gijlie

kunt er beter voor zorgen dan ik en zijt er voor

betaald.” ’t Kind was gebrekkig, van een ongehuwde

dochter van [b] Janssens.

Gelukkiglijk had de portierster de deur toe gestoten

voor de neus der heks, zodat ze niet weg kon zonder

haar kind mee te nemen.

Het is kort daarop gestorven.

Op aandringen van meneer Geelhand aangenomen,

zonder betalen.

Om 5 ½ komt E.H. Abbeloos in het gasthuis aan. Wij

rookten een cigaar, bespraken de gebeurtenissen van

de dag ; wat er mogelijk kon of ging gebeuren, de hele

dag door hadden we ons verwacht aan het bom-

bardement en plat schieten van het dorp en er was

geen kanon meer te horen , en in de gemeente was het

stil geworden, akelige stilte.

Op eens een geweldige ontploffing, die het hele huis

deed daveren. Het was de brug van Temse die werd

opgeblazen – mijn horlogie wees tien minuten voor zes

uur. Nu viel er voor niet meer te denken aan ’t

vluchten.

Page 12: 1914 10 dagboek van doninck

© Gemeentelijk Archief Bornem - 40 -

Uit de dagboeken van

Pater Benedictus Van Doninck

Om 7 uur was het avondmaal en om 8 uur gingen allen

naar bed. Ik heb enige aantekeningen gekribbeld en

voelde me dan zo moe en slaperig dat het mij weinig

kon schelen of de Duitsers vandaag kwamen of morgen

en of ze bombardeerden of niet.

p.s. De Duitsers trekken den 7 oktober over de Nete

en over de Schelde. De militaire gouverneur van

Antwerpen raadt de bevolking aan te vluchten. Het

bombardement der stad is begonnen.

Het zuiden en het oosten der stad staan in brand. De

Duitsers verschijnen in Turnhout.

Krantenbericht

Temsche, 13 Dec. – Bijzondere briefwisseling

DE SCHELDEBRUG – Bij het uitbreken van de oorlog en ’t aftrekken onzer

legers werd het draaiend gedeelte onzer brug over de Schelde vernield. Op

Woensdag 7 October 1914. De Duitsers herstelden dit opgeblazen gedeelte en

werkten met 800 man gedurende een maand aan die herstelling. Den 24 Juni

1917 ’s Zondags ’s namiddags reed de eerste Duitse trein over de brug. Het

herstelde gedeelte lag echter vast, en nog kan ze niet opengedraaid worden,

wat de scheepvaart natuurlijk erg belemmert.

De brug van Temse is gans van ijzer gemaakt, rust op 6 stenen pijlers en is 343

meters lang. Zij werd in 1870 gebouwd en den 30 November over 50 jaar

inghuldigd en gezegend in bijzijn van Mgr. Dechamps, aartsbisschop van

Mechelen, M. Wasseige, Minister van Openbare Werken, M. Braeckman,

burgemeester van Temse, en andere hoge personen. Uit beide provinciën

waren er talrijke toeschouwers en Temse was volop in feest.

Mochten wij weldra, onze half-eeuw oude brug, volledig hersteld zien, in ’t

belang van onzer haven.

Donderdag 8 oktober 1914 (dag 67)

Verleden nacht heb ik rustig geslapen tot juist 12 uur,

dan ben ik gewekt door een geweldige losbranding, die

het hele huis deed daveren. Mijn eerste gedacht was

dat het bombardement van Bornem begon.

Ik was in het gasthuis nog niet goed georiënteerd en

wist niet van waar of waarheen geschoten werd. ’t

scheen mij uit Vlaanderen te komen en daar ik nog

geen stukken op mijn kop kreeg, bleef ik nog enige

ogenblikken in mijn bed, maar niet lang was het er vol

te houden. De losbrandingen volgden elkaar op een

tijd lang met regelmatige tussenpozen. Ik telde enkele

minuten 15 tot 19 schoten per minuut – om 2 ½ een

geweldige ontploffing, item om 5 ½.

Ik was vroeg uit het bed. Om 5 uur nam het schieten in

hevigheid en regelmatigheid af.

E.H. Abbeloos gaat om 6 uur mis lezen in het Pensio-

naat der Presentatie. Ik las ook om 6 uur in het

gasthuis.

In het tabernakel stonden 2 cibories : die van ’t

gasthuis met 400 H.H. Speciën, die van de parochiekerk

met 800 ! Casus perplexus.

Wij waren overeengekomen de H.hostiën te nuttigen

en voorlopig geen H. Sacrament te bewaren, maar het

onmogelijke gaat niet.

In het Pensionaat zelfde moeilijkheid : een pas gecon-

sacreerde volle ciborie.

Vanuit het gasthuis zag ik in de Statiestraat nog hele

schare vluchtelingen, maar dan in tegenovergestelde

richting van gisteren. Mensen die van over den Rupel

en Schelde terug kwamen naar Sint-Amands op. De

laatste zes weken mocht er bijna geen burger meer

velo rijden

Vandaag kon men er licht 100 per uur tellen in

vliegende vaart op verkenning hoever ze naar huis

konden geraken en om andere te verwittigen. Ze

kwamen met slecht nieuws terug en zo stond het dorp

te Bornem soms vol karren en wagens en ’t verkeer

was gestremd. Ik dacht aan onze abdij, maar het was

zo druk in ’t gasthuis. De vier zusters, als de oudjes en

zieken verzorgd waren, moesten ’t verband hernieu-

wen van de soldaat en van een bejaarde man, die zijn

been over enige dagen was afgezet.

En de zusters die de lessen van verbandsleer hadden

gevolgd en tot hiertoe in de praktijk hadden toegepast,

waren allen op de vlucht. Men deed wat men kon. De

bel aan de deur werd bestormd door raad en daad

vragende vluchtelingen. Gelukkiglijk kwamen in de

voormiddag een paar zusters der Presentatie een

helpende hand uitsteken.

Een knecht van het gasthuis, Charel Parwie, Waumans,

60 jaar was voeder gaan halen naar de abdij en had

gezien dat er fruitdieven op de boomgaard waren. Er

stonden ook nog 2 varkens te schreeuwen, zegde hij. ‘k

zond hem terug om deze naar het gasthuis te brengen,

alsook een korf druiven uit de serre. ’s Middags waren

ze daar.

Om 12 uur diner in de Presentatie met E.H. Abbeloos.

Om 2 uur gaat deze mee naar de abdij. Hekken aan de

kerk open : aangetrokken. Deur van ’t vreemden-

kwartier en poortje stonden open : gesloten. Grote

poort open – in den boomgaard wel 100 fruitdieven die

de vlucht namen, langs de bospoort en de vluchtgaten

in de muur. Haastig rondgegaan binnen; vindt geen

spoor van inbraak.

Prelaatskamer, provisor, oeconoom : deuren gesloten.

De sleutels van kerk en sacristie meegenomen naar ’t

gasthuis.

Niet een bekend gezicht ontmoet, noch soldaat, noch

Duits, niemand. De rovers hadden vrij spel.

’t Kanon dondert geweldig, in Vlaanderen bijzonder.

Page 13: 1914 10 dagboek van doninck

© Gemeentelijk Archief Bornem - 41 -

Uit de dagboeken van

Pater Benedictus Van Doninck

Om 3 uur terug in het gasthuis, zend ik Parrewie naar

de abdij om de kalkoenen en de kiekens. Bijna buiten

adem komt de E.H. Tessens, aalmoezenier op ’t fort,

hier aangelopen. Vraagt 2 grote hostiën en wat er gis-

teren gebeurd was. Ze wisten op ’t fort nog van niets.

Sedert 11 uur te nacht. Alle telefoonverbindingen

afgebroken. Komandant radeloos, niet verwittigd, met

zijn manschappen ’s nachts gebiecht en gecom-

munieerd.

Kaartje van Jules Mees – verzocht tot hem te komen –

Ga er heen met meneer Tessens. Meneer Mees met

zijn broeder van Oppuurs teruggekomen uit Hulst zegt

dat de zaken slecht staan.

’t Leger naar Oostende – achterhoede en Engelse

troepen te Gent door de Duitsers geslagen enz.

Meneer Tessens weet genoeg en ijlt naar het fort

terug. Mees zegt dat hij gisteren zijn vrouw en

kinderen en schoonmoeder in veiligheid naar Hulst

heeft gebracht en deze middag is teruggekomen

volgens den raad die hem een officier gegeven had : si

vous tenez à votre maison et à vos meubles, retournez

vite chez vous, car vous y trouverez 3 ennemis : les

soldats Belges deserteurs, la canaille de Bornem et des

environs et les Prussiens.

Ik verlaat meneer Mees tegen 4 uur om naar het

gasthuis te gaan. Aan het standbeeld van den

boerenkrijg stonden zeer bedrukt te zien de twee

gebroeders Averhals, onze boekbinders van Malderen.

Ze waren over 14 dagen ’t huis door de Duitsers

weggejaagd en moesten hun tachtigjarige ouders aan

hun lot overlaten . De vader daarenboven werd door

den kanker verteerd, kon zich niet behelpen en huilde

van de pijnen; zij waren sedert voortvluchtig in de

omtrek, dikwijls door de kogels heen als zij wilden naar

huis gaan zien. Zij hadden geen onderkomen.

Ik stel hun voor in de abdij te gaan slapen, wat ze

blijmoedig aannamen, kort na den vieren terug in de

abdij gekomen, vond ik daar Charel Parwie, bezig met

kiekens te vangen en dood te slaan. Ik had hem ja

gezegd ze allen mee te brengen, levend of dood.

Geholpen werd hij daarna door Mina van Zaelen, door

mij en den “Do”, alias “den Mol”, broer van onze

kleermaker, ook diens vrouw kwam helpen.

Deze hadden in ’t Pensionaat een onderkomen gevon-

den, nadat ze hun huis in de Kloosterstraat hadden

zien afbreken, en daar hij in vogels speelde, had ik hem

gezegd de vogels uit de volière te halen en naar het

pensionaat of naar het gasthuis te brengen.

Na veel moeite kregen wij een vijftigtal kiekens op hun

hok en vandaar in korven en zakken met kruiwagens

weggevoerd. Ook een zak kiekenvoeder meegenomen.

Onze twee boekbinders schenen niet benauwd, ze

namen elk een riek mee naar de schuur en zouden de

abdij wel bewaken.

Het begon avond te worden en duister als wij naar het

Gasthuis terugkeerden. Onderweg aan het Warregaren

en elders onbekende mannen met onhebbelijke

manieren en verdacht voorkomen. Alle gezagheb-

bende macht weg. Alles gesloten, ondanks het zacht en

aangenaam weder.

Meneer Mees had gezegd, dat Antwerpen-Zuid en

petrooltanks in brand stonden. ’t Was inderdaad van

uit de hof van het gasthuis goed zichtbaar. Na het

avondmaal ging ik vroeg naar bed en sliep al eer ik er in

lag.

8 oktober. Antwerpen moet zich overgevan aan de

vijandelijke Duitse troepen.

Vrijdag 9 oktober 1914 (dag 68)

Nacht zeer rustig. ’s Morgens af en toe een kanonschot

in de verte.

Ik had horen vertellen, dat er door de Duitsers

priesters (o.a. E.H. Felix onderpastoor Van Merchtem)

van het altaar waren meegenomen, zonder van klede-

ren te mogen veranderen. Daarom heb ik van heden af

mijn overjas en al het nodige maar aangehouden

(zonder hoed nochtans) wanneer ik mij voor de H. Mis

aankleedde.

Om 7 uur komt madame van den ontvanger der

contributiën zeggen, dat haar man zeer slecht is. De

man leed aan bloedarmoede, had reeds gebiecht over

3 dagen aan meneer pastoor en daar ik hem buiten alle

gevaar achtte, liet ik het bij een dagelijks bezoek.

De Eerw.Overste van de Presentatie zegde dat er

verscheidene matrassen en ander beddegoed van hun

door soldaten gerekwireerd in de abdij lagen. Of ze die

mochten gaan halen ?

Page 14: 1914 10 dagboek van doninck

© Gemeentelijk Archief Bornem - 42 -

Uit de dagboeken van

Pater Benedictus Van Doninck

Ik liet ze gaan met de raad ook ons tafelgerief, dat in

het vreemdenkwartier door de officieren gebezigd was

blijven liggen, in te pakken en in veiligheid te brengen,

alsook alles wat zij dachten, dat er gemakkelijk zou

kunnen gestolen worden en niet te groot of te zwaar

was.

De eerwaarde Moeder, Zr. Emerantia, en de Mol met

zijn vrouw zouden om 8 uur gaan zien.

Als ik om 9 uren in de abdij aankwam vond ik niemand

in het vreemdenkwartier, noch in de keuken, noch in

de kerk. Ik ga langs de calefact de trap op om naar

mijn cel iets te gaan halen en ik zie op het eind van den

dormpter zuidwest-kant de eerw. Zuster moeder en Zr.

Emerantia statig snel aangedragen komen , ieder met

… een minimax !

Ik had plezier voor de hele dag ! Ze zeiden niet te

weten wat voor kostbare stukken het waren, en ik had

gene tijd om ze te laten werken. De minimax werden

terug op hun plaats gezet. Midderwijl had de Mol en

zijn vrouw het hun toebehorende beddegoed naar

onder gebracht op een karken.

Met de twee zusters ga ik terug naar het dorp ; een

weinig voorbij den abdijmuur en de geul horen wij ’t

kanon van Bornems fort enkele malen losbranden. De

eerwaarde Moeder overste beeldt zich in dat men op

ons schiet en zet het op een drafje. Bepaald, vandaag

moet ik lachen, willen of niet.

Eer wij aan den Dilft waren was Rev. Mère reeds

halverwege in het binnenwegske zonder om te zien. ‘k

liet Zr. Emerantie den zelfden pad in en trok langs ’t

dorp naar ’t gasthuis.

Om 10 uur komen er 5 soldaten en onze telefonist

Albert, voor het fort het meel opeisen, dat er in de

abdij is : 12 zakken, zeggen ze, hebben ze in de bakkerij

gevonden. Ik wist niet wat er in onze bakkerij was,

maar ‘k zei toch driest weg, dat die zakken niet allen

van ons waren, maar zeker de grote helft aan het

hospitaal toebehoorde, dat die 50 oude mensen toch

niet van honger moesten kreveren, enz.

Na lang parlementeren en medehulp van de telefonist

verkreeg ik dat ze voorlopig met 6 zakken zouden

tevreden zijn. Drie naar het gasthuis zouden brengen

en 3 naar de Zusters van de Presentatie.

Vandaar gingen zij ene wagen en 2 paarden rekwiseren

in de “Ster”.

‘k volgde hen op de voet, en het ging daar ook niet

zonder moeite. De telefonist overhandigde mij toen

een handvol sleutels, die hij in de keuken van de wand

had genomen, omdat er verscheidene individu’s aan ’t

snuffelen waren en er het oog op hadden. Het was

bijna 11 uur en ik ging eten in ’t Pensionaat.

Ik vreesde enigszins dat ze de 12 zakken allemaal naar

het fort zouden gebracht hebben, doch om 12 uur

hield een wagen stil aan de poort van ’t Pensionaat op

den Dries. Drie zakken, bloem en meel, werden

afgeladen. Een hele bende, mannen en wijven,

kwamen toegeschoten, en toen de 3 soldaten binnen

een verversing kregen, zouden de schoelies gaan

helpen afdragen zijn, zo niet de telefonist, die bij de

wagen de wacht hield, zijn revolver te voorschijn

haalde en aanlegde.

Vandaar reden ze naar het gasthuis en laadden er ook

3 zakken af. Het gespuis bleef nog een tijd huilen en

tieren aan de deur van ’t Pensionaat, doch daarbij

bleef het. Wij zullen de bloem wel krijgen !

Om 2 uur in de abdij : in het washuis vond ik Sus van

Lent, de twee wasvrouwen en de naaister bezig met

ons en hun gerief en wasgoed in te pakken en naar

huis in veiligheid te brengen; raadt hun aan het

washuis te komen bewonen of toch dagelijks de

onverbroken was te komen voortzetten – ze zouden

eens zien.

Aan de schuur vond ik den eerste werkman, Jefke

Wammes ; in de keuken Charel den Dil, diens zuster en

zwager, nog anderen, onbekenden, ook Michel Bakzak,

die hier weggejaagd was.

Ik kende maar amper ons eigen werkvolk, en stond een

poos verlegen met zoveel helpers.

Op de tafel stonden bierpotten en honing drupte op

den grond.

De beide telefonisten kwamen zien. Michel, die op

mijn eerste woord niet wou optrekken, deed ik buiten

de poort zetten, nog een paar anderen volgden.

Den Dil noemde zijn zwager, Jozef van Rooy, ene Van

den Bosch, als zijnde fatsoenlijke mensen die

beurtelings zouden komen om n’en halve dag te

waken. De 2 telefonisten in civiel, maar nog gewapend,

zegden ook te willen overnachten.

Onze boekbinders waren gaan proberen naar huis te

geraken, maar kwamen tegen avond terug naar hun

schuur.

Nu, dacht ik, is er toch wacht genoeg, als ze maar ’t

akkoord blijven.

Tegen 4 ½ ging ik weg en zie met genoegen dat er

reeds enkele gevluchte mensen van Bornem zijn

teruggekeerd, klagend over de uitgestane miseries,

doch blij thuis te zijn. Ook Dr. Van den Abbeele is

weergekomen; hoogst nodig in het gasthuis en elders.

De goede pastoor van Londerzeel Sint-Jozef komt

tegen 6 uur ook naar ’t gasthuis ; heeft een wandeling

Page 15: 1914 10 dagboek van doninck

© Gemeentelijk Archief Bornem - 43 -

Uit de dagboeken van

Pater Benedictus Van Doninck

gedaan naar Puurs op – is door zijne parochianen, die

nog hier en daar te Bornem gelogeerd zijn, herkend in

zijn burgertenue en besluit ook maar, morgen den toog

terug aan te trekken.

Hij heeft ook horen vertellen dat er in Puurs morgen

kiezing is van een nieuwe burgemeester, die niet gaat

vluchten ! ’t was aangeplakt op de hoeken der straten !

Wanneer in Bornem ?

Gazetten krijgen wij niet meer te lezen. Het nieuws dat

wij op de straat op doen, geeft al stof genoeg tot

nadenken.

4/5 van Bornems bevolking, de gehuchten niet mee

gerekend, zijn afwezig.

Deuren en vensters gesloten – geen openbare macht –

t getal vreemde schoelies groeit zichtbaar aan. Hun

voornemens geven ze luidop te kennen : in het droog

geraken, waar iets te pakken is, enz.

Wij gaan om 8 uur naar onze kamer en ik eindig mijn

verjaardag met een niet al te rooskleurig vooruitzicht :

morgen de abdij geplunderd ? In brand ? Archieven en

boekerij vernield ?

Gods H.Wil geschiede ! Hij weze mij genadig.

Zaterdag 10 oktober 1914 (dag 69)

Nachtrust niet gestoord voor 11 ½. Toen gewekt door

een kanonschot op het fort te Bornem. Item om 2 ½ en

om 5 uur.

Om 6 uur lees ik een lijkmis voor Verlinden. Deze man,

vader van 15 kinderen (minderjarig) lang ziekelijk, was

te Liezele afgebrand, naar Oppuurs gaan wonen op de

molen. Deze werd insgelijks afgebrand. Zijn

huishouden was dan naar de houten molen gevlucht bij

Jules Verbruggen, vanwie hij familie was ; de zieke

echter naar het gasthuis gebracht, waar hij eergisteren

overleed.

De E.H. Onderpastoor van Oppuurs, die al enige dagen

op de vlucht is, maar hier in de omtrek is gebleven ,

komt om 6 ½ ook de H.Mis lezen. Hij is van zin

morgen, in civielpak, naar Oppuurs te gaan zien. Blijft

vandaag nog op de houten molen.

Om 9 uur op weg naar de abdij, veel mensen die

gevlucht zijn en teruggekomen, maar de meesten zijn

vreemdelingen, van Sint-Amands, Baasrode, zeer

behoeftig en ellendig zien ze eruit.

Gisteren had ik uit onze provisiekelder een vracht

chocolade in pakken mee genomen naar ’t gasthuis. Op

mijn gangen door het dorp kon ik nu telkens enige

brokken in mijn zak steken en daarmee de hongerige

kinderen, die ’t meest huilden, voor een poos tot

zwijgen brengen. Er was overigens niets te koop, alle

winkels en huizen gesloten.

In de Kloosterstraat alles doods, als uitgestorven.

De Donk onder water. De abdij aan de straat gesloten.

Page 16: 1914 10 dagboek van doninck

© Gemeentelijk Archief Bornem - 44 -

Uit de dagboeken van

Pater Benedictus Van Doninck

Ik had ene sleutel van het poortje aan ’t washuis en

ging langs daar in en uit. Ik ben naar mijn kamer een

paar hemden en ander wasgoed gaan halen, deed de

ronde binnen en in de kelder, vond alles op slot en om

10 uur was ik weer terug in ’t gasthuis om biecht te

horen van de zieken, ook van de gekwetsten soldaat en

andere mensen in de kapel. ‘k moet deze morgen zeer

verstrooid en gejaagd geweest zijn, want ik kan niet

zeggen of er in de abdij iemand te zien was.

Als ik om 11 ½ naar het Pensionaat ging, kwam een

schipper van Sint-Amands mij zeggen, dat hij gisteren

in den Bouw was gevlucht met zijn vrouw, en dat deze

een kind had ter wereld gebracht en of ik het wilde

dopen, maar voegt hij er bij, ‘‘k heb geen geld meer om

te betalen”.

Pastoor Abbeloos was nog niet in de parochiekerk

geweest. Hij had wel een grote bos sleutels voor de

kerk ontvangen, maar het kostte vrij wat moeite om er

in te geraken.

De sakristie en de doopvont leverden minder spel op.

Kosters of misdienaars waren niet te vinden, ook de

H.H. olievaten konden we niet bereiken. Wij waren om

halftwee naar de kerk gegaan en om 2 uur als de

dopeling afkwam, heb ik met assistentie van Z.E.

Pastoor mijn eerste doopsel maar sine ceremoniis

moeten toedienen.

De jonge wereldburger : Constantinus Josephus

Dionysius, was er toch mede tevreden, alsook de arme

vader, die nog een aalmoes toekreeg.

Na de doop kwam Charel van Malderen, de boek-

binder, in de kerk gelopen en zegt dat er 5 Duitse sol-

daten even in de abdij over den muur waren

geklouterd, zeer beleefd en vriendelijk waren en dan

vertrokken.

De weg naar Malderen was ook open en vrij geworden

en de boekbinders wilden dan zodra mogelijk naar hun

ouders gaan omzien.

Om 3 ½ trok ik naar de abdij af met gejaagd hart,

benieuwd wat de Duitsers met mij zouden aanvangen.

In de Boomstraat ontmoet ik meneer Mees en Jos. Van

Roie met ene belleman, en ze roepen uit aan de

mensen, die durven buiten komen, dat iedereen

verzocht wordt kalm te zijn en beleefd jegens de Duitse

soldaten, die in het dorp zouden komen, dat zij niets

zouden doen, enz.

Men vertelt dat het fort om 2 uur zich heeft over-

gegeven en de Duitse vlag is opgehesen. Ik ontmoet

ook een vrouw uit den Boskant, die aan ’t fort was als

de soldaten krijgsgevangen werden weggevoerd en zei

dat de aalmoezenier, Meneer Tessens, haar gelast had

mij te groeten en deed zeggen dat hij onzen altaar-

steen rechts van de brug aan ’t fort in het water had

gegooid, en dat hij als krijgsgevangen is meegenomen.

Nopens de overgaaf van Bornems fort, den 10e

oktober 1914, heb ik naderhand …. nog de volgende

bijzonderheden vernomen van P. Van Pollaert, vee-

koopman in de Barelstraat achter de stenen molen, die

ene jongen aan ’t front heeft en ene dochter in ’t

klooster te Lebbeke.

“Enige dagen voor de overgaaf, ita praef. Peer, was ik

op het fort geweest, waar 3 officieren en een

geestelijke (Mr. Tessens) bij een fles wijn aan tafel

zaten, en ik vertelde hun dat ik die dag te Opdorp op

het kasteel zus en zo vele Duitsers had zien logeren ; ik

werd zeer vriendelijk bedankt en potverd… ’s avonds

dan schoten ze van ’t fort de stromijten van Branst en

Mariekerke in brand ! Den 10e oktober, ’s zaterdags,

was er rond 8 ½ een patrouille van 40 man uit het fort

op verkenning uitgegaan naar Hingene en Temse en

toen deze om 10 uur terugkwamen en wij hen

verwittigden wat wij aan ’t fort hadden gezien, zijn ze

omgekeerd en op de vlucht gegaan. Want tegen 10

uur was er aan ’t fort een automobiel aangekomen met

4 witte vlagskes op de hoeken, en er stapten 6 man uit.

4 Duitse oversten en 2 in burgertenue, waarvan de een

waarschijnlijk de burgemeester van Antwerpen was.

Ik zag dat de overheden elkaar de hand gaven, en om

12 uur werd de bezettingstroep van ’t fort een voor

een buiten gelaten, onderzocht en onder geleide

weggebracht.

(E.H. Tessens vertelde later dat hij en de soldaten van

’t fort te Mechelen 2 uren lang op de markt heeft

moeten staan wachten en dan naar Brussel zijn

gebracht, waar hij, de aalmoezenier, in vrijheid werd

gelaten)

Om 2 uur, wapperde de Duitse vlag aan ’t fort, en kort

daarop kwam een hele compagnie Duitse soldaten, ’t

waren blauwen, in mijn herberg, en ze deden ons

drinken zoveel wij wilden en kosten !

Ik had de laatste dagen veel vreemde vluchtelingen in

huis gehad en met den overschot van brood en vlees

der Belgische soldaten, hebben wij veel mensen uit de

nood geholpen. “ ita Van Pollaert.

Uit mijn dag of avondbladje : Om 4 uur namiddag was

ik in de abdij : geen Duits te zien. Op de koer 2 onzer

werklieden, Jefke (Wammeke), Charel, den Dil (die

daags tevoren van de vlucht was weergekeerd) en 4

onbekenden : (Jef van Rooy, zwager van den Dil, Van

Zalen en Verheyvaert, beiden van Puurs bij J. van Rooy

Page 17: 1914 10 dagboek van doninck

© Gemeentelijk Archief Bornem - 45 -

Uit de dagboeken van

Pater Benedictus Van Doninck

gelogeerd. En Van den Bosch, alias Jan Voet, uit

Doregem).

Deze 6 mannen beloofden beurtelings in de abdij te

zullen waken.

Aan Wammeke gaf ik mijn visietkaartje en schreef op

de achterkant met potlood : “Diese Arbeiter sind

angestellt & bewachen des Hauses”

In de hof was geen gespuis te zien. Om 5 uur was ik

terug in ’t gasthuis. ’s Avonds om 6 ½ vertelt me de

knecht, Ch. De Parrewie, dat hij tegen 5 uur met een

kruiwagen voeder van ’t klooster komend, onderweg

Duitsers had ontmoet, die zeer beleefd waren, ze

vroegen me “geen Engelsman of Fransman gezien ?”

“Neen meneer !”

“Goed volk, braaf zijn, wij ook braaf”

Dat was al heel geruststellend, en ik voelde spijt dat ik

er niet bij was geweest.

Tot aanvulling en opheldering van hetgeen er in de

abdij den 8-9-10-11 oktober is voorgevallen, dienen de

volgende meedelingen mij gedaan op 4 juni 1916 door

2 ooggetuigen : Mina van Rooy en Van Zalen.

Mina, zuster van onze werkman Charel, alias den Dil,

en vrouw van J. Van Rooy, op de Puursesteenweg

woonachtig is, donderdags, 8 oct., bij mij in ’t gasthuis

komen zeggen, dat er 2 koeien der abdij bij haar op stal

waren, en vragen of ze daarvoor in de abdij voeder en

stro mochten gaan halen, wat natuurlijk werd

toegestaan. Ik vroeg of ze niet een paar mannen van

vertrouwen kon vinden om de abdij te bewaken. Zij

noemde haren man, en 2 vluchtelingen van Puurs bij

haar gelogeerd, Van Zalen en Verheyvaert.

Zij hebben beurtelings in het klooster voeder gehaald

en gewaakt donderdags – in de namiddag hebben ze

ook de kiekens en de vogels helpen vangen. – een paar

duifjes in een kooi had ze mee naar huis genomen,

maar deze waren ’s nachts met hun kater in conflict

geraakt en – gesneuveld.

Mina was nog in de abdij als de boekbinders ’s avonds

om 4 ½ in de abdij aankwamen en op vertoning van

mijn aanbevelingskaartje binnen geraakten.

Dan is zij met haar man naar huis gegaan.

In den late avond is er bij hen een wachtmeester van

het fort komen overnachten. Hij wilde om 4 ½ gewekt

worden en moest dan op verkenning tot 7 uur. Zij

vroeg hem na zijn dienst langs het klooster te gaan om

te zien of er geen rovers in den hof waren. De

wachtmeester beloofde het en inderdaad hij is vrijdags

om 7 ½ in den abdij gekomen, waar reeds plunderaars

bezig waren, hij heeft enkele revolverschoten gelost,

die de rovers deed door de muurgaten stuiven.

In de voormiddag is in de keuken verschenen met een

andere soldaat de “frater” alias Frans Daelemans, zoon

van Peer, een vroegere werkman. Hij heeft een sleutel

van de muur genomen en uit de kelder bier gehaald en

honing en witte wijn ? Dan zijn die twee verdwenen.

Mina en Van Zalen waren daar, als om 10-11 uren de 5

soldaten van ’t fort zijn gekomen om bloemen en meel

op te eisen, die in de bakkerij was. Zij hebben de

zakken moeten helpen opladen ; onderweg is een zak

van de wagen gevallen.

In de keuken aan de schouw zagen de soldaten een

groot stuk gerookt vlees hangen, hebben er van

gegeten en de rest meegenomen, tot spijt van de

wakers die ik gezegd had brood en vlees dat er nog

voorhanden was maar op te eten.

De boekbinders van Malderen hadden hun eigen

mondvoorraad bij zich, ze hebben alleen wat honing op

hun brood gesmeerd.

De andere wakers hebben dan de weinige bloem of

meel die nog in de bakkerij was gebleven onder

elkanderen verdeeld en meegenomen.

In de namiddag nam het getal plunderaars weer

geweldig toe en ze waren zo stout dat de bewakers al

last hadden om ze buiten de gebouwen te houden;

toonden zij zich in den boomgaard dan kregen ze hout

en stenen naar hun kop geslingerd. Als de pater kwam,

stoven ze uiteen om als mensen terug te komen, zodra

hij den rug gekeerd had.

’s Zaterdags 10 oktober, ’s middags was Mina, haar

man, Van Zalen en de twee boekbinders in de abdij en

ze zagen van over de hofmuur een ruiter te paard op

en af de dreef van het kasteel in rijden, dan tot aan de

draadversperring bij J. Spiessens.

Ongetwijfeld, dachten zij, is het een Duits.

Omtrent 2 uur zijn er onverwachts 2 Duitsers over de

muur binnen gekomen. Present waren : de twee broe-

ders Averhals, Van Zalen en Verheyvaert.

De Duitsers toonden zich heel beleefd en vroegen

herhaaldelijk of er geen Belgische soldaten meer

verscholen zaten, hetgeen de wakers ontkenden. Dan

gingen ze binnen en in het hospice nog een paar

Belgische achtergebleven geweren vindend, werden zij

razend en sloegen die in stukken. Daarna bedaarden

ze weer en zijn beleefd vertrokken, maar ze zegden

weldra terug te komen. Zij hebben geen verdere

huiszoeking gedaan.

Page 18: 1914 10 dagboek van doninck

© Gemeentelijk Archief Bornem - 46 -

Uit de dagboeken van

Pater Benedictus Van Doninck

Daarop zijn de jongens van Malderen mij komen

verwittigen in de parochiekerk en dan naar Malderen

gelopen. Tegen 5 uur kwam er een Duitse patrouille

van 15 man per velo voor de abdij, twee kwamen

binnen, de anderen bleven op de straat staan de wacht

houden.

Aan de twee die in de keuken binnen kwamen

overhandigde Jefke mijn visietkaartje en ging dan

postvatten onder de poort van den paardenstal. De

twee Duitsers vroegen wijn. Van Zalen en Verheyvaert

zegden dat ze alleen bier konden presenteren en de

wijnkelder niet kenden.

Dan moest Van Zalen een kaarske aansteken en

voorlichten in de kelder terwijl Verheyvaert en de

andere Duits boven aan de trap bleven staan.

In den kelder rechts is een klein vertrek waarin de

maandelijkse provisie wijn voor de communiteit gelegd

wordt.

De Duitser sloeg of stampte een paneel uit de deur en

brak dan met de bajonet het slot open. Hij nam enige

flessen en deed ook Van Zalen helpen dragen. De

andere Duits scheen het af te keuren, maar hij was

geen baas ; zij hebben in de abdij niet gedronken, maar

de flessen op straat in hun ransels gestoken.

De overste schreef iets op mijn visietkaartje en gaf het

aan Van Zalen.

Wammeken en Jan Voet, toen het gebons en lawijd in

den kelder begon, hadden langs de bospoort het

hazepad gekozen. Charel, de Dil, en zijn zwager Jef Van

Rooy, moesten hen komen aflossen om des nachts te

waken en waren tegen 7 uur naar de abdij gekomen,

maar toen ze hoorden zeggen dat er Duitsers geweest

waren, en niemand van het werkvolk meer te horen of

te zien was, zijn zij ook terug naar huis gegaan.

Er is bijgevolg die nacht niemand in de abdij geweest.

Ook waarschijnlijk geen rovers, want de hele namiddag

– zaterdag – werd er in den hof geen gespuis gezien –

uit respect voor den Duits !

Bornems fort was in Duitse handen, evenals de andere

forten van Antwerpen.

Zal nu ook mijn klooster, waarin ik 37 jaren leefde, zal

de abdij met hare eeuwenoude archieven en boekerij,

waaraan ik mijn beste levensjaren lang gearbeid heb,

onder mijn ogen geplunderd of verbrand gaan worden

door den vijand ? Droevig vooruitzicht deze avond

waarmede ik naar het bed ga.

Zondag 11 oktober 1914 (dag 70)

Nacht rustig. Om 5 uren ’s morgens gewekt door

herhaalde geweerschoten noord-oostwaarts. Zoals

later bleek, waren het mannen van Bornem, zonen van

Ern. Merckx en anderen, die jacht maakten op fazanten

in de bossen van Hingene, maar die liefhebberij duurde

niet lang. Duitse jagers maakten er een eind aan.

In het gasthuis biecht gehoord van 5 ½ tot 7 uur. In de

parochiekerk las pastoor Abbeloos de eerste mis ten 6

uur en bineerde om 7 ½ . Ch. Parrewie was er koster en

misdienaar.

Om 7 ½ komt een der bewakers van de abdij, Van

Zalen, vertellen wat er gisteren avond in de abdij

gebeurd is en overhandigt mij ’t visietkaartje waarop

met potlood dwarsover mijn woorden gekribbeld stond

“mit Ew. Genehmigung Wein f. 15 mann genommen, “

handteken onleesbaar.

Ik had wel seffens naar de abdij willen gaan, maar er

stond in ’t gasthuis zoveel volk om raad en daad te

wachten en om 9 uur moest ik er nog mis lezen.

Schilderij van de overgave bij fort Walem. Een gelijkaardig beeld moet zich in Bornem afgespeeld hebben op 10 oktober.

Page 19: 1914 10 dagboek van doninck

© Gemeentelijk Archief Bornem - 47 -

Uit de dagboeken van

Pater Benedictus Van Doninck

De kapel, portaal en gangen waren vol volk.

Na de mis komt er een man in de sakristie om te

biechten; hij was zeer gejaagd. Ik dacht een vluchteling

te hebben, die haastig weg moest en sloeg er verder

geen acht op.

De vrouw van den ontvanger komt vragen hare man te

bezoeken die zeer slecht is. Een vrouw uit de

Barelstraat, De Clerck, alias ’t Veuleken, brengt een pak

met priestergewaad en een missaal. ’t was haar

gisteren overhandigd door de vrouw van de adjudant

die in ’t fort was gevangen genomen en aan zijn vrouw

had kunnen bestellen die in ’t dorp woonde, maar over

nacht niet had durven in haar huis bewaren en bij ’t

Veuleken had gebracht.

Het missale en misgewaad was van de parochiekerk.

Om 10 uur bezoek bij de ontvanger, die een crisis

doorstaan had, en dan naar de abdij. Meneer Mees,

die ik ontmoette, gaat met mij.

In de keuken of er omtrent 7 of 8 mensen :

(Wammeken, Jef Van Rooy, Jan Voet, Van Zalen,

Verheyvaert, Peer Daelemans, de frater ?)

Wij bestatigden de inbraak in de provisiekelder. Ik

schatte dat er nog ca. 40 potflessen en enkele

bordelaisen gerangschikt lagen.

De andere kelderdeuren waren op slot.

In bosje en hof zie ik vreemden ongeneerd rond

kuieren. Ik vroeg de bovengenoemde werklie of ze ten

minste het huis wilden bewaken en niemand binnen te

laten. Ze beloofden beurtelings met 3 of 4 te zullen

blijven.

Om 11 ½ verliet ik de abdij met meneer Mees, die naar

het fort ging om een paspoort voor Hulot. En ik ging

naar de Presentatie, waar de E.H. pastoor Abbeloos

onrustig ter tafel zat te wachten.

Zijn parochianen, die met hem sedert acht dagen

Londerzeel hadden verlaten, waren deze morgen naar

hun parochie terug gekeerd ; een hunner was de

pastoor komen zeggen dat de pastorie er nog stond en

de kerk ook, alhoewel erg beschadigd ; de weg open en

vrij was ; de Duitsers aan niemand iets vroegen of last

verkochten.

De goede pastoor had geen appetijt meer of geen rust.

Waar de schapen zijn, moet ook de herder wezen, zei

de brave man en om 12 ½ was hij reisvaardig en weg.

Nu zat ik alleen : geen pastoor, geen paters, geen

burgemeester, secretaris, schepenen, koster, champet-

ters, allen op de vlucht met 2/3 der bevolking. Ver van

de abdij vol vreemde schelmen !

Plezant vooruitzicht. Ik had ook geen honger meer.

‘k zou terug naar de abdij , toen men kwam zeggen dat

ze met een kind ten doop aan de kerkdeur stonden te

wachten. Pastoor Abbeloos had er mij niets van

gezegd en de mensen tegen 1 uur aan de kerk

ontboden. ’t Was een eersteling uit den afgebrande

Boskant.

‘k had gelukkiglijk vernomen, dat de onderkoster, Edm.

Van Fraeyenhoven, was thuis gekomen en met diens

assistentie liep de plechtigheid wel langzaam maar

toch zonder ongelukken van stapel.

Om 2 uren trok ik alleen naar de Kloosterstraat,

onderweg in ’t dorp kwam er al iemand zeggen dat er

hele vrachten wijn uit de abdij gestolen waren. De

wakers hadden dezen morgen reeds uitgestrooid dat

de Duitsers alles hadden leeg gestolen met de goede

bedoeling de roofzuchtige schelmen weg te houden.

Aan het Warregaren zie ik dat de Barelstraat overhoop

staat : men komt mij nagelopen, dat onze werkman,

Wammeke, in bedwang gehouden wordt en met de

dood bedreigd in het huis van Ch. Goiris, die tewerk

gaat als een bezetene.

Ik volg hen. De straat vol volk. Niemand wil met mij

naar binnen gaan. ‘k herken den man, die dezen

morgen in het gasthuis te biechten kwam en zo

gejaagd was Hij gestikuleerde geweldig boven het

hoofd van Jefke, die meer dood dan levend aan de

tafel zat. Hij had geen mes in zijn bereik en ‘k zou met

een paar man wel kans gezien hebben om hem in

bedwang te houden en Jefke te verlossen, maar

niemand durfde binnen. Iemand liep dan toch naar

dokter Van den Abbeele, die hem een slaapdrank

toediende.

Goris was huisvader van een 12-tal kinderen, die met

hun moeder nog op de vlucht waren. Kwatongen

hadden den man in ’t hoofd gezet dat hij zijne vrouw

had weggejaagd ! Arm en braaf !

In de Kloosterstraat niemand te zien dan Heintje Wijns

en zijne Kato, die mij binnen riepen. Ze waren gisteren

avond teruggekeerd uit Holland; hadden deze middag

dieven uit de abdij zien komen met korven en manden

vol wijn. Noemden o.a. den Mol, den frater, deze heeft

bij hem 5 potflessen binnengebracht, zeggende dat de

Duitsers er anders mee gingen lopen. Vragen wat ze er

mee doen moesten.

‘k zeg hun ze tot nader order te bewaren en er verder

geen praat over te maken.

In de abdij kwam ik aan om 3 uur, een echte kroeg.

Walm vloog me tegen als ik de keuken binnen trad –

welk spektakel – tafels, stoelen, cuisiniere, vloer,

keldertrap, alles met wijn en bier en honing bemorst

en met kapotte flessen als bezaaid. Met grote moeite

geraakte ik door de scherven heen naar beneden – de

provisiekelder was tot op de laatste fles toe geledigd !

De andere kelderdeuren vond ik op slot – terug naar

boven geraakt, trof ik Jefke, Charel den Dil, Jan Voet.

Page 20: 1914 10 dagboek van doninck

© Gemeentelijk Archief Bornem - 48 -

Uit de dagboeken van

Pater Benedictus Van Doninck

Jef Van Roy – die van 11 ½ tot 1 ½ naar huis waren

gaan eten en dan maar konden bestatigen gelijk ik, wat

er gebeurd was.

Afwezig was : Van Zalen, Verheyvaert, de Mol (Do), de

Frater.

Van Zalen heeft me naderhand (4 juni 1916) verklaard

dat hij wel een glas wijn heeft gedronken maar niets

heeft weggedragen en gebleven is tot de anderen :

Jefke de Dil enz. zijn teruggekomen, dat hij ook nog de

Frater verweten heeft het klooster te bestelen, dat

hem en zijne familie zo dikwijls had geholpen, maar hij

stoorde er zich niet aan en zei hem dat dit zijn zaken

niet waren. Ongetwijfeld heeft hij binnen of buiten

nog helpers gehad. De Mol, alias “den Do” is in het

Pensionaat om 1 ½ aangekomen en in zijn bed

gekropen zeggende, dat hij koppijn had van den wijn,

waarmee mr. Benedictus hen getrakteerd had ! Ik heb

hem sedert niet meer te zien gekregen. Verheyvaert,

ita.

Mina Van Rooy, is smoorgat thuis bij haar

aangekomen, en kon niet meer op zijn benen staan. Of

hij de kelder heeft helpen leeg dragen, kan zij niet

getuigen, ’t zou toch wel kunnen want zij zelf is er ook

door bestolen geworden. Mina zelf en haar man,

doordien zij dagelijks naar de abdij reden en voeder en

strooisel meebrachten, zijn bij velen in verdacht

gekomen en … gebleven, alsof zij hebben geholpen

aan de plundering in die dagen. Jefke en de Dil

beloofden te blijven waken en de deuren van het

gebouw gesloten te houden en ik ging eens in den hof

zien.

Aan de brug bleef ik staan en zag dat de abdijhof in

publieke wandelplaats was veranderd. Drie à

vierhonderd mensen, mannen, vrouwen, kinderen,

nieuws- of roofgierig kuierden in moestuin, bos en

boomgaard rond. De bospoort stond wagewijd open

en drie deurgangen in den muur leverden in en uitgang

naar verkiezen. Ik keerde om 4 ½ terug naar het dorp.

In de Boomstraat ontmoet ik onze

metser, Charel Van Laar, gisteren uit

Holland thuis gekomen, en zeg hem hoe

het in de abdij gestaan en gelegen is en

of hij morgen vroeg – zoniet vandaag

nog – poorten en openingen in de muur

wil gaan sluiten. Charel is nog dezelfde

avond met een paar mannen en

geholpen door Jefke en den Dil er in

gelukt rovers en nieuwsgierigen buiten

te krijgen en de gaten in de muren met

balken en planken toe te maken.

Terwijl ik met de metser sta te praten,

stappen er twee Duitse soldaten,

mariniers, jonge mannen, het dorp in. Geen of weinig

mensen op straat te zien, dan wanneer de Duitsers

voorbij zijn. Aan een winkel tegenover Cranleux bleven

ze staan, bezien mij niet onvriendelijk en sloegen aan.

Ik groet ook.

“Wohin wollen die Herren ?

Die Stadt einmal ansehen und was ankaufen. - Kein

Essen im Fort ? – Doch in Hülle und Fülle, wir möchten

Butter und Bier. Also etwas Besseres ?”

Ik verwees hem den hoek om naar de winkel nevens

den Bouw en vroeg nog : “Sie sind wohl aus Bayern ?” –

Ja, ich, Hochwärden ! und der Kamerad ist aus

Schlesien her.

Ich hörte, die alleinstehenden Hauser werden

geplündert, werden die Deutschen es nicht verhindern ?

Ja, überall dieselbe Geschichte, der Belgische (Pöbel)

brennt und plundert und dann habens die Deutschen

getan.

Der Krieg ist ein grosses Unglück.

Gewiss, aber die Belgier sind dumm, die Franzosen

schwach, und demoralisiert und die Engländer sind

freck ! Ode – Ode ! ..”

Alleen hun laatste volzin klonk wat te scherp. Ze

keerden om en in plaats van aangewezen winkel te

gaan, trokken ze naar den Belle Vue, waar een groep

vrouwen en mannen waren samengeschoold.

Aan of uit het Gemak komend, groetten mij onze twee

Belgische telefonisten in burgerkledij en vragen me

raad, of ze naar Holland zouden kunnen geraken of

beter deden van naar familiën in ’t Walenland te

trekken. Ik liet hun natuurlijk vrije keuze, maar ried

hen niet meer in Bornem te blijven, want dat ze gauw

zouden verraden worden. Zij gingen, en ik heb ze niet

meer gezien. Meteen zag ik dat de twee Duitsers aan

den Belle Vue bij het volk stonden en aller ogen op ons

gericht stonden.

Page 21: 1914 10 dagboek van doninck

© Gemeentelijk Archief Bornem - 49 -

Uit de dagboeken van

Pater Benedictus Van Doninck

Misschien, dacht ik, zijn ze daar de twee Belgische

soldaten aan ’t verraden en mij met hen. Dan ben ik er

eerst aan. “Die Belgier sind dumm” ‘ klonk zowat

scherp spottend. Pastte het niet op mij ? Dergelijke

gedachten joegen mij door ’t hoofd en ik was niets op

mijn gemak. Aan het gasthuis gekomen, zag ik dat er

op den Kouter bij het kasteel ’t Hemelhof, van

Geelhand, aan de statie wel 300 mensen stonden !

Men zegde mij dat het gepeupel sedert 2 uur bezig was

er alles te roven of kort en klein te slaan, met de piano

reed men al spelende door de straten. Klederen,

beddegoed, meubels vlogen door de vensters naar

beneden – godtergend wijd. De Parrewie komt

vertellen dat men in de kelders tot aan de knie door de

wijn kan baden. ’t Gespuis der Klein Hei, Roddam enz..

neemt er een groot deel aan, doch er zijn rovers van

Wintam, Rupelmonde, Willebroek die ’t geroofde

wegdragen of sleuren.

Om 5 uur komt meneer Mees aangelopen en zegt dat

hij op het fort een paspoort heeft gekregen om

morgen naar Hulst zijn vrouw en kinderen te gaan

halen. Haastig schrijf ik een kaartje voor de Prelaat te

Oudenbosch, dat Mees zich gelast morgen mede te

nemen en te Hulst op de post te bestellen.

Om 6 uur komt Dr. Van den Abbeele vertellen dat er

reeds enige van de plunderaards in het kasteel van

Geelhand zijn gestraft, door dien zij half blind geslagen

door een poederontploffing bij hem zijn komen aange-

lopen om verzorgd te worden. De Belgische soldaten,

die er in kwartier hebben gelegen, hadden met de

vlucht veel munitie in de vijver geworpen en waar-

schijnlijk is er ook elders nog blijven liggen waar de

schavuiten mede aan ’t spelen waren. Ik had de

ontploffingen wel gehoord. Aan Mees en den dokter

deelde ik mijn ontmoeting mede van de namiddag en

ook zij deelden in mijn vrees voor verraad en roofzucht

van ’t vreemd gespuis en dat van Bornem.

Onze H.H. Prelaat had mij bij zijn vertrek, 29 augustus,

een nogal aanzienlijke som geld, meest in papier, en

meer dan ik zelf wist, toevertrouwd. Ik droeg die schat

op mijn borst, maar legde hem nu af en gaf hem ter

bewaring aan de Eerw. Moeder van ’t gasthuis, die

hem nog dezelfde avond in de grond stopte bij haar

schat. Het was een groot pak van mijn hart. Nu had ik

toch niets meer te verantwoorden dan mijn eigen

leven en dat kon ik er wel aan wagen, bang zijn kon

overigens niet helpen. Ik was op ’t ergste gevat. De

zusters van ’t gasthuis gingen om 8 uur gerust naar bed

en ik ook.

11 oktober :

Relaas van den E.H.Tessens van Herentals leraar aan de

godgeleerdheid aan het Grootseminarie te Mechelen,

gedaan in de abdij op 8 juni 1916.

“Ik ben naar Bornem als aalmoezenier van ’t fort

gekomen den 21e augustus 1914 en heb ’s

anderendaags een altaarsteen in de abdij komen

vragen en gekregen. Andere benodigdheden had ik zelf

of van de kerk van Bornem ontvangen. Ik heb ’s

anderendaags in ’t fort de H. Mis gelezen. Er waren op

het fort ca. 350 soldaten met 1 kapitein Rasquin

Kommandant, een doctoor en 4 officieren. De

Kommandant voor dezen had zich gezelfmoord den 11e

augustus. Hij was neurastheniek, overigens zeer

bekwaam en had bij zijn komst in ’t fort dadelijk gezien

Page 22: 1914 10 dagboek van doninck

© Gemeentelijk Archief Bornem - 50 -

Uit de dagboeken van

Pater Benedictus Van Doninck

dat er niets in orde was. Koepels werkten niet – geen

grof geschut – betonwerken moesten nog begonnen

worden – enz. Hij was katholiek maar praktiseerde

niet. Heeft toch de priester laten komen. E.H. Verbiest

die hem zijn biecht gehoord heeft en de H. Olie

gegeven. Zijn opvolger als kommandant (Challier,

Vlaming) was katholiek en volbracht zijn plichten als

christenmens – was zeer nauwgezet in zijn plicht-

volbrenging – heeft niet een dag het fort verlaten, was

streng en soms hevig tegen de soldaten. Zeer ontevre-

den over kapitein Boeykens, die voor het materiaal te

zorgen had en niets in orde had. Er was niet eens

dynamiet om desnoods het fort te doen springen. De

adjudant De Breucq en de andere officieren waren zeer

vriendelijk tegenover den aalmoezenier, maar in

religiezaken vreemd, zoniet onverschillig.

De manschappen, grotendeels Vlamingen, waren in het

algemeen goed en volgzaam. Het waren goede artille-

risten en hadden ’t grootste genoegen als zij hun

kanonnen mochten laten meespreken.

De kommandant was overlast; hij had geen econoom,

slechts een officier die hem desnoods in ’t commando

kon vervangen, de overigen waren reservisten zonder

voldoende technische kennis. Een accident, waardoor 5

soldaten en enige werklieden gekwetst werden, had

plaats doordien een kanon werd afgeschoten voordat

de koepel genoeg gedraaid was. De kapitein Komman-

dant in zijn onderaardse kelder was enkel aangewezen

op de rapporten die de telefoon hem van Antwerpen en

de andere forten meedeelden, en volgens welke hij met

de kaart voor zich de afstanden mat naar de punten

waarheen de pointeurs in de koepels kunnen vuurmond

richten hebben volgens zijn bevelen. Het gerinkel der

telefoonbel, dat bijna onafgebroken te horen was bij

dag en nacht, hield op eenmaal stil om 11 uur ’s avond.

Den 6e oktober. Alle communicatie per telefoon was

afgebroken. De laatste orders van Antwerpen aan ’t

fort luidden : Résister à outrance – rester jusqu’à la fin.

Dan niets meer.

’s Morgens van den 6e was de kolonel van de secteur

op het fort komen zeggen : “Je m’en vais et passé

l’Escaut”. Er was op het fort ook een toestel om

draadloze berichten op te vangen van Parijs en van

Berlijn over de toestand in België. Ze vernamen niets

meer dan de berichten van het Wolfbureau uit Berlijn

en die berichten waren slecht. ’s Nachts om 12 uur

heeft de Kommandant den aalmoezenier gewekt, zijn

biecht gesproken; is onder de H. Mis te communie

geweest met een groot getal soldaten. ’s Morgens

werd er conseil gehouden en nog meermaals daags.

De aalmoezenier werd telkens toegelaten als adviseur,

zonder stemrecht. De soldaten ’s morgens wilden

vluchten, maar ’t werd hun afgeraden. In de namiddag

is de aalmoezenier op eigen voorstel en verantwoor-

ding naar Bornem om nieuws gekomen. En toen hij pas

terug was en rapport gemaakt had van hetgeen hij met

mij bij Mees had vernomen over de brand te

Antwerpen, ’t verslagen der Engelsen te Gent, of er

kwam ook een soldaat terug uit Hoboken met het-

zelfde nieuws. Men hield nogmaals raad. Er was in ’t

fort een majoor (Beek) die zich te Namen nogal had

onderscheiden, langs Frankrijk en Engeland terug in

België was gekomen en een commando op ’t fort

Breendonk had verkregen. Daar echter werd hij bij een

inspectie in dronken staat betrapt en verloor zijn

commando. Hij werd naar ’t fort Bornem gezonden.

Zonder commando, doch hoger in graad dan de

Kapitein Commadant was hij deze dikwijls meer

hinderlijk dan nuttig en behulpzaam. Zo bvb. bij de

beraadslaging of men de soldaten zou laten vluchten of

niet, was hij er stellig tegen om iemand te laten gaan.

Toch zijn er verscheidene gevlucht. ’t Fort van

Breendonk viel de 8e oktober. Ook de redoute van

Letterheide, beide stuk geschoten en onverdedigbaar.

De kommandant van Breendonk heeft al zijn man-

schappen doen vluchten, hijzelf gekwetst even als de

aalmoezenier, broeder van den eerw. Heer Verbist, zijn

buiten de fortificatie naar alle waarschijnlijkheid

gevangen genomen. Donderdag en vrijdags heeft men

nog koeien en kalveren die voor het fort in de weide

liepen, naar binnen gebracht. Ook twee kanonnen uit

de tranchees zijn aangekomen, en een aantal gendar-

men te Puurs achtergebleven zijn een onderkomen in ’t

fort komen vragen. Deze gendarmen werden bij

gebrek aan telefoonberichten als verkenners gebezigd

donderdag en vrijdag.

Vrijdags is men begonnen obussen en andere munitie in

de vestingvijver te gooien, koepels en grote kanonnen

zijn door adjudant De Breucq ontredderd en vernageld.

De Duitsers hadden toen het fort zonder slag of stoot

kunnen pakken, want er bleven slechts enkele

veldkanonnen vuren in de richting van Baasrode en

Schoonaarde, waar de Duitsers over de Schelde wilden

om de Belgen voor te zijn. Dat is hun mislukt – dank

misschien aan de forten Breendonk, Liezele, Puurs,

Bornem, en misschien ook daarom met hun laatste

orders “Résister à outrance – rester jusqu’à la fin”,

bleven volhouden zonder verdere inlichtingen te

kunnen bekomen.

10 oktober. ’s Zaterdag in de voormiddag, 10 uur is er

een auto aangekomen met 6 man, 2 burgers 4

militairen. De 2 in burgerkledij waren de burgemeester

van Antwerpen en een raadsheer en stapten uit –

Page 23: 1914 10 dagboek van doninck

© Gemeentelijk Archief Bornem - 51 -

Uit de dagboeken van

Pater Benedictus Van Doninck

vroegen de kommandant het fort over te geven aan de

Duitsers. De kommandant zegde geen burgerlijke

overheid te erkennen, dat hij order had van de staf te

Antwerpen vol te houden tot het laatste.

De burgemeester, die zeer aangedaan en ontroerd was,

zegde dat er te Antwerpen geen militaire overheid

meer bestond, de forten allemaal of vernietigd of in de

handen der Duitsers waren, en zo er nog een fort

weerstand bood, om 12 uur het bombardement der

stad zou herbeginnen.

Na korte beraadslaging werd de overgaaf van Bornems

fort, het laatste, getekend. ’t Was voor 12 uur. Dan zijn

ook de Duitse oversten binnengekomen, een

compagnie mariniers stond buiten. Onder de vier

militairen-oversten was een Oostenrijker. Ze waren

met hun oogglazen bijna onkennelijk. Ze hebben een

tijd met de kommandant gesproken. Dan zijn de

soldaten bijeen geroepen, hebben de wapens afgelegd.

Inventaris is gemaakt van heel het materiaal, dat er

nog te vinden was.

Daarna hebben ze mogen inpakken, brood, vlees en

wijn werden onder de manschappen verdeeld. De aal-

moezenier had een valies van Verbist waarin hij kelk, H.

Olie, ampullen en ander klein gerief kon bergen.

Kazuifel, albe, missaal, enz. hadden geen plaats.

Soldaten wilden ze verbranden om ze niet in Duitse

handen te laten, doch de adjudant deed ze inpakken en

heeft het pak bij het verlaten van ’t fort aan zijn vrouw

gegeven.

Voor 2 uur werd de Duitse vlag aan het fort gehesen.

Tussen 3 en 4 begon de uittocht. De officieren mochten

hunne degens en wapens behouden, de soldaten niet.

Kommandant, officieren, doctoor en aalmoezenier

kregen elk een soldaat om hun bagage te helpen

dragen, maar de jongens hadden al genoeg aan hun

eigen ransel. Voor het fort werd er nog geruime tijd

halt gemaakt.

Officieren en soldaten konden hun vrouwen en

kennissen spreken. De aalmoezenier gelastte een

vrouw mij zijn groeten over te brengen en te zeggen

dat de altaarsteen der abdij in het water gelaten was

tegen den muur onder de inhaalbrug van de poort in ‘t

fort. Toen alles gereed was, begon de aftocht. 4 Duitse

marine-soldaten voorop met een officier – katholiek uit

Königsberg, nog al gespraakzaam met kommandant en

aalmoezenier en officiers. Dan de manschappen onder

escorte van een dertigtal zeesoldaten. De weg ging

over Oppuurs, waar zij een kar met paarden vonden om

de bagage op te laden. Dan over Puurs naar Wille-

broek, waar een half uur rust was en voor een herberg

mocht gegeten en gedronken worden. Te Heffen kostte

het veel tijd en moeite om over de Zenne te geraken,

daar de brug in het water vernield lag. Het was donker

als de troep te Mechelen kwam.

Onderweg waren er verscheidene soldaten vandoor

gep…. Na lang wachten werden aalmoezenier en

officieren naar het oud-stadhuis gebracht waar ze op

een bovenzaal op enige strozakken konden over-

nachten. ’t Was te middernacht toen ze eten brachten,

brood, opgelegde zalm en wijn (gestolen) zoveel ze

wilden. De soldaten werden in de benedenzaal onder-

gebracht.

’s Morgens ging het toiletmaken zeer primitief toe.

Alleman moest op de koer al wat hij op zak droeg,

scheergerief, pennemessen enz. bijeenbrengen. Een

paar Duitse onderofficieren zocht er hun gerief uit en

schopten dan de rest overhoop. Tessens vroeg om naar

het seminarie te mogen gaan, waar hij thuis hoorde.

Doch ’t werd hem geweigerd. Ze moesten om 7 uur

allen naar de Place d’Egmont en bleven daar staan tot

9 uur, als ze naar de Jezuïetenkerk terug moesten, waar

hun soep werd uitgedeeld. De aalmoezenier had zijn

valies in ’t oog kunnen houden en bemachtigen.

Hij zag slechts twee bekenden, een kleine jongen en

een winkelier, Verkammen. Deze vroeg hij zijn valies

met kelk en H.Olie te willen in veiligheid brengen.

Maar de man zegde op de vlucht te zijn en niet te

weten waar er mee te blijven.

Om 10 uur zijn ze dan weer terug naar het statieplein

getrokken, waar ze hebben staan wachten tot 4 uur

namiddag. Toen is het garnizoen van Liezele en Puurs

bij hen gekomen langs een andere weg.

Samen werden ze vervoerd naar Brussel.

De aalmoezenier met de 5 officieren en een Duits

soldaat in een beestenwagen zonder zitplaatsen. Ze

waren zo vermoeid dat ze dooreen vielen. ’t Was 10

uur ’s avonds eer ze te Schaarbeek aankwamen.

Na nog een ruimen tijd kwam een auto de aalmoe-

zenier en den doctoor ze afhalen. De Duitse chauffeur

schonk hun uit zijn veldfles een tas warme koffie en

bracht hen naar ’t adres dat ze hem opgaven in Brussel.

De anderen werden krijgsgevangen weggevoerd naar

Duitsland, Soltau.

E.H. Tessens en de doctoor waren vrij en hebben niets

moeten tekenen. In het gasthuis St.-Elisabeth waar hij

naartoe gereden is, bleef hij 8 dagen, zich bezig

houdend met brieven te schrijven aan ouders en

familiën der officieren en soldaten wier adressen hij in

’t fort van Bornem had opgenomen. Sedert heeft hij

nog met verscheidenen krijgsgevangenen briefwisseling

gehad.”

Page 24: 1914 10 dagboek van doninck

© Gemeentelijk Archief Bornem - 52 -

Uit de dagboeken van

Pater Benedictus Van Doninck

Maandag 12 oktober 1914 (dag 71)

Nacht rustig tot 1 uur. Dan gewekt door gerij en

gerinkel op de straat en kort daarop gebel en gebons

op de deur van het gasthuis.

Daar zijn ze, dacht ik. Op een ogenblik was ik gekleed

en ging naar de poort, die reeds geopend werd door

een zuster. Men roept : “Brand in de Ster !”. ‘k zet

mijn hoed op en ga zien. De lucht was een weinig

overtrokken maar niet donker, ook niet koud. Door de

poort der brouwerij zag ik achteraan een nevenbouw

der mouterij in volle vlam staan, ontploffingen zonder

ophouden. ’t Waren nagelaten kardoezen van

Belgische soldaten, die er gelogeerd hadden. De wind

kwam uit het zuidoosten en joeg de vlammen en

gensters over het “Gemak” heen in de richting van

Kerk en Pensionaat.

Met de onderkoster, Edm. Van Fraeyenhoven, haal ik

de ciborie uit de kerk en breng ze naar het gasthuis.

De oudjes en de zieken waren reeds allen

gekleed en te been, een gekwetste van

Oppuurs wilde niet uit zijn bed en lachte

met de anderen die schrik hadden.

Terug naar de brand gegaan, hoorde ik

zeggen, dat het op twee plaatsen tegelijk

was begonnen, en ongetwijfeld kwaad-

willigheid in ’t spel was.

De dieven hebben die nacht op

verschillende plaatsen ingebroken en

gestolen. Bijvoorbeeld bij meneer L. Van

Roie. Jozef Van Roie, die ’t huis bewaakte,

was ook naar de brand gaan zien en

midderwijl opereerden de schelmen.

De brandspuit der gemeente stond op

het fort, en niemand waagde het ze te

gaan halen. Men was naar de abdij

gelopen, doch onze spuit stond niet

meer op haar gewone plaats en men had

ze niet kunnen vinden.

Gelukkiglijk waren daags te voren de

meeste burger-ambachten van de vlucht

thuis gekomen en met de spuit der

brouwerij is men er in gelukt de brand

meester te worden. Om 2 ½ was het

gevaar geweken. De aanpalende huizen

waren ontruimd en de straat stond vol

meubels en huisraad. In de brouwerij hebben natuur-

lijk de blussers ook “den bruine en de blonde” aan-

gesproken.

Om 6 uur las ik de H. Mis en er waren zeer veel mens-

en te communie.

Om 8 uur komt Charel, den Dil, me zeggen dat hij en

Jefke alleen in ’t klooster overnacht hebben en niet

verontrust werden. Jef Bi, onze bakker, komt zeggen in

’t gasthuis te willen bakken, als er hout gebracht

wordt.

Er was nergens brood te krijgen. In het Pensionaat was

nog één brood, geen gist te bekomen in Bornem voor

woensdag. Er wordt niet gebrouwd. Men gaat te voet

om gist naar Oppuurs, Hingene, Wintam, Willebroek,

tot Antwerpen toe. Tevergeefs.

Bakker Jef ontmoet aan 't gasthuis 2 Uhlanen, die hem

beleefd groeten en de weg vragen naar het sas om het

water af te laten, dat in de Donk staat de lucht te

verpesten en ziekten zal veroorzaken.

Transport van krijgsgevangen-soldaten naar de kampen in

Duitsland gebeurde in beestenwagens.

Prentkaart van de Stationstraat met vooraan rechts ‘Het Gemak’ of herberg "De Ster"

behorend tot de ernaast liggen de brouwerij.

Page 25: 1914 10 dagboek van doninck

© Gemeentelijk Archief Bornem - 53 -

Uit de dagboeken van

Pater Benedictus Van Doninck

Om 9 ½ ga ik naar de abdij, bezoek onderwege zieken :

Sidonie Vos, Janneken Goossens bij Craenhals, en de

ontvanger. Bij Belon was 't volk ook thuis gekomen

gisterenavond van de Clinge, waar ze veel ellende en

miserie hadden onderstaan en met duur geld betaald.

De oude moeder was niet meer over de Schelde ge-

raakt en eerst deze morgen te Temse opgehaald.

Het weder is buitengewoon schoon. In de abdij waren

de zalen onder en boven, refter, kapittel enz. allen nog

gesloten. 't rook er niet vriendelijk. Ik heb vensters en

deuren doen openzetten en 't werkvolk het stro doen

opruimen. In de boomgaard liepen nog een paar

kiekens, die 's nachts in de bomen sliepen. Katten

lopen er genoeg in en om de keuken, enkele duiven

vliegen nog in en uit de kooien, statig laveren de 2

koppel zwanen in de vijver en de trouwe pico is ook

nog daar. Stomme getuigen ener troosteloze verlaten

abdij.

Om 10 ½ was ik terug in het dorp. Drukke beweging

van vluchtelingen. Van de Temsesteenweg komt een

huilende karavaan meest vrouwmensen en kinderen.

Ze zijn zeer gejaagd en vragen me de weg naar Puurs-

Kalfort. Ik verneem dat ze van Sint-Gillis-Waas komen,

waar gisteren alle weerbare mannen door de Duitsers

werden aangehouden en meegenomen. Wat ellende !

Ze vluchten en weten niet waarheen !

Aan het huis van de burgemeester stond Tony

Cammaert, gans alleen thuis, op straat. Zegt me dat er

Duitse Uhlanen gekomen waren om 40 rijpaarden te

requireren. En er is niet één paard meer in Bornem.

Het bracht weer heel wat paniek teweeg in de

gemeente.

Om 11 ½ middagmaal bij de zusters der Presentatie.

Om 1 uur terug naar de abdij. Uit de Kloosterstraat

komen kruiwagens en karrekens met palen en planken

en andere afbraak geladen. Bij meneer Van Baren zat

de ezel en de hond in de stal opgesloten. Heintje Wijns

en de frater hebben de deur ingestampt en de krijgs-

gevangenen stormden met luid gejubel den hof in. In

de abdij trof ik Peer, den Dil en Jefke aan 't werk met

stro op te binden in de refter. Een kozijn van Ch. Van

Laar was aan de grote muurgaten de versperringen aan

't herstellen en versterken, want deze nacht zijn er nog

schelmen doorgekropen. Op mijn rondgang binnen de

gebouwen, vind ik nergens sporen van inbraak,

kelderdeuren altijd goed gesloten. Ik kon er zelf ook

niet in. In kerk en koor, pand en dormpter, doodse

stilte overal.

Het werkvolk zegt dat ze deze nacht met 4 man zijn om

te waken of te slapen in de abdij. Twee op het verdiep

in 't vreemdenkwartier en twee op den dormpter

boven de keuken. Ze nemen elke ene zieke mee naar

boven. Om 4 uur verlaat ik de abdij.

Duitse Ulanen op patrouille.

Het water in de Donk is al enige centimeters gezakt.

In het dorp veel vreemde vluchtelingen her en der. Aan

het Warregaren en andere straathoeken, staan, zitten

of liggen talrijke mannen of jongelingen. Spelen met de

kaarten, roken fijne cigaren en hebben opvallend rode

bezopen gezichten.

Men laat mij onverschillig voorbijgaan, maar 'k hoor

toch bedreigingen en verwensingen uitspreken tegen

rijken, pastoors, burgemeesters. De Dilft bedreigd.

Ze strooien uit dat op bevel der Duitsers al de huizen

morgen de slagvensters moeten open doen en dat de

huizen die gesloten blijven, zullen open gebroken en

de meubels op straat gegooid worden.

Dinsdag 13 oktober 1914 (dag 72)

Nachtrust niet gestoord. Om 6 uur H. Mis gelezen in

het gasthuis. Communie gaan uitreiken in de

Presentatie. Schoon weder.

Onze 50 kiekens en vier kalkoenen legden gisteren in 't

gasthuis samen 2 eieren.

Om 9 uur bezoek bij de ontvanger en andere zieken.

De dreigementen gisteren gedaan, dat de Duitsers de

gesloten huizen zouden openbreken, hebben hun

uitwerksel. Alle huisdeuren en vensterluiken staan

open, maar de straat blijft even doods en verlaten als

te voren. In het huis van E. Simon z.q. dat door bakker

Spiessens en andere afgebrande mensen bewoond

werd, is gisterenavond ingebroken en dons gestolen.

De bakker was nog niet terug van de vlucht. Een vrouw

die er haar koe zat te melken, is bewusteloos terug

gevonden. Een weinig verder tegenover den Dilft,

Page 26: 1914 10 dagboek van doninck

© Gemeentelijk Archief Bornem - 54 -

Uit de dagboeken van

Pater Benedictus Van Doninck

krekelende wijven, zich wederkerig beschuldigend van

kolen en andere dingen te hebben gestolen bij meneer

Van Baren.

Heintje Wijns en zijn vrouw hadden met de beste

bedoeling natuurlijk, portretten en andere kleinig-

heden uit de salon voor vernieling willen redden. De

geburen hadden hun voorbeeld, minder goede

bedoeling, nagevolgd en vandaar het gekrakeel. Ik ga

naar de abdij en vond er alles in orde !

De wakers zeggen gerust te hebben kunnen slapen !

Om 10 ½ komt de E.H. onderpastoor van Oppuurs in

civiel per velo in de abdij aangereden en vraagt om 2

grote hostiën en misintentiën. Ik had nog misintentiën

genoeg en geef er hem 15, zonder geld. In de sacristie

geef ik hem enige grote hostiën en neem de overschot

mee naar het gasthuis. We doen samen de ronde in de

abdijgebouwen en vinden nog enige bajonetten en

munitie. Doen deze in de vijver aan het hospice gooien.

Een officiersdegen neemt de onderpastoor mee in zijn

broekspijp. We gaan om 11 ½ in de Presentatie

middagmalen. Daar komt de broeder van zuster

Colette zijn gevluchte koe terug halen. Vraagt onze koe

te kopen. Geraken niet akkoord.

In Londerzeel is geen eten. Vraagt een zak van ons

meel te kopen. Ter wille van de E.H. pastoor sta ik hem

een halve zak af, later te regelen.

Om 2 uur kind gedoopt uit het herbergske naast

meneer Van Reeth, Eugenia Pauwels.

Meter was de vrouw van Jan Van Fraeyenhoven, de

(emolumenten) liet ik over aan de onderkoster. Ik ga

naar de abdij. Het weder is regenachtig.

Aan de uithoeken nogmaals hetzelfde verdacht volk

van gisteren, dat mij maar scheef en scheel aankijkt.

Men komt mij waarschuwen met den donkere niet

buiten het dorp te gaan, wat ik overigens niet zal doen.

In de abdij was het werkvolk op zijn post. Geen rovers

te zien.

Als ik om 4 uur wegga, word ik bij H. Wijns opgewacht

door een meid, die zegt naaister te zijn bij meneer Van

Baren. Ze heeft horen zeggen dat men deze nacht den

Dilft wil leeg plunderen. Wat is er te doen ?

Ik zei haar enige betrouwbare mannen te zoeken die er

willen waken.

Om 5 uur komt de koster van Branst in 't gasthuis om

enige grote hostiën. Zijn pastoor was niet verder

gevlucht dan Luipegem en was terug op zijn pastorie.

Om 5 ½ komt Dr. Van den Abbeele zeggen dat hij met

J. Mees zijn mama, vrouw en kinderen hebben gaan

halen. Dat ze te Hulst de Burgemeester en Schepenen

hebben gesproken, die 500 frank meegaven tot

ondersteuning der armen.

Om 6 uur komt de naaister van meneer Van Baren

zeggen dat zij 6 mannen heeft gevonden om den Dilft

te bewaken. Goed zo. Ja, maar ? Wat, maar ? De

wijnkelders zijn niet op slot ? Wie zijn de wakers ?

Mijn vader en mijn broeder en die en die… Betrouwt

ge uw vader en broeder ook niet ? Hm, als 't Bornems

mannenvolk de kans heeft, drinken ze allemaal. Een

glas wijn zal meneer Van Baren er gaarne aan toe-

geven. Jawel, maar 't zal er niet bij blijven. Ik, ik durf

er niet blijven, bij zatterikken ! We zullen 't dan maar

afwachten.

Om 8 uur gaan we slapen, volgens gewoonte.

Woensdag 14 oktober 1914 (dag 73)

De zusters van het Pensionaat komen ook hier naar de

mis en ter communie. Aan de twee of drie die

beurtelings thuis blijven, ga ik na de mis de H.

Communie uitreiken. Terwijl ik in de Presentatie koffie

drink, komt men er zeggen dat er te nacht dieven zijn

ingebroken bij E.H. onderpastoor Van Reeth. Met 2

zusters gaan we door de hof langs achter zien, de

achterdeur vinden we opengebroken met een daar

liggende haagscheer, uit kassen en schapraaien zijn alle

laden en schuiven uitgetrokken en de inhoud overhoop

geworpen. Een pas toegemetste wijnkelderdeur

uitgebroken, bovenkamers ook alles doorheen.

Beelden en prenten gebroken en verscheurd. De

brandkast is van hare plaats verschoven. De marmeren

plaat en kroonlijst afgenomen. Twee zusters zullen er

overdag blijven waken.

Om 8 uur was ik terug in het gasthuis.

E.H. Jan Hammenecker, onderpastoor van Sint-Jozef

Londerzeel, komt er de H. Mis lezen. Ik dien ze. Hij

doet voornaam dichterlijk, en gaat na de mis weg, sans

saluer personne. Zijn pastoor , E.H. Abbeloos vertelde

me dit. Dat hij enige weken geleden met een

ingekwartierde kolonel en 3 officieren ’s middags ter

tafel zat, als Jan, vol kort nat kwam bijzitten, te laat

volgens gewoonte. Hij zei niks. De kolonel, een Waal

evenals de officieren, richtte ook een complement tot

Jan, in ’t Frans natuurlijk. En Jan hoogstatig: “soldaat,

waarom spreekt U geen Vlaams met mij ?” dixit et

tacuit. “Tare d’ivrogne, quoi ?”

Page 27: 1914 10 dagboek van doninck

© Gemeentelijk Archief Bornem - 55 -

Uit de dagboeken van

Pater Benedictus Van Doninck

Jan Hammenecker. In 1914, onderpastoor in

Londerzeel Sint-Jozef.

Om 9 uur ga ik naar de abdij. Te nacht hebben de

dieven nogmaals beproefd aan de geul door een der

grote muurgaten binnen te geraken. Ri Van Laar is

bezig met de herstelling. Op mijn verdere rondgang

binnen en buiten niets opvallends waargenomen.

Om 10 uur bezoek bij de weduwe Van den Abbeele,

vrouw J. Mees en haar kinderen, gisteren thuis

gekomen van Hulst. Jules was vandaag er weerom

heen om gerief terug te halen. Ze weten veel te

vertellen van de uitgestane miserie in Hulst en … een

groot nieuws, maar in confidentie en stricte geheim-

houding : “Madame Cammaert, die te Blankenberge

naar Engeland wilde vluchten, is met 2 harer dochters

in de zee versmoord ! Kriek zelf heeft het verteld !

maar hij heeft het aan de burgemeester nog niet

durven meedelen.”

Ik ga naar het gasthuis en het eerste dat de portierster,

Zuster Dorothée, me zegt, is : “Meneer. Ze zeggen dat

madame Cammaert in zee is verdronken”

Dr. George had zoeven het gasthuis verlaten en er de

confidentiële tijding van zijn mama toevertrouwd. Ik

deed insgelijks toen ik om 11 ½ bij de zusters der

Presentatie aan tafel zat. ’t nieuws verwekte er eerst

grote consternatie en dan grote hilariteit !

Om 12 ½ komt Ri Van Laar mij vertellen, dat hij voor de

middag den “Keizer” en zijn consoorten heeft afgeluis-

terd, dat ze van zin zijn toekomende nacht aan de abdij

een bezoek te brengen, dat hij (de Keizer) een sleutel

van het klooster heeft, de weg kent, enz… Ri Van Laar,

een jonge struise man, biedt zich aan deze nacht in de

abdij te gaan waken en niet te slapen. Ook Jef Bi, onze

bakker, zegt hij, zou daartoe gereed zijn.

We gaan samen naar de abdij, onderwege bij de

bakker binnen. Deze is seffens gereed. Hij is van niets

of niemand bang, wanneer hij zijn hond, een fameuze

hond, bij zich heeft. Ze komen overeen deze avond om

6 uur de abdij te gaan bewaken.

Ik vertrouw me op hen en ga alleen de Kloosterstraat

in. Halverwege ontmoet ik iemand, die zegt, dat men

bezig is in de abdij te stelen. Inderdaad, toen ik langs

het poortje van ’t washuis binnen was geraakt, komt

Jefke mij zeggen dat om 12 uur de beruchte Keizer met

een zak cokes over de muur was gaan lopen,

dreigementen uitend tegen hem als hij durfde te

nakomen.

Gezegde Keizer (alias Karel Ludovicus Pauwels -

Michiels) steler, verheler van beroep, (kiesrecht

verloren 1905-1906) werd mij afgeschilderd als een

bandiet van de ergste soort en die voor alles in staat

was als ’t erop aan kwam.

Ik doe mijn gewone ronde in de abdij en vind binnen,

onder en boven de deuren gesloten. Als ik om 3 uur wil

heengaan, komt men zeggen dat de Keizer op straat

naar mij staat te wachten en mij vraagt te spreken. Ik

was nieuwsgierig en begerig kennis te maken met die

onbekende grootheid, die zozeer gevreesd werd.

Buiten gekomen, zag ik, niet zonder teleurstelling, een

klein vuil zwart manneken met de pet in de hand, diep

groetend op mij toetreden. ‘k herinnerde mij dit

ventje vroeger wel eens onder de soepmannen te

hebben gezien. En nu ontspon zich tussen ons beiden

nagenoeg de volgende conversatie, tamelijk luid

gehouden en die tot getuigen had twee mensen die

met een kruiwagen kwamen aangereden en een of

twee onzer werklieden, die mij tot aan de poort waren

gevolgd.

De Keizer : “Meneer Benedictus, zou ‘k a.u.b. geen 100

kg steenkolen kunnen krijgen ?”

Benedictus : “Gij, Keizer, wel jongen, ge hebt er pas om

12 uur n’en hele zak gestolen !”

Keizer : “20 kilo”

Benedictus : “20 kg te veel”

Keizer : “’t en zijn er toch geen van ’t klooster”

Benedictus : “van mij nog minder”

Keizer : “ze zijn van de Belgische soldaten”

Benedictus : “ de Belgische soldaten zijn weg, en als de

overheid het beveelt, zullen wij alles uitdelen aan de

arme mensen, maar niet aan dieven. En gij hebt nog

meer van de abdij gestolen !”

Keizer : “Watte ?”

Page 28: 1914 10 dagboek van doninck

© Gemeentelijk Archief Bornem - 56 -

Uit de dagboeken van

Pater Benedictus Van Doninck

Benedictus : “Sleutels !”

Keizer : “Eéne, die ik gekregen heb van n’en Belgische

soldaat.”

Benedictus : “Belgische soldaten hebben onze sleutels

niet weg te geven. Geef hem terug.”

Hij haalt hem uit zijn vestjeszak. ’t Was een sleutel van

’t kolenkot in ’t washuis.

Benedictus : “Gij hebt nog meer van de abdij gestolen”

Keizer : “Ikke ?”

Benedictus : “Ja, gij, een leer (ladder)”

Keizer : “Ja, die had ik gelangen om in ’t huis van den

Hollander aan de meulen te geraken. Ik ben ook

afgebrand en moest toch ergens onder geraken.”

Benedictus : “Zo, hier een leer komen stelen om elders

in te breken”

Keizer : “Kent gij mij ?”

Benedictus : “Ja zeker. Gij hebt nog veel zwarte noten

op mijn boeksken.”

Keizer : “’k ben toch ne Kristene mens”

Benedictus : “Mogelijk, maar geen goeie, in alle geval,

gij leeft er niet naar. Gij hebt volgens mijn boeksken

nog zoveel te verantwoorden dat, moest ik alles aan

den Duits op het fort gaan vertellen, gij niet in ’t kot,

maar met n’en kogel naar de eeuwigheid vloogt. Denk

eraan, man.”

Keizer : “’k zal uw leer terug brengen en nooit meer

iets langen.”

Benedictus : “Dan zal ik het voor deze keer zo laten,

maar dat ik u niet meer te zien krijg binnen de abdij.”

Keizer : “’k zal ’t niet meer doen.Dag meneer

Benedictus”

Terug naar het dorp gaande, ontmoet ik madame Van

der Stappen (de boswachter Louis en zijn huishouden

zijn op hun post gebleven) die komt zeggen dat de

rovers deze nacht van zin zijn naar het kasteel te

komen plunderen, maar alle voorzorgen zijn genomen

om ze te ontvangen.Het huis van meneer Cranleux

bewaakt door inwonende pachters. Ik ontmoet ook

Phil. Pooter, de oude chef D’hooge en anderen. Op

stro geslapen, honger geleden, veel geld uitgegeven,

allen blij hun huis terug te zien. Mensen uit de Weert

vertellen dat hun pastoor vandaag ook in civiel is weer-

gekeerd. De pastorie van Hingene is totaal leeg

geplunderd door ’t krapuul, dat er lelijk gehuisd heeft.

Aan de herberg “De Roos” stond een grote hoop volk

van mindere soort. ’t Was er deze avond meeting om

morgen een nieuwe burgemeester en raadsleden te

kiezen. Er was geen politie, geen autoriteit enz.

Gisteren en vandaag is de “Kraaihoef” geplunderd

geworden. De pachter Van den Berg was er gaan

vluchten. De mannen van de Klein Hei hebben deze

voormiddag op de Roddam een koe gestolen, op de

straat geslacht en onder elkander verdeeld !

Donderdag 15 oktober 1914 (dag 74)

Rustige nacht. H. Mis in ’t gasthuis om 6 uur.

Een vijftigtal mensen uit ’t dorp te communie.

Communie uitgereikt in de Presentatie om 7 uur. Hier

weet men al te zeggen dat de dieven bij meneer Van

Reeth in zijn naaste geuren te zoeken zijn. Gisteren

werd rond gebeld, dat Duitse patrouilles ’s nachts

rondreden om het stelen te beletten.

Meneer Mees is gisterenavond terug gekomen van

Hulst. Hij zal vandaag met de dokter naar ’t fort gaan

om de brandspuit der gemeente terug te krijgen.

Om 9 uur ga ik naar de abdij. Aan den bouw staat Dr.

Van den Abbeele en de commissaris te beraadslagen.

De maalder van Mariekerke is met een kar koren door

het dorp gereden en wilde ze naar Temse gaan verko-

pen. En te Bornem is ook geen eten !! We gaan samen

de maalder opzoeken, die nog in een herberg aan ’t

Wiel zit, en geraken akkoord. Het graan bij Cammaert

in de brouwerij af te laden en per 50 kg. te verkopen.

Tony Cammaert betaalt de maalder met ’t geld dat

vanwege het commiteit is meegegeven.

In de abdij zijn de wasvrouwen aan ’t werk. Peer,

Jefke, Charel en zijn zwager zijn aan ’t kuisen. Ri Van

Laar en Jef Bi die te nacht beloofd hadden te komen

waken, zijn niet omgezien. De eerste mocht niet van

zijn vrouw, die bang was alleen thuis te blijven en de

tweede zal ook zowel een reden gehad hebben. Ze

hebben mij tot heden toe nog geen verslag of rekening

ingediend.

Als ik om 10 ½ terug in ’t dorp kom, ontmoet ik 6

Beierse Füsilieren. Zeer beleefd vragen ze de kerk te

mogen zien. De pastorie wordt overnacht bewaakt

door onze gebuur S. Verstraeten en overdag door

juffrouw Marie Muis. Deze haalt de sleutel. De

soldaten bidden enige minuten en gaan heen na

hartelijk te hebben bedankt. Van de Temsesteenweg

komen groepen boerenmensen met veel hoornvee

terug van Holland. Ze zeggen dat de trein van Hulst tot

Temse weer rijdt.

Middagmaal in de Presentatie om 11 ½ .

Om 1 uur terug naar de abdij. Onderwege 3 Beierse

soldaten die beleefd aanslaan. Ik vraag mezelve af : als

de Pruisen in de abdij komen en wijn requireren, wat

dan gedaan ? Ik heb wel 37 sleutels, maar niet één

past op de kelderdeur. Nogmaals laten openbreken ?

Page 29: 1914 10 dagboek van doninck

© Gemeentelijk Archief Bornem - 57 -

Uit de dagboeken van

Pater Benedictus Van Doninck

Om 4 uur terug naar het dorp, ontmoet de pastoor van

Lippelo, gentleman met de cigaar in de mond. Tonny

Cammaert vergezelt hem.

In de Roos kiezing van een nieuwe burgemeester, veel

volk op de been.

Vreemde bezopen kerels. De “Schuit” heeft zijn koe

geslacht en gaat er bij slapen, zegt hij. Klerk uit de Ster

brengt groeten van Amedeus. Ook de “schipper” zal

een commissie voor mij brengen.

Vrijdag 16 oktober 1914 (dag 75)

Nacht rustig. Om 6 uur de H. Mis gelezen in het gast-

huis, kapel vol volk. Om 7 uur communie uitgereikt in

het Pensionaat.

Men heeft deze nacht om 2 uur enkele geweerschoten

gehoord in het dorp.

Om 9 uur ga ik naar de abdij, onderweg zieken

bezocht. Onze werklieden zijn bezig met los hout aan

de muur op de boomgaard weg te halen en onder de

loods en elders in veiligheid te brengen. Ze vertellen

dat er deze nacht dieven zijn over de muur gekomen

om planken en ander geriefhout weg te sleuren. Ze

hebben ze op de loop gejaagd. De baas van ’t Spieken

aan de Stenen Molen, was er zeker bij. Gisterenavond

is er fel ruzie geweest in het dorp. Jef Van Gucht, alias

Jef van ’t Landhuis of Jef Sophie, die zich wat te veel

beroemde ook Duits bloed in de aderen te hebben (van

zijn moeder) heeft een welverdiende rammeling

gekregen van Charel Raes–Belon.

Jef is met n’en bebloede kop zijn beklag gaan doen aan

’t fort en een patrouille van een zestal Pruisen is bij

Belon komen uitleg vragen en ’t bleef erbij. De

geweerschoten deze nacht gehoord, schijnen ook door

Jef gelost te zijn in zijn hof om er de schrik in te krijgen.

Vandaag heb ik Jef Bi een paar broden laten bakken

voor onze werklieden.

Biecht gehoord in de Presentatie om 11 uur.

Middagmaal om 11 ½ Om 2 uur terug naar de abdij,

waar de werklieden nog altijd hout van de muur naar

binnen brengen.

Een halve fles snuif meegenomen naar de behoeftige

neuzen in ’t gasthuis.

In het dorp ontmoet ik meneer Verhasselt, zusters van

Sint-Amands en Mariekerke, drie broeders van

Bornem. De vluchtelingen zijn haastig om terug in hun

kooike te geraken, wanneer een der onzen ?

De meid van E.H. Verbist is van Hulst overgekomen en

zegt morgen terug te gaan om haren meester te halen.

Dr. Van den Abbeele en J. Mees zijn vandaag over en

weer naar Antwerpen geweest zonder moeilijkheden

te ontmoeten.

Ik hoor zeggen dat deze morgen meneer Van den

Hoeck burgemeester is gekozen van Bornem en

meneer Van Eetvelt , klerk van Peeters fabriek, alias

Wardje van Adelekens, secretaris !

De gekwetste Luxemburger in ’t gasthuis is buiten

gevaar maar zeer bang dat de Duitsers hem hier zullen

ophalen.

De oude filosofen van ’t gasthuis zijn het eens met mij

dat bange mensen in de oorlog het ergste er aan toe

zijn. Zij hebben geen andere bekommernis dan dat er

geen toebak meer te krijgen is.

Om 6 uur ’s avonds komen 3 Brusselaars en een dame

een onderkomen vragen in het gasthuis.

Zaterdag 17 oktober 1914 (dag 76)

Nacht rustig. Om 5 ½ biecht gehoord in het gasthuis

tot 6 uur. H. Mis. Veel volk ter communie.

De 3 Brusselaars en de dame gisterenavond hier aan-

gekomen, zijn reeds vroeg vertrokken naar Brussel. Ze

vertelden dat ze deel makend van de garde civique met

het leger waren mee gevlucht tot Brugge, daar wist

men niet goed wat met die 10.000 garde civiques

aanvangen, en ze werden gelicentieerd. De dame was

gouvernante op een kasteel te Blankenberge en ze was

alleen achtergelaten door haar meesteres, die naar

Engeland waren uitgeweken.

Om 7 ½ in de Presentatie, waar meester Verhasselt een

brief bracht van Zr. Serafien, die met andere zusters op

weg naar Engeland is geweest, maar thans in

Groenendijk, Zeeland, verblijft. De zusters en wees-

kinderen van ’t gasthuis bevinden zich in Oud-Gastel.

Ook complimenten van Amedeus heeft de meester

meegebracht.

Het Sint-Bernardusklooster in Oud-Gastel.

Page 30: 1914 10 dagboek van doninck

© Gemeentelijk Archief Bornem - 58 -

Uit de dagboeken van

Pater Benedictus Van Doninck

Om 7 ½ terug in het gasthuis, bestormd door mensen

om onderstand. Deel bons uit om 1-2-3 kilo mee te

halen in de winkels.

Om 9 uur gaan 2 blauwe Duitsers voorbij ’t gasthuis het

dorp in. Ik ga naar de abdij, onderweg zieken bezocht.

Om 10 uur haal ik meneer Van Baren in aan het

Warregaren.

In de abdij was het werkvolk op zijn post, ook Louis de

Jong en Jan Daelemans zijn teruggekomen. De laatste

is enige dagen ziek geweest.

Om 10 ½ ga ik weg en ontmoet aan de Geul graaf John

de Marnix, die met een huurrijtuig van Brussel kwam.

De dam aan ’t Wit Paard verspert hem de weg nog, en

ik rij met de graaf langs Warregaren en Stenen Molen

om over de Grote Hei, de nieuwe kasteeldreef in.

De Kasteeldreef, vanaf kasteel richting Bornem-centrum.

Het water in de Donk is zeer gezakt, maar verpest de

lucht, de weg is nog glibberig. De graaf verneemt met

belangstelling naar de toestand in Bornem, zegt om 1

uur mij te komen vinden in ’t Pensionaat en laat me

met een bootje naar de kaai brengen, de lindendreef

naar het dorp staat nog gedeeltelijk onder water.

Aan de kaai was het ook nog zeer modderig en moest

men over balken en planken op het droog zien te

geraken.

Bezoek bij Victor van ’t Wit Paard terug van de vlucht

in het huis van meneer Van Mierlo z.q. neven Krick.

Om 11 ½ middagmaal in de Presentatie met meneer

Van Baren.

Deze schildert me nogal aardig de heksenangst

waarmee ze in Holland de toestand van België,

specifiek van Bornem en zijn abdij beoordelen.

Om 12 uur komt meneer Mees mij verzoeken om 1 uur

bij hem te willen komen. Hij heeft graaf John gespro-

ken, die er ook zal wezen.

Op mijn aandringen gaat ook meneer Van Baren mee

naar meneer Mees. Dr. Van den Abbeele en Jos. Van

Roie waren reeds daar.

Kort daarop komt graaf John en met hem de nieuwe

burgemeester, Van den Hoeck, die de graaf op de

hoogte van het gebeurde kiesvoorval moet gebracht

hebben.

Voor het huis van meneer Mees, aan het hekken van

meneer Louis Van Roie, bleven 6 Beierse soldaten een

tijdje staan ronddraaien, maar zijn dan heen gegaan.

Meneer Van den Hoeck, voor de oorlog drogist in

Antwerpen, gehuwd met een vrouw Heye uit Sint-

Niklaas en vader van 3 schoolgaande kinderen, is met

de mobilisatie naar Bornem komen wonen en was

opzichter van het werkvolk aan de versterkingswerken

van het fort. Hij had grote kennis van zaken, veel gezag

op het volk, veel initiatief en daarbij een gemakkelijke

tong ter zijner dienste.

Na zijn verkiezing had hij zich dadelijk meester weten

te maken van het gemeentezegel.

Beide werd hem door meneer Mees en Van Roie als

onrechterlijke en oneerlijke daden voorgeworpen. Hij

verdedigde zich dapper “Het wettig gezag van Bornem

is en blijft afwezig. Vier der gemeenteraadsleden zijn

thuis maar laten zich niet horen of zien. Politie

evenmin. De schelmen zijn baas en roven dag en

nacht. Het volk heeft honger en er wordt voor geen

levensmiddelen gezorgd. Hij zelf zegt het aan den lijve

ondervonden te hebben en heeft een brood gaan

langen voor hem en de zijnen waar het te vinden was.

Hij zou politiedienst inrichten, met een petitie naar

Antwerpen gaan om levensmiddelen te doen

aanvoeren en daartoe mocht hij toch wel het

gemeentezegel bezigen, dat hij overigens dadelijk zou

afgeven als het wettig gezag terug op zijn plaats zou

komen.

Ten andere, meneer Mees en de dokter hadden beter

gedaan aan de publieke kiezing deel te nemen dan die

dag naar Antwerpen te gaan”.

In die zin feroreerde de vent n’en geruime tijd. Het

was te voorzien dat het tot geen praktische

maatregelen zou komen en om 2 ½ ging meneer Van

Baren heen en ik met hem. Ik ga naar de abdij.

Onderweg vertelt men dat de Duitsers bij de burge-

Page 31: 1914 10 dagboek van doninck

© Gemeentelijk Archief Bornem - 59 -

Uit de dagboeken van

Pater Benedictus Van Doninck

meester deze voormiddag enige flessen wijn hebben

opgeëist. Hoe zal ik die mannen gerieven als ze bij mij

in de abdij komen om wijn ? Zeggen dat er geen is ?

Geloven ze niet. Er liggen misschien wel 30 stukken

gekelderd ! Die misschien is (vast….) maar hij weet wel

beter ! ‘k heb geen sleutel die past ! Dan gebruiken ze

nogmaals hun bajonet. Slechts naderhand heb ik mij

bedacht dat er in het hospice nog een proviciekast wijn

was, in ’t voormalige gem….

In het dorp zieken bezocht. De huizen zijn thans allen

open en de meeste bewoond. ’t Volk gromt omdat de

overheid, zo geestelijk als wereldlijk, wegblijft, de

commissaris en champetter lopen in civielklederen

waar ze niet nodig zijn. Er is geen petrol meer te

krijgen. In de abdij lag er nog een vat aan de kerk. Er

werd mij gezegd dat er een onzer bedienden (Ch. De

Kl.) aangetapt heeft. Ik zei tegen de Parwie van ’t vat

naar het gasthuis te brengen en van voor de avond was

het in veiligheid, maar ’t had de man onderwege nogal

moeite gekost om er de kwaaie wijven af te houden.

De onderkoster, E. Van Fraeyenhoven, verwittigd om

morgen om 5 ½ de kerk open te luiden.

Om 5 uur komt de “Schuit” een lijkkistje brengen van

een kind zijner kleindochter, wier man aan ’t front is, in

’t gasthuis ter inzegening aanbieden en gaat het dan

zelf naar het kerkhof begraven.

Om 6 uur komt graaf John vertellen hoe de zitting kort

na mijn heengaan werd opgeheven en na nog enig

geharrewar besloten werd morgenvroeg om 8 uur

nogmaals te vergaderen ten gemeentehuize. Ik heb

reden te over om er geen deel aan te nemen. Van den

Hoeck heeft wel ons volle vertrouwen niet, doch het is

toch de man om in de anarchie enige orde te brengen.

Zijn baatzucht zou eerst later blijken.

Zondag 18 oktober 1914 (dag 77)

Nacht rustig. Om 5 uur communie uitgedeeld in het

gasthuis.

Om 5 ¼ met Ch. Parrewie ciborie en kelk naar de

parochiekerk gedragen en er biecht gehoord tot 6 uur.

Na de mis, de kerk was vol volk, biecht gehoord tot 7 ½

De diaken Jozef Smet deelde alle kwartieren Ons Heer

uit.

De Parrewie had, even als verleden zondag, met de

grote feestklok voor de mis mogen luiden maar de

kaarsen (2) door de onderkoster laten aansteken,

verleden zondag brandden alle kaarsen en bougiekes

die in de kerk te vinden waren, tot grote ergernis van

sommige wijven die pretendeerden, dat zij dat licht

beter konden gebruiken dan die stomme Heiligen in de

kerk en omdat O.L.V. van de Krocht toch ook gevlucht

was of door de pastoor was weggestopt, moest men al

die bougies, die op de zolder der kerk lagen opge-

stapeld, maar aan de armen uitdelen. Mensen, die

anders naar kerk noch kluis omzien, waren nu de

eersten om te klagen over het wegblijven der gees-

telijken.

Om 7 ¾ ciborie en kelk teruggebracht naar ’t gasthuis,

en hier nog biecht gehoord tot 8 ½. Er was veel volk

van Hingene om hier komen mis te horen om 9 uur. De

E.H. onderpastoor van Hingene gisterenavond uit

Grauw (Zeeland) terug gekeerd in Hingene, kwam hier

aan om 8 ½ en wilde hier mis lezen. Ik raadde hem

terug naar Hingene te gaan. Gaf kelk en andere beno-

digdheden mede en meneer Roelants die met de

voituur hier was gekomen, reed met hem naar

Hingene.

Om 9 uur heb ik gebineerd; kapel, sacristie, gangen, de

straat vol volk.

Graaf John had ook op de straat

gestaan en komt na de mis verslag

doen van de zitting in ’t gemeentehuis

om 8 uur.

De vier oude gemeenteraadsleden,

waren er ook verschenen, benevens de

nieuwe burgemeester en secretaris,

Dr. Van den Abbeele, Mees en de

graaf.

Ze zijn nog al ’t akkoord geraakt om :

1) een deputatie te zenden naar

Antwerpen om er levensmiddelen,

petrol en kolen te mogen uitvoeren

naar Bornem

2) een schrijven te richten aan

burgemeester Cammaert en zijn secre-Oud-Gemeentehuis dat in 1913 werd afgebroken en plaats maakte voor het huidige

Landhuis. Onderaan hield Jef Van Gucht ook een herberg open.

Page 32: 1914 10 dagboek van doninck

© Gemeentelijk Archief Bornem - 60 -

Uit de dagboeken van

Pater Benedictus Van Doninck

taris zo spoedig mogelijk naar Bornem terug te keren

met de kas.

3) de burgerwacht in te richten om de politiedienst ’s

nachts te versterken.

De graaf van zijn kant beloofde te Brussel te werken

om levensmiddelen van daar naar Bornem te krijgen.

Zijn vrouw en kinderen zijn te Brussel. De gravin-

moeder te Eyzer. Hij laat zijn werklieden te Bornem

hout kappen aan rfr. Deys.

Meneer Van Baren, die in ’t huis van Cammaert

gelogeerd heeft, komt om 10 ½ vertellen wat hij zoal

op den Dilft bestatigen kon. Zijn voorraad kolen en

dons gestolen. Gisteren een half stuk wijn en vandaag

nog een half, ongetwijfeld door de zes wakers, waar-

onder de frater, reeds lang een verdachte bediende !

Theoph. Smet, onze koetsier, is gisterenavond ook met

vrouw en kind thuis gekomen. Na veel bezwaren en

tegenstribbelen zijner vrouw heeft hij eindelijk

toegezegd op den Dilft te gaan wonen.

Om 11 uur komt een vent van Luipegem zeggen, dat

onze hond John, over 14 dagen losgelaten, bij hem is

aangekomen. Hij heeft hem de kost gegeven, een

halsband met ketting moeten kopen, en biedt aan hem

terug te brengen mits 4 frank onkosten te betalen. Ik

gaf ze hem, denkend, er liggen in de abdij nog

beenderen genoeg te beknabbelen en ’t is een waker,

die toch aan de wijnkelder geen aanspraak zal doen.

De vent zegde de hond na de middag aan de werklie in

de abdij terug te brengen.

Om 11 ½ ga ik middagmalen in de Presentatie met

meneer Van Baren. Hij vertrekt om 12 ¾ te voet naar

Temse om er de trein te nemen naar Hulst.

Hij zal vandaar naar zijn vrouw telefoneren van Jefke

de knecht en een meid naar Bornem zenden en hoopt

weldra zelfs terug te komen. Hij stelt nogmaals een

som van 1.000 frank ten dienste van het nieuw

gevormde oorlogscommiteit en betreurt met harde

woorden dat er van het vroegere commiteit niemand is

thuis gebleven, en, nu de nood zo groot wordt, de

kassier, E.H. Van Reeth zo ver te zoeken is. Ik weet niet

of meneer Van Baren nog elders daarover zijn beklag

heeft gedaan, maar de volgende dagen werd de

onderpastoor en zijn kas fel besproken.

Bij E.H. Verbist onderpastoor, zegt men, is er verleden

nacht in gebroken, maar de dieven zijn bijtijds

verjaagd.

Naderhand is gebleken dat er daar inderdaad veel wijn

en andere dingen zijn gestolen en wel door de

dievenverjagers ! uit de naaste geburen.

Om 1 uur komt in de Presentatie de E.H. broeder van

zuster Hilaire, onderpastoor te Woluwe bij Brussel, en

heeft veel te vertellen over de Duitse geweldenarijen

in zijn parochie.

Om 1 ½ ga ik naar de abdij. Ik meende eerste in de

kerk lof te doen, maar de onderkoster was weg.

Organist was er niet en ook geen zangers.

Als ik om 2 uur in de abdij aankwam, was er geen

levende ziel te horen of te zien. Aan de keuken stond

een hoop katten mij af te wachten en ze miauwden alle

te gelijk, triestige welkom. Ik ga de hof rond, niemand

te zien. Alles gesloten uitgenomen de keukendeur.

In de kelder deur op slot. In den pand, in ’t hospice,

onder, boven, op de dormpter, overal doodse stilte. In

de sacristie haal ik nog een doos met grote hostiën

omdat men er nog al komt vragen van het omliggende.

In de koor probeer ik mijn vespers te zingen, te

psalmodieëren, maar ’t klonk alles zo hol en naar, dat

ik moeite kreeg ze stil af te bidden…. Ingens circa te,

Benedicto, solitudo !

Waar zouden de bewakers gebleven zijn ?

Om 3 uur verliet ik de abdij. Aan de herberg van Suske

Verstraeten hoor ik dat er volk is en vind daar onze

koetsier Phil, Jefke Wannes, den Dil en den vent van

Luipegem die onze hond had komen terugbrengen, en

nu waren de mannen sedert een half uur, zegden ze ,

langs het brandspuithuisje naar Suske gegaan om een

pint te drinken op de gezondheid van John, die de abdij

wel alleen kon bewaken.

In de Kloosterstraat ontmoet ik nog mensen van de

Weert, die vertellen dat er deze morgen geen twintig

mensen naar de kerk wilden gaan, omdat ze kwaad

waren dat hun pastoor was gaan vluchten !

Het water in de Donk is wel 50 centimeters gezakt,

maar ’t riekt onaangenaam in de straat.

Iemand komt zeggen dat op ’t fort een Amerikaanse

vlag wappert.

Bezoek bij de zieke ontvanger en bij Jantje Goossens.

Er wordt uitgebeld dat alle Belgische dienstplichtige

soldaten (waarvan er vele zijn teruggekomen en in

burgerklederen thuis blijven, maar door ’t verraderlijk

gepeupel worden overgedragen) zich binnen de 24 uur

moeten aangeven bij de Duitsers op het fort-

Breendonk. Het is een “sauve qui peut naar Holland”

voor de meesten.

In het dorp patrouilleren Duitsers, getweën of gedrijën,

zeer vriendelijk en willen blijkbaar de schrik van de

mensen jagen en hun sympathie gewinnen. Ze hebben

hun zakken vol chocolade en suikergoed, dat ze aan de

kinderen uitdelen. Sommige dezer laten zich

Page 33: 1914 10 dagboek van doninck

© Gemeentelijk Archief Bornem - 61 -

Uit de dagboeken van

Pater Benedictus Van Doninck

gemakkelijk overhalen, doch de meesten zijn nog

wantrouwig of worden door hun ouders terug geroe-

pen. Men vertelt dat morgen de spoorlijn Mechelen-

Terneuzen weer zal geopend worden, met onder-

breking te Bornem, wegens de vernielde brug van

Temse, en bij deze gelegenheid wordt natuurlijk de

stomme vernieling van de brug nog eens fel gekriti-

keerd. De mensen die naar Temse over willen en vice

versa moeten aan ’t sas bij laag water schoenen en

kousen uittrekken en door de modder baden om aan

een bootje te geraken dat hen overzet.

De Bornemse vluchtelingen die uit Holland zijn

wedergekeerd, beoordelen Nederlandse gastvrijheid

nog al verschillend, naargelang zij in goede handen

gevallen zijn of bij mensen terecht kwamen die er hun

“affairens” mee goed gemaakt hebben. Sommigen zijn

vol geestdrift over ’t liefdevol onthaal genoten,

anderen klagen en jammeren, dat zij letterlijk werden

afgestroopt en hun laatste spaarpenningen moesten

afgeven om niet van honger te sterven. Allen nochtans

blij en gelukkig weer terug in hun eigen kotje terug te

zijn, al zien ze de armoe voor en achter de deur staan.

In het gasthuis werd eergisteren een jonge man van

Oppuurs, bloedverwant van E.H. Prior van Val Dieu,

binnen gebracht. Zijn hand werd gekwetst door een

kardoes, die een kind in het vuur gooide, terwijl hij

stond patatten uit te doen. Deze jongen vertelt dat zijn

tante, Juffrouw Piscé van Bornem naar Sint-Niklaas

gevlucht, aldaar overleden is. Zij was al geruime tijd in

het hoofd geraakt.

In de Maasbode van 16 dezer door meneer Van Baren

meegebracht en hier gelaten lees ik o.a. ’t volgende :

“Men meldt uit Bergen op Zoom : gisteren hier

aangekomen een afgevaardigde van Kardinaal Mercier

steeds in Antwerpen, om namens de Kardinaal de

Belgische uitgeweken priesters dringend te verzoeken

terug te keren en hun parochianen aan te sporen hun

voorbeeld na te volgen”.

’t wordt tijd, maar de geestelijken zouden wel de

laatste kunnen hier zijn.

Maandag 19 oktober 1914 (dag 78)

Nacht rustig. Om 6 uur mis gelezen in het gasthuis.

Veel volk ter communie. Ook in het Pensionaat om 7

uur.

We hebben in ’t gasthuis of Pensionaat nog geen Duits

bezoek gehad, maar Charel Parrewie, die er dikwijls

ontmoet, heeft ze horen zeggen, dat de zusters goed

gedaan hadden met op hun post te blijven. Er wordt

hem ook telkens gevraagd of er geen Engelsen in ’t

klooster of in ’t hospitaal waren, en krijgen ’t

onveranderlijke antwoord : Neen, meneer.

Om 9 uur ga ik naar de abdij. Wannes Schilders met

zijn huishouden is ook terug gekomen uit Holland. In

de abdij vond ik in het washuis 2 katten, aan en in de

keuken 17 katten en er liepen er nog in den hof. Ook

een vreemde hond. John, onze hond, stond voor zijn

hok en scheen kontent weer n’en pater te zien. Hij zag

er zeer goed uit.

Onze afgebrande gebuur, Heintje Moens, komt een

grote trekzaag vragen om in zijn hof de overgebleven

voetstukken van de afgehakte fruitbomen af te zagen

en tot brandhout te kappen. Hij vertelt dat hij met

Colette en Jo tot Steenbrugge was gevlucht en dat daar

daags na zijn aankomst de abten van Steenbrugge en

van Dendermonde met alle paters, uitgenomen 3, naar

Engeland zijn gevlucht, en hem ook wilden meenemen.

Aan of in de abdij hebben de Duitsers geen schade

aangericht.

Om 10 ½ weg uit de abdij, ontmoet in de straat Clem.

De Man, die van Oostende over Tilburg terug is geko-

men. Bezoek bij de zieke ontvanger en Janneken

Goossens die terug naar de Barelstraat wil gevoerd

worden.

Om 11 ½ middagmaal in het Pensionaat. Brief te lezen

van een der zusters uit Hulst, vol miserie. De zuster

van onderpastoor Verbist is overgekomen uit de Klinge,

waar ook de oudpastoor Van Roosbroeck verblijft, zegt

dat haar broer vandaag of morgen terug zal zijn,

vertrekt om 2 uur.

Om 2 ½ naar de abdij. De vrouw van de ontvanger, ook

bedlegerig, ’t zoontje 14 dagen verloren, is terug

gekomen. Ons werkvolk Theofiel, Jefke, Louis, Jan

Daelemans zijn aan ’t mest kruien, Peer en de Ludde

plukken droge bonen. Ze vertellen dat de Duitsers in ’t

fort gisteren onder elkanderen gevochten hebben en

er doden en gekwetsten gebleven zijn.

Vandaag en gisteren is er in het zuidwesten zwaar

kanongedonder hoorbaar geweest.

Om 3 ½ ben ik terug in ’t gasthuis en Heintje Philips

komt het lijkje laten zegenen van een op de vlucht

geboren kind zijner dochter, wier man aan ’t front is.

Om 4 ½ komt de E.H. onderpastoor Verbist terug, als

gentleman gekleed, van zijn vlucht naar Tilburg.

Soupeert in ’t gasthuis.

Page 34: 1914 10 dagboek van doninck

© Gemeentelijk Archief Bornem - 62 -

Uit de dagboeken van

Pater Benedictus Van Doninck

Dinsdag 20 oktober 1914 (dag 79)

Nachtrust gestoord om 3 uur door geweerschoten ten

noordoosten, en hanengekraai in het gasthuis.

Het geweervuur is ongetwijfeld van fazantenjagers in ’t

Spierenbroek.

Om 4 uur gebel aan ’t gasthuis. Vluchtelingen uit

Holland, 2 vrouwen van Steenhuffel, waarvan een in

gezegende staat, het niet verder brengen kon en in de

voormiddag door Dr. Van den Abbeele van een kind

verlost werd. E.H. onderpastoor heeft het in de

namiddag gedoopt in de parochiekerk.

Om 6 uur mis gelezen in het gasthuis. Meneer Verbist

draagt de ciborie naar de kerk en leest er mis om 7 uur.

Na de communie uitgereikt te hebben in de

Presentatie, ga ik naar de abdij in de voormiddag en de

E.H. onderpastoor gaat met mij binnen de ronde doen.

’t Was de eerste keer dat hij ’t klooster van zo dicht bij

heeft gezien en er een voet heeft ingezet.

Het werkvolk was aan zijne bezigheid, maar ik kon hun

maar niet aan ’t verstand brengen, van dagelijks de

zalen te luchten waar de Belgische soldaten hun

inkwartiering hadden gehad. Charel, de Dil, komt

vragen of ze geen tonneke bier mochten inleggen ! Ik

zond hem wandelen naar Suske als hij zo’n dorst had.

Om 10 uur in den Bouw allerlei mensen gezien en

krakelende wijven met honden, bokken en geiten en

varkens.

Om 10 ½ bezoek van E.H. onderpastoor van Oppuurs,

die mij komt vertellen , hoe dat hij verleden zondag uit

de kerk komend de pastorie vol Duitsers vond. Hij

bood hun wijn en cigaren en al wat zij wilden. Zij

vertrokken tevreden en schreven met krijt op de

buitendeur : Güte Leute, nicht belästigen !

Om 11 ½ middagmaal in de Presentatie met E.H.

Verbist.

Om 2 uur in het gasthuis, waar verscheidene armen om

een bon voor meel komen. Men leurde in de straat

met brood, maar slecht en duur. En petroleum aan 11

centen de liter. Charel, onze kleermaker, komt

vertellen dat ’t volk van de Klein Hei hout uit de abdij

over de muur weghaalt en weg voert. Verdachte

wakers ! Maar Charel wordt zelf ook aangeklaagd.

Men vertelt dat de Duitsers gisteren in Vlaanderen een

grote klopping hebben gekregen en in massa

terugtrekken op Antwerpen. Hier waren er vandaag

gene te zien.

Om 3 uur aankomst in ’t gasthuis van den E.H.

Heremans, pastoor van Beyghem, dekenij van

Wolvertem, die sedert 16 september na vele

mishandelingen door de Duitsers was weggejaagd en in

Holland had verbleven. Hij zag er uit als een

baanstroper. De E.H. pastoor wist veel te vertellen,

bleef met meneer Verbist in ’t gasthuis souperen en

om 8 uur bij de onderpastoor overnachten.

Charel de Parrewie, de knecht, was gisteren te voet

naar Asse geweest in het gasthuis aldaar, had voor mij

een brief meegebracht van neef Arthur, die er sedert

enige dagen verbleef bij zijn broeder aldaar gevestigd.

Hij mocht als ‘prisonnier sur parole’ vrij circuleren. Of

het lang zal duren is af te wachten.

In het Buggenhoutbos, zei de Parrewie, waren de

Duitsers aan ’t jagen op het wild.

Een oude filosoof van ’t gasthuis komt klagen dat de

kiekens van de abdij, in ’t gasthuis geïnterneerd, geen

eten genoeg krijgen en zichtbaar vermageren. Rapport

gedaan aan de eerwaarde Moeder.

Om 6 uur komen 2 zusters der Presentatie zeggen dat

er drie van hun gevluchte zuster, Zr. Angeline, Zr.

Antoine en Zr. Laurence om 4 ½ zijn terug gekomen

van Sint-Niklaas en van Groenendijk en veel hebben

afgezien.

Meneer de burgemeester en de secretaris zijn ook op

komst maar zullen eerst met den donkeren thuis zijn.

In de namiddag is het beginnen te regenen, zodat de

vluchtelingen meestal doornat thuis komen. Frere

Jacques, ne vois tu rien venir ?

Komen er nog geen paters ? hoor ik zo dikwijls.

Woensdag 21 oktober 1914 (dag 80)

Nacht rustig. Om 4 uur gewekt door hanengeschrei

aan mijn venster, en ik geloof dat de jonge

wereldburger, die hier gisteren een paar deuren verder

geboren werd, er ook van wakker is geworden. Hij

schreeuwt tegen de haan op.

Om 6 uur H. Mis gelezen. De E.H. pastoor van Beyghem

las in de Presentatie en vertrok haastig om 6 ½ . E.H.

Verbist bezigt onze kelk om in de kerk mis te lezen te 7

uur.

Om 8 ½ ga ik naar de abdij, waar ik het werkvolk aan

hun bezigheden vond en wel 20 katten op de koer bij

de keuken. Ch. Parrewie doe ik de kweeperen

afplukken en naar het gasthuis voeren.

Ik was om 10 uur terug in het gasthuis en had even de

Luxemburger-soldaat bezocht als om 10 ½ een zuster

komt de aankomst melden van Placidus. Broeder

Laurentius en den Eerwaarde Heer pastoor van

Bornem met zijn meiden. De verrassende blijdschap

van het wederzien heeft mij waarschijnlijk belet te

luisteren naar de complementen of het nieuws, dat zij

van over de grenzen meebrachten. Ik heb er toch niets

van onthouden.

Om 11 uur ga ik met Placidus en Laurentius naar de

abdij en om 12 uur zijn we terug op de pastorie, waar

Page 35: 1914 10 dagboek van doninck

© Gemeentelijk Archief Bornem - 63 -

Uit de dagboeken van

Pater Benedictus Van Doninck

ons de E.H. Pastoor ter tafel verzocht had. Ook de E.H.

Verbist was aanwezig.

Om 2 uur gaan wij gedrieën langs de Presentatie en het

Gasthuis de eerwaarde Zusters bedanken voor de

genoten gastvrijheid gedurende 14 dagen, pakken een

hoop sleutels, chocolade en andere zaken bijeen en

tegen 4 uur gaan we terug naar de abdij.

Op de straat ontmoet ik Fons Schilders, Theodoor De

Maeyer, Victorke van Oostenrijk, enz. Burgemeester

en secretaris gisterenavond met hen aangekomen.

We doen in de abdij een rondgang onder en boven en

vinden nergens sporen van inbraak dan in de provisie-

kelder waarvan boven 11 oktober gesproken is.

De zusters der Presentatie lieten ons een brood en

boter brengen. Placidus had uit Oudenbos een

saucisse meegebracht, daarbij een tas chocolade en

een korf peren. Daarmee was onze eerste souper klaar

“in calefactorie”.

Vier onzer werklieden zijn hier nog blijven over-

nachten. Na een gezellige recreatie gaan wij om 8 uur

ieder naar zijn cel, die wij over 14 dagen ’s morgens ten

4 uur hadden verlaten, toen het “sauve qui peut”

Bornems volk in wilde vlucht over de grenzen joeg.

Veertien dagen van rusteloze gejaagdheid, angst en

ellende overal, doch ongetwijfeld gemakkelijker te

dragen in eigen haard dan in vreemden.

Danken deden zij God, die ’t huis zijn gebleven !

Donderdag 22 oktober 1914 (dag 81)

Nachtrust niet gestoord op de strozak der abdij.

Om 6 uur gaat Placidus de H.Mis lezen in de

Presentatie. Benedictus in het gasthuis.

Zieken, gekwetsten en de oudjes bezocht.

Om 8 uur thuis overlegd en begonnen af te breken en

op te ruimen. De cellen gereed gemaakt voor Leo en

Leonardus, die vandaag verwacht worden.

De E.H. onderpastoor Van Reeth en zijn meid zijn giste-

renavond om 4 ½ ook thuis gekomen. Uit het gasthuis

brengt men enig kerk en keukengerief terug.

Middageten in de calefact. Menu : soep, patatten met

varkensvlees, peren. In de fruitkelder, volle manden

beste peren gerot. We doen er veel naar het gasthuis.

Eerwaarde Moeder zendt 2 kiekens (gebraden) in

ruiling. Onze wasvrouwen schuren ’t hospice.

In de tranchee van de dreef een tonneke patronen

geborgen.

Den Dil brengt ons 2 koeien terug die bij zijn zuster

gestald waren.

Om 4 ½ komt Leonardus binnen met broeder Remi-

gius. Om 5 uur Leo.

Met hen gereisd zijn madame Cammaert en madame L.

Van Roie. Nu zijn we reeds met 6 man. Vivat sequens !

Bedelaars zijn er al veel op de abdij aan ’t afkomen,

maar we laten de poorten nog gesloten. De pastoor

kwam zeggen dat de burgemeester hem voorstelde

Stationstraat met vooraan Huis van Oostenrijk.

Page 36: 1914 10 dagboek van doninck

© Gemeentelijk Archief Bornem - 64 -

Uit de dagboeken van

Pater Benedictus Van Doninck

mee naar ’t fort te gaan, maar dat hij geweigerd heeft.

Souper in de Calefact en om 7 ½ naar bed.

Vrijdag 23 oktober 1914 (dag 82)

Nachtrust gestoord om 12 ½ door hondengeblaf en

kort daarna geweerschot aan den Dilft.

Om 6 uur H. Mis gelezen in de Presentatie, Placidus in

het gasthuis.

Om 5 ½ had Suske Verstraeten 2 kelken gebracht ’s

avonds tevoren van het gasthuis meegegeven, zodat

Leo en Leonardus ook konden mis lezen en de broe-

ders te communie gaan. Een ciborie kleine hostiën

geconsacreerd, zodat O.L.H. na 14 dagen afwezigheid

ook weder bezit heeft genomen van onzer kerk. Deze

bleef vandaag nog gesloten, alsook de deur van het

hospice.

Om 11 uur middageten in de refter der broeders.

Onder de recreatie de lontdraad der mijnen aan de

muur opgerold en geborgen.

Rotte peren en appelen uit de kelder gedragen.

Om 4 uur peren geplukt aan de vijver bij de kerk.

Kanongedommel in de verte gehoord.

Om 4 ½ komt E.H. Prior thuis met E.H. Somers onder-

pastoor van Willebroek.

Om 5 uur zet de koster ons torenuurwerk in gang, mijn

zakhorloge was juist gebleven op de minuut af.

Het koorofficie wordt hernomen anticipando vigilias

B.M.V. Benedictus en Placidus aan de ene kant, Leo

en Leonardus aan de andere kant.

Wij vernemen onder de recreatie dat dr. Lanssens ook

terug is gekomen. Een onderpastoor van Mechelen

met familie overnacht in de Presentatie. 22-23 oktober

In den dam op de straat een doorgang gemaakt voor

de karren.

Wij gaan om 7 ½ naar bed.

Zaterdag 24 oktober 1914 (dag 83)

Nacht rustig. H.Mis gelezen om 5 uur aan Sint-

Bernardus-altaar aldaar.

Onze metser Ch. Van Laar begint de grote loopgaten in

de muur zuid en oost toe te metsen.

Om 11 uur in de refter een worst bij gebrek aan eieren.

Om 12 uur wordt opnieuw de angelus geklept.

Onder de recreatie wilde jacht op een vreemde wit-

zwarte hond zonder staart in de abdijhof.

Het kanon dommelt zonder ophouden sedert 6 ½ ’s

morgens.

Charel Parrewie en dikke Jef Kasjoe brengen om 2 uur

onze fazanten en krielhaantjes terug van het gasthuis.

Cammaert, de koster van Bornem, terug uit Holland.

10 minuten voor Vespertijd komen van de Steenweg

van Sint-Amands, langs het Warregaren om, 2 auto’s

aan en in de poort van ’t hospice gereden. Een officier

was er reeds uitgesprongen en langs de muur de

boomgaard opgelopen, een andere Duits in civiel, die

op mij afkwam, vroeg ik wat hij wilde :

“Hern, Sie haben einen guten Wein getrunken ! Wo ist

der andere Herr ?”

“Weiss nicht”

Op een signaal van de auto kwam de officier van de

boomgaard afgelopen, sloeg aan en ze waren weg.

Zeer gejaagd. De Prior brengt van ’t dorp ’t nieuws mee

dat er 7 korpsen Duitsers verslagen zijn ! En ze rukten

over den IJzer.

Zondag 25 oktober 1914 (dag 84)

Men vertelde dat er wel een half miljoen Duitsers

verslagen werden.

Deze nacht is men uit de volière een paar duiven

komen roven. Van 12 ½ tot 1 uur bezoek van meneer

Graaf John de Marnix daags tevoren van Brussel geko-

men. Gemeenteraadszitting. E.H. pastoor deed een

preek over dieverij en roverij.

Om 1 uur zaaltje in het ziekenhuis onder. Er wordt

ijverig aan ’t fort gewerkt, en de kanons zijn naar

Bornem gericht, zegt men.

In ons bosje een verdwaalde hond en een menigte

kraaien. Janneken Goossens gisteren gestorven.

Om 4 ½ komt Frans de champetter de lijst vragen van

geboortes en overlijdens tijdens de afwezigheid van

meneer de secretaris. Ik verwijs hem naar het doop-

boek dat in de sacristie der parochiekerk ligt en naar

het sterfboek in het gasthuis. Wij doen de champetter

aangifte van de duivendieverij verleden nacht hier

gepleegd.

Hij zegt dat hij reeds 2 nachten met 4 bijgevoegde

politiemannen patrouilledienst verricht en belooft de

abdij bijzonder te zullen bezoeken.

De broeder van mademoiselle Gravez, van den Dilft,

komt vandaag vertellen dat Wieze of Hofstade tot

hiertoe nog niet te lijden hadden.

Maandag 26 oktober 1914 (dag 85)

De koster van Bornem is vandaag na de lijkdienst van

Janneken Goossens (2e klasse) ook nog voor enige

dagen terug naar Holland vertrokken.

Dat geeft natuurlijk stof aan kwaaie tongen om over de

schraapzucht van geestelijken en kerkbedienden los te

trekken, dat ze maar naar huis komen als er geld te

verdienen is, enz.

Page 37: 1914 10 dagboek van doninck

© Gemeentelijk Archief Bornem - 65 -

Uit de dagboeken van

Pater Benedictus Van Doninck

Te Hingene was over enige (14) dagen de moeder van

J. Mees berecht geworden door de onderpastoor van

Oppuurs, die toevallig in de buurt was. Zij is verleden

zaterdag gestorven en werd vandaag begraven om 10

uur met vigiliën. De onderpastoor kwam gisteren

iemand vragen ter assistentie.

Leo is er om 7 ½ naar toe gegaan en kwam om 2 ½

terug. In mei 1916 werden hem 10 franken assis-

tentiegeld betaald.

De pastoor is nog niet terug en ook de zusters niet.

De gevluchte zusters van het gasthuis blijven ook weg.

En die gebleven zijn, hebben bovenmenselijk werk. De

Belgische soldaat wordt immer ongeruster dat hij in de

handen der Duitsers zal vallen. Men heeft zijn solda-

tenklederen in de grond gestoken en burgerklederen

naast zijn bed gelegd.

In de Donk is het water tot in de grachten gedaald, de

warme lucht verwekt ongezonde uitwasemingen, een

watermolen van het sas werkt voort om verdere

droogmaking te bekomen.

Om 9 uur Tertiën, sexten, nonen met ons drieën.

De door Belgische soldaten en aalmoezeniers gebruikte

strozakken worden bijeen gezocht en naar ’t washuis

gedaan.

Om 11 uur middagmaal : een worst vervangt de

aberdaan.

Op de koer stond nog een zwart bord van het

Pensionaat met de “ordre du jour pour le 7e octobre !

5h du matin appel !”

Ze waren toen al lang de brug over !

We doen het meubel terug naar de eigenaarsters

brengen. Ook een pupiter der studiezaal en ander

gebezigde meubels terug op hun plaats gebracht.

Om 2 ½ bezoek van mijn 2 neven Arthur en Louis Goris

te voet van Asse gekomen. Ze tonen papieren geld te

Asse en Brussel in omloop. Papierkes van 1 en 2 frank,

maar ’t werd onderwege nergens aangenomen. Asse

bezet door Duitsers, sedert 14 dagen bijna geen brood

meer te krijgen. Neef Arthur zeer vermagerd.

Dinsdag 27 oktober 1914 (dag 86)

Om 7 uur deze morgen vertrokken mijn neven te voet

terug naar Asse. Zij hadden sedert 3 weken geen

nieuws van de familie. Prachtig weder.

Van 9 ½ tot 10 ½ de appelvoorraad in de kelder onder

de bibliotheek nagezien en hele manden rotten moe-

ten weggooien. De andere op latten verder weg

gedragen.

De twee jongens, Raym(ond) en Vict(or) van Wannes

Schilders wassen vandaag muren en houtwerk van de

refter. Wardje Kleer, timmerman komt de houten

pissijn op de koer voor ’t hospice afbreken.

5-6 oktober stond er een schildwacht bij om te

beletten van er te k(akken) of te p(issen) wegens de

stank !

Kardoezen gevonden op de boomgaard en verborgen.

Jefke Wannes vond gisteren in het stro een goede

zakhorloge.

Deze morgen zag men een wagen Duitsers met spaden

wegrijden naar Hingene.

De “Keizer” woont in een barak dicht bij het fort.

De nachtwacht telt schelmen onder hare manschap-

pen.

Om 1 ½ begint het te regenen en Charel de kleermaker

komt ons haar knippen.

Om 2 ¾ , om 3 en om 4 uur kanonschoten te Liezele of

daaromtrent.

Woensdag 28 oktober 1914 (dag 87)

In de Presentatie waren alle zusters terug, uitgenomen

de oudste, Zr. Humbeline en Zr. Alexis. 2 waren ziek.

Matrassen gereklameerd en terug bezorgd die van ’t

pensionaat door de Belgische soldaten naar hier waren

gebracht.

Dr. Van den Abbeele gaat naar Antwerpen en belooft

een gazet mee te brengen. Een gazet is een rariteit

geworden.

In de voormiddag kanongedommel in de verte. 3 à 4

maal kanonschot in de nabijheid.

Om 12 uur nog pakken kardoezen verborgen.

Om 2 uur bezoek van E.H. De Groot, onderpastoor te

Leuven te voet naar Bornem gekomen. Item bezoek

van E.H. onderpastoor Van Reeth, meneer Van Baren

en zijn vrouw tot 3 uur.

Om 4 uur aankomst van 5 Duitsers, 1 blauwe en 4

grauwen. De eerste blijft onder den toren op wacht

staan, de anderen klimmen er op. Zeer beleefd. De

Feldwebel zei dat er misschien een bezetting van 30

man naar de abdij zou komen, maar dat men ons zal

verwittigen.

Om 5 ¾ aankomst van de Prior met broeder Alfons en

broeder Hubertus, zusters en kinderen van ’t gasthuis.

In de Maasbode te lezen dat de abdij Rochefort nog

ongedeerd is. Westmalle verlaten. Isidorus en 2

broeders alleen thuis.

Page 38: 1914 10 dagboek van doninck

© Gemeentelijk Archief Bornem - 66 -

Uit de dagboeken van

Pater Benedictus Van Doninck

Donderdag 29 oktober 1914 (dag 88)

Om 7 ¾ passeert een auto met 4 Duitse officieren die

zich de gaten in onze muur merken.

Om 9 ½ kanonschot te Puurs. Men zegt dat te Puurs de

mensen voor de Duitsers moeten werken aan 40

centiemen per uur.

In de Calefact wordt de kachel geplaatst. Twee

schilders wassen en schuren de studiezaal.

Om 11 uur aan tafel erwtensoep met poten en oren.

Om 12 uur wandeling langs de bospoort, Steenweg

Sint-Amands, Grote Hei, Kloosterstraat.

Op de Grote Hei was Jansegers, alias Pit Sik, zijn huize-

ken aan ’t heropbouwen, da’s kranig !

50 frank onkosten.Item de Schuit repareert zijn schuur.

We zagen de Duitse vlag aan ’t fort !

Om 1 uur kot van Picot hersteld.

Om 2 -3 – 4 uur kanon te Puurs, Liezele.

De portier, broeder Hubertus, ontsluit vandaag zijn

poortje.

De mensen moesten maar zien langs de grote poort

binnen te geraken en aan de keuken of verder iemand

te ontmoeten.

Mie van ’t gasthuis stond gisteren met een korf eieren

te bellen aan ’t kapittel !

Deze avond brandt opnieuw het electrisch licht. Wat

genot !

Meneer Van Baren met al zijn gaz, was gisterenavond

kontent hier een gewone petrollamp te bekomen !

Vrijdag 30 oktober 1914 (dag 89)

Om 7 ¾ komen 2 Duitse soldaten een plaats uitkiezen

om 27 manschappen te logeren.

Voituurhuis schijnt hun ongezond, verkiezen de schuur.

Gaan naar de brug van Temse en zeggen voor de mid-

dag nog terug te komen.

Om 12 uur kanongedommel in de verte zuid-west

hoorbaar.

Onze patattenoogst is vandaag binnen gehaald en ons

4e koe terug gebracht op de stal.

Broeder Alfons heeft ca. 11 katten.

Op de hoeken der dorpstraten is een drietalige plak-

brief te lezen van de gouverneur Generaal Van Huene

te Antwerpen, dat de gestolen voorwerpen, in

specifiek paarden en koeien, binnen de 24 uur moeten

terug gebracht worden. Dieverij zal met de kogel

gestraft worden. Om over en weer naar Antwerpen te

gaan is een paspoort nodig van ’t fort. Niet voor reizen

naar ’t zuidelijke gedeelte des lands.

Generaal en militair attaché Ernst Wilhelm van Huene,

hoofd van de Duitse bezetters in Antwerpen tot en met

wapenstilstand in 1918

Om 4 uur komt een Feldwebel met 3 Füsilliere, uit

Schlezwig-Holstein, aan de keuken zeggen dat het in de

schuur koud is. Ze zouden wel geerne in ’t hospice

logeren. Ik toon hun de werkplaats van de timmerman

en de ververij, die kunnen verwarmd worden, item de

kamer van de koetsier. Ze zijn ermee tevreden.

Page 39: 1914 10 dagboek van doninck

© Gemeentelijk Archief Bornem - 67 -

Uit de dagboeken van

Pater Benedictus Van Doninck

Zaterdag 31 oktober 1914 (dag 90)

Om 7 ½ wordt de timmermanswinkel en de ververij

ontruimd, item de koetsierskamer die als Duitse

keuken zal moeten dienen. Daarin stond een antieke

eikenhouten zetel. God weet van waar hij daar is

aangekomen en door wie. Ik vond het meubel in al zijn

onbeholpen oudheid nogal comfortabel, heb er de laag

groene verf afgekrabt en tot nadere orders van den

eigenaar in bezit genomen.

Naar mijn bescheiden berekening heeft die

patriarchale zetel reeds dienst gedaan voor een over-

oudgrootvader van een der Bornemse helden uit den

Boerenkrijg !

In het dorp is aangeplakt dat er binnen de vesting van

Antwerpen mag gerekwireerd worden tegen

uitbetaling.

De “Keizer” loopt met een bel rond en doet in naam

der Duitsers een oproep aan het werkvolk om aan de

fortversterkingen te werken aan 40 centiemen per uur.

De burgemeester ontvangt de tijding dat zijn oudste

zoon, Jozef, gekwetst ligt in het hospice te Calais, en de

twee anderen, Karel en Etienne, deelnemen aan de

gevechten bij den IJzer.

Om 10 uur bezoek van graaf John de Marnix, gisteren

van Brussel per voituur aangekomen, vertrok om 2 uur

terug naar Brussel.

Om 12 uur komt een Duitse wagen met 2 paarden

bespannen de koer opgereden. Er werden klederen en

beddegoed, kisten met vlees en brood, manden met

volle wijnflessen (bordelaisen) afgeladen, en om 12 ½

rukt het aangekondigde peloton infanterie binnen.

Duitse organisatie. Eerst logist in orde, proviand in

overvloed, dan de manschappen.

Onze Belgische piotten vielen onverwacht binnen,

klederen en mondbehoeften moesten volgen , maar

volgden dikwijls niet. Wie was er gereed ? Der

Angreifer ja !

De 28 Landwehrsoldaten waren Mecklenbürger, 35-40

jarigen, die meisten verheiratet und Familieväter, zwei

nur sind katholisch. Beteuern dass Deutsche soldaten

nicht stehlen, nicht plündern dürfen. Zoveel te beter.

De nog jonge onderofficier die ’t commando heeft, is

beleefd. Na korte beraadslaging onder ons, oordelen

wij ’t voorzichtig, het tonneke munitie in de dreef

tranchee onvoldoende verborgen aan te geven.

Later voelde ik er wel spijt van.

Ze vertellen dat er te Bornem op ’t fort 580 soldaten

waren, 1.500 te Willebroek, 35.000 te Antwerpen,

40.000 te Brussel. Deze stad betaalt 4 mark daags per

man. Wir gehen nach Paris ! und dan ist es Friede !

Dorpsplein Bornem rond de eeuwwisseling, nog voor het uitbreken van wereldoorlog 1.

Page 40: 1914 10 dagboek van doninck

© Gemeentelijk Archief Bornem - 68 -

Uit de dagboeken van

Pater Benedictus Van Doninck

Document uit het persoonlijk dossier van Joannes Baptist Van Herbruggen. (°Hingene 24/06/1886).

Gesneuveld op 2 oktober 1914 te Duffel. (Militair Archief Evere)