1914 10 dagboek van doninck
DESCRIPTION
Pater Benedictus Van Doninck verbleef tijdens WO 1 in de Sint-Bernardusabdij van Bornem en noteerde alle gebeurtenissen in een dagboek dat hij wist geheim te houden voor de Duitse bezetters. (maand oktober 1914)TRANSCRIPT
© Gemeentelijk Archief Bornem
Foto’s : Archief Bornem & Jos Winckelmans - 29 -
Uit de dagboeken van Pater Benedictus Van Doninck
OKTOBER 1914
Donderdag 1 oktober 1914 (dag 60)
De nachtrust gisterenavond goed begonnen was van
korten duur.
Om 9 uur begonnen de kanonnen zonder ophouden
tot 11 uur – dan een kleine pauze – om 12 uur opnieuw
en om 2 uur donderden de forten van Bornem, Puurs,
Liezele uit al hun vuurmonden, en alles dominerend de
batterij in de Breeveldstraat. Wij waren allemaal
wakker.
Sommigen, E.H. Prior en Placidus, waren zelf niet eens
naar bed gegaan. Zij hebben de nacht doorgebracht in
de sofa van het calefactorium.
Om 4 uur gaan allen naar de koor en om 4 ½ begint
volgens gewoonte het koorofficie. Ditmaal met groot
accompagnement van kanonnen. De Prior, onder de
druk van het geschut dezer dagen, heeft de nacht
slapeloos doorgebracht. Hij zegde deze morgen
vermoeid te zijn en naar Holland te willen gaan om wat
uit te rusten. Hij beloofde zeker zaterdag terug te
komen naar Bornem.
Om 8 ¾ vertrok hij naar Temse te voet, daar had hij
een trein naar Hulst en dan met de tram verder.
Om 8 uur waren onze piotten van het 13e
linieregiment de “latrines de campagne” aan ’t vullen
met zand, die de grenadiers een paar dagen te voren er
gegraven hadden. De nieuwe Commandant zegde dat
hij die vuiligheid niet meer wilde zo dicht bij onze
prachtige lindendreef. Zijne mannen moeten gaan
k(akken) tegen den zuid-oostelijke muur tegen het
kerkhof, waar een tranchee ad hoc gegraven werd en
met de afgehakte Spaans houten
haag verschranst. Als ik mijn
ronde verder deed, zag ik dat er
gisteren in de namiddag nog een
nieuwe loopgracht gemaakt is
onder de “berceau” vanaf de
vogelkooien tot aan de kabal,
zowat 1 meter diepte en de
uitgehaald grond vooraan tegen
de haag. Ook was er een tweede
brug of passerelle over de kabal
naar het bosje gelegd. Aan de abri
in het bosje was men nog aan ’t
voort werken. De loopgracht van
de haag aan de doelen naar de
bospoort heen wordt te niet
gedaan. Op de boomgaard zijn ze
bezig twee abris te maken voor de mitrailleurs die aan
de muur van schutters hunne stellingen hebben.
Deze morgen is er te Bornem nog een Duitse spion
aangehouden en naar Antwerpen gevoerd. Men ver-
telt dat er gisterenavond door onze kanonnen 1.800
Duitsers gedood zijn in het park van Nieuwland te
Opdorp !
Om 2 uur na de middag stond op de galerij van onze
toren luitenant De Brabant met een sergeant en 2
soldaten door hunne verrekijkers de omtrek van Sint-
Amands af te spieden. In onze pandhof stond ik er
naar te gapen en hoor De Brabant roepen tot de
telefonist aan de voordeur van ’t hospice (die hem uit
Sint-Amands nieuws had aangebracht) Teleph. au fort :
“tir direction tour Saint-Amand –au delà – succesive-
ment par degrés”.
‘t zelfde nogmaals herhaald , en geen 10 minuten later
of ’t spookte geweldig op ons fort in de richting van
Sint-Amands. Die daar niet gevlucht zijn, zullen wel
stukken zien vliegen hebben.
De hele namiddag tot als het donker werd is er fel
geduelleerd tussen de Belgische veldartillerie in
Vlaanderen aan de overzijde der Schelde , en de Duitse
die zich in of bij Dendermonde ophoudt. Sint-Amands
en Londerzeel, zegt men, zijn helemaal leeggevlucht.
Om 8 uur is alles rustig.
Vrijdag 2 oktober 1914 (dag 61)
Er is geen kanon te horen geweest.
3 aalmoezeniers hebben hier de H. Mis gelezen, 2
hebben hier gelogeerd dezen nacht. Ze zijn gisteren
avond hier aangekomen en vertrokken om 8 uur. Het
kanon is alweer aan de gang in het zuid-oosten.
Kade en kerk van Sint-Amands, dewelke begin oktober regelmatig
onder vuur kwam te liggen door het geschut van fort Bornem.
© Gemeentelijk Archief Bornem - 30 -
Uit de dagboeken van
Pater Benedictus Van Doninck
Ons fort heeft gisteren ook Sint-Amands gebombar-
deerd, waar de vijand zich schuil hield. De molen van
Oppuurs afgeschoten of afgebrand. Onze soldaten aan
de lindedreef hebben allen deze nacht op wat stro in
hun tranchee geslapen. Hun Kommandant Clobert
deelde hun lot.
Om 8 ½ schiet het kanon op het fort te Bornem.
De regen hield op om 9 ½ - om 10 uren vertrekken
onze 13 gendarmen te paard naar Antwerpen. Een
hunner had daar zijn beklag gedaan dat er voor hen te
Bornem geen werk was.
Het zomerhuisje aan de kabal staande sedert 1891,
wordt opgepakt en naar den boomgaard gedragen bij
den moerbeziënboom, waar het als wachtkotje dienst
moet doen.
De piotten beginnen een nieuwe tranchee-abri dichtbij
of voor den groten Sint-Bernardusappelboom.
Gisteren avond ten 9 ½ zijn er onder andere in de abdij
gekomen, een dozijn honden met mitrailleusen, .... op
karkens, sommigen één, andere tweespannig. Die
honden zijn flinke beesten, blaffen niet, hebben jonge
gasten, niet soldaten, tot geleiders. Om 10 uur ver-
trokken vier karkens ; om 12 uur de anderen, waar-
heen ? Dat wisten ze zelf nog niet. Ze hadden de
nacht doorgebracht onder de loods.
Om 3 ½ trokken enige compagnies voetvolk met
mitrailleusen en munitie de steenweg op naar Sint-
Amands en om 4 uur wordt er van het fort in dezelfde
richting geschoten. Op mijn rondgang in de hof wenkt
de Komdt. Clobert, die het werk aan de Sint-
Bernardusboom toeziet. Hij zegde om de abri te dek-
ken wel boomstammen genoeg te hebben, maar geen
takkebossen, stro of zo iets om tussen de 2 lagen
boomstammen tot afsluiting te dienen ; en daar hij het
schaarhout in ons parte wilde sparen, geen stro kon
vinden, had hij juist orde gegeven om het naast
bijliggende klaverveld af te maaien, er lag reeds een
kruiwagen op de tranchée. Daar ik met een bedenkelijk
gezicht jammerde over de schone klavers, die voor
onze koeien een uitstekend voeder waren, beter dan
kastanjeblaren of ander houtgewas, dat deze beter
waren om de tranchee te dekken – waren wij het gauw
eens. Hij zegde met de beste inzichten gehandeld te
hebben. Het klavermaaien was gedaan en zijn mannen
trokken hun mes om het bosje schaarhout , zo
fatsoenlijk ’t even gaan kon, te dunnen. Ook de
ligustrumheesters langs de vijver aan de schuur
werden ......
Op een half uur tijds was de abri met takkebossen be-
dekt, gereed voor een 2e laag boomstammen, waarop
dan nog zand en graszoden moesten komen.
Komandt. Clobert, een 50jarige schone man, die de
vorige nacht met zijn mannen in de tranchee had
doorgebracht, had nu met de wachtpost zijn nacht-
verblijf onder de doelen gekozen en ingericht.
Hij vertelde me gemoedelijk dat eergisteren (30 sept.)
woensdagnamiddag, onze abdijtoren het mikpunt was,
voor de Duitse obussen en shrapnels, die rond 4 uur
door de lucht sisten. Er werden, volgens hem, die na-
middag door de Duitsers van achter Sint-Amands 12
obussen geschoten naar Bornem, 6 naar de abdijtoren
en 6 naar het fort, van deze waren er 4 voor op het
terrein van het fort ingeslagen zonder enige schade
aan te richten; twee vlogen over het fort heen en
zitten nog in de grond niet ontploft. De genie zal deze
moeten onschadelijk maken.
Van die obussen die naar de abdij zijn geschoten, heeft
hij er twee doen ontgraven. Die het dichtst bij was, zat
aan deze kant van het mastenbosje tegen de steenweg
van Sint-Amands, volgens zijn schatting (te hoog m.i.)
1.200 meter. De tweede zat 200 meter achteruit
ongeveer. Ze zaten 1,30 meter diep in de grond en de
gaten die ze door de ontploffingen gemaakt hadden,
waren 2,50 meter in doorsnee. De obussen van Duits
maaksel, n.15, hadden een gewicht van 95 kilogram.
Volgens onze eigen observaties en die van soldaten die
aan de muur stonden, werden er wel meer projectielen
naar de abdij heen geslingerd, een is er zeker overheen
gesuisd. De komandant had de fusée van een der
projectielen met enkele stukken van de karkas in zijn
valies tot aandenken meegenomen en was zo
vriendelijk mij een stuk ijzer als “souvenir” aan te
bieden. De man was echter niet goed te spreken over
de vluchtelingen van Sint-Amands, die hij daags te
voren onderwegs had ontmoet. Met zijne compagnie
op verkenning uitgestuurd zijnde –“Interrogé s’il y avait
des Allemands à Saint-Amand, ces b. nous assurcient
qu’ils n’ont avaient pas vu un seul et la arrivés pres du
village nos gens sont ass…… par des coups de feu tirés
des maisons, de desous les portes des granges, etc. “
Men zei vandaag dat de Duitse soldaten, te Sint-
Amands verscholen, zich als boeren verkleed hadden
en dus door de vluchtelingen niet herkend zijn. De
Duitsers moeten echter slecht geschoten hebben, want
de verkenners hadden slechts 2 gekwetsten. Ze waren
ook ijlings naar Bornem teruggetrokken om versterking
te halen.
Zaterdag 3 oktober 1914 (dag 62)
Deze nacht heeft het kanon ons met rust gelaten. In de
voormiddag slechts enkele schoten in de verte.
© Gemeentelijk Archief Bornem - 31 -
Uit de dagboeken van
Pater Benedictus Van Doninck
Om 11 ½ schiet het fort van Bornem alsook de Engelse
kanonnen, die in de Breeveldstraat staan. Deze zijn van
rood koper en veel groter dan de andere. Het zijn
Belgische kanonniers, bij Van Vracem gelogeerd. Als
die kanonnen losbranden, dan dreunt de grond in de
geburen zodanig dat de mensen wel ‘nen meter
omhoog springen, zegt den Dil.
Gisteren zei Comandt. Clobert dat hij boomstammen
genoeg kon krijgen en dat hij in alle geval zou zorgen
dat onze dreven zouden gespaard blijven, bijzonder, en
die wens hadden wij dikwijls geuit, de grote
lindendreef en die naar het bergsken. Helaas !
Deze morgen waren er geen boomstammen gekomen
en toen onder de mis kapitein Boeykens, die niet erg
meer bevriend was met de paters, de werkzaamheden
kwam nazien, gaf hij bevel in het bosje alle bomen af te
zagen die de nodige dikte hadden. Toen we ’s middags
aan de brug kwamen, zagen we dat ook de dreef langs
de vijver verloren was. Wij hebben de eer niet gehad
kapitein Boeykens in de abdijmuren nog te zien om
hem te bedanken ?
De toestand schijnt niet heel geruststellend te zijn
want de aalmoezeniers, die hier deze middag aan tafel
waren, zegden ons dat morgen, zondag, al de
manschappen in de tranchees moesten blijven en ze
niet mochten verlaten om gaan mis te horen . Zij
zoeken naar middels om in het open veld de H. mis te
mogen celebreren.
De eerwaarde Zusters van het Gasthuis en van de
Presentatie lieten te middag weten dat ze morgen
mislezers meer als genoeg hebben, en er dus tot nader
orde niemand van ons moet komen.
Buiten de aalmoezeniers en ambulanciers zijn er aan-
gekomen als vluchtelingen, de pastoor en onder-
pastoor van Sint-Amands en nog meer anderen.
Gisterenavond is de houten molen van Sint-Amands in
brand geschoten door het fort van Bornem.
Om 4 uur begint opnieuw het fort van Bornem te
schieten. Ook die van Puurs en Liezele en nog verder
ook.
Om 4 ½ hoor ik op mijn kamer het geronk in de lucht
van een motor. Men roept buiten : “ ’t is een Duitser !
de Taube bleef niet lang zichtbaar en kort daarop hevig
geweervuur in de richting van Sint-Amands. Het bleef
nog aanhouden als wij om vijf uur naar de koor gingen
voor het officie en dan hoorden wij alleen nog de
losbrandingen op het fort.
Om 6 ½ vertellen onze telefonisten dat zij met 6
kameraden en hun toestel de hele dag op de molen
zaten te Mariekerke om de bewegingen van de vijand
gade te slaan en aan het fort te melden. Ten 4 uur
zagen ze minstens 500 Duitsers naar Mariekerke
afzakken. Deze werden aan het fort gesignaleerd en ze
kregen vandaar een goed gerichte bom die ze deed
uiteen stuiven. Onze compagnie grenadiers, die in de
nabijheid lag, heeft al schietende, te gauw schijnt het
(volgens gewoonte) de wijk genomen, zodat zij de
telefonisten, na al hun munitie verbruikt te hebben,
met grote moeite uit de molen hun toestel reddend,
zijn kunnen ontsnappen. Ze spreken met geen lof van
de papas-grenadiers, die in plaats van hun de aftocht
te dekken, ze vooruit waren in ’t lopen.
De officieren schijnen me deze avond niet zeer
opgeruimd en laten vermoeden dat de zaken niet goed
staan. Om 8 uur is alles stil in de abdij.
Lier, Koningshooikt, Walem : gevallen.
De Belgen trekken over de Nete.
Zondag 4 oktober 1914 (dag 63)
De verleden nacht 3-4 oktober gerust geslapen tot 2
uur. Dan werd ik gewekt door een droge korte knak,
alsof er iets brak op de zolder. Pas ingeslapen, ‘tzelfde
geknak. Ik was goed wakker en hoorde ’t nogmaals en
dan niet meer. Ongetwijfeld, dacht ik, ’t zijn geweer-
kogels die hier op het dak of tegen de muur zijn
komen aangevlogen.
Deze morgen zegde men dat inderdaad rond 2 uur
te nacht aan den “Rupsentros” geweerschoten
gelost werden en aangezien de geweren een
draagkracht hebben van 2.000 meters, zou het wel
kunnen waar zijn wat ik gedacht heb.
Duitse Taube waarbij de vorm van de vleugels aan een duif deed denken.
© Gemeentelijk Archief Bornem - 32 -
Uit de dagboeken van
Pater Benedictus Van Doninck
Een gekwetste is naar het gasthuis te Bornem ge-
bracht. Gisteren 7. Van doden wist men niet.
Deze morgen om 7 uur een telegram ontvangen van de
Prior dat hij te Temse is ! De post-correspondentie
brengt geen nieuws. Het gazettennieuws is niet
geruststellend : fort van Walem , fort van Konings-
hooikt tot zwijgen gebracht ! Hemiksem moet ont-
ruimd worden.
Ze vertellen dat deze morgen 4 of 5 treinen met
Engelse soldaten en grote kanonnen te Bornem zijn
voorbij gereden naar Puurs en dat is nog maar de
voorwacht !
De kanonnen waren zo groot dat ze elk twee wagons in
de lengte besloegen. De soldaten riepen “Hip Hip
Hurrah for Belgium !”
Gepantserde treinen met Belgische en Engelse artillerie.
Onder de mis van 9 uur begint het fort te Bornem
opnieuw te bulderen. Om 10 uur fortissimo ! Een
geweldig schot of een ontploffing, niet ver af, want op
mijn kamer rammelden deur en vensters.
Op informatie gegaan, vernam ik dat gisteren avond
het vuur is gelegd aan de gendarmerie nationale (in ’t
Vlaams : nationale gendarmerie) en dat men nu
begonnen is met mijnen de muren omver te halen.
Ten 6 uur ’s avonds voor het avondmaal is E.H. Prior
thuis gekomen. Hij was zaterdag al in Temse, en omdat
het vandaag 1e zondag was, is hij maar daar gebleven
om bij de Broeders van Liefde het lof te doen.
Gisteren, zaterdag, was onze boter op en vandaag
hebben we boter geleend aan de keuken van de troep
grenadiers. Ze gaven ’t gaarne uit erkentelijkheid voor
de gastvrijheid, en ook wel als restitutie voor de
menigvuldige ontleningen die ze de paters deden
zonder aan te melden.
Gisteren waren er ook geen eieren of geen vis meer te
krijgen, en de conclusie was dat wij ons moesten
kontenteren met : “a respectable slice of ham”. Maar
de laatste hesp is erg ingekrompen en wij komen
vandaag tot de verdere conclusie dat ons varken er aan
moet. De laatste zes weken heeft het beestje zich
goed gedaan aan het soldatenbrood dat overal maar
voor het grijpen ligt.
Maandag 5 oktober 1914 (dag 64)
De hele nacht 4-5 oktober heeft het kanon door-
gebulderd.
E.H.Prior, gisterenavond uit Holland aangekomen, is
deze voormiddag om 10 ½ terug vertrokken, Albertus
met zich medenemend. D.G. met hem gaat ook de
broeder koster Remigius. Deze was zeer aangedaan bij
zijn vertrek en hij zal in kerk en sacristie zeer gemist
worden.
Het uurwerk op de toren is reeds van zaterdag, 3
oktober, stilgehouden om de aandacht van de Pruis
niet te wekken. En de wacht op de galerie van de toren
moet zich schuil houden.
Om 12 uur is luitenant van Sprang, generaalszoon van
die naam, een flinke jongen van 25 jaar, braaf en
godvruchtig, hier binnen gekomen. Hij is komandant
der sectie mitrailleurs en vraagt de weg naar de zolder
van het ziekenhuis. Daarboven voor het dakvenster
maakt hij voorbereidselen om een machiengeweer te
plaatsen. De bomen vlak voor het ziekenhuis en de
eerste twee beuken aan de doel staan in de weg en de
toppen ervan moeten afgekapt worden. Het begint er
aardig uit te zien in ons bosje : al het schaarhout is
afgekapt, ook de haag van Spaans groen aan de
westkant. Om 4 uur lijkt het bosje een groot
spinneweb van pinnekensdraad. De Pruisen zullen
moeten taffelen vooraleer ze aan de lindendreef zijn.
En dan hebben ze ons nog niet.
De “berceau” aan de kabal is men begonnen af te
kappen en dat was nog zo gemakkelijk werk niet,
wegens de ijzeren staven en de zinken draad waaraan
ze was vastgemaakt.
De loopgracht die er onder liep wordt wederom
gevuld. De Komandant. Clobert, de klavermacier van
verleden week, is nu met een ander peloton bezig een
laatste loopgracht te maken onder de eeuwenoude
“berceau” in de moestuin, om daar, achter de haag de
laatsten Duitser naar het kerkhof te blazen. Doch in het
vooruitzicht dat het zou kunnen anders zijn, doet hij in
de muur oostwaarts, aan beide zijden van het
kruisbeeld, 2 grote gaten kappen om de vijand voor te
zijn als het op lopen zou aankomen. Er was nog zo een
gat gekapt voorbij de bospoort voor degenen die daar
buiten in de loopgracht lagen.
Ondertussen blijven onze papas-grenadiers aan het
werk (lichting van 1899). Vele beginnen te klagen van
pijn in de lenden, in de buik en elders. Deze morgen
hoorde ik ene, die zeker niet op het appel was
© Gemeentelijk Archief Bornem - 33 -
Uit de dagboeken van
Pater Benedictus Van Doninck
geweest, aan de majoor of kapitein te paard zijn
excuus maken wijl hij koliek deze nacht had gehad.
“Mais, soldat bleu” ,was het antwoord, “quand la
patrie est en danger, on ne doit pas avoir mal au ventre
!”
Van in de voormiddag vroeg is de artillerie van ’t fort
en de batterij in de Breeveldstraat aan het werk
geweest. Het bataillon grenadiers was deze morgen
vroeg al op verkenning geweest en had te Sint-Amands
een troep van 1.500 Duitse jonge soldaten ontmoet. ’s
Middags hadden de karabiniers met mitrailleuzen ze
daar afgelost. Ten 1 uur begon daar het geweervuur,
en om 4 uur , terwijl ik onder de berceau bij Komdant
Clobert stond, maakte mij deze opmerkzaam op het
knabteren der Belgische mitrailleusen, die soms
verscheidene tegelijk bezig waren. ’t Was een geratel
zonder einde, maar het einde kwam toch. Om 4 ¾ was
’t gedaan.
Sint-Amands was genomen en hernomen.
De Duitsers zijn gekomen tot aan de Kraaihoef.
Om 6 uur waren er 40 licht en 6 zwaar gekwetste
Belgen in ’t gasthuis te Bornem aangekomen.
Vanaf 5 uur deze avond zagen wij brand in Mariekerke.
Er zijn vandaag geen Duitse door de lucht suizende
obussen door ons waargenomen.
Het kanongebulder schijnt zich naar Vlaanderen te
hebben verplaatst.
Vandaag hadden we nog geen boter en ook geen vet.
Ons varken is dood en wordt morgen gesmolten.
Makker Jan Vinck (alias Platte Jan) was deze morgen
naar de melkerij van Bazel gestuurd om boter, maar is
deze avond niet teruggekomen. Wij hebben dan maar
boterhammen gegeten zonder boter maar met
appelmoes en ze schoven lekker naar binnen.
Onze bakker, vulgo Jef bi, staat deze avond te lamen-
teren. Hij zevert dat hij geen bloem meer heeft ; dat er
geen gist meer te krijgen is. De brouwers maken
gerstenbier van mais. Droge gist is er wel te krijgen te
Temse en de mensen mogen hem er wel gaan halen,
maar mogen niet meer naar Bornem terug.
’t Is Bornem kermis, maar voor de eersten keer van
mijn leven wordt er niet gedraaid of gelawaaid. De
laarzen worden gesmeerd voor de dans over de
grenzen.
Victorke met zijn vrouw, Benoit de Maeyer, en vele
andere van de burgerij, zijn de laatste dagen vertrok-
ken. Meneer Sleebus, met zijn groot lawijd, natuurlijk
voorop !
De Stenen molen staat nog overeind, doch gekort-
wiekt. De maalder werd weggevoerd en is nog niet
terug.
De deken van Puurs en zijn onderpastoors waren weg
en zijn gisteren, zondag ,niet teruggekomen.
E.H. Abbeloos, pastoor van Londerzeel Sint-Jozef, met
zijn parochianen al enige dagen in Bornem als vluchte-
lingen logerend, ging naar Puurs om er de H. mis te
lezen, maar vond er geen kelk.
In de koor doen wij het officie nog gedrieën.
Na de completen is voor de eerste maal het Salve
Regina niet meer gezongen, maar gelezen.
Het 1e Regiment Grenadiers moest vanuit Opdorp terugtrekken en raakte ter hoogte van de Kraeyhoef, tussen Mariekerke en
Bornem, betrokken in enkele schermutselingen met Duitse verkenningstroepen.
© Gemeentelijk Archief Bornem - 34 -
Uit de dagboeken van
Pater Benedictus Van Doninck
Dinsdag 6 oktober 1914 (dag 65)
Nachtrust niet gestoord.
Onze mitrailleurs brachten deze morgen rond 7 uur
een ledige bus, obus of schrapnel, die, zegden zij,
gisteren door het fort van Bornem ’s namiddags naar
Sint-Amands werd ge-schoten, niet ontplofte, maar
uitbrandde, en door hen is uitgegraven en
meegebracht. Henricus gaf hun een fooike. De bus
ledig weegt 12 ½ kilos.
Er werden gisteren bij de ontmoeting te Sint-Amands
twee onzer grenadiers gedood en een dertigtal zwaar
of lichtgewond. Zij vertelden ook dat gisteren een
troep Duitsers te Sint-Amands uniformen droegen van
Belgische soldaten. Ze werden echter herkend en
gemitrailleerd.
De inwoners van Sint-Amands die nog thuis waren,
hebben verleden zondag het sermoon moeten
bijwonen, dat er een Duitse dominee aan de soldaten
gedaan heeft. Gisteren mochten zij het dorp niet
verlaten, maar toen het gevecht in gang was, zijn er
toch nog velen kunnen gaan lopen, bijzonder toen een
bom uit het fort van Bornem terechtkwam in het lokaal
“De Leeuw”, waar een grote troep Duitsers verscholen
zat.
Om 8 ½ deze morgen bezoek ontvangen van pater
Stephanus, der Trappistenabdij van St.Remy te
Rochefort. Hij was dienstplichtig als ambulancier, heeft
enige dagen te Hingene in kwartier gelegen. Bij de
zusters mis gelezen. Heeft horen zeggen dat Duitsland
de oorlog verklaard heeft aan Holland.
Sedert hij in het begin van augustus was opgeroepen,
had hij van zijn klooster niets meer vernomen, en het
was voor hem geen aangenaam nieuws toen ik hem
meedeelde wat mij de gendarmen van Rochefort
verteld hadden over de vernieling der abdij door de
Fransen. Pater Stephanus ging weg om 9 uur.
Om 10 uur vertrok met zijn manschappen langs de
bospoort de goede Komandant Clobert na hartelijke
handdruk.
Aan het uiteinde der lindendreef staan 4 Engelse
gentlemen en 2 ladies van ’t Rood Kruis, très chics,
maar koud en stijf gelijk wassen beelden zonder taal of
teken.
Heintje Moens–Schutters komt vertellen dat er bij zijn
zuster deze nacht juist 100 vluchtelingen gelogeerd
hebben en er nog zijn. Om van Luipegem naar de abdij
te komen (½ uur afstand) heeft hij langs de Weert en
het Sas om moeten gaan en 2 ½ uur daaraan besteed.
Hij heeft horen zeggen dat er zondag, maandag en
zondag nog 400 Engelse soldaten gepasseerd zijn met
zeekanons die 4 uur ver kunnen schieten.
Korporaal Peten (novice van Postel) legt ons uit hoe
onder zijn toezicht de geniesoldaten bezig zijn met
voor de uiterste pindraadversperring in de grond vaten
of tonnen te plaatsen. Die tonnen, zonder bodems en
van binnen met nagels en haken beslagen, worden
helemaal ingegraven en de opening met een weinig
stro of lichte takkebossen bedekt, daar moeten de
Pruisen met hun botten invallen … als zij er niet over
springen, wel te verstaan.
Een weinig voor 3 uur, als we naar de Vespers gingen,
zegde een officier dat men zich alle ogenblikken kon
verwachten aan het bombardement der stad
Antwerpen.
In het midden onzer lindendreef was er aan een der
bomen deze middag een proclamatie van enige regels
aangespijkerd van Generaal De Guise, bevelhebber van
Antwerpen, waarin hij de toestand voor de stad ernstig
verklaart ; iedereen tot kalmte en vertrouwen aanzet
en zijn soldaten aanmoedigt hun plicht jegens het
vaderland tot het uiterste te volbrengen.
Om 4 ½ ontving ik een telegram van de Prior uit
Oudenbosch, meldend : “Prelaat afwezig, komt allen
bijtijds ! naar Holland !”.
Goedgemeend, ongetwijfeld, maar geen kategoriek
antwoord op de vraag aan E.H. Prior bij zijn vertrek
voor de Prelaat meegegeven.
Aan Zijne Hoogwaardigheid had ik van in augustus,
meermaals te kennen gegeven in Bornem te willen
blijven tot en met het bombardement. De Prelaat heeft
mij telkens de wijze raad gegeven, mij niet roekeloos
aan gevaren bloot te stellen. Mijn voornemen echter
heeft hij nooit afgekeurd, zoniet positief goedgekeurd.
Aan E.H. Prior, vertrekkend, heb ik nogmaals verklaard
hier te blijven, tenzij bij name anders bevolen door E.H.
Prelaat.
In het telegram zag ik persoonlijk geen bevel; een
goede raad van bijtijds te vluchten. Ja, die werd ons
sedert de maand augustus zo dikwijls gegeven, maar er
even dikwijls voor bedankt en er mee gelachen, niet
het minst door de Prior zolang hij in de abdij was. In
Holland zag men zwart !
Het telegram heb ik tacite en cito aan de andere heren
en broeders ter lezing overhandigd, elkeen vrijlatend
de beslissing te nemen volgens eigen goedvinden.
Om 5 uur deden we officie volgens gewoonte, zonder
distractie wil ik niet zeggen. Sommigen lazen het
telegram en glimlachten, anderen haalden de
schouders op, of maakten een gesticulatie en
grommelden over ”Hollandse telegrams bangmakers
volgens gewoonte.”
© Gemeentelijk Archief Bornem - 35 -
Uit de dagboeken van
Pater Benedictus Van Doninck
Wij dachten zo weinig aan gaan te vluchten dat wij het
calefactorium ingericht hebben tot keuken.
Sedert enige dagen was het in de grote keuken voor de
broeders niet meer uit te houden. De soldaten liepen
er in en uit alsof ze er thuis waren en immer groter
werden hun aanmatigingen. Wij hadden van Meneer
Verhaegen–Peeters in het dorp een schone “cuisinière”
die zij nooit gebruikten, te leen gekregen en met een
gat in de schoorsteen van de celafact te kappen, stond
de cuisinière op hare bestemming. Schuiven en schap-
pen van de twee kamers daarneven werden geledigd,
de tijdschriften en boeken naar de bibliotheek ge-
bracht; keukengerief en mondbehoeften in de plaats
gezet. Nu konden wij de grote keuken missen en aan
de soldaten overlaten als ’t nodig was.
Vandaag ook hebben wij met vooruitzicht van het
bombardement, dat komen zou, een refugium uitge-
zocht en gereed gemaakt. Onder de grote keuken
scheen ons de bier- en provisiekelder de beste en
veiligste schuilplaats te wezen.
Al het onnodige was er verwijderd. De oeconomus had
er tafel en stoelen, voorraad aan vlees en brood naar
toegebracht en 8 pakken chocolade. Wij konden er het
dus wel enige dagen volhouden.
Voor het allerheiligste Sacrament te bewaren, waren er
ook voorzorgen genomen. Een tafeltje met wit linnen
gedekt en corporale stond op de veiligste plaats gereed
om de ciborie met de H.H. Speciën te ontvangen.
Wij waren het allen eens om onze abdij niet te verlaten
tenzij op uitdrukkelijk bevel der Belgische militaire
overheid en met die mogelijkheid rekening houdend,
had ieder van ons een bundel kleergoed bijeen gepakt.
Valiezen waren er in huis niet meer te vinden. Ze
waren allen de grenzen over.
Treinen hebben nacht en dag zonder ophouden gerold
en het kanongebulder is van deze morgen vroeg
begonnen in het oosten, in het zuiden en in het
westen. Overal tegelijk en onverpoosd ; toch niet in de
nabijheid. Wij hebben geen Duitse bussen over ons
heen horen fluiten. Het fort van Bornem heeft slechts
enkele schoten gelost op de hele dag.
In de Kloosterstraat hadden na de middag nog 2 of 3
ontploffingen plaats, aan de gendarmerie, die af en
uitgebrand was.
In de abdij is ook alles betrekkelijk rustig gebleven.
Er was maar een compagnie binnen de muren. De
soldaten rumoerig zoals altijd, de officieren meer
gejaagd, maar zij verklapten niets.
Om 8 uur zijn wij volgens gewoonte gaan slapen en als
ik mijn laatste nota’s op het papier kribbelde, dacht ik :
valt de eerste bom op mijn kop, dan moet ik niet meer
gaan vluchten en valt ze er neven dan naar de kelder.
In nomine Domini in pace dormiam et requiscam.
Er valt me nu nog te binnen, dat ik voorzichtig-
heidshalve (fas est in bello et a sergeante doceri) zoals
de sergeant op de toren, op mijn kamer aan de poot
van het bed een lange touw (n’en arm dik en 10 meter
lang) had vastgemaakt om, in geval ik niet meer langs
de trap naar beneden kon geraken, langs het venster
naar buiten redding te zoeken. Het is Goddank, niet
nodig geweest.
Voormalige Gendarmerie of Rijkswachtkazerne in het begin van Luipegem.
© Gemeentelijk Archief Bornem - 36 -
Uit de dagboeken van
Pater Benedictus Van Doninck
Woensdag 7 oktober 1914 (dag 66)
Gisterenavond, zo vertelde Placidus, de oeconomus, is
broeder Marcus mij rond 11 uur komen wekken. Een
officier, Massow, en de sergeant-payeur wilden
afrekenen. Zij betaalden het logis van hun troepen en
gingen. Op de vraag of ze gingen vertrekken, of er
anderen kwamen, wat er gebeurd was, gaven ze geen
of een ontwijkend antwoord. Ze waren haastig. De
troep was aan ’t inpakken. Nog eens naar mijn kamer
gegaan, ben ik terug in de keuken gekomen en om 11
½ begon het défilé in ijlmars van heel ’t garnizoen langs
de poort van ’t hospicie de straat op naar het dorp.
Alleen onze artilleurs-telephonisten waren beide in het
hospice op hun post moeten blijven. Op de koer aan
het voituurhuis stond er nog een ingespannen wagen
met munitie geladen. De voerman, die met de troep
meegelopen was, is door een der telefonisten
teruggehaald, en is er tenslotte in gelukt, met hulp van
vluchtelingen van Sint-Amands, zijn wagen aan ’t rollen
te krijgen de anderen achterna.
Toen ben ik in de keuken gaan zitten, niet wetend of ik
de anderen, die nog sliepen, zou wekken of niet. Ik
heb gewacht.
Tegen 4 uur is onze gebuur, Suske Verstraeten, aan de
voordeur die open stond, komen bellen en vroeg me of
wij niet wisten wat er gaande was, dat de soldaten
allemaal al lang over de brug waren, dat de
burgemeester Cammaert en Theodoor De Maeyer op
bevel van de militaire overheid overal deden
rondzeggen aan de mensen van seffens te vluchten,
want dat de vijand ging afkomen ! Dan ben ik gaan
wekken.
Achteraf beschouwend kon men het spijtig vinden, dat
Suske ons heeft komen verwittigen, zonder dat waren
wij naar de koor het officie volgens gewoonte gaan
bidden, de H. Mis gelezen, enz.
En daar er niemand naar het dorp moest gaan mis
lezen, hadden wij de toestand slechts later kennis
gekregen ; hadden wij de ware toestand kalmer
kunnen beoordelen en waren wij misschien niet
weggegaan.
Nu de soldaten allen over de brug waren, was er toch
geen bombardement meer te vrezen, en hoogst waar-
schijnlijk ook geen aanval van de vijand tegen een
weerloos dorp, waar geen tegenstand geboden werd.
Zo hadden wij eveneens kunnen redeneren, indien wij
’s nachts , tijdig gewekt, getuigen waren geweest van
het gebeurde.
Onze officieren hadden toch geen orders gegeven van
de abdij te verlaten. Maar het is nu feitelijk anders
geschiedt. De paniek was onder het volk en : la
panique ne raisonne pas. En daarom is nu weerom ‘t
woord aan « die Cronike ».
Mijn nachtrust werd niet gestoord. ’t Kwart voor 4 uur
komt de trouwe wekker, Placidus mijn kamer binnen
en zegt : “er zijn orders gegeven door de overheid dat
wij allen zo spoedig mogelijk moeten vluchten.”
Blindelings gehoorzamend, was ik volgens gewoonte
om 4 uur in de koor, ook het overige zestal. Na korte
beraadslaging en gebed lezen we den confiteor en
nuttigen de circa 40 H.H. Speciën, die nog in de ciborie
waren. Deze wordt gepurificeerd en meegenomen,
item de andere ciborie met een zestal kelken uit de
brandkast.
Om 4 ½ stonden wij reisvaardig in den pand van het
hospice, broeder P. was na grote moeite in zijn kap
geraakt en de aftocht begon.
Voorop Placidus met de 4 broeders : Laurentius,
Hubertus, Paulus en Marcus, die pakken droegen de
ene al groter dan de anderen. Henricus droeg ciborie
en kelken in zijn armen, item frater Benedictus, die de
deur van ’t hospice achter zich toesloeg, wat eigenlijk
niet nodig was, aangezien de twee
telefonisten er de wacht moesten blijven
houden.
In de Kloosterstraat was er niemand te
zien. Als vanzelf rezen de vragen :
Waarom moeten we nu weg ? Wie heeft
dat bevel gegeven ? Waar zijn de
soldaten ? Is er verraad ? Zijn de Duitsers
al daar ?
We hoorden geen kanon. Zo dachten en
vroegen hardop de twee manschappen
der achterhoede. Aan het Warregaren
veranderde het toneel.
Voituren en voituurkens, karren en
karrekens, wagens met 4, 3, 2 of een wiel,
geladen met allerhand huisgerief en Zicht van de Boomstraat vanaf het Warregaren richting Bornem-centrum
© Gemeentelijk Archief Bornem - 37 -
Uit de dagboeken van
Pater Benedictus Van Doninck
beddegoed, daarop of er tussen janken de honden en
kinderen, mannen en vrouwen, roepend en tierend,
oudjes en gebrekkigen, die sedert maanden geen kerk
meer gezien hadden.
De hele Boomstraat stond overeind. Het eerste, wat
wij in dit gewoel verstaan konden, was : de paters ook
gaan vluchten ? Nu is het tijd ! Waarheen ? Waarom ?
Vluchten, vluchten ! Om 9 uur doet men de brug van
Temse in de lucht springen. De soldaten zijn allemaal
de brug over. Bornem wordt plat geschoten, kolonel
die en kapitein die hebben ’t gezegd ! Vluchten !
Jef Bi, onze bakker, stond ingepakt cum suis op de
straat en Henricus gaf hem sleutels en instructies voor
de vogels in de abdij !
Grotere kinderen op hun zondags gekleed, ze hadden
leute alsof ze naar de kermis togen – la note gaie dans
la misère !
Met moeite geraken wij door het gedrang. Aan den
Bouw, zond Placidus n’en jongen om E.H. Pastoor van
Cleuvenbergen te verwittigen. Deze was met Placidus
afgesproken van hem te komen verwittigen als wij
vertrokken. Meneer Pastoor heeft ons niet afgewacht,
maar was reeds de brug over. E.H. Onderpastoor Van
Reeth was om 3 uur met de ciborie van de parochie-
kerk naar het gasthuis gekomen, had er de H. Mis
gelezen, onder de welke E.H. onderpastoor Verbist de
communie gaf aan enige zieken.
Om 4 uur vertrok meneer Van Reeth met enige zusters
van ’t Pensionaat (Z.Seraphine, Z.Justine, Z.Angeline,
Z.Laurence, Z. Emilie, Z.Antoine, Z.Damienne en
Z.Hyacinthe) naar Sint-Niklaas. Vijf andere zusters van
’t Pensionaat (Z.Humbeline, Z.Hubertine, Z.Livine,
Z.Adrienne en Z.Alexis) waren reeds de 1e oktober om
7 uur ’s morgens per voituur naar Sint-Niklaas
vertrokken.
Om 2 ½ deze nacht had in ’t Pensionaat de H.Mis gele-
zen de E.H. Pastoor Abbeloos, van Sint Jozef Londer-
zeel, die sedert enkele dagen reeds met zijne
parochianen naar Bornem was gevlucht en bij meneer
pastoor gelogeerd was. Deze had aan meneer pastoor
van Bornem gezegd hier te blijven en daarop was de
pastoor Van Cleuvenberg vertrokken met de meiden.
In het Pensionnaat bleven nog : E. Moeder Madeleine,
Z. Emerance, Z.Pacifique, Z.Huberta, Z.Therese,
Z.Colette, Z.Liguori, Z.Lutgarde, Z.Hilaire, Z.Etienne,
Z.Raymonde en Z.Dorothée. Deze sliepen ’s nachts in
de kelder !
Om 4 ½ waren wij in het Gasthuis. De H.Mis las er ook
E.H. Landuyt, onderpastoor van Sint-Amands, die dan
vertrok. E.H. onderpastoor Verbist was er ook, maar
had het zo druk met de vluchtelingen te helpen, dat er
de H. Mis is bij overgeschoten.
Om 5 uur hadden wij in het gasthuis gedaan met koffie
drinken en kort daarna vroegen Placidus en de 4
broeders de zegen en namen afscheid. Wij waren allen
zeer aangedaan.
In al die herrie kon men niet genoeg bewonderen de
eenvoudige kalmte, opgeruimde bedrijvigheid van
Zuster Johanna, klein maar heldhaftig, moeder van het
Gasthuis. Zij bleef bij hare zieken en oude mensen !
De anderen mochten doen gelijk zij verkozen. De drie
oudste zusters : Z.Dorothea, Z.Bernarda en Z. Martha
volgden haar voorbeeld.
Z.Aloysia, Z. Sophia en Z. Elisabeth waren reisvaardig,
doch hadden dan weer hun werkpak aangetrokken,
want ze hadden juist de grote was begonnen. Doch
om 8 uur besloten zij toch te vluchten, ook de twee
anderen Z.Josephina en Z.Philippina.
Dan verklaarde de Eerwaarde Moeder, dat zij dan ook
de weeskinderen moesten meenemen.
Midderwijl was ik met Henricus (om 7 uur) terug in het
dorp gegaan. Wij kwamen tot in de Boomstraat
halverwege. ’t was nog altijd eenzelfde stroom
vluchtelingen bruggewaarts. Wij keerden om. Aan den
Bouw ontmoeten wij den E.H. Pastoor Abbeloos die ,
de cigaar in den mond, ook eens naar het dorp ging.
Hij was in burgerkleding. Ik kwam op het idee, ook een
burgertenue op te zoeken en in het gasthuis beloofde
men mij er een te bezorgen.
Het weder was schoon. Aan Henricus stel ik voor een
wandeling naar Hingene te doen. Hij was nog onbeslist
of hij vertrekken zou; zegde tegen de Zusters binnen
een paar uren terug te zijn en als hij vertrok, dan
konden de zusters en weeskinderen met hem
meegaan. Op de steenweg van Hingene was het al
even druk. Karren en kruiwagens en vluchtende
mensen van en naar Bornem, er waren er bij van
Buggenhout en Malderen, die al enige dagen weg
waren en nu terug gingen naar huis. Anderen stonden
radeloos te lamenteren nu ze heel Bornem op de
vlucht zagen, angst en schrik en honger op aller wezen.
Contrast !
© Gemeentelijk Archief Bornem - 38 -
Uit de dagboeken van
Pater Benedictus Van Doninck
Aan Sint-Rochuskapelleke was er op het land een vent
aan ’t beiren zo bedaard weg met zijn pijp in de mond
alsof buiten zijn veld de wereld hem niet aanging en
naar de weerlicht kon lopen.
De Eerw. Zusters van Hingene, waar die van Sint-
Amands al enige dagen verbleven hadden, aan het
inpakken en op een grote wagen te laden. Waarheen
wisten ze niet.
We gaan naar de pastorij. E.H.Pastoor Verhaegen zat
besluitloos in zijn kamer, voor zich een hoop
kerkarchief. Zijn zuster Marie, gebrekkig, moest
gedragen worden. Hij kon niet vertrekken (maar
vertrok toch). De E.H. onderpastoor was nog in de kerk
(deze ook vertrok met den pastoor).
Hingene verlaten door zijn eigen volk, werd ingenomen
door vreemden. Overal ’t zelfde. Op mijn voorstel gaat
Henricus naar Eikevliet, waar hij misschien zijn ouders
nog zou terugvinden en een kostuum van zijn broeder
aantrekken. Ik ga terug naar Bornem. In ’t Gasthuis
lagen op mijn kamer 2 kostuums te wachten. Het een
was te kort, en het ander lang genoeg, maar een halve
meter te breed in ’t midden; arrangeer het een beetje,
ga voor de spiegel en vond het weinig geschikt om n’en
Pruis te imponeren.
Meneer Verbist nochtans, die binnen kwam, maakte
zijn compliment en zei dat ik een “chikke type” was. ‘k
waag me buiten in de gang en Henricus, die niet naar
Eyck gegaan was, komt ook binnen en begint te
schaterlachen !
Hij zei me dadelijk te willen vertrekken, vroeg me nog
wat zilvergeld, een kruiske en vertrok. Met hem 5
zusters van het Gasthuis, al de weeskinderen en
Trineke (die niet bang was, maar zou kwaad worden als
zij niet mocht meegaan!) Het was 9 ½
Na een halve uur gepronkt te hebben met mijn
kostuum (ik ben er niet mee op de straat durven
komen) heb ik het afgelegd en ’t was gauwer uit dan
aan. Mijn habijt terug aangedaan en niet meer
verlaten.
Nu stond ik daar alleen ! Zegde het laatste telegram
niet : komt allen bijtijds – was het nu geen tijd ? Ge
kunt toch alleen de abdij niet gaan verdedigen, zei
Henricus voor zijn vertrek, en die pretentie had ik ook
niet, maar telkens ik er aan dacht de anderen maar te
volgen, bekroop een verlammende schrik mijn lange
benen en ik bleef. Moederke van ’t gasthuis bleef wel !
Twee zusters van het Pensionaat waren komen horen
naar ons voornemen en toen zij vernamen, dat er toch
een pater hier blijven zou, waren zijn uiterst kontent
en zij vertrokken ook niet.
Een half uur later kwam de Eerw.Moeder overste mij
verzoeken bij hen met E.H. Abbeloos te komen eten;
hetgeen ik niet voor vandaag maar voor de volgende
dagen toezegde. Vanuit het verdiep van het gasthuis
kon ik de Statiestraat overzien tot aan den Bouw. Weg
en weer vluchtende mensen zonder tal.
Er liepen ook mensen naar de statie. ‘k ga om 10 ½
eens zien. De statieoverste, Segers, was nog op zijn
post, maar op zijn zondags en zonder rode klak. Hij
zegde niet te zullen vertrekken. Er reden af en toe nog
treinen, allen naar Temse, doch er werden geen
kaartjes meer gegeven. Iedereen kon gratis meerijden,
die plaats vond. Er werden ook geen signalen gegeven
van aankomst of vertrek en geen barelen gesloten.
Aan de “Nieuwen Wereld” stond de oude pachter
Verbruggen te lamenteren dat hij niet meer wist wat
doen.
Station Bornem met rechts hotel-restaurant "De Nieuwe
Wereld"
© Gemeentelijk Archief Bornem - 39 -
Uit de dagboeken van
Pater Benedictus Van Doninck
Hun Isidoor had met de voituur iemand weggebracht
en kwam niet terug, hun charel was terug naar huis
gelopen om de koeien los te maken enz. Ik raad hem
naar het gasthuis te gaan in afwachting dat ze hem
daar komen halen. Hij bleef echter nog in de “Nieuwen
Wereld”.
Om 11 uur was ik terug in het gasthuis, waar de vier
zusters hun handen vol hadden. Er bleven in het gast-
huis nog 18 oude of zieke vrouwen, 17 mannen en 1
gekwetste Belgische soldaat, die achtergelaten was.
De 6e oktober met auto’s weggevlucht. Een auto had
last aan het gasthuis te blijven wachten tot den 7e ’s
morgens, om de nog aankomende gekwetsten te
kunnen meevoeren. Hij is echter zonder te waar-
schuwen ’s avonds van den 6e weggereden, en de
laatst aangebrachte gekwetste bleef achter.
De Zusters die naar Temse vandaag vluchtten, troffen
daar nog de chauffeur en zegden hem dat er nog een
gekwetste te Bornem in het gasthuis was achter-
gelaten, maar hij gaf ten antwoord dat hij er zijn leven
niet meer aan waagde om terug over de brug te rijden.
Mijn eerste plezierig werk als aalmoezenier van ’t
gasthuis was dus de zwaargewonden soldaat te
bezoeken. Een kogel was hem dwars door de borst
gevlogen; was zeer zwak.
Dan met een grote korf lekkere peren en druiven de
andere zieken en oudjes te gaan bedelen en daar er
fruit in overvloed was en er geen kinderen meer
waren, kon de bedeling nogal rijkelijk gedaan worden.
Ze hadden geen van al besef van de angst en schrik die
buiten op straat de mensen op het lijf zaten. Het was
ruim een uur voordat de afgetobde zusters hun
middageten konden gebruiken en ik met haar, en ze
waren alle vier zo opgeruimd en blijmoedig alsof er
niets gebeurd was. En er was op korten tijd zoveel
gebeurd, dat in het geheel niet plezierig passeerde.
Om 2 uur ging ik nogmaals naar de statie zien. Er reden
treinen naar Temse alle kwartieren. Sommige alleen
met ambulanciewagens, anderen, die iedereen op-
namen zoveel er plaats was. De chef was nog niet weg.
Om 2 ½ staat E.H. Verbist aan zijn deur en wenkt. Hij is
besluitloos. Zijne zuster Stephanie is met den oud-
pastoor Van Roosbroeck, in de voormiddag vertrokken.
Zijn pastoor heeft hem niets gezegd. De kerksleutels
aan een ander afgegeven. Hij is vrij te gaan of niet,
maar denkt toch te blijven. Ik ga nog even ’t dorp in,
ontmoet slechts onbekenden.
Om 4 uur terug in het gasthuis.
Zegen het lijk van een vrouw uit Mariekerke, hier
gestorven. Wordt in een laken gewikkeld zonder kist ;
naar het kerkhof gedragen door 2 mannen van ’t gast-
huis gevolgd door een doctor. Parrewie is grafmaker.
De vrouw heet Van Lent en is naderhand op ’t kerkhof
gekist.
Ga mijn brevier lezen in de tuin.
Om 5 uur vertrok een trein, de laatste. Alle wagens vol
tot op den tender opgepropt. Ik herkende onder de mij
toewuivende hoeden en zakdoeken meneer Verbist en
zijn meid, de chef van de statie, enz.
Meneer onderpastoor had op het laatste ogenblik be-
sloten zijn meid en zichzelve in veiligheid te brengen.
De sleutels van zijn huis en zijn hondje gaf hij in ’t
voorbijgaan af in ’t gasthuis.
Een ontaarde moeder gooide aan de deur haar kind
van enige maanden naar binnen, zeggende : “Gijlie
kunt er beter voor zorgen dan ik en zijt er voor
betaald.” ’t Kind was gebrekkig, van een ongehuwde
dochter van [b] Janssens.
Gelukkiglijk had de portierster de deur toe gestoten
voor de neus der heks, zodat ze niet weg kon zonder
haar kind mee te nemen.
Het is kort daarop gestorven.
Op aandringen van meneer Geelhand aangenomen,
zonder betalen.
Om 5 ½ komt E.H. Abbeloos in het gasthuis aan. Wij
rookten een cigaar, bespraken de gebeurtenissen van
de dag ; wat er mogelijk kon of ging gebeuren, de hele
dag door hadden we ons verwacht aan het bom-
bardement en plat schieten van het dorp en er was
geen kanon meer te horen , en in de gemeente was het
stil geworden, akelige stilte.
Op eens een geweldige ontploffing, die het hele huis
deed daveren. Het was de brug van Temse die werd
opgeblazen – mijn horlogie wees tien minuten voor zes
uur. Nu viel er voor niet meer te denken aan ’t
vluchten.
© Gemeentelijk Archief Bornem - 40 -
Uit de dagboeken van
Pater Benedictus Van Doninck
Om 7 uur was het avondmaal en om 8 uur gingen allen
naar bed. Ik heb enige aantekeningen gekribbeld en
voelde me dan zo moe en slaperig dat het mij weinig
kon schelen of de Duitsers vandaag kwamen of morgen
en of ze bombardeerden of niet.
p.s. De Duitsers trekken den 7 oktober over de Nete
en over de Schelde. De militaire gouverneur van
Antwerpen raadt de bevolking aan te vluchten. Het
bombardement der stad is begonnen.
Het zuiden en het oosten der stad staan in brand. De
Duitsers verschijnen in Turnhout.
Krantenbericht
Temsche, 13 Dec. – Bijzondere briefwisseling
DE SCHELDEBRUG – Bij het uitbreken van de oorlog en ’t aftrekken onzer
legers werd het draaiend gedeelte onzer brug over de Schelde vernield. Op
Woensdag 7 October 1914. De Duitsers herstelden dit opgeblazen gedeelte en
werkten met 800 man gedurende een maand aan die herstelling. Den 24 Juni
1917 ’s Zondags ’s namiddags reed de eerste Duitse trein over de brug. Het
herstelde gedeelte lag echter vast, en nog kan ze niet opengedraaid worden,
wat de scheepvaart natuurlijk erg belemmert.
De brug van Temse is gans van ijzer gemaakt, rust op 6 stenen pijlers en is 343
meters lang. Zij werd in 1870 gebouwd en den 30 November over 50 jaar
inghuldigd en gezegend in bijzijn van Mgr. Dechamps, aartsbisschop van
Mechelen, M. Wasseige, Minister van Openbare Werken, M. Braeckman,
burgemeester van Temse, en andere hoge personen. Uit beide provinciën
waren er talrijke toeschouwers en Temse was volop in feest.
Mochten wij weldra, onze half-eeuw oude brug, volledig hersteld zien, in ’t
belang van onzer haven.
Donderdag 8 oktober 1914 (dag 67)
Verleden nacht heb ik rustig geslapen tot juist 12 uur,
dan ben ik gewekt door een geweldige losbranding, die
het hele huis deed daveren. Mijn eerste gedacht was
dat het bombardement van Bornem begon.
Ik was in het gasthuis nog niet goed georiënteerd en
wist niet van waar of waarheen geschoten werd. ’t
scheen mij uit Vlaanderen te komen en daar ik nog
geen stukken op mijn kop kreeg, bleef ik nog enige
ogenblikken in mijn bed, maar niet lang was het er vol
te houden. De losbrandingen volgden elkaar op een
tijd lang met regelmatige tussenpozen. Ik telde enkele
minuten 15 tot 19 schoten per minuut – om 2 ½ een
geweldige ontploffing, item om 5 ½.
Ik was vroeg uit het bed. Om 5 uur nam het schieten in
hevigheid en regelmatigheid af.
E.H. Abbeloos gaat om 6 uur mis lezen in het Pensio-
naat der Presentatie. Ik las ook om 6 uur in het
gasthuis.
In het tabernakel stonden 2 cibories : die van ’t
gasthuis met 400 H.H. Speciën, die van de parochiekerk
met 800 ! Casus perplexus.
Wij waren overeengekomen de H.hostiën te nuttigen
en voorlopig geen H. Sacrament te bewaren, maar het
onmogelijke gaat niet.
In het Pensionaat zelfde moeilijkheid : een pas gecon-
sacreerde volle ciborie.
Vanuit het gasthuis zag ik in de Statiestraat nog hele
schare vluchtelingen, maar dan in tegenovergestelde
richting van gisteren. Mensen die van over den Rupel
en Schelde terug kwamen naar Sint-Amands op. De
laatste zes weken mocht er bijna geen burger meer
velo rijden
Vandaag kon men er licht 100 per uur tellen in
vliegende vaart op verkenning hoever ze naar huis
konden geraken en om andere te verwittigen. Ze
kwamen met slecht nieuws terug en zo stond het dorp
te Bornem soms vol karren en wagens en ’t verkeer
was gestremd. Ik dacht aan onze abdij, maar het was
zo druk in ’t gasthuis. De vier zusters, als de oudjes en
zieken verzorgd waren, moesten ’t verband hernieu-
wen van de soldaat en van een bejaarde man, die zijn
been over enige dagen was afgezet.
En de zusters die de lessen van verbandsleer hadden
gevolgd en tot hiertoe in de praktijk hadden toegepast,
waren allen op de vlucht. Men deed wat men kon. De
bel aan de deur werd bestormd door raad en daad
vragende vluchtelingen. Gelukkiglijk kwamen in de
voormiddag een paar zusters der Presentatie een
helpende hand uitsteken.
Een knecht van het gasthuis, Charel Parwie, Waumans,
60 jaar was voeder gaan halen naar de abdij en had
gezien dat er fruitdieven op de boomgaard waren. Er
stonden ook nog 2 varkens te schreeuwen, zegde hij. ‘k
zond hem terug om deze naar het gasthuis te brengen,
alsook een korf druiven uit de serre. ’s Middags waren
ze daar.
Om 12 uur diner in de Presentatie met E.H. Abbeloos.
Om 2 uur gaat deze mee naar de abdij. Hekken aan de
kerk open : aangetrokken. Deur van ’t vreemden-
kwartier en poortje stonden open : gesloten. Grote
poort open – in den boomgaard wel 100 fruitdieven die
de vlucht namen, langs de bospoort en de vluchtgaten
in de muur. Haastig rondgegaan binnen; vindt geen
spoor van inbraak.
Prelaatskamer, provisor, oeconoom : deuren gesloten.
De sleutels van kerk en sacristie meegenomen naar ’t
gasthuis.
Niet een bekend gezicht ontmoet, noch soldaat, noch
Duits, niemand. De rovers hadden vrij spel.
’t Kanon dondert geweldig, in Vlaanderen bijzonder.
© Gemeentelijk Archief Bornem - 41 -
Uit de dagboeken van
Pater Benedictus Van Doninck
Om 3 uur terug in het gasthuis, zend ik Parrewie naar
de abdij om de kalkoenen en de kiekens. Bijna buiten
adem komt de E.H. Tessens, aalmoezenier op ’t fort,
hier aangelopen. Vraagt 2 grote hostiën en wat er gis-
teren gebeurd was. Ze wisten op ’t fort nog van niets.
Sedert 11 uur te nacht. Alle telefoonverbindingen
afgebroken. Komandant radeloos, niet verwittigd, met
zijn manschappen ’s nachts gebiecht en gecom-
munieerd.
Kaartje van Jules Mees – verzocht tot hem te komen –
Ga er heen met meneer Tessens. Meneer Mees met
zijn broeder van Oppuurs teruggekomen uit Hulst zegt
dat de zaken slecht staan.
’t Leger naar Oostende – achterhoede en Engelse
troepen te Gent door de Duitsers geslagen enz.
Meneer Tessens weet genoeg en ijlt naar het fort
terug. Mees zegt dat hij gisteren zijn vrouw en
kinderen en schoonmoeder in veiligheid naar Hulst
heeft gebracht en deze middag is teruggekomen
volgens den raad die hem een officier gegeven had : si
vous tenez à votre maison et à vos meubles, retournez
vite chez vous, car vous y trouverez 3 ennemis : les
soldats Belges deserteurs, la canaille de Bornem et des
environs et les Prussiens.
Ik verlaat meneer Mees tegen 4 uur om naar het
gasthuis te gaan. Aan het standbeeld van den
boerenkrijg stonden zeer bedrukt te zien de twee
gebroeders Averhals, onze boekbinders van Malderen.
Ze waren over 14 dagen ’t huis door de Duitsers
weggejaagd en moesten hun tachtigjarige ouders aan
hun lot overlaten . De vader daarenboven werd door
den kanker verteerd, kon zich niet behelpen en huilde
van de pijnen; zij waren sedert voortvluchtig in de
omtrek, dikwijls door de kogels heen als zij wilden naar
huis gaan zien. Zij hadden geen onderkomen.
Ik stel hun voor in de abdij te gaan slapen, wat ze
blijmoedig aannamen, kort na den vieren terug in de
abdij gekomen, vond ik daar Charel Parwie, bezig met
kiekens te vangen en dood te slaan. Ik had hem ja
gezegd ze allen mee te brengen, levend of dood.
Geholpen werd hij daarna door Mina van Zaelen, door
mij en den “Do”, alias “den Mol”, broer van onze
kleermaker, ook diens vrouw kwam helpen.
Deze hadden in ’t Pensionaat een onderkomen gevon-
den, nadat ze hun huis in de Kloosterstraat hadden
zien afbreken, en daar hij in vogels speelde, had ik hem
gezegd de vogels uit de volière te halen en naar het
pensionaat of naar het gasthuis te brengen.
Na veel moeite kregen wij een vijftigtal kiekens op hun
hok en vandaar in korven en zakken met kruiwagens
weggevoerd. Ook een zak kiekenvoeder meegenomen.
Onze twee boekbinders schenen niet benauwd, ze
namen elk een riek mee naar de schuur en zouden de
abdij wel bewaken.
Het begon avond te worden en duister als wij naar het
Gasthuis terugkeerden. Onderweg aan het Warregaren
en elders onbekende mannen met onhebbelijke
manieren en verdacht voorkomen. Alle gezagheb-
bende macht weg. Alles gesloten, ondanks het zacht en
aangenaam weder.
Meneer Mees had gezegd, dat Antwerpen-Zuid en
petrooltanks in brand stonden. ’t Was inderdaad van
uit de hof van het gasthuis goed zichtbaar. Na het
avondmaal ging ik vroeg naar bed en sliep al eer ik er in
lag.
8 oktober. Antwerpen moet zich overgevan aan de
vijandelijke Duitse troepen.
Vrijdag 9 oktober 1914 (dag 68)
Nacht zeer rustig. ’s Morgens af en toe een kanonschot
in de verte.
Ik had horen vertellen, dat er door de Duitsers
priesters (o.a. E.H. Felix onderpastoor Van Merchtem)
van het altaar waren meegenomen, zonder van klede-
ren te mogen veranderen. Daarom heb ik van heden af
mijn overjas en al het nodige maar aangehouden
(zonder hoed nochtans) wanneer ik mij voor de H. Mis
aankleedde.
Om 7 uur komt madame van den ontvanger der
contributiën zeggen, dat haar man zeer slecht is. De
man leed aan bloedarmoede, had reeds gebiecht over
3 dagen aan meneer pastoor en daar ik hem buiten alle
gevaar achtte, liet ik het bij een dagelijks bezoek.
De Eerw.Overste van de Presentatie zegde dat er
verscheidene matrassen en ander beddegoed van hun
door soldaten gerekwireerd in de abdij lagen. Of ze die
mochten gaan halen ?
© Gemeentelijk Archief Bornem - 42 -
Uit de dagboeken van
Pater Benedictus Van Doninck
Ik liet ze gaan met de raad ook ons tafelgerief, dat in
het vreemdenkwartier door de officieren gebezigd was
blijven liggen, in te pakken en in veiligheid te brengen,
alsook alles wat zij dachten, dat er gemakkelijk zou
kunnen gestolen worden en niet te groot of te zwaar
was.
De eerwaarde Moeder, Zr. Emerantia, en de Mol met
zijn vrouw zouden om 8 uur gaan zien.
Als ik om 9 uren in de abdij aankwam vond ik niemand
in het vreemdenkwartier, noch in de keuken, noch in
de kerk. Ik ga langs de calefact de trap op om naar
mijn cel iets te gaan halen en ik zie op het eind van den
dormpter zuidwest-kant de eerw. Zuster moeder en Zr.
Emerantia statig snel aangedragen komen , ieder met
… een minimax !
Ik had plezier voor de hele dag ! Ze zeiden niet te
weten wat voor kostbare stukken het waren, en ik had
gene tijd om ze te laten werken. De minimax werden
terug op hun plaats gezet. Midderwijl had de Mol en
zijn vrouw het hun toebehorende beddegoed naar
onder gebracht op een karken.
Met de twee zusters ga ik terug naar het dorp ; een
weinig voorbij den abdijmuur en de geul horen wij ’t
kanon van Bornems fort enkele malen losbranden. De
eerwaarde Moeder overste beeldt zich in dat men op
ons schiet en zet het op een drafje. Bepaald, vandaag
moet ik lachen, willen of niet.
Eer wij aan den Dilft waren was Rev. Mère reeds
halverwege in het binnenwegske zonder om te zien. ‘k
liet Zr. Emerantie den zelfden pad in en trok langs ’t
dorp naar ’t gasthuis.
Om 10 uur komen er 5 soldaten en onze telefonist
Albert, voor het fort het meel opeisen, dat er in de
abdij is : 12 zakken, zeggen ze, hebben ze in de bakkerij
gevonden. Ik wist niet wat er in onze bakkerij was,
maar ‘k zei toch driest weg, dat die zakken niet allen
van ons waren, maar zeker de grote helft aan het
hospitaal toebehoorde, dat die 50 oude mensen toch
niet van honger moesten kreveren, enz.
Na lang parlementeren en medehulp van de telefonist
verkreeg ik dat ze voorlopig met 6 zakken zouden
tevreden zijn. Drie naar het gasthuis zouden brengen
en 3 naar de Zusters van de Presentatie.
Vandaar gingen zij ene wagen en 2 paarden rekwiseren
in de “Ster”.
‘k volgde hen op de voet, en het ging daar ook niet
zonder moeite. De telefonist overhandigde mij toen
een handvol sleutels, die hij in de keuken van de wand
had genomen, omdat er verscheidene individu’s aan ’t
snuffelen waren en er het oog op hadden. Het was
bijna 11 uur en ik ging eten in ’t Pensionaat.
Ik vreesde enigszins dat ze de 12 zakken allemaal naar
het fort zouden gebracht hebben, doch om 12 uur
hield een wagen stil aan de poort van ’t Pensionaat op
den Dries. Drie zakken, bloem en meel, werden
afgeladen. Een hele bende, mannen en wijven,
kwamen toegeschoten, en toen de 3 soldaten binnen
een verversing kregen, zouden de schoelies gaan
helpen afdragen zijn, zo niet de telefonist, die bij de
wagen de wacht hield, zijn revolver te voorschijn
haalde en aanlegde.
Vandaar reden ze naar het gasthuis en laadden er ook
3 zakken af. Het gespuis bleef nog een tijd huilen en
tieren aan de deur van ’t Pensionaat, doch daarbij
bleef het. Wij zullen de bloem wel krijgen !
Om 2 uur in de abdij : in het washuis vond ik Sus van
Lent, de twee wasvrouwen en de naaister bezig met
ons en hun gerief en wasgoed in te pakken en naar
huis in veiligheid te brengen; raadt hun aan het
washuis te komen bewonen of toch dagelijks de
onverbroken was te komen voortzetten – ze zouden
eens zien.
Aan de schuur vond ik den eerste werkman, Jefke
Wammes ; in de keuken Charel den Dil, diens zuster en
zwager, nog anderen, onbekenden, ook Michel Bakzak,
die hier weggejaagd was.
Ik kende maar amper ons eigen werkvolk, en stond een
poos verlegen met zoveel helpers.
Op de tafel stonden bierpotten en honing drupte op
den grond.
De beide telefonisten kwamen zien. Michel, die op
mijn eerste woord niet wou optrekken, deed ik buiten
de poort zetten, nog een paar anderen volgden.
Den Dil noemde zijn zwager, Jozef van Rooy, ene Van
den Bosch, als zijnde fatsoenlijke mensen die
beurtelings zouden komen om n’en halve dag te
waken. De 2 telefonisten in civiel, maar nog gewapend,
zegden ook te willen overnachten.
Onze boekbinders waren gaan proberen naar huis te
geraken, maar kwamen tegen avond terug naar hun
schuur.
Nu, dacht ik, is er toch wacht genoeg, als ze maar ’t
akkoord blijven.
Tegen 4 ½ ging ik weg en zie met genoegen dat er
reeds enkele gevluchte mensen van Bornem zijn
teruggekeerd, klagend over de uitgestane miseries,
doch blij thuis te zijn. Ook Dr. Van den Abbeele is
weergekomen; hoogst nodig in het gasthuis en elders.
De goede pastoor van Londerzeel Sint-Jozef komt
tegen 6 uur ook naar ’t gasthuis ; heeft een wandeling
© Gemeentelijk Archief Bornem - 43 -
Uit de dagboeken van
Pater Benedictus Van Doninck
gedaan naar Puurs op – is door zijne parochianen, die
nog hier en daar te Bornem gelogeerd zijn, herkend in
zijn burgertenue en besluit ook maar, morgen den toog
terug aan te trekken.
Hij heeft ook horen vertellen dat er in Puurs morgen
kiezing is van een nieuwe burgemeester, die niet gaat
vluchten ! ’t was aangeplakt op de hoeken der straten !
Wanneer in Bornem ?
Gazetten krijgen wij niet meer te lezen. Het nieuws dat
wij op de straat op doen, geeft al stof genoeg tot
nadenken.
4/5 van Bornems bevolking, de gehuchten niet mee
gerekend, zijn afwezig.
Deuren en vensters gesloten – geen openbare macht –
t getal vreemde schoelies groeit zichtbaar aan. Hun
voornemens geven ze luidop te kennen : in het droog
geraken, waar iets te pakken is, enz.
Wij gaan om 8 uur naar onze kamer en ik eindig mijn
verjaardag met een niet al te rooskleurig vooruitzicht :
morgen de abdij geplunderd ? In brand ? Archieven en
boekerij vernield ?
Gods H.Wil geschiede ! Hij weze mij genadig.
Zaterdag 10 oktober 1914 (dag 69)
Nachtrust niet gestoord voor 11 ½. Toen gewekt door
een kanonschot op het fort te Bornem. Item om 2 ½ en
om 5 uur.
Om 6 uur lees ik een lijkmis voor Verlinden. Deze man,
vader van 15 kinderen (minderjarig) lang ziekelijk, was
te Liezele afgebrand, naar Oppuurs gaan wonen op de
molen. Deze werd insgelijks afgebrand. Zijn
huishouden was dan naar de houten molen gevlucht bij
Jules Verbruggen, vanwie hij familie was ; de zieke
echter naar het gasthuis gebracht, waar hij eergisteren
overleed.
De E.H. Onderpastoor van Oppuurs, die al enige dagen
op de vlucht is, maar hier in de omtrek is gebleven ,
komt om 6 ½ ook de H.Mis lezen. Hij is van zin
morgen, in civielpak, naar Oppuurs te gaan zien. Blijft
vandaag nog op de houten molen.
Om 9 uur op weg naar de abdij, veel mensen die
gevlucht zijn en teruggekomen, maar de meesten zijn
vreemdelingen, van Sint-Amands, Baasrode, zeer
behoeftig en ellendig zien ze eruit.
Gisteren had ik uit onze provisiekelder een vracht
chocolade in pakken mee genomen naar ’t gasthuis. Op
mijn gangen door het dorp kon ik nu telkens enige
brokken in mijn zak steken en daarmee de hongerige
kinderen, die ’t meest huilden, voor een poos tot
zwijgen brengen. Er was overigens niets te koop, alle
winkels en huizen gesloten.
In de Kloosterstraat alles doods, als uitgestorven.
De Donk onder water. De abdij aan de straat gesloten.
© Gemeentelijk Archief Bornem - 44 -
Uit de dagboeken van
Pater Benedictus Van Doninck
Ik had ene sleutel van het poortje aan ’t washuis en
ging langs daar in en uit. Ik ben naar mijn kamer een
paar hemden en ander wasgoed gaan halen, deed de
ronde binnen en in de kelder, vond alles op slot en om
10 uur was ik weer terug in ’t gasthuis om biecht te
horen van de zieken, ook van de gekwetsten soldaat en
andere mensen in de kapel. ‘k moet deze morgen zeer
verstrooid en gejaagd geweest zijn, want ik kan niet
zeggen of er in de abdij iemand te zien was.
Als ik om 11 ½ naar het Pensionaat ging, kwam een
schipper van Sint-Amands mij zeggen, dat hij gisteren
in den Bouw was gevlucht met zijn vrouw, en dat deze
een kind had ter wereld gebracht en of ik het wilde
dopen, maar voegt hij er bij, ‘‘k heb geen geld meer om
te betalen”.
Pastoor Abbeloos was nog niet in de parochiekerk
geweest. Hij had wel een grote bos sleutels voor de
kerk ontvangen, maar het kostte vrij wat moeite om er
in te geraken.
De sakristie en de doopvont leverden minder spel op.
Kosters of misdienaars waren niet te vinden, ook de
H.H. olievaten konden we niet bereiken. Wij waren om
halftwee naar de kerk gegaan en om 2 uur als de
dopeling afkwam, heb ik met assistentie van Z.E.
Pastoor mijn eerste doopsel maar sine ceremoniis
moeten toedienen.
De jonge wereldburger : Constantinus Josephus
Dionysius, was er toch mede tevreden, alsook de arme
vader, die nog een aalmoes toekreeg.
Na de doop kwam Charel van Malderen, de boek-
binder, in de kerk gelopen en zegt dat er 5 Duitse sol-
daten even in de abdij over den muur waren
geklouterd, zeer beleefd en vriendelijk waren en dan
vertrokken.
De weg naar Malderen was ook open en vrij geworden
en de boekbinders wilden dan zodra mogelijk naar hun
ouders gaan omzien.
Om 3 ½ trok ik naar de abdij af met gejaagd hart,
benieuwd wat de Duitsers met mij zouden aanvangen.
In de Boomstraat ontmoet ik meneer Mees en Jos. Van
Roie met ene belleman, en ze roepen uit aan de
mensen, die durven buiten komen, dat iedereen
verzocht wordt kalm te zijn en beleefd jegens de Duitse
soldaten, die in het dorp zouden komen, dat zij niets
zouden doen, enz.
Men vertelt dat het fort om 2 uur zich heeft over-
gegeven en de Duitse vlag is opgehesen. Ik ontmoet
ook een vrouw uit den Boskant, die aan ’t fort was als
de soldaten krijgsgevangen werden weggevoerd en zei
dat de aalmoezenier, Meneer Tessens, haar gelast had
mij te groeten en deed zeggen dat hij onzen altaar-
steen rechts van de brug aan ’t fort in het water had
gegooid, en dat hij als krijgsgevangen is meegenomen.
Nopens de overgaaf van Bornems fort, den 10e
oktober 1914, heb ik naderhand …. nog de volgende
bijzonderheden vernomen van P. Van Pollaert, vee-
koopman in de Barelstraat achter de stenen molen, die
ene jongen aan ’t front heeft en ene dochter in ’t
klooster te Lebbeke.
“Enige dagen voor de overgaaf, ita praef. Peer, was ik
op het fort geweest, waar 3 officieren en een
geestelijke (Mr. Tessens) bij een fles wijn aan tafel
zaten, en ik vertelde hun dat ik die dag te Opdorp op
het kasteel zus en zo vele Duitsers had zien logeren ; ik
werd zeer vriendelijk bedankt en potverd… ’s avonds
dan schoten ze van ’t fort de stromijten van Branst en
Mariekerke in brand ! Den 10e oktober, ’s zaterdags,
was er rond 8 ½ een patrouille van 40 man uit het fort
op verkenning uitgegaan naar Hingene en Temse en
toen deze om 10 uur terugkwamen en wij hen
verwittigden wat wij aan ’t fort hadden gezien, zijn ze
omgekeerd en op de vlucht gegaan. Want tegen 10
uur was er aan ’t fort een automobiel aangekomen met
4 witte vlagskes op de hoeken, en er stapten 6 man uit.
4 Duitse oversten en 2 in burgertenue, waarvan de een
waarschijnlijk de burgemeester van Antwerpen was.
Ik zag dat de overheden elkaar de hand gaven, en om
12 uur werd de bezettingstroep van ’t fort een voor
een buiten gelaten, onderzocht en onder geleide
weggebracht.
(E.H. Tessens vertelde later dat hij en de soldaten van
’t fort te Mechelen 2 uren lang op de markt heeft
moeten staan wachten en dan naar Brussel zijn
gebracht, waar hij, de aalmoezenier, in vrijheid werd
gelaten)
Om 2 uur, wapperde de Duitse vlag aan ’t fort, en kort
daarop kwam een hele compagnie Duitse soldaten, ’t
waren blauwen, in mijn herberg, en ze deden ons
drinken zoveel wij wilden en kosten !
Ik had de laatste dagen veel vreemde vluchtelingen in
huis gehad en met den overschot van brood en vlees
der Belgische soldaten, hebben wij veel mensen uit de
nood geholpen. “ ita Van Pollaert.
Uit mijn dag of avondbladje : Om 4 uur namiddag was
ik in de abdij : geen Duits te zien. Op de koer 2 onzer
werklieden, Jefke (Wammeke), Charel, den Dil (die
daags tevoren van de vlucht was weergekeerd) en 4
onbekenden : (Jef van Rooy, zwager van den Dil, Van
Zalen en Verheyvaert, beiden van Puurs bij J. van Rooy
© Gemeentelijk Archief Bornem - 45 -
Uit de dagboeken van
Pater Benedictus Van Doninck
gelogeerd. En Van den Bosch, alias Jan Voet, uit
Doregem).
Deze 6 mannen beloofden beurtelings in de abdij te
zullen waken.
Aan Wammeke gaf ik mijn visietkaartje en schreef op
de achterkant met potlood : “Diese Arbeiter sind
angestellt & bewachen des Hauses”
In de hof was geen gespuis te zien. Om 5 uur was ik
terug in ’t gasthuis. ’s Avonds om 6 ½ vertelt me de
knecht, Ch. De Parrewie, dat hij tegen 5 uur met een
kruiwagen voeder van ’t klooster komend, onderweg
Duitsers had ontmoet, die zeer beleefd waren, ze
vroegen me “geen Engelsman of Fransman gezien ?”
“Neen meneer !”
“Goed volk, braaf zijn, wij ook braaf”
Dat was al heel geruststellend, en ik voelde spijt dat ik
er niet bij was geweest.
Tot aanvulling en opheldering van hetgeen er in de
abdij den 8-9-10-11 oktober is voorgevallen, dienen de
volgende meedelingen mij gedaan op 4 juni 1916 door
2 ooggetuigen : Mina van Rooy en Van Zalen.
Mina, zuster van onze werkman Charel, alias den Dil,
en vrouw van J. Van Rooy, op de Puursesteenweg
woonachtig is, donderdags, 8 oct., bij mij in ’t gasthuis
komen zeggen, dat er 2 koeien der abdij bij haar op stal
waren, en vragen of ze daarvoor in de abdij voeder en
stro mochten gaan halen, wat natuurlijk werd
toegestaan. Ik vroeg of ze niet een paar mannen van
vertrouwen kon vinden om de abdij te bewaken. Zij
noemde haren man, en 2 vluchtelingen van Puurs bij
haar gelogeerd, Van Zalen en Verheyvaert.
Zij hebben beurtelings in het klooster voeder gehaald
en gewaakt donderdags – in de namiddag hebben ze
ook de kiekens en de vogels helpen vangen. – een paar
duifjes in een kooi had ze mee naar huis genomen,
maar deze waren ’s nachts met hun kater in conflict
geraakt en – gesneuveld.
Mina was nog in de abdij als de boekbinders ’s avonds
om 4 ½ in de abdij aankwamen en op vertoning van
mijn aanbevelingskaartje binnen geraakten.
Dan is zij met haar man naar huis gegaan.
In den late avond is er bij hen een wachtmeester van
het fort komen overnachten. Hij wilde om 4 ½ gewekt
worden en moest dan op verkenning tot 7 uur. Zij
vroeg hem na zijn dienst langs het klooster te gaan om
te zien of er geen rovers in den hof waren. De
wachtmeester beloofde het en inderdaad hij is vrijdags
om 7 ½ in den abdij gekomen, waar reeds plunderaars
bezig waren, hij heeft enkele revolverschoten gelost,
die de rovers deed door de muurgaten stuiven.
In de voormiddag is in de keuken verschenen met een
andere soldaat de “frater” alias Frans Daelemans, zoon
van Peer, een vroegere werkman. Hij heeft een sleutel
van de muur genomen en uit de kelder bier gehaald en
honing en witte wijn ? Dan zijn die twee verdwenen.
Mina en Van Zalen waren daar, als om 10-11 uren de 5
soldaten van ’t fort zijn gekomen om bloemen en meel
op te eisen, die in de bakkerij was. Zij hebben de
zakken moeten helpen opladen ; onderweg is een zak
van de wagen gevallen.
In de keuken aan de schouw zagen de soldaten een
groot stuk gerookt vlees hangen, hebben er van
gegeten en de rest meegenomen, tot spijt van de
wakers die ik gezegd had brood en vlees dat er nog
voorhanden was maar op te eten.
De boekbinders van Malderen hadden hun eigen
mondvoorraad bij zich, ze hebben alleen wat honing op
hun brood gesmeerd.
De andere wakers hebben dan de weinige bloem of
meel die nog in de bakkerij was gebleven onder
elkanderen verdeeld en meegenomen.
In de namiddag nam het getal plunderaars weer
geweldig toe en ze waren zo stout dat de bewakers al
last hadden om ze buiten de gebouwen te houden;
toonden zij zich in den boomgaard dan kregen ze hout
en stenen naar hun kop geslingerd. Als de pater kwam,
stoven ze uiteen om als mensen terug te komen, zodra
hij den rug gekeerd had.
’s Zaterdags 10 oktober, ’s middags was Mina, haar
man, Van Zalen en de twee boekbinders in de abdij en
ze zagen van over de hofmuur een ruiter te paard op
en af de dreef van het kasteel in rijden, dan tot aan de
draadversperring bij J. Spiessens.
Ongetwijfeld, dachten zij, is het een Duits.
Omtrent 2 uur zijn er onverwachts 2 Duitsers over de
muur binnen gekomen. Present waren : de twee broe-
ders Averhals, Van Zalen en Verheyvaert.
De Duitsers toonden zich heel beleefd en vroegen
herhaaldelijk of er geen Belgische soldaten meer
verscholen zaten, hetgeen de wakers ontkenden. Dan
gingen ze binnen en in het hospice nog een paar
Belgische achtergebleven geweren vindend, werden zij
razend en sloegen die in stukken. Daarna bedaarden
ze weer en zijn beleefd vertrokken, maar ze zegden
weldra terug te komen. Zij hebben geen verdere
huiszoeking gedaan.
© Gemeentelijk Archief Bornem - 46 -
Uit de dagboeken van
Pater Benedictus Van Doninck
Daarop zijn de jongens van Malderen mij komen
verwittigen in de parochiekerk en dan naar Malderen
gelopen. Tegen 5 uur kwam er een Duitse patrouille
van 15 man per velo voor de abdij, twee kwamen
binnen, de anderen bleven op de straat staan de wacht
houden.
Aan de twee die in de keuken binnen kwamen
overhandigde Jefke mijn visietkaartje en ging dan
postvatten onder de poort van den paardenstal. De
twee Duitsers vroegen wijn. Van Zalen en Verheyvaert
zegden dat ze alleen bier konden presenteren en de
wijnkelder niet kenden.
Dan moest Van Zalen een kaarske aansteken en
voorlichten in de kelder terwijl Verheyvaert en de
andere Duits boven aan de trap bleven staan.
In den kelder rechts is een klein vertrek waarin de
maandelijkse provisie wijn voor de communiteit gelegd
wordt.
De Duitser sloeg of stampte een paneel uit de deur en
brak dan met de bajonet het slot open. Hij nam enige
flessen en deed ook Van Zalen helpen dragen. De
andere Duits scheen het af te keuren, maar hij was
geen baas ; zij hebben in de abdij niet gedronken, maar
de flessen op straat in hun ransels gestoken.
De overste schreef iets op mijn visietkaartje en gaf het
aan Van Zalen.
Wammeken en Jan Voet, toen het gebons en lawijd in
den kelder begon, hadden langs de bospoort het
hazepad gekozen. Charel, de Dil, en zijn zwager Jef Van
Rooy, moesten hen komen aflossen om des nachts te
waken en waren tegen 7 uur naar de abdij gekomen,
maar toen ze hoorden zeggen dat er Duitsers geweest
waren, en niemand van het werkvolk meer te horen of
te zien was, zijn zij ook terug naar huis gegaan.
Er is bijgevolg die nacht niemand in de abdij geweest.
Ook waarschijnlijk geen rovers, want de hele namiddag
– zaterdag – werd er in den hof geen gespuis gezien –
uit respect voor den Duits !
Bornems fort was in Duitse handen, evenals de andere
forten van Antwerpen.
Zal nu ook mijn klooster, waarin ik 37 jaren leefde, zal
de abdij met hare eeuwenoude archieven en boekerij,
waaraan ik mijn beste levensjaren lang gearbeid heb,
onder mijn ogen geplunderd of verbrand gaan worden
door den vijand ? Droevig vooruitzicht deze avond
waarmede ik naar het bed ga.
Zondag 11 oktober 1914 (dag 70)
Nacht rustig. Om 5 uren ’s morgens gewekt door
herhaalde geweerschoten noord-oostwaarts. Zoals
later bleek, waren het mannen van Bornem, zonen van
Ern. Merckx en anderen, die jacht maakten op fazanten
in de bossen van Hingene, maar die liefhebberij duurde
niet lang. Duitse jagers maakten er een eind aan.
In het gasthuis biecht gehoord van 5 ½ tot 7 uur. In de
parochiekerk las pastoor Abbeloos de eerste mis ten 6
uur en bineerde om 7 ½ . Ch. Parrewie was er koster en
misdienaar.
Om 7 ½ komt een der bewakers van de abdij, Van
Zalen, vertellen wat er gisteren avond in de abdij
gebeurd is en overhandigt mij ’t visietkaartje waarop
met potlood dwarsover mijn woorden gekribbeld stond
“mit Ew. Genehmigung Wein f. 15 mann genommen, “
handteken onleesbaar.
Ik had wel seffens naar de abdij willen gaan, maar er
stond in ’t gasthuis zoveel volk om raad en daad te
wachten en om 9 uur moest ik er nog mis lezen.
Schilderij van de overgave bij fort Walem. Een gelijkaardig beeld moet zich in Bornem afgespeeld hebben op 10 oktober.
© Gemeentelijk Archief Bornem - 47 -
Uit de dagboeken van
Pater Benedictus Van Doninck
De kapel, portaal en gangen waren vol volk.
Na de mis komt er een man in de sakristie om te
biechten; hij was zeer gejaagd. Ik dacht een vluchteling
te hebben, die haastig weg moest en sloeg er verder
geen acht op.
De vrouw van den ontvanger komt vragen hare man te
bezoeken die zeer slecht is. Een vrouw uit de
Barelstraat, De Clerck, alias ’t Veuleken, brengt een pak
met priestergewaad en een missaal. ’t was haar
gisteren overhandigd door de vrouw van de adjudant
die in ’t fort was gevangen genomen en aan zijn vrouw
had kunnen bestellen die in ’t dorp woonde, maar over
nacht niet had durven in haar huis bewaren en bij ’t
Veuleken had gebracht.
Het missale en misgewaad was van de parochiekerk.
Om 10 uur bezoek bij de ontvanger, die een crisis
doorstaan had, en dan naar de abdij. Meneer Mees,
die ik ontmoette, gaat met mij.
In de keuken of er omtrent 7 of 8 mensen :
(Wammeken, Jef Van Rooy, Jan Voet, Van Zalen,
Verheyvaert, Peer Daelemans, de frater ?)
Wij bestatigden de inbraak in de provisiekelder. Ik
schatte dat er nog ca. 40 potflessen en enkele
bordelaisen gerangschikt lagen.
De andere kelderdeuren waren op slot.
In bosje en hof zie ik vreemden ongeneerd rond
kuieren. Ik vroeg de bovengenoemde werklie of ze ten
minste het huis wilden bewaken en niemand binnen te
laten. Ze beloofden beurtelings met 3 of 4 te zullen
blijven.
Om 11 ½ verliet ik de abdij met meneer Mees, die naar
het fort ging om een paspoort voor Hulot. En ik ging
naar de Presentatie, waar de E.H. pastoor Abbeloos
onrustig ter tafel zat te wachten.
Zijn parochianen, die met hem sedert acht dagen
Londerzeel hadden verlaten, waren deze morgen naar
hun parochie terug gekeerd ; een hunner was de
pastoor komen zeggen dat de pastorie er nog stond en
de kerk ook, alhoewel erg beschadigd ; de weg open en
vrij was ; de Duitsers aan niemand iets vroegen of last
verkochten.
De goede pastoor had geen appetijt meer of geen rust.
Waar de schapen zijn, moet ook de herder wezen, zei
de brave man en om 12 ½ was hij reisvaardig en weg.
Nu zat ik alleen : geen pastoor, geen paters, geen
burgemeester, secretaris, schepenen, koster, champet-
ters, allen op de vlucht met 2/3 der bevolking. Ver van
de abdij vol vreemde schelmen !
Plezant vooruitzicht. Ik had ook geen honger meer.
‘k zou terug naar de abdij , toen men kwam zeggen dat
ze met een kind ten doop aan de kerkdeur stonden te
wachten. Pastoor Abbeloos had er mij niets van
gezegd en de mensen tegen 1 uur aan de kerk
ontboden. ’t Was een eersteling uit den afgebrande
Boskant.
‘k had gelukkiglijk vernomen, dat de onderkoster, Edm.
Van Fraeyenhoven, was thuis gekomen en met diens
assistentie liep de plechtigheid wel langzaam maar
toch zonder ongelukken van stapel.
Om 2 uren trok ik alleen naar de Kloosterstraat,
onderweg in ’t dorp kwam er al iemand zeggen dat er
hele vrachten wijn uit de abdij gestolen waren. De
wakers hadden dezen morgen reeds uitgestrooid dat
de Duitsers alles hadden leeg gestolen met de goede
bedoeling de roofzuchtige schelmen weg te houden.
Aan het Warregaren zie ik dat de Barelstraat overhoop
staat : men komt mij nagelopen, dat onze werkman,
Wammeke, in bedwang gehouden wordt en met de
dood bedreigd in het huis van Ch. Goiris, die tewerk
gaat als een bezetene.
Ik volg hen. De straat vol volk. Niemand wil met mij
naar binnen gaan. ‘k herken den man, die dezen
morgen in het gasthuis te biechten kwam en zo
gejaagd was Hij gestikuleerde geweldig boven het
hoofd van Jefke, die meer dood dan levend aan de
tafel zat. Hij had geen mes in zijn bereik en ‘k zou met
een paar man wel kans gezien hebben om hem in
bedwang te houden en Jefke te verlossen, maar
niemand durfde binnen. Iemand liep dan toch naar
dokter Van den Abbeele, die hem een slaapdrank
toediende.
Goris was huisvader van een 12-tal kinderen, die met
hun moeder nog op de vlucht waren. Kwatongen
hadden den man in ’t hoofd gezet dat hij zijne vrouw
had weggejaagd ! Arm en braaf !
In de Kloosterstraat niemand te zien dan Heintje Wijns
en zijne Kato, die mij binnen riepen. Ze waren gisteren
avond teruggekeerd uit Holland; hadden deze middag
dieven uit de abdij zien komen met korven en manden
vol wijn. Noemden o.a. den Mol, den frater, deze heeft
bij hem 5 potflessen binnengebracht, zeggende dat de
Duitsers er anders mee gingen lopen. Vragen wat ze er
mee doen moesten.
‘k zeg hun ze tot nader order te bewaren en er verder
geen praat over te maken.
In de abdij kwam ik aan om 3 uur, een echte kroeg.
Walm vloog me tegen als ik de keuken binnen trad –
welk spektakel – tafels, stoelen, cuisiniere, vloer,
keldertrap, alles met wijn en bier en honing bemorst
en met kapotte flessen als bezaaid. Met grote moeite
geraakte ik door de scherven heen naar beneden – de
provisiekelder was tot op de laatste fles toe geledigd !
De andere kelderdeuren vond ik op slot – terug naar
boven geraakt, trof ik Jefke, Charel den Dil, Jan Voet.
© Gemeentelijk Archief Bornem - 48 -
Uit de dagboeken van
Pater Benedictus Van Doninck
Jef Van Roy – die van 11 ½ tot 1 ½ naar huis waren
gaan eten en dan maar konden bestatigen gelijk ik, wat
er gebeurd was.
Afwezig was : Van Zalen, Verheyvaert, de Mol (Do), de
Frater.
Van Zalen heeft me naderhand (4 juni 1916) verklaard
dat hij wel een glas wijn heeft gedronken maar niets
heeft weggedragen en gebleven is tot de anderen :
Jefke de Dil enz. zijn teruggekomen, dat hij ook nog de
Frater verweten heeft het klooster te bestelen, dat
hem en zijne familie zo dikwijls had geholpen, maar hij
stoorde er zich niet aan en zei hem dat dit zijn zaken
niet waren. Ongetwijfeld heeft hij binnen of buiten
nog helpers gehad. De Mol, alias “den Do” is in het
Pensionaat om 1 ½ aangekomen en in zijn bed
gekropen zeggende, dat hij koppijn had van den wijn,
waarmee mr. Benedictus hen getrakteerd had ! Ik heb
hem sedert niet meer te zien gekregen. Verheyvaert,
ita.
Mina Van Rooy, is smoorgat thuis bij haar
aangekomen, en kon niet meer op zijn benen staan. Of
hij de kelder heeft helpen leeg dragen, kan zij niet
getuigen, ’t zou toch wel kunnen want zij zelf is er ook
door bestolen geworden. Mina zelf en haar man,
doordien zij dagelijks naar de abdij reden en voeder en
strooisel meebrachten, zijn bij velen in verdacht
gekomen en … gebleven, alsof zij hebben geholpen
aan de plundering in die dagen. Jefke en de Dil
beloofden te blijven waken en de deuren van het
gebouw gesloten te houden en ik ging eens in den hof
zien.
Aan de brug bleef ik staan en zag dat de abdijhof in
publieke wandelplaats was veranderd. Drie à
vierhonderd mensen, mannen, vrouwen, kinderen,
nieuws- of roofgierig kuierden in moestuin, bos en
boomgaard rond. De bospoort stond wagewijd open
en drie deurgangen in den muur leverden in en uitgang
naar verkiezen. Ik keerde om 4 ½ terug naar het dorp.
In de Boomstraat ontmoet ik onze
metser, Charel Van Laar, gisteren uit
Holland thuis gekomen, en zeg hem hoe
het in de abdij gestaan en gelegen is en
of hij morgen vroeg – zoniet vandaag
nog – poorten en openingen in de muur
wil gaan sluiten. Charel is nog dezelfde
avond met een paar mannen en
geholpen door Jefke en den Dil er in
gelukt rovers en nieuwsgierigen buiten
te krijgen en de gaten in de muren met
balken en planken toe te maken.
Terwijl ik met de metser sta te praten,
stappen er twee Duitse soldaten,
mariniers, jonge mannen, het dorp in. Geen of weinig
mensen op straat te zien, dan wanneer de Duitsers
voorbij zijn. Aan een winkel tegenover Cranleux bleven
ze staan, bezien mij niet onvriendelijk en sloegen aan.
Ik groet ook.
“Wohin wollen die Herren ?
Die Stadt einmal ansehen und was ankaufen. - Kein
Essen im Fort ? – Doch in Hülle und Fülle, wir möchten
Butter und Bier. Also etwas Besseres ?”
Ik verwees hem den hoek om naar de winkel nevens
den Bouw en vroeg nog : “Sie sind wohl aus Bayern ?” –
Ja, ich, Hochwärden ! und der Kamerad ist aus
Schlesien her.
Ich hörte, die alleinstehenden Hauser werden
geplündert, werden die Deutschen es nicht verhindern ?
Ja, überall dieselbe Geschichte, der Belgische (Pöbel)
brennt und plundert und dann habens die Deutschen
getan.
Der Krieg ist ein grosses Unglück.
Gewiss, aber die Belgier sind dumm, die Franzosen
schwach, und demoralisiert und die Engländer sind
freck ! Ode – Ode ! ..”
Alleen hun laatste volzin klonk wat te scherp. Ze
keerden om en in plaats van aangewezen winkel te
gaan, trokken ze naar den Belle Vue, waar een groep
vrouwen en mannen waren samengeschoold.
Aan of uit het Gemak komend, groetten mij onze twee
Belgische telefonisten in burgerkledij en vragen me
raad, of ze naar Holland zouden kunnen geraken of
beter deden van naar familiën in ’t Walenland te
trekken. Ik liet hun natuurlijk vrije keuze, maar ried
hen niet meer in Bornem te blijven, want dat ze gauw
zouden verraden worden. Zij gingen, en ik heb ze niet
meer gezien. Meteen zag ik dat de twee Duitsers aan
den Belle Vue bij het volk stonden en aller ogen op ons
gericht stonden.
© Gemeentelijk Archief Bornem - 49 -
Uit de dagboeken van
Pater Benedictus Van Doninck
Misschien, dacht ik, zijn ze daar de twee Belgische
soldaten aan ’t verraden en mij met hen. Dan ben ik er
eerst aan. “Die Belgier sind dumm” ‘ klonk zowat
scherp spottend. Pastte het niet op mij ? Dergelijke
gedachten joegen mij door ’t hoofd en ik was niets op
mijn gemak. Aan het gasthuis gekomen, zag ik dat er
op den Kouter bij het kasteel ’t Hemelhof, van
Geelhand, aan de statie wel 300 mensen stonden !
Men zegde mij dat het gepeupel sedert 2 uur bezig was
er alles te roven of kort en klein te slaan, met de piano
reed men al spelende door de straten. Klederen,
beddegoed, meubels vlogen door de vensters naar
beneden – godtergend wijd. De Parrewie komt
vertellen dat men in de kelders tot aan de knie door de
wijn kan baden. ’t Gespuis der Klein Hei, Roddam enz..
neemt er een groot deel aan, doch er zijn rovers van
Wintam, Rupelmonde, Willebroek die ’t geroofde
wegdragen of sleuren.
Om 5 uur komt meneer Mees aangelopen en zegt dat
hij op het fort een paspoort heeft gekregen om
morgen naar Hulst zijn vrouw en kinderen te gaan
halen. Haastig schrijf ik een kaartje voor de Prelaat te
Oudenbosch, dat Mees zich gelast morgen mede te
nemen en te Hulst op de post te bestellen.
Om 6 uur komt Dr. Van den Abbeele vertellen dat er
reeds enige van de plunderaards in het kasteel van
Geelhand zijn gestraft, door dien zij half blind geslagen
door een poederontploffing bij hem zijn komen aange-
lopen om verzorgd te worden. De Belgische soldaten,
die er in kwartier hebben gelegen, hadden met de
vlucht veel munitie in de vijver geworpen en waar-
schijnlijk is er ook elders nog blijven liggen waar de
schavuiten mede aan ’t spelen waren. Ik had de
ontploffingen wel gehoord. Aan Mees en den dokter
deelde ik mijn ontmoeting mede van de namiddag en
ook zij deelden in mijn vrees voor verraad en roofzucht
van ’t vreemd gespuis en dat van Bornem.
Onze H.H. Prelaat had mij bij zijn vertrek, 29 augustus,
een nogal aanzienlijke som geld, meest in papier, en
meer dan ik zelf wist, toevertrouwd. Ik droeg die schat
op mijn borst, maar legde hem nu af en gaf hem ter
bewaring aan de Eerw. Moeder van ’t gasthuis, die
hem nog dezelfde avond in de grond stopte bij haar
schat. Het was een groot pak van mijn hart. Nu had ik
toch niets meer te verantwoorden dan mijn eigen
leven en dat kon ik er wel aan wagen, bang zijn kon
overigens niet helpen. Ik was op ’t ergste gevat. De
zusters van ’t gasthuis gingen om 8 uur gerust naar bed
en ik ook.
11 oktober :
Relaas van den E.H.Tessens van Herentals leraar aan de
godgeleerdheid aan het Grootseminarie te Mechelen,
gedaan in de abdij op 8 juni 1916.
“Ik ben naar Bornem als aalmoezenier van ’t fort
gekomen den 21e augustus 1914 en heb ’s
anderendaags een altaarsteen in de abdij komen
vragen en gekregen. Andere benodigdheden had ik zelf
of van de kerk van Bornem ontvangen. Ik heb ’s
anderendaags in ’t fort de H. Mis gelezen. Er waren op
het fort ca. 350 soldaten met 1 kapitein Rasquin
Kommandant, een doctoor en 4 officieren. De
Kommandant voor dezen had zich gezelfmoord den 11e
augustus. Hij was neurastheniek, overigens zeer
bekwaam en had bij zijn komst in ’t fort dadelijk gezien
© Gemeentelijk Archief Bornem - 50 -
Uit de dagboeken van
Pater Benedictus Van Doninck
dat er niets in orde was. Koepels werkten niet – geen
grof geschut – betonwerken moesten nog begonnen
worden – enz. Hij was katholiek maar praktiseerde
niet. Heeft toch de priester laten komen. E.H. Verbiest
die hem zijn biecht gehoord heeft en de H. Olie
gegeven. Zijn opvolger als kommandant (Challier,
Vlaming) was katholiek en volbracht zijn plichten als
christenmens – was zeer nauwgezet in zijn plicht-
volbrenging – heeft niet een dag het fort verlaten, was
streng en soms hevig tegen de soldaten. Zeer ontevre-
den over kapitein Boeykens, die voor het materiaal te
zorgen had en niets in orde had. Er was niet eens
dynamiet om desnoods het fort te doen springen. De
adjudant De Breucq en de andere officieren waren zeer
vriendelijk tegenover den aalmoezenier, maar in
religiezaken vreemd, zoniet onverschillig.
De manschappen, grotendeels Vlamingen, waren in het
algemeen goed en volgzaam. Het waren goede artille-
risten en hadden ’t grootste genoegen als zij hun
kanonnen mochten laten meespreken.
De kommandant was overlast; hij had geen econoom,
slechts een officier die hem desnoods in ’t commando
kon vervangen, de overigen waren reservisten zonder
voldoende technische kennis. Een accident, waardoor 5
soldaten en enige werklieden gekwetst werden, had
plaats doordien een kanon werd afgeschoten voordat
de koepel genoeg gedraaid was. De kapitein Komman-
dant in zijn onderaardse kelder was enkel aangewezen
op de rapporten die de telefoon hem van Antwerpen en
de andere forten meedeelden, en volgens welke hij met
de kaart voor zich de afstanden mat naar de punten
waarheen de pointeurs in de koepels kunnen vuurmond
richten hebben volgens zijn bevelen. Het gerinkel der
telefoonbel, dat bijna onafgebroken te horen was bij
dag en nacht, hield op eenmaal stil om 11 uur ’s avond.
Den 6e oktober. Alle communicatie per telefoon was
afgebroken. De laatste orders van Antwerpen aan ’t
fort luidden : Résister à outrance – rester jusqu’à la fin.
Dan niets meer.
’s Morgens van den 6e was de kolonel van de secteur
op het fort komen zeggen : “Je m’en vais et passé
l’Escaut”. Er was op het fort ook een toestel om
draadloze berichten op te vangen van Parijs en van
Berlijn over de toestand in België. Ze vernamen niets
meer dan de berichten van het Wolfbureau uit Berlijn
en die berichten waren slecht. ’s Nachts om 12 uur
heeft de Kommandant den aalmoezenier gewekt, zijn
biecht gesproken; is onder de H. Mis te communie
geweest met een groot getal soldaten. ’s Morgens
werd er conseil gehouden en nog meermaals daags.
De aalmoezenier werd telkens toegelaten als adviseur,
zonder stemrecht. De soldaten ’s morgens wilden
vluchten, maar ’t werd hun afgeraden. In de namiddag
is de aalmoezenier op eigen voorstel en verantwoor-
ding naar Bornem om nieuws gekomen. En toen hij pas
terug was en rapport gemaakt had van hetgeen hij met
mij bij Mees had vernomen over de brand te
Antwerpen, ’t verslagen der Engelsen te Gent, of er
kwam ook een soldaat terug uit Hoboken met het-
zelfde nieuws. Men hield nogmaals raad. Er was in ’t
fort een majoor (Beek) die zich te Namen nogal had
onderscheiden, langs Frankrijk en Engeland terug in
België was gekomen en een commando op ’t fort
Breendonk had verkregen. Daar echter werd hij bij een
inspectie in dronken staat betrapt en verloor zijn
commando. Hij werd naar ’t fort Bornem gezonden.
Zonder commando, doch hoger in graad dan de
Kapitein Commadant was hij deze dikwijls meer
hinderlijk dan nuttig en behulpzaam. Zo bvb. bij de
beraadslaging of men de soldaten zou laten vluchten of
niet, was hij er stellig tegen om iemand te laten gaan.
Toch zijn er verscheidene gevlucht. ’t Fort van
Breendonk viel de 8e oktober. Ook de redoute van
Letterheide, beide stuk geschoten en onverdedigbaar.
De kommandant van Breendonk heeft al zijn man-
schappen doen vluchten, hijzelf gekwetst even als de
aalmoezenier, broeder van den eerw. Heer Verbist, zijn
buiten de fortificatie naar alle waarschijnlijkheid
gevangen genomen. Donderdag en vrijdags heeft men
nog koeien en kalveren die voor het fort in de weide
liepen, naar binnen gebracht. Ook twee kanonnen uit
de tranchees zijn aangekomen, en een aantal gendar-
men te Puurs achtergebleven zijn een onderkomen in ’t
fort komen vragen. Deze gendarmen werden bij
gebrek aan telefoonberichten als verkenners gebezigd
donderdag en vrijdag.
Vrijdags is men begonnen obussen en andere munitie in
de vestingvijver te gooien, koepels en grote kanonnen
zijn door adjudant De Breucq ontredderd en vernageld.
De Duitsers hadden toen het fort zonder slag of stoot
kunnen pakken, want er bleven slechts enkele
veldkanonnen vuren in de richting van Baasrode en
Schoonaarde, waar de Duitsers over de Schelde wilden
om de Belgen voor te zijn. Dat is hun mislukt – dank
misschien aan de forten Breendonk, Liezele, Puurs,
Bornem, en misschien ook daarom met hun laatste
orders “Résister à outrance – rester jusqu’à la fin”,
bleven volhouden zonder verdere inlichtingen te
kunnen bekomen.
10 oktober. ’s Zaterdag in de voormiddag, 10 uur is er
een auto aangekomen met 6 man, 2 burgers 4
militairen. De 2 in burgerkledij waren de burgemeester
van Antwerpen en een raadsheer en stapten uit –
© Gemeentelijk Archief Bornem - 51 -
Uit de dagboeken van
Pater Benedictus Van Doninck
vroegen de kommandant het fort over te geven aan de
Duitsers. De kommandant zegde geen burgerlijke
overheid te erkennen, dat hij order had van de staf te
Antwerpen vol te houden tot het laatste.
De burgemeester, die zeer aangedaan en ontroerd was,
zegde dat er te Antwerpen geen militaire overheid
meer bestond, de forten allemaal of vernietigd of in de
handen der Duitsers waren, en zo er nog een fort
weerstand bood, om 12 uur het bombardement der
stad zou herbeginnen.
Na korte beraadslaging werd de overgaaf van Bornems
fort, het laatste, getekend. ’t Was voor 12 uur. Dan zijn
ook de Duitse oversten binnengekomen, een
compagnie mariniers stond buiten. Onder de vier
militairen-oversten was een Oostenrijker. Ze waren
met hun oogglazen bijna onkennelijk. Ze hebben een
tijd met de kommandant gesproken. Dan zijn de
soldaten bijeen geroepen, hebben de wapens afgelegd.
Inventaris is gemaakt van heel het materiaal, dat er
nog te vinden was.
Daarna hebben ze mogen inpakken, brood, vlees en
wijn werden onder de manschappen verdeeld. De aal-
moezenier had een valies van Verbist waarin hij kelk, H.
Olie, ampullen en ander klein gerief kon bergen.
Kazuifel, albe, missaal, enz. hadden geen plaats.
Soldaten wilden ze verbranden om ze niet in Duitse
handen te laten, doch de adjudant deed ze inpakken en
heeft het pak bij het verlaten van ’t fort aan zijn vrouw
gegeven.
Voor 2 uur werd de Duitse vlag aan het fort gehesen.
Tussen 3 en 4 begon de uittocht. De officieren mochten
hunne degens en wapens behouden, de soldaten niet.
Kommandant, officieren, doctoor en aalmoezenier
kregen elk een soldaat om hun bagage te helpen
dragen, maar de jongens hadden al genoeg aan hun
eigen ransel. Voor het fort werd er nog geruime tijd
halt gemaakt.
Officieren en soldaten konden hun vrouwen en
kennissen spreken. De aalmoezenier gelastte een
vrouw mij zijn groeten over te brengen en te zeggen
dat de altaarsteen der abdij in het water gelaten was
tegen den muur onder de inhaalbrug van de poort in ‘t
fort. Toen alles gereed was, begon de aftocht. 4 Duitse
marine-soldaten voorop met een officier – katholiek uit
Königsberg, nog al gespraakzaam met kommandant en
aalmoezenier en officiers. Dan de manschappen onder
escorte van een dertigtal zeesoldaten. De weg ging
over Oppuurs, waar zij een kar met paarden vonden om
de bagage op te laden. Dan over Puurs naar Wille-
broek, waar een half uur rust was en voor een herberg
mocht gegeten en gedronken worden. Te Heffen kostte
het veel tijd en moeite om over de Zenne te geraken,
daar de brug in het water vernield lag. Het was donker
als de troep te Mechelen kwam.
Onderweg waren er verscheidene soldaten vandoor
gep…. Na lang wachten werden aalmoezenier en
officieren naar het oud-stadhuis gebracht waar ze op
een bovenzaal op enige strozakken konden over-
nachten. ’t Was te middernacht toen ze eten brachten,
brood, opgelegde zalm en wijn (gestolen) zoveel ze
wilden. De soldaten werden in de benedenzaal onder-
gebracht.
’s Morgens ging het toiletmaken zeer primitief toe.
Alleman moest op de koer al wat hij op zak droeg,
scheergerief, pennemessen enz. bijeenbrengen. Een
paar Duitse onderofficieren zocht er hun gerief uit en
schopten dan de rest overhoop. Tessens vroeg om naar
het seminarie te mogen gaan, waar hij thuis hoorde.
Doch ’t werd hem geweigerd. Ze moesten om 7 uur
allen naar de Place d’Egmont en bleven daar staan tot
9 uur, als ze naar de Jezuïetenkerk terug moesten, waar
hun soep werd uitgedeeld. De aalmoezenier had zijn
valies in ’t oog kunnen houden en bemachtigen.
Hij zag slechts twee bekenden, een kleine jongen en
een winkelier, Verkammen. Deze vroeg hij zijn valies
met kelk en H.Olie te willen in veiligheid brengen.
Maar de man zegde op de vlucht te zijn en niet te
weten waar er mee te blijven.
Om 10 uur zijn ze dan weer terug naar het statieplein
getrokken, waar ze hebben staan wachten tot 4 uur
namiddag. Toen is het garnizoen van Liezele en Puurs
bij hen gekomen langs een andere weg.
Samen werden ze vervoerd naar Brussel.
De aalmoezenier met de 5 officieren en een Duits
soldaat in een beestenwagen zonder zitplaatsen. Ze
waren zo vermoeid dat ze dooreen vielen. ’t Was 10
uur ’s avonds eer ze te Schaarbeek aankwamen.
Na nog een ruimen tijd kwam een auto de aalmoe-
zenier en den doctoor ze afhalen. De Duitse chauffeur
schonk hun uit zijn veldfles een tas warme koffie en
bracht hen naar ’t adres dat ze hem opgaven in Brussel.
De anderen werden krijgsgevangen weggevoerd naar
Duitsland, Soltau.
E.H. Tessens en de doctoor waren vrij en hebben niets
moeten tekenen. In het gasthuis St.-Elisabeth waar hij
naartoe gereden is, bleef hij 8 dagen, zich bezig
houdend met brieven te schrijven aan ouders en
familiën der officieren en soldaten wier adressen hij in
’t fort van Bornem had opgenomen. Sedert heeft hij
nog met verscheidenen krijgsgevangenen briefwisseling
gehad.”
© Gemeentelijk Archief Bornem - 52 -
Uit de dagboeken van
Pater Benedictus Van Doninck
Maandag 12 oktober 1914 (dag 71)
Nacht rustig tot 1 uur. Dan gewekt door gerij en
gerinkel op de straat en kort daarop gebel en gebons
op de deur van het gasthuis.
Daar zijn ze, dacht ik. Op een ogenblik was ik gekleed
en ging naar de poort, die reeds geopend werd door
een zuster. Men roept : “Brand in de Ster !”. ‘k zet
mijn hoed op en ga zien. De lucht was een weinig
overtrokken maar niet donker, ook niet koud. Door de
poort der brouwerij zag ik achteraan een nevenbouw
der mouterij in volle vlam staan, ontploffingen zonder
ophouden. ’t Waren nagelaten kardoezen van
Belgische soldaten, die er gelogeerd hadden. De wind
kwam uit het zuidoosten en joeg de vlammen en
gensters over het “Gemak” heen in de richting van
Kerk en Pensionaat.
Met de onderkoster, Edm. Van Fraeyenhoven, haal ik
de ciborie uit de kerk en breng ze naar het gasthuis.
De oudjes en de zieken waren reeds allen
gekleed en te been, een gekwetste van
Oppuurs wilde niet uit zijn bed en lachte
met de anderen die schrik hadden.
Terug naar de brand gegaan, hoorde ik
zeggen, dat het op twee plaatsen tegelijk
was begonnen, en ongetwijfeld kwaad-
willigheid in ’t spel was.
De dieven hebben die nacht op
verschillende plaatsen ingebroken en
gestolen. Bijvoorbeeld bij meneer L. Van
Roie. Jozef Van Roie, die ’t huis bewaakte,
was ook naar de brand gaan zien en
midderwijl opereerden de schelmen.
De brandspuit der gemeente stond op
het fort, en niemand waagde het ze te
gaan halen. Men was naar de abdij
gelopen, doch onze spuit stond niet
meer op haar gewone plaats en men had
ze niet kunnen vinden.
Gelukkiglijk waren daags te voren de
meeste burger-ambachten van de vlucht
thuis gekomen en met de spuit der
brouwerij is men er in gelukt de brand
meester te worden. Om 2 ½ was het
gevaar geweken. De aanpalende huizen
waren ontruimd en de straat stond vol
meubels en huisraad. In de brouwerij hebben natuur-
lijk de blussers ook “den bruine en de blonde” aan-
gesproken.
Om 6 uur las ik de H. Mis en er waren zeer veel mens-
en te communie.
Om 8 uur komt Charel, den Dil, me zeggen dat hij en
Jefke alleen in ’t klooster overnacht hebben en niet
verontrust werden. Jef Bi, onze bakker, komt zeggen in
’t gasthuis te willen bakken, als er hout gebracht
wordt.
Er was nergens brood te krijgen. In het Pensionaat was
nog één brood, geen gist te bekomen in Bornem voor
woensdag. Er wordt niet gebrouwd. Men gaat te voet
om gist naar Oppuurs, Hingene, Wintam, Willebroek,
tot Antwerpen toe. Tevergeefs.
Bakker Jef ontmoet aan 't gasthuis 2 Uhlanen, die hem
beleefd groeten en de weg vragen naar het sas om het
water af te laten, dat in de Donk staat de lucht te
verpesten en ziekten zal veroorzaken.
Transport van krijgsgevangen-soldaten naar de kampen in
Duitsland gebeurde in beestenwagens.
Prentkaart van de Stationstraat met vooraan rechts ‘Het Gemak’ of herberg "De Ster"
behorend tot de ernaast liggen de brouwerij.
© Gemeentelijk Archief Bornem - 53 -
Uit de dagboeken van
Pater Benedictus Van Doninck
Om 9 ½ ga ik naar de abdij, bezoek onderwege zieken :
Sidonie Vos, Janneken Goossens bij Craenhals, en de
ontvanger. Bij Belon was 't volk ook thuis gekomen
gisterenavond van de Clinge, waar ze veel ellende en
miserie hadden onderstaan en met duur geld betaald.
De oude moeder was niet meer over de Schelde ge-
raakt en eerst deze morgen te Temse opgehaald.
Het weder is buitengewoon schoon. In de abdij waren
de zalen onder en boven, refter, kapittel enz. allen nog
gesloten. 't rook er niet vriendelijk. Ik heb vensters en
deuren doen openzetten en 't werkvolk het stro doen
opruimen. In de boomgaard liepen nog een paar
kiekens, die 's nachts in de bomen sliepen. Katten
lopen er genoeg in en om de keuken, enkele duiven
vliegen nog in en uit de kooien, statig laveren de 2
koppel zwanen in de vijver en de trouwe pico is ook
nog daar. Stomme getuigen ener troosteloze verlaten
abdij.
Om 10 ½ was ik terug in het dorp. Drukke beweging
van vluchtelingen. Van de Temsesteenweg komt een
huilende karavaan meest vrouwmensen en kinderen.
Ze zijn zeer gejaagd en vragen me de weg naar Puurs-
Kalfort. Ik verneem dat ze van Sint-Gillis-Waas komen,
waar gisteren alle weerbare mannen door de Duitsers
werden aangehouden en meegenomen. Wat ellende !
Ze vluchten en weten niet waarheen !
Aan het huis van de burgemeester stond Tony
Cammaert, gans alleen thuis, op straat. Zegt me dat er
Duitse Uhlanen gekomen waren om 40 rijpaarden te
requireren. En er is niet één paard meer in Bornem.
Het bracht weer heel wat paniek teweeg in de
gemeente.
Om 11 ½ middagmaal bij de zusters der Presentatie.
Om 1 uur terug naar de abdij. Uit de Kloosterstraat
komen kruiwagens en karrekens met palen en planken
en andere afbraak geladen. Bij meneer Van Baren zat
de ezel en de hond in de stal opgesloten. Heintje Wijns
en de frater hebben de deur ingestampt en de krijgs-
gevangenen stormden met luid gejubel den hof in. In
de abdij trof ik Peer, den Dil en Jefke aan 't werk met
stro op te binden in de refter. Een kozijn van Ch. Van
Laar was aan de grote muurgaten de versperringen aan
't herstellen en versterken, want deze nacht zijn er nog
schelmen doorgekropen. Op mijn rondgang binnen de
gebouwen, vind ik nergens sporen van inbraak,
kelderdeuren altijd goed gesloten. Ik kon er zelf ook
niet in. In kerk en koor, pand en dormpter, doodse
stilte overal.
Het werkvolk zegt dat ze deze nacht met 4 man zijn om
te waken of te slapen in de abdij. Twee op het verdiep
in 't vreemdenkwartier en twee op den dormpter
boven de keuken. Ze nemen elke ene zieke mee naar
boven. Om 4 uur verlaat ik de abdij.
Duitse Ulanen op patrouille.
Het water in de Donk is al enige centimeters gezakt.
In het dorp veel vreemde vluchtelingen her en der. Aan
het Warregaren en andere straathoeken, staan, zitten
of liggen talrijke mannen of jongelingen. Spelen met de
kaarten, roken fijne cigaren en hebben opvallend rode
bezopen gezichten.
Men laat mij onverschillig voorbijgaan, maar 'k hoor
toch bedreigingen en verwensingen uitspreken tegen
rijken, pastoors, burgemeesters. De Dilft bedreigd.
Ze strooien uit dat op bevel der Duitsers al de huizen
morgen de slagvensters moeten open doen en dat de
huizen die gesloten blijven, zullen open gebroken en
de meubels op straat gegooid worden.
Dinsdag 13 oktober 1914 (dag 72)
Nachtrust niet gestoord. Om 6 uur H. Mis gelezen in
het gasthuis. Communie gaan uitreiken in de
Presentatie. Schoon weder.
Onze 50 kiekens en vier kalkoenen legden gisteren in 't
gasthuis samen 2 eieren.
Om 9 uur bezoek bij de ontvanger en andere zieken.
De dreigementen gisteren gedaan, dat de Duitsers de
gesloten huizen zouden openbreken, hebben hun
uitwerksel. Alle huisdeuren en vensterluiken staan
open, maar de straat blijft even doods en verlaten als
te voren. In het huis van E. Simon z.q. dat door bakker
Spiessens en andere afgebrande mensen bewoond
werd, is gisterenavond ingebroken en dons gestolen.
De bakker was nog niet terug van de vlucht. Een vrouw
die er haar koe zat te melken, is bewusteloos terug
gevonden. Een weinig verder tegenover den Dilft,
© Gemeentelijk Archief Bornem - 54 -
Uit de dagboeken van
Pater Benedictus Van Doninck
krekelende wijven, zich wederkerig beschuldigend van
kolen en andere dingen te hebben gestolen bij meneer
Van Baren.
Heintje Wijns en zijn vrouw hadden met de beste
bedoeling natuurlijk, portretten en andere kleinig-
heden uit de salon voor vernieling willen redden. De
geburen hadden hun voorbeeld, minder goede
bedoeling, nagevolgd en vandaar het gekrakeel. Ik ga
naar de abdij en vond er alles in orde !
De wakers zeggen gerust te hebben kunnen slapen !
Om 10 ½ komt de E.H. onderpastoor van Oppuurs in
civiel per velo in de abdij aangereden en vraagt om 2
grote hostiën en misintentiën. Ik had nog misintentiën
genoeg en geef er hem 15, zonder geld. In de sacristie
geef ik hem enige grote hostiën en neem de overschot
mee naar het gasthuis. We doen samen de ronde in de
abdijgebouwen en vinden nog enige bajonetten en
munitie. Doen deze in de vijver aan het hospice gooien.
Een officiersdegen neemt de onderpastoor mee in zijn
broekspijp. We gaan om 11 ½ in de Presentatie
middagmalen. Daar komt de broeder van zuster
Colette zijn gevluchte koe terug halen. Vraagt onze koe
te kopen. Geraken niet akkoord.
In Londerzeel is geen eten. Vraagt een zak van ons
meel te kopen. Ter wille van de E.H. pastoor sta ik hem
een halve zak af, later te regelen.
Om 2 uur kind gedoopt uit het herbergske naast
meneer Van Reeth, Eugenia Pauwels.
Meter was de vrouw van Jan Van Fraeyenhoven, de
(emolumenten) liet ik over aan de onderkoster. Ik ga
naar de abdij. Het weder is regenachtig.
Aan de uithoeken nogmaals hetzelfde verdacht volk
van gisteren, dat mij maar scheef en scheel aankijkt.
Men komt mij waarschuwen met den donkere niet
buiten het dorp te gaan, wat ik overigens niet zal doen.
In de abdij was het werkvolk op zijn post. Geen rovers
te zien.
Als ik om 4 uur wegga, word ik bij H. Wijns opgewacht
door een meid, die zegt naaister te zijn bij meneer Van
Baren. Ze heeft horen zeggen dat men deze nacht den
Dilft wil leeg plunderen. Wat is er te doen ?
Ik zei haar enige betrouwbare mannen te zoeken die er
willen waken.
Om 5 uur komt de koster van Branst in 't gasthuis om
enige grote hostiën. Zijn pastoor was niet verder
gevlucht dan Luipegem en was terug op zijn pastorie.
Om 5 ½ komt Dr. Van den Abbeele zeggen dat hij met
J. Mees zijn mama, vrouw en kinderen hebben gaan
halen. Dat ze te Hulst de Burgemeester en Schepenen
hebben gesproken, die 500 frank meegaven tot
ondersteuning der armen.
Om 6 uur komt de naaister van meneer Van Baren
zeggen dat zij 6 mannen heeft gevonden om den Dilft
te bewaken. Goed zo. Ja, maar ? Wat, maar ? De
wijnkelders zijn niet op slot ? Wie zijn de wakers ?
Mijn vader en mijn broeder en die en die… Betrouwt
ge uw vader en broeder ook niet ? Hm, als 't Bornems
mannenvolk de kans heeft, drinken ze allemaal. Een
glas wijn zal meneer Van Baren er gaarne aan toe-
geven. Jawel, maar 't zal er niet bij blijven. Ik, ik durf
er niet blijven, bij zatterikken ! We zullen 't dan maar
afwachten.
Om 8 uur gaan we slapen, volgens gewoonte.
Woensdag 14 oktober 1914 (dag 73)
De zusters van het Pensionaat komen ook hier naar de
mis en ter communie. Aan de twee of drie die
beurtelings thuis blijven, ga ik na de mis de H.
Communie uitreiken. Terwijl ik in de Presentatie koffie
drink, komt men er zeggen dat er te nacht dieven zijn
ingebroken bij E.H. onderpastoor Van Reeth. Met 2
zusters gaan we door de hof langs achter zien, de
achterdeur vinden we opengebroken met een daar
liggende haagscheer, uit kassen en schapraaien zijn alle
laden en schuiven uitgetrokken en de inhoud overhoop
geworpen. Een pas toegemetste wijnkelderdeur
uitgebroken, bovenkamers ook alles doorheen.
Beelden en prenten gebroken en verscheurd. De
brandkast is van hare plaats verschoven. De marmeren
plaat en kroonlijst afgenomen. Twee zusters zullen er
overdag blijven waken.
Om 8 uur was ik terug in het gasthuis.
E.H. Jan Hammenecker, onderpastoor van Sint-Jozef
Londerzeel, komt er de H. Mis lezen. Ik dien ze. Hij
doet voornaam dichterlijk, en gaat na de mis weg, sans
saluer personne. Zijn pastoor , E.H. Abbeloos vertelde
me dit. Dat hij enige weken geleden met een
ingekwartierde kolonel en 3 officieren ’s middags ter
tafel zat, als Jan, vol kort nat kwam bijzitten, te laat
volgens gewoonte. Hij zei niks. De kolonel, een Waal
evenals de officieren, richtte ook een complement tot
Jan, in ’t Frans natuurlijk. En Jan hoogstatig: “soldaat,
waarom spreekt U geen Vlaams met mij ?” dixit et
tacuit. “Tare d’ivrogne, quoi ?”
© Gemeentelijk Archief Bornem - 55 -
Uit de dagboeken van
Pater Benedictus Van Doninck
Jan Hammenecker. In 1914, onderpastoor in
Londerzeel Sint-Jozef.
Om 9 uur ga ik naar de abdij. Te nacht hebben de
dieven nogmaals beproefd aan de geul door een der
grote muurgaten binnen te geraken. Ri Van Laar is
bezig met de herstelling. Op mijn verdere rondgang
binnen en buiten niets opvallends waargenomen.
Om 10 uur bezoek bij de weduwe Van den Abbeele,
vrouw J. Mees en haar kinderen, gisteren thuis
gekomen van Hulst. Jules was vandaag er weerom
heen om gerief terug te halen. Ze weten veel te
vertellen van de uitgestane miserie in Hulst en … een
groot nieuws, maar in confidentie en stricte geheim-
houding : “Madame Cammaert, die te Blankenberge
naar Engeland wilde vluchten, is met 2 harer dochters
in de zee versmoord ! Kriek zelf heeft het verteld !
maar hij heeft het aan de burgemeester nog niet
durven meedelen.”
Ik ga naar het gasthuis en het eerste dat de portierster,
Zuster Dorothée, me zegt, is : “Meneer. Ze zeggen dat
madame Cammaert in zee is verdronken”
Dr. George had zoeven het gasthuis verlaten en er de
confidentiële tijding van zijn mama toevertrouwd. Ik
deed insgelijks toen ik om 11 ½ bij de zusters der
Presentatie aan tafel zat. ’t nieuws verwekte er eerst
grote consternatie en dan grote hilariteit !
Om 12 ½ komt Ri Van Laar mij vertellen, dat hij voor de
middag den “Keizer” en zijn consoorten heeft afgeluis-
terd, dat ze van zin zijn toekomende nacht aan de abdij
een bezoek te brengen, dat hij (de Keizer) een sleutel
van het klooster heeft, de weg kent, enz… Ri Van Laar,
een jonge struise man, biedt zich aan deze nacht in de
abdij te gaan waken en niet te slapen. Ook Jef Bi, onze
bakker, zegt hij, zou daartoe gereed zijn.
We gaan samen naar de abdij, onderwege bij de
bakker binnen. Deze is seffens gereed. Hij is van niets
of niemand bang, wanneer hij zijn hond, een fameuze
hond, bij zich heeft. Ze komen overeen deze avond om
6 uur de abdij te gaan bewaken.
Ik vertrouw me op hen en ga alleen de Kloosterstraat
in. Halverwege ontmoet ik iemand, die zegt, dat men
bezig is in de abdij te stelen. Inderdaad, toen ik langs
het poortje van ’t washuis binnen was geraakt, komt
Jefke mij zeggen dat om 12 uur de beruchte Keizer met
een zak cokes over de muur was gaan lopen,
dreigementen uitend tegen hem als hij durfde te
nakomen.
Gezegde Keizer (alias Karel Ludovicus Pauwels -
Michiels) steler, verheler van beroep, (kiesrecht
verloren 1905-1906) werd mij afgeschilderd als een
bandiet van de ergste soort en die voor alles in staat
was als ’t erop aan kwam.
Ik doe mijn gewone ronde in de abdij en vind binnen,
onder en boven de deuren gesloten. Als ik om 3 uur wil
heengaan, komt men zeggen dat de Keizer op straat
naar mij staat te wachten en mij vraagt te spreken. Ik
was nieuwsgierig en begerig kennis te maken met die
onbekende grootheid, die zozeer gevreesd werd.
Buiten gekomen, zag ik, niet zonder teleurstelling, een
klein vuil zwart manneken met de pet in de hand, diep
groetend op mij toetreden. ‘k herinnerde mij dit
ventje vroeger wel eens onder de soepmannen te
hebben gezien. En nu ontspon zich tussen ons beiden
nagenoeg de volgende conversatie, tamelijk luid
gehouden en die tot getuigen had twee mensen die
met een kruiwagen kwamen aangereden en een of
twee onzer werklieden, die mij tot aan de poort waren
gevolgd.
De Keizer : “Meneer Benedictus, zou ‘k a.u.b. geen 100
kg steenkolen kunnen krijgen ?”
Benedictus : “Gij, Keizer, wel jongen, ge hebt er pas om
12 uur n’en hele zak gestolen !”
Keizer : “20 kilo”
Benedictus : “20 kg te veel”
Keizer : “’t en zijn er toch geen van ’t klooster”
Benedictus : “van mij nog minder”
Keizer : “ze zijn van de Belgische soldaten”
Benedictus : “ de Belgische soldaten zijn weg, en als de
overheid het beveelt, zullen wij alles uitdelen aan de
arme mensen, maar niet aan dieven. En gij hebt nog
meer van de abdij gestolen !”
Keizer : “Watte ?”
© Gemeentelijk Archief Bornem - 56 -
Uit de dagboeken van
Pater Benedictus Van Doninck
Benedictus : “Sleutels !”
Keizer : “Eéne, die ik gekregen heb van n’en Belgische
soldaat.”
Benedictus : “Belgische soldaten hebben onze sleutels
niet weg te geven. Geef hem terug.”
Hij haalt hem uit zijn vestjeszak. ’t Was een sleutel van
’t kolenkot in ’t washuis.
Benedictus : “Gij hebt nog meer van de abdij gestolen”
Keizer : “Ikke ?”
Benedictus : “Ja, gij, een leer (ladder)”
Keizer : “Ja, die had ik gelangen om in ’t huis van den
Hollander aan de meulen te geraken. Ik ben ook
afgebrand en moest toch ergens onder geraken.”
Benedictus : “Zo, hier een leer komen stelen om elders
in te breken”
Keizer : “Kent gij mij ?”
Benedictus : “Ja zeker. Gij hebt nog veel zwarte noten
op mijn boeksken.”
Keizer : “’k ben toch ne Kristene mens”
Benedictus : “Mogelijk, maar geen goeie, in alle geval,
gij leeft er niet naar. Gij hebt volgens mijn boeksken
nog zoveel te verantwoorden dat, moest ik alles aan
den Duits op het fort gaan vertellen, gij niet in ’t kot,
maar met n’en kogel naar de eeuwigheid vloogt. Denk
eraan, man.”
Keizer : “’k zal uw leer terug brengen en nooit meer
iets langen.”
Benedictus : “Dan zal ik het voor deze keer zo laten,
maar dat ik u niet meer te zien krijg binnen de abdij.”
Keizer : “’k zal ’t niet meer doen.Dag meneer
Benedictus”
Terug naar het dorp gaande, ontmoet ik madame Van
der Stappen (de boswachter Louis en zijn huishouden
zijn op hun post gebleven) die komt zeggen dat de
rovers deze nacht van zin zijn naar het kasteel te
komen plunderen, maar alle voorzorgen zijn genomen
om ze te ontvangen.Het huis van meneer Cranleux
bewaakt door inwonende pachters. Ik ontmoet ook
Phil. Pooter, de oude chef D’hooge en anderen. Op
stro geslapen, honger geleden, veel geld uitgegeven,
allen blij hun huis terug te zien. Mensen uit de Weert
vertellen dat hun pastoor vandaag ook in civiel is weer-
gekeerd. De pastorie van Hingene is totaal leeg
geplunderd door ’t krapuul, dat er lelijk gehuisd heeft.
Aan de herberg “De Roos” stond een grote hoop volk
van mindere soort. ’t Was er deze avond meeting om
morgen een nieuwe burgemeester en raadsleden te
kiezen. Er was geen politie, geen autoriteit enz.
Gisteren en vandaag is de “Kraaihoef” geplunderd
geworden. De pachter Van den Berg was er gaan
vluchten. De mannen van de Klein Hei hebben deze
voormiddag op de Roddam een koe gestolen, op de
straat geslacht en onder elkander verdeeld !
Donderdag 15 oktober 1914 (dag 74)
Rustige nacht. H. Mis in ’t gasthuis om 6 uur.
Een vijftigtal mensen uit ’t dorp te communie.
Communie uitgereikt in de Presentatie om 7 uur. Hier
weet men al te zeggen dat de dieven bij meneer Van
Reeth in zijn naaste geuren te zoeken zijn. Gisteren
werd rond gebeld, dat Duitse patrouilles ’s nachts
rondreden om het stelen te beletten.
Meneer Mees is gisterenavond terug gekomen van
Hulst. Hij zal vandaag met de dokter naar ’t fort gaan
om de brandspuit der gemeente terug te krijgen.
Om 9 uur ga ik naar de abdij. Aan den bouw staat Dr.
Van den Abbeele en de commissaris te beraadslagen.
De maalder van Mariekerke is met een kar koren door
het dorp gereden en wilde ze naar Temse gaan verko-
pen. En te Bornem is ook geen eten !! We gaan samen
de maalder opzoeken, die nog in een herberg aan ’t
Wiel zit, en geraken akkoord. Het graan bij Cammaert
in de brouwerij af te laden en per 50 kg. te verkopen.
Tony Cammaert betaalt de maalder met ’t geld dat
vanwege het commiteit is meegegeven.
In de abdij zijn de wasvrouwen aan ’t werk. Peer,
Jefke, Charel en zijn zwager zijn aan ’t kuisen. Ri Van
Laar en Jef Bi die te nacht beloofd hadden te komen
waken, zijn niet omgezien. De eerste mocht niet van
zijn vrouw, die bang was alleen thuis te blijven en de
tweede zal ook zowel een reden gehad hebben. Ze
hebben mij tot heden toe nog geen verslag of rekening
ingediend.
Als ik om 10 ½ terug in ’t dorp kom, ontmoet ik 6
Beierse Füsilieren. Zeer beleefd vragen ze de kerk te
mogen zien. De pastorie wordt overnacht bewaakt
door onze gebuur S. Verstraeten en overdag door
juffrouw Marie Muis. Deze haalt de sleutel. De
soldaten bidden enige minuten en gaan heen na
hartelijk te hebben bedankt. Van de Temsesteenweg
komen groepen boerenmensen met veel hoornvee
terug van Holland. Ze zeggen dat de trein van Hulst tot
Temse weer rijdt.
Middagmaal in de Presentatie om 11 ½ .
Om 1 uur terug naar de abdij. Onderwege 3 Beierse
soldaten die beleefd aanslaan. Ik vraag mezelve af : als
de Pruisen in de abdij komen en wijn requireren, wat
dan gedaan ? Ik heb wel 37 sleutels, maar niet één
past op de kelderdeur. Nogmaals laten openbreken ?
© Gemeentelijk Archief Bornem - 57 -
Uit de dagboeken van
Pater Benedictus Van Doninck
Om 4 uur terug naar het dorp, ontmoet de pastoor van
Lippelo, gentleman met de cigaar in de mond. Tonny
Cammaert vergezelt hem.
In de Roos kiezing van een nieuwe burgemeester, veel
volk op de been.
Vreemde bezopen kerels. De “Schuit” heeft zijn koe
geslacht en gaat er bij slapen, zegt hij. Klerk uit de Ster
brengt groeten van Amedeus. Ook de “schipper” zal
een commissie voor mij brengen.
Vrijdag 16 oktober 1914 (dag 75)
Nacht rustig. Om 6 uur de H. Mis gelezen in het gast-
huis, kapel vol volk. Om 7 uur communie uitgereikt in
het Pensionaat.
Men heeft deze nacht om 2 uur enkele geweerschoten
gehoord in het dorp.
Om 9 uur ga ik naar de abdij, onderweg zieken
bezocht. Onze werklieden zijn bezig met los hout aan
de muur op de boomgaard weg te halen en onder de
loods en elders in veiligheid te brengen. Ze vertellen
dat er deze nacht dieven zijn over de muur gekomen
om planken en ander geriefhout weg te sleuren. Ze
hebben ze op de loop gejaagd. De baas van ’t Spieken
aan de Stenen Molen, was er zeker bij. Gisterenavond
is er fel ruzie geweest in het dorp. Jef Van Gucht, alias
Jef van ’t Landhuis of Jef Sophie, die zich wat te veel
beroemde ook Duits bloed in de aderen te hebben (van
zijn moeder) heeft een welverdiende rammeling
gekregen van Charel Raes–Belon.
Jef is met n’en bebloede kop zijn beklag gaan doen aan
’t fort en een patrouille van een zestal Pruisen is bij
Belon komen uitleg vragen en ’t bleef erbij. De
geweerschoten deze nacht gehoord, schijnen ook door
Jef gelost te zijn in zijn hof om er de schrik in te krijgen.
Vandaag heb ik Jef Bi een paar broden laten bakken
voor onze werklieden.
Biecht gehoord in de Presentatie om 11 uur.
Middagmaal om 11 ½ Om 2 uur terug naar de abdij,
waar de werklieden nog altijd hout van de muur naar
binnen brengen.
Een halve fles snuif meegenomen naar de behoeftige
neuzen in ’t gasthuis.
In het dorp ontmoet ik meneer Verhasselt, zusters van
Sint-Amands en Mariekerke, drie broeders van
Bornem. De vluchtelingen zijn haastig om terug in hun
kooike te geraken, wanneer een der onzen ?
De meid van E.H. Verbist is van Hulst overgekomen en
zegt morgen terug te gaan om haren meester te halen.
Dr. Van den Abbeele en J. Mees zijn vandaag over en
weer naar Antwerpen geweest zonder moeilijkheden
te ontmoeten.
Ik hoor zeggen dat deze morgen meneer Van den
Hoeck burgemeester is gekozen van Bornem en
meneer Van Eetvelt , klerk van Peeters fabriek, alias
Wardje van Adelekens, secretaris !
De gekwetste Luxemburger in ’t gasthuis is buiten
gevaar maar zeer bang dat de Duitsers hem hier zullen
ophalen.
De oude filosofen van ’t gasthuis zijn het eens met mij
dat bange mensen in de oorlog het ergste er aan toe
zijn. Zij hebben geen andere bekommernis dan dat er
geen toebak meer te krijgen is.
Om 6 uur ’s avonds komen 3 Brusselaars en een dame
een onderkomen vragen in het gasthuis.
Zaterdag 17 oktober 1914 (dag 76)
Nacht rustig. Om 5 ½ biecht gehoord in het gasthuis
tot 6 uur. H. Mis. Veel volk ter communie.
De 3 Brusselaars en de dame gisterenavond hier aan-
gekomen, zijn reeds vroeg vertrokken naar Brussel. Ze
vertelden dat ze deel makend van de garde civique met
het leger waren mee gevlucht tot Brugge, daar wist
men niet goed wat met die 10.000 garde civiques
aanvangen, en ze werden gelicentieerd. De dame was
gouvernante op een kasteel te Blankenberge en ze was
alleen achtergelaten door haar meesteres, die naar
Engeland waren uitgeweken.
Om 7 ½ in de Presentatie, waar meester Verhasselt een
brief bracht van Zr. Serafien, die met andere zusters op
weg naar Engeland is geweest, maar thans in
Groenendijk, Zeeland, verblijft. De zusters en wees-
kinderen van ’t gasthuis bevinden zich in Oud-Gastel.
Ook complimenten van Amedeus heeft de meester
meegebracht.
Het Sint-Bernardusklooster in Oud-Gastel.
© Gemeentelijk Archief Bornem - 58 -
Uit de dagboeken van
Pater Benedictus Van Doninck
Om 7 ½ terug in het gasthuis, bestormd door mensen
om onderstand. Deel bons uit om 1-2-3 kilo mee te
halen in de winkels.
Om 9 uur gaan 2 blauwe Duitsers voorbij ’t gasthuis het
dorp in. Ik ga naar de abdij, onderweg zieken bezocht.
Om 10 uur haal ik meneer Van Baren in aan het
Warregaren.
In de abdij was het werkvolk op zijn post, ook Louis de
Jong en Jan Daelemans zijn teruggekomen. De laatste
is enige dagen ziek geweest.
Om 10 ½ ga ik weg en ontmoet aan de Geul graaf John
de Marnix, die met een huurrijtuig van Brussel kwam.
De dam aan ’t Wit Paard verspert hem de weg nog, en
ik rij met de graaf langs Warregaren en Stenen Molen
om over de Grote Hei, de nieuwe kasteeldreef in.
De Kasteeldreef, vanaf kasteel richting Bornem-centrum.
Het water in de Donk is zeer gezakt, maar verpest de
lucht, de weg is nog glibberig. De graaf verneemt met
belangstelling naar de toestand in Bornem, zegt om 1
uur mij te komen vinden in ’t Pensionaat en laat me
met een bootje naar de kaai brengen, de lindendreef
naar het dorp staat nog gedeeltelijk onder water.
Aan de kaai was het ook nog zeer modderig en moest
men over balken en planken op het droog zien te
geraken.
Bezoek bij Victor van ’t Wit Paard terug van de vlucht
in het huis van meneer Van Mierlo z.q. neven Krick.
Om 11 ½ middagmaal in de Presentatie met meneer
Van Baren.
Deze schildert me nogal aardig de heksenangst
waarmee ze in Holland de toestand van België,
specifiek van Bornem en zijn abdij beoordelen.
Om 12 uur komt meneer Mees mij verzoeken om 1 uur
bij hem te willen komen. Hij heeft graaf John gespro-
ken, die er ook zal wezen.
Op mijn aandringen gaat ook meneer Van Baren mee
naar meneer Mees. Dr. Van den Abbeele en Jos. Van
Roie waren reeds daar.
Kort daarop komt graaf John en met hem de nieuwe
burgemeester, Van den Hoeck, die de graaf op de
hoogte van het gebeurde kiesvoorval moet gebracht
hebben.
Voor het huis van meneer Mees, aan het hekken van
meneer Louis Van Roie, bleven 6 Beierse soldaten een
tijdje staan ronddraaien, maar zijn dan heen gegaan.
Meneer Van den Hoeck, voor de oorlog drogist in
Antwerpen, gehuwd met een vrouw Heye uit Sint-
Niklaas en vader van 3 schoolgaande kinderen, is met
de mobilisatie naar Bornem komen wonen en was
opzichter van het werkvolk aan de versterkingswerken
van het fort. Hij had grote kennis van zaken, veel gezag
op het volk, veel initiatief en daarbij een gemakkelijke
tong ter zijner dienste.
Na zijn verkiezing had hij zich dadelijk meester weten
te maken van het gemeentezegel.
Beide werd hem door meneer Mees en Van Roie als
onrechterlijke en oneerlijke daden voorgeworpen. Hij
verdedigde zich dapper “Het wettig gezag van Bornem
is en blijft afwezig. Vier der gemeenteraadsleden zijn
thuis maar laten zich niet horen of zien. Politie
evenmin. De schelmen zijn baas en roven dag en
nacht. Het volk heeft honger en er wordt voor geen
levensmiddelen gezorgd. Hij zelf zegt het aan den lijve
ondervonden te hebben en heeft een brood gaan
langen voor hem en de zijnen waar het te vinden was.
Hij zou politiedienst inrichten, met een petitie naar
Antwerpen gaan om levensmiddelen te doen
aanvoeren en daartoe mocht hij toch wel het
gemeentezegel bezigen, dat hij overigens dadelijk zou
afgeven als het wettig gezag terug op zijn plaats zou
komen.
Ten andere, meneer Mees en de dokter hadden beter
gedaan aan de publieke kiezing deel te nemen dan die
dag naar Antwerpen te gaan”.
In die zin feroreerde de vent n’en geruime tijd. Het
was te voorzien dat het tot geen praktische
maatregelen zou komen en om 2 ½ ging meneer Van
Baren heen en ik met hem. Ik ga naar de abdij.
Onderweg vertelt men dat de Duitsers bij de burge-
© Gemeentelijk Archief Bornem - 59 -
Uit de dagboeken van
Pater Benedictus Van Doninck
meester deze voormiddag enige flessen wijn hebben
opgeëist. Hoe zal ik die mannen gerieven als ze bij mij
in de abdij komen om wijn ? Zeggen dat er geen is ?
Geloven ze niet. Er liggen misschien wel 30 stukken
gekelderd ! Die misschien is (vast….) maar hij weet wel
beter ! ‘k heb geen sleutel die past ! Dan gebruiken ze
nogmaals hun bajonet. Slechts naderhand heb ik mij
bedacht dat er in het hospice nog een proviciekast wijn
was, in ’t voormalige gem….
In het dorp zieken bezocht. De huizen zijn thans allen
open en de meeste bewoond. ’t Volk gromt omdat de
overheid, zo geestelijk als wereldlijk, wegblijft, de
commissaris en champetter lopen in civielklederen
waar ze niet nodig zijn. Er is geen petrol meer te
krijgen. In de abdij lag er nog een vat aan de kerk. Er
werd mij gezegd dat er een onzer bedienden (Ch. De
Kl.) aangetapt heeft. Ik zei tegen de Parwie van ’t vat
naar het gasthuis te brengen en van voor de avond was
het in veiligheid, maar ’t had de man onderwege nogal
moeite gekost om er de kwaaie wijven af te houden.
De onderkoster, E. Van Fraeyenhoven, verwittigd om
morgen om 5 ½ de kerk open te luiden.
Om 5 uur komt de “Schuit” een lijkkistje brengen van
een kind zijner kleindochter, wier man aan ’t front is, in
’t gasthuis ter inzegening aanbieden en gaat het dan
zelf naar het kerkhof begraven.
Om 6 uur komt graaf John vertellen hoe de zitting kort
na mijn heengaan werd opgeheven en na nog enig
geharrewar besloten werd morgenvroeg om 8 uur
nogmaals te vergaderen ten gemeentehuize. Ik heb
reden te over om er geen deel aan te nemen. Van den
Hoeck heeft wel ons volle vertrouwen niet, doch het is
toch de man om in de anarchie enige orde te brengen.
Zijn baatzucht zou eerst later blijken.
Zondag 18 oktober 1914 (dag 77)
Nacht rustig. Om 5 uur communie uitgedeeld in het
gasthuis.
Om 5 ¼ met Ch. Parrewie ciborie en kelk naar de
parochiekerk gedragen en er biecht gehoord tot 6 uur.
Na de mis, de kerk was vol volk, biecht gehoord tot 7 ½
De diaken Jozef Smet deelde alle kwartieren Ons Heer
uit.
De Parrewie had, even als verleden zondag, met de
grote feestklok voor de mis mogen luiden maar de
kaarsen (2) door de onderkoster laten aansteken,
verleden zondag brandden alle kaarsen en bougiekes
die in de kerk te vinden waren, tot grote ergernis van
sommige wijven die pretendeerden, dat zij dat licht
beter konden gebruiken dan die stomme Heiligen in de
kerk en omdat O.L.V. van de Krocht toch ook gevlucht
was of door de pastoor was weggestopt, moest men al
die bougies, die op de zolder der kerk lagen opge-
stapeld, maar aan de armen uitdelen. Mensen, die
anders naar kerk noch kluis omzien, waren nu de
eersten om te klagen over het wegblijven der gees-
telijken.
Om 7 ¾ ciborie en kelk teruggebracht naar ’t gasthuis,
en hier nog biecht gehoord tot 8 ½. Er was veel volk
van Hingene om hier komen mis te horen om 9 uur. De
E.H. onderpastoor van Hingene gisterenavond uit
Grauw (Zeeland) terug gekeerd in Hingene, kwam hier
aan om 8 ½ en wilde hier mis lezen. Ik raadde hem
terug naar Hingene te gaan. Gaf kelk en andere beno-
digdheden mede en meneer Roelants die met de
voituur hier was gekomen, reed met hem naar
Hingene.
Om 9 uur heb ik gebineerd; kapel, sacristie, gangen, de
straat vol volk.
Graaf John had ook op de straat
gestaan en komt na de mis verslag
doen van de zitting in ’t gemeentehuis
om 8 uur.
De vier oude gemeenteraadsleden,
waren er ook verschenen, benevens de
nieuwe burgemeester en secretaris,
Dr. Van den Abbeele, Mees en de
graaf.
Ze zijn nog al ’t akkoord geraakt om :
1) een deputatie te zenden naar
Antwerpen om er levensmiddelen,
petrol en kolen te mogen uitvoeren
naar Bornem
2) een schrijven te richten aan
burgemeester Cammaert en zijn secre-Oud-Gemeentehuis dat in 1913 werd afgebroken en plaats maakte voor het huidige
Landhuis. Onderaan hield Jef Van Gucht ook een herberg open.
© Gemeentelijk Archief Bornem - 60 -
Uit de dagboeken van
Pater Benedictus Van Doninck
taris zo spoedig mogelijk naar Bornem terug te keren
met de kas.
3) de burgerwacht in te richten om de politiedienst ’s
nachts te versterken.
De graaf van zijn kant beloofde te Brussel te werken
om levensmiddelen van daar naar Bornem te krijgen.
Zijn vrouw en kinderen zijn te Brussel. De gravin-
moeder te Eyzer. Hij laat zijn werklieden te Bornem
hout kappen aan rfr. Deys.
Meneer Van Baren, die in ’t huis van Cammaert
gelogeerd heeft, komt om 10 ½ vertellen wat hij zoal
op den Dilft bestatigen kon. Zijn voorraad kolen en
dons gestolen. Gisteren een half stuk wijn en vandaag
nog een half, ongetwijfeld door de zes wakers, waar-
onder de frater, reeds lang een verdachte bediende !
Theoph. Smet, onze koetsier, is gisterenavond ook met
vrouw en kind thuis gekomen. Na veel bezwaren en
tegenstribbelen zijner vrouw heeft hij eindelijk
toegezegd op den Dilft te gaan wonen.
Om 11 uur komt een vent van Luipegem zeggen, dat
onze hond John, over 14 dagen losgelaten, bij hem is
aangekomen. Hij heeft hem de kost gegeven, een
halsband met ketting moeten kopen, en biedt aan hem
terug te brengen mits 4 frank onkosten te betalen. Ik
gaf ze hem, denkend, er liggen in de abdij nog
beenderen genoeg te beknabbelen en ’t is een waker,
die toch aan de wijnkelder geen aanspraak zal doen.
De vent zegde de hond na de middag aan de werklie in
de abdij terug te brengen.
Om 11 ½ ga ik middagmalen in de Presentatie met
meneer Van Baren. Hij vertrekt om 12 ¾ te voet naar
Temse om er de trein te nemen naar Hulst.
Hij zal vandaar naar zijn vrouw telefoneren van Jefke
de knecht en een meid naar Bornem zenden en hoopt
weldra zelfs terug te komen. Hij stelt nogmaals een
som van 1.000 frank ten dienste van het nieuw
gevormde oorlogscommiteit en betreurt met harde
woorden dat er van het vroegere commiteit niemand is
thuis gebleven, en, nu de nood zo groot wordt, de
kassier, E.H. Van Reeth zo ver te zoeken is. Ik weet niet
of meneer Van Baren nog elders daarover zijn beklag
heeft gedaan, maar de volgende dagen werd de
onderpastoor en zijn kas fel besproken.
Bij E.H. Verbist onderpastoor, zegt men, is er verleden
nacht in gebroken, maar de dieven zijn bijtijds
verjaagd.
Naderhand is gebleken dat er daar inderdaad veel wijn
en andere dingen zijn gestolen en wel door de
dievenverjagers ! uit de naaste geburen.
Om 1 uur komt in de Presentatie de E.H. broeder van
zuster Hilaire, onderpastoor te Woluwe bij Brussel, en
heeft veel te vertellen over de Duitse geweldenarijen
in zijn parochie.
Om 1 ½ ga ik naar de abdij. Ik meende eerste in de
kerk lof te doen, maar de onderkoster was weg.
Organist was er niet en ook geen zangers.
Als ik om 2 uur in de abdij aankwam, was er geen
levende ziel te horen of te zien. Aan de keuken stond
een hoop katten mij af te wachten en ze miauwden alle
te gelijk, triestige welkom. Ik ga de hof rond, niemand
te zien. Alles gesloten uitgenomen de keukendeur.
In de kelder deur op slot. In den pand, in ’t hospice,
onder, boven, op de dormpter, overal doodse stilte. In
de sacristie haal ik nog een doos met grote hostiën
omdat men er nog al komt vragen van het omliggende.
In de koor probeer ik mijn vespers te zingen, te
psalmodieëren, maar ’t klonk alles zo hol en naar, dat
ik moeite kreeg ze stil af te bidden…. Ingens circa te,
Benedicto, solitudo !
Waar zouden de bewakers gebleven zijn ?
Om 3 uur verliet ik de abdij. Aan de herberg van Suske
Verstraeten hoor ik dat er volk is en vind daar onze
koetsier Phil, Jefke Wannes, den Dil en den vent van
Luipegem die onze hond had komen terugbrengen, en
nu waren de mannen sedert een half uur, zegden ze ,
langs het brandspuithuisje naar Suske gegaan om een
pint te drinken op de gezondheid van John, die de abdij
wel alleen kon bewaken.
In de Kloosterstraat ontmoet ik nog mensen van de
Weert, die vertellen dat er deze morgen geen twintig
mensen naar de kerk wilden gaan, omdat ze kwaad
waren dat hun pastoor was gaan vluchten !
Het water in de Donk is wel 50 centimeters gezakt,
maar ’t riekt onaangenaam in de straat.
Iemand komt zeggen dat op ’t fort een Amerikaanse
vlag wappert.
Bezoek bij de zieke ontvanger en bij Jantje Goossens.
Er wordt uitgebeld dat alle Belgische dienstplichtige
soldaten (waarvan er vele zijn teruggekomen en in
burgerklederen thuis blijven, maar door ’t verraderlijk
gepeupel worden overgedragen) zich binnen de 24 uur
moeten aangeven bij de Duitsers op het fort-
Breendonk. Het is een “sauve qui peut naar Holland”
voor de meesten.
In het dorp patrouilleren Duitsers, getweën of gedrijën,
zeer vriendelijk en willen blijkbaar de schrik van de
mensen jagen en hun sympathie gewinnen. Ze hebben
hun zakken vol chocolade en suikergoed, dat ze aan de
kinderen uitdelen. Sommige dezer laten zich
© Gemeentelijk Archief Bornem - 61 -
Uit de dagboeken van
Pater Benedictus Van Doninck
gemakkelijk overhalen, doch de meesten zijn nog
wantrouwig of worden door hun ouders terug geroe-
pen. Men vertelt dat morgen de spoorlijn Mechelen-
Terneuzen weer zal geopend worden, met onder-
breking te Bornem, wegens de vernielde brug van
Temse, en bij deze gelegenheid wordt natuurlijk de
stomme vernieling van de brug nog eens fel gekriti-
keerd. De mensen die naar Temse over willen en vice
versa moeten aan ’t sas bij laag water schoenen en
kousen uittrekken en door de modder baden om aan
een bootje te geraken dat hen overzet.
De Bornemse vluchtelingen die uit Holland zijn
wedergekeerd, beoordelen Nederlandse gastvrijheid
nog al verschillend, naargelang zij in goede handen
gevallen zijn of bij mensen terecht kwamen die er hun
“affairens” mee goed gemaakt hebben. Sommigen zijn
vol geestdrift over ’t liefdevol onthaal genoten,
anderen klagen en jammeren, dat zij letterlijk werden
afgestroopt en hun laatste spaarpenningen moesten
afgeven om niet van honger te sterven. Allen nochtans
blij en gelukkig weer terug in hun eigen kotje terug te
zijn, al zien ze de armoe voor en achter de deur staan.
In het gasthuis werd eergisteren een jonge man van
Oppuurs, bloedverwant van E.H. Prior van Val Dieu,
binnen gebracht. Zijn hand werd gekwetst door een
kardoes, die een kind in het vuur gooide, terwijl hij
stond patatten uit te doen. Deze jongen vertelt dat zijn
tante, Juffrouw Piscé van Bornem naar Sint-Niklaas
gevlucht, aldaar overleden is. Zij was al geruime tijd in
het hoofd geraakt.
In de Maasbode van 16 dezer door meneer Van Baren
meegebracht en hier gelaten lees ik o.a. ’t volgende :
“Men meldt uit Bergen op Zoom : gisteren hier
aangekomen een afgevaardigde van Kardinaal Mercier
steeds in Antwerpen, om namens de Kardinaal de
Belgische uitgeweken priesters dringend te verzoeken
terug te keren en hun parochianen aan te sporen hun
voorbeeld na te volgen”.
’t wordt tijd, maar de geestelijken zouden wel de
laatste kunnen hier zijn.
Maandag 19 oktober 1914 (dag 78)
Nacht rustig. Om 6 uur mis gelezen in het gasthuis.
Veel volk ter communie. Ook in het Pensionaat om 7
uur.
We hebben in ’t gasthuis of Pensionaat nog geen Duits
bezoek gehad, maar Charel Parrewie, die er dikwijls
ontmoet, heeft ze horen zeggen, dat de zusters goed
gedaan hadden met op hun post te blijven. Er wordt
hem ook telkens gevraagd of er geen Engelsen in ’t
klooster of in ’t hospitaal waren, en krijgen ’t
onveranderlijke antwoord : Neen, meneer.
Om 9 uur ga ik naar de abdij. Wannes Schilders met
zijn huishouden is ook terug gekomen uit Holland. In
de abdij vond ik in het washuis 2 katten, aan en in de
keuken 17 katten en er liepen er nog in den hof. Ook
een vreemde hond. John, onze hond, stond voor zijn
hok en scheen kontent weer n’en pater te zien. Hij zag
er zeer goed uit.
Onze afgebrande gebuur, Heintje Moens, komt een
grote trekzaag vragen om in zijn hof de overgebleven
voetstukken van de afgehakte fruitbomen af te zagen
en tot brandhout te kappen. Hij vertelt dat hij met
Colette en Jo tot Steenbrugge was gevlucht en dat daar
daags na zijn aankomst de abten van Steenbrugge en
van Dendermonde met alle paters, uitgenomen 3, naar
Engeland zijn gevlucht, en hem ook wilden meenemen.
Aan of in de abdij hebben de Duitsers geen schade
aangericht.
Om 10 ½ weg uit de abdij, ontmoet in de straat Clem.
De Man, die van Oostende over Tilburg terug is geko-
men. Bezoek bij de zieke ontvanger en Janneken
Goossens die terug naar de Barelstraat wil gevoerd
worden.
Om 11 ½ middagmaal in het Pensionaat. Brief te lezen
van een der zusters uit Hulst, vol miserie. De zuster
van onderpastoor Verbist is overgekomen uit de Klinge,
waar ook de oudpastoor Van Roosbroeck verblijft, zegt
dat haar broer vandaag of morgen terug zal zijn,
vertrekt om 2 uur.
Om 2 ½ naar de abdij. De vrouw van de ontvanger, ook
bedlegerig, ’t zoontje 14 dagen verloren, is terug
gekomen. Ons werkvolk Theofiel, Jefke, Louis, Jan
Daelemans zijn aan ’t mest kruien, Peer en de Ludde
plukken droge bonen. Ze vertellen dat de Duitsers in ’t
fort gisteren onder elkanderen gevochten hebben en
er doden en gekwetsten gebleven zijn.
Vandaag en gisteren is er in het zuidwesten zwaar
kanongedonder hoorbaar geweest.
Om 3 ½ ben ik terug in ’t gasthuis en Heintje Philips
komt het lijkje laten zegenen van een op de vlucht
geboren kind zijner dochter, wier man aan ’t front is.
Om 4 ½ komt de E.H. onderpastoor Verbist terug, als
gentleman gekleed, van zijn vlucht naar Tilburg.
Soupeert in ’t gasthuis.
© Gemeentelijk Archief Bornem - 62 -
Uit de dagboeken van
Pater Benedictus Van Doninck
Dinsdag 20 oktober 1914 (dag 79)
Nachtrust gestoord om 3 uur door geweerschoten ten
noordoosten, en hanengekraai in het gasthuis.
Het geweervuur is ongetwijfeld van fazantenjagers in ’t
Spierenbroek.
Om 4 uur gebel aan ’t gasthuis. Vluchtelingen uit
Holland, 2 vrouwen van Steenhuffel, waarvan een in
gezegende staat, het niet verder brengen kon en in de
voormiddag door Dr. Van den Abbeele van een kind
verlost werd. E.H. onderpastoor heeft het in de
namiddag gedoopt in de parochiekerk.
Om 6 uur mis gelezen in het gasthuis. Meneer Verbist
draagt de ciborie naar de kerk en leest er mis om 7 uur.
Na de communie uitgereikt te hebben in de
Presentatie, ga ik naar de abdij in de voormiddag en de
E.H. onderpastoor gaat met mij binnen de ronde doen.
’t Was de eerste keer dat hij ’t klooster van zo dicht bij
heeft gezien en er een voet heeft ingezet.
Het werkvolk was aan zijne bezigheid, maar ik kon hun
maar niet aan ’t verstand brengen, van dagelijks de
zalen te luchten waar de Belgische soldaten hun
inkwartiering hadden gehad. Charel, de Dil, komt
vragen of ze geen tonneke bier mochten inleggen ! Ik
zond hem wandelen naar Suske als hij zo’n dorst had.
Om 10 uur in den Bouw allerlei mensen gezien en
krakelende wijven met honden, bokken en geiten en
varkens.
Om 10 ½ bezoek van E.H. onderpastoor van Oppuurs,
die mij komt vertellen , hoe dat hij verleden zondag uit
de kerk komend de pastorie vol Duitsers vond. Hij
bood hun wijn en cigaren en al wat zij wilden. Zij
vertrokken tevreden en schreven met krijt op de
buitendeur : Güte Leute, nicht belästigen !
Om 11 ½ middagmaal in de Presentatie met E.H.
Verbist.
Om 2 uur in het gasthuis, waar verscheidene armen om
een bon voor meel komen. Men leurde in de straat
met brood, maar slecht en duur. En petroleum aan 11
centen de liter. Charel, onze kleermaker, komt
vertellen dat ’t volk van de Klein Hei hout uit de abdij
over de muur weghaalt en weg voert. Verdachte
wakers ! Maar Charel wordt zelf ook aangeklaagd.
Men vertelt dat de Duitsers gisteren in Vlaanderen een
grote klopping hebben gekregen en in massa
terugtrekken op Antwerpen. Hier waren er vandaag
gene te zien.
Om 3 uur aankomst in ’t gasthuis van den E.H.
Heremans, pastoor van Beyghem, dekenij van
Wolvertem, die sedert 16 september na vele
mishandelingen door de Duitsers was weggejaagd en in
Holland had verbleven. Hij zag er uit als een
baanstroper. De E.H. pastoor wist veel te vertellen,
bleef met meneer Verbist in ’t gasthuis souperen en
om 8 uur bij de onderpastoor overnachten.
Charel de Parrewie, de knecht, was gisteren te voet
naar Asse geweest in het gasthuis aldaar, had voor mij
een brief meegebracht van neef Arthur, die er sedert
enige dagen verbleef bij zijn broeder aldaar gevestigd.
Hij mocht als ‘prisonnier sur parole’ vrij circuleren. Of
het lang zal duren is af te wachten.
In het Buggenhoutbos, zei de Parrewie, waren de
Duitsers aan ’t jagen op het wild.
Een oude filosoof van ’t gasthuis komt klagen dat de
kiekens van de abdij, in ’t gasthuis geïnterneerd, geen
eten genoeg krijgen en zichtbaar vermageren. Rapport
gedaan aan de eerwaarde Moeder.
Om 6 uur komen 2 zusters der Presentatie zeggen dat
er drie van hun gevluchte zuster, Zr. Angeline, Zr.
Antoine en Zr. Laurence om 4 ½ zijn terug gekomen
van Sint-Niklaas en van Groenendijk en veel hebben
afgezien.
Meneer de burgemeester en de secretaris zijn ook op
komst maar zullen eerst met den donkeren thuis zijn.
In de namiddag is het beginnen te regenen, zodat de
vluchtelingen meestal doornat thuis komen. Frere
Jacques, ne vois tu rien venir ?
Komen er nog geen paters ? hoor ik zo dikwijls.
Woensdag 21 oktober 1914 (dag 80)
Nacht rustig. Om 4 uur gewekt door hanengeschrei
aan mijn venster, en ik geloof dat de jonge
wereldburger, die hier gisteren een paar deuren verder
geboren werd, er ook van wakker is geworden. Hij
schreeuwt tegen de haan op.
Om 6 uur H. Mis gelezen. De E.H. pastoor van Beyghem
las in de Presentatie en vertrok haastig om 6 ½ . E.H.
Verbist bezigt onze kelk om in de kerk mis te lezen te 7
uur.
Om 8 ½ ga ik naar de abdij, waar ik het werkvolk aan
hun bezigheden vond en wel 20 katten op de koer bij
de keuken. Ch. Parrewie doe ik de kweeperen
afplukken en naar het gasthuis voeren.
Ik was om 10 uur terug in het gasthuis en had even de
Luxemburger-soldaat bezocht als om 10 ½ een zuster
komt de aankomst melden van Placidus. Broeder
Laurentius en den Eerwaarde Heer pastoor van
Bornem met zijn meiden. De verrassende blijdschap
van het wederzien heeft mij waarschijnlijk belet te
luisteren naar de complementen of het nieuws, dat zij
van over de grenzen meebrachten. Ik heb er toch niets
van onthouden.
Om 11 uur ga ik met Placidus en Laurentius naar de
abdij en om 12 uur zijn we terug op de pastorie, waar
© Gemeentelijk Archief Bornem - 63 -
Uit de dagboeken van
Pater Benedictus Van Doninck
ons de E.H. Pastoor ter tafel verzocht had. Ook de E.H.
Verbist was aanwezig.
Om 2 uur gaan wij gedrieën langs de Presentatie en het
Gasthuis de eerwaarde Zusters bedanken voor de
genoten gastvrijheid gedurende 14 dagen, pakken een
hoop sleutels, chocolade en andere zaken bijeen en
tegen 4 uur gaan we terug naar de abdij.
Op de straat ontmoet ik Fons Schilders, Theodoor De
Maeyer, Victorke van Oostenrijk, enz. Burgemeester
en secretaris gisterenavond met hen aangekomen.
We doen in de abdij een rondgang onder en boven en
vinden nergens sporen van inbraak dan in de provisie-
kelder waarvan boven 11 oktober gesproken is.
De zusters der Presentatie lieten ons een brood en
boter brengen. Placidus had uit Oudenbos een
saucisse meegebracht, daarbij een tas chocolade en
een korf peren. Daarmee was onze eerste souper klaar
“in calefactorie”.
Vier onzer werklieden zijn hier nog blijven over-
nachten. Na een gezellige recreatie gaan wij om 8 uur
ieder naar zijn cel, die wij over 14 dagen ’s morgens ten
4 uur hadden verlaten, toen het “sauve qui peut”
Bornems volk in wilde vlucht over de grenzen joeg.
Veertien dagen van rusteloze gejaagdheid, angst en
ellende overal, doch ongetwijfeld gemakkelijker te
dragen in eigen haard dan in vreemden.
Danken deden zij God, die ’t huis zijn gebleven !
Donderdag 22 oktober 1914 (dag 81)
Nachtrust niet gestoord op de strozak der abdij.
Om 6 uur gaat Placidus de H.Mis lezen in de
Presentatie. Benedictus in het gasthuis.
Zieken, gekwetsten en de oudjes bezocht.
Om 8 uur thuis overlegd en begonnen af te breken en
op te ruimen. De cellen gereed gemaakt voor Leo en
Leonardus, die vandaag verwacht worden.
De E.H. onderpastoor Van Reeth en zijn meid zijn giste-
renavond om 4 ½ ook thuis gekomen. Uit het gasthuis
brengt men enig kerk en keukengerief terug.
Middageten in de calefact. Menu : soep, patatten met
varkensvlees, peren. In de fruitkelder, volle manden
beste peren gerot. We doen er veel naar het gasthuis.
Eerwaarde Moeder zendt 2 kiekens (gebraden) in
ruiling. Onze wasvrouwen schuren ’t hospice.
In de tranchee van de dreef een tonneke patronen
geborgen.
Den Dil brengt ons 2 koeien terug die bij zijn zuster
gestald waren.
Om 4 ½ komt Leonardus binnen met broeder Remi-
gius. Om 5 uur Leo.
Met hen gereisd zijn madame Cammaert en madame L.
Van Roie. Nu zijn we reeds met 6 man. Vivat sequens !
Bedelaars zijn er al veel op de abdij aan ’t afkomen,
maar we laten de poorten nog gesloten. De pastoor
kwam zeggen dat de burgemeester hem voorstelde
Stationstraat met vooraan Huis van Oostenrijk.
© Gemeentelijk Archief Bornem - 64 -
Uit de dagboeken van
Pater Benedictus Van Doninck
mee naar ’t fort te gaan, maar dat hij geweigerd heeft.
Souper in de Calefact en om 7 ½ naar bed.
Vrijdag 23 oktober 1914 (dag 82)
Nachtrust gestoord om 12 ½ door hondengeblaf en
kort daarna geweerschot aan den Dilft.
Om 6 uur H. Mis gelezen in de Presentatie, Placidus in
het gasthuis.
Om 5 ½ had Suske Verstraeten 2 kelken gebracht ’s
avonds tevoren van het gasthuis meegegeven, zodat
Leo en Leonardus ook konden mis lezen en de broe-
ders te communie gaan. Een ciborie kleine hostiën
geconsacreerd, zodat O.L.H. na 14 dagen afwezigheid
ook weder bezit heeft genomen van onzer kerk. Deze
bleef vandaag nog gesloten, alsook de deur van het
hospice.
Om 11 uur middageten in de refter der broeders.
Onder de recreatie de lontdraad der mijnen aan de
muur opgerold en geborgen.
Rotte peren en appelen uit de kelder gedragen.
Om 4 uur peren geplukt aan de vijver bij de kerk.
Kanongedommel in de verte gehoord.
Om 4 ½ komt E.H. Prior thuis met E.H. Somers onder-
pastoor van Willebroek.
Om 5 uur zet de koster ons torenuurwerk in gang, mijn
zakhorloge was juist gebleven op de minuut af.
Het koorofficie wordt hernomen anticipando vigilias
B.M.V. Benedictus en Placidus aan de ene kant, Leo
en Leonardus aan de andere kant.
Wij vernemen onder de recreatie dat dr. Lanssens ook
terug is gekomen. Een onderpastoor van Mechelen
met familie overnacht in de Presentatie. 22-23 oktober
In den dam op de straat een doorgang gemaakt voor
de karren.
Wij gaan om 7 ½ naar bed.
Zaterdag 24 oktober 1914 (dag 83)
Nacht rustig. H.Mis gelezen om 5 uur aan Sint-
Bernardus-altaar aldaar.
Onze metser Ch. Van Laar begint de grote loopgaten in
de muur zuid en oost toe te metsen.
Om 11 uur in de refter een worst bij gebrek aan eieren.
Om 12 uur wordt opnieuw de angelus geklept.
Onder de recreatie wilde jacht op een vreemde wit-
zwarte hond zonder staart in de abdijhof.
Het kanon dommelt zonder ophouden sedert 6 ½ ’s
morgens.
Charel Parrewie en dikke Jef Kasjoe brengen om 2 uur
onze fazanten en krielhaantjes terug van het gasthuis.
Cammaert, de koster van Bornem, terug uit Holland.
10 minuten voor Vespertijd komen van de Steenweg
van Sint-Amands, langs het Warregaren om, 2 auto’s
aan en in de poort van ’t hospice gereden. Een officier
was er reeds uitgesprongen en langs de muur de
boomgaard opgelopen, een andere Duits in civiel, die
op mij afkwam, vroeg ik wat hij wilde :
“Hern, Sie haben einen guten Wein getrunken ! Wo ist
der andere Herr ?”
“Weiss nicht”
Op een signaal van de auto kwam de officier van de
boomgaard afgelopen, sloeg aan en ze waren weg.
Zeer gejaagd. De Prior brengt van ’t dorp ’t nieuws mee
dat er 7 korpsen Duitsers verslagen zijn ! En ze rukten
over den IJzer.
Zondag 25 oktober 1914 (dag 84)
Men vertelde dat er wel een half miljoen Duitsers
verslagen werden.
Deze nacht is men uit de volière een paar duiven
komen roven. Van 12 ½ tot 1 uur bezoek van meneer
Graaf John de Marnix daags tevoren van Brussel geko-
men. Gemeenteraadszitting. E.H. pastoor deed een
preek over dieverij en roverij.
Om 1 uur zaaltje in het ziekenhuis onder. Er wordt
ijverig aan ’t fort gewerkt, en de kanons zijn naar
Bornem gericht, zegt men.
In ons bosje een verdwaalde hond en een menigte
kraaien. Janneken Goossens gisteren gestorven.
Om 4 ½ komt Frans de champetter de lijst vragen van
geboortes en overlijdens tijdens de afwezigheid van
meneer de secretaris. Ik verwijs hem naar het doop-
boek dat in de sacristie der parochiekerk ligt en naar
het sterfboek in het gasthuis. Wij doen de champetter
aangifte van de duivendieverij verleden nacht hier
gepleegd.
Hij zegt dat hij reeds 2 nachten met 4 bijgevoegde
politiemannen patrouilledienst verricht en belooft de
abdij bijzonder te zullen bezoeken.
De broeder van mademoiselle Gravez, van den Dilft,
komt vandaag vertellen dat Wieze of Hofstade tot
hiertoe nog niet te lijden hadden.
Maandag 26 oktober 1914 (dag 85)
De koster van Bornem is vandaag na de lijkdienst van
Janneken Goossens (2e klasse) ook nog voor enige
dagen terug naar Holland vertrokken.
Dat geeft natuurlijk stof aan kwaaie tongen om over de
schraapzucht van geestelijken en kerkbedienden los te
trekken, dat ze maar naar huis komen als er geld te
verdienen is, enz.
© Gemeentelijk Archief Bornem - 65 -
Uit de dagboeken van
Pater Benedictus Van Doninck
Te Hingene was over enige (14) dagen de moeder van
J. Mees berecht geworden door de onderpastoor van
Oppuurs, die toevallig in de buurt was. Zij is verleden
zaterdag gestorven en werd vandaag begraven om 10
uur met vigiliën. De onderpastoor kwam gisteren
iemand vragen ter assistentie.
Leo is er om 7 ½ naar toe gegaan en kwam om 2 ½
terug. In mei 1916 werden hem 10 franken assis-
tentiegeld betaald.
De pastoor is nog niet terug en ook de zusters niet.
De gevluchte zusters van het gasthuis blijven ook weg.
En die gebleven zijn, hebben bovenmenselijk werk. De
Belgische soldaat wordt immer ongeruster dat hij in de
handen der Duitsers zal vallen. Men heeft zijn solda-
tenklederen in de grond gestoken en burgerklederen
naast zijn bed gelegd.
In de Donk is het water tot in de grachten gedaald, de
warme lucht verwekt ongezonde uitwasemingen, een
watermolen van het sas werkt voort om verdere
droogmaking te bekomen.
Om 9 uur Tertiën, sexten, nonen met ons drieën.
De door Belgische soldaten en aalmoezeniers gebruikte
strozakken worden bijeen gezocht en naar ’t washuis
gedaan.
Om 11 uur middagmaal : een worst vervangt de
aberdaan.
Op de koer stond nog een zwart bord van het
Pensionaat met de “ordre du jour pour le 7e octobre !
5h du matin appel !”
Ze waren toen al lang de brug over !
We doen het meubel terug naar de eigenaarsters
brengen. Ook een pupiter der studiezaal en ander
gebezigde meubels terug op hun plaats gebracht.
Om 2 ½ bezoek van mijn 2 neven Arthur en Louis Goris
te voet van Asse gekomen. Ze tonen papieren geld te
Asse en Brussel in omloop. Papierkes van 1 en 2 frank,
maar ’t werd onderwege nergens aangenomen. Asse
bezet door Duitsers, sedert 14 dagen bijna geen brood
meer te krijgen. Neef Arthur zeer vermagerd.
Dinsdag 27 oktober 1914 (dag 86)
Om 7 uur deze morgen vertrokken mijn neven te voet
terug naar Asse. Zij hadden sedert 3 weken geen
nieuws van de familie. Prachtig weder.
Van 9 ½ tot 10 ½ de appelvoorraad in de kelder onder
de bibliotheek nagezien en hele manden rotten moe-
ten weggooien. De andere op latten verder weg
gedragen.
De twee jongens, Raym(ond) en Vict(or) van Wannes
Schilders wassen vandaag muren en houtwerk van de
refter. Wardje Kleer, timmerman komt de houten
pissijn op de koer voor ’t hospice afbreken.
5-6 oktober stond er een schildwacht bij om te
beletten van er te k(akken) of te p(issen) wegens de
stank !
Kardoezen gevonden op de boomgaard en verborgen.
Jefke Wannes vond gisteren in het stro een goede
zakhorloge.
Deze morgen zag men een wagen Duitsers met spaden
wegrijden naar Hingene.
De “Keizer” woont in een barak dicht bij het fort.
De nachtwacht telt schelmen onder hare manschap-
pen.
Om 1 ½ begint het te regenen en Charel de kleermaker
komt ons haar knippen.
Om 2 ¾ , om 3 en om 4 uur kanonschoten te Liezele of
daaromtrent.
Woensdag 28 oktober 1914 (dag 87)
In de Presentatie waren alle zusters terug, uitgenomen
de oudste, Zr. Humbeline en Zr. Alexis. 2 waren ziek.
Matrassen gereklameerd en terug bezorgd die van ’t
pensionaat door de Belgische soldaten naar hier waren
gebracht.
Dr. Van den Abbeele gaat naar Antwerpen en belooft
een gazet mee te brengen. Een gazet is een rariteit
geworden.
In de voormiddag kanongedommel in de verte. 3 à 4
maal kanonschot in de nabijheid.
Om 12 uur nog pakken kardoezen verborgen.
Om 2 uur bezoek van E.H. De Groot, onderpastoor te
Leuven te voet naar Bornem gekomen. Item bezoek
van E.H. onderpastoor Van Reeth, meneer Van Baren
en zijn vrouw tot 3 uur.
Om 4 uur aankomst van 5 Duitsers, 1 blauwe en 4
grauwen. De eerste blijft onder den toren op wacht
staan, de anderen klimmen er op. Zeer beleefd. De
Feldwebel zei dat er misschien een bezetting van 30
man naar de abdij zou komen, maar dat men ons zal
verwittigen.
Om 5 ¾ aankomst van de Prior met broeder Alfons en
broeder Hubertus, zusters en kinderen van ’t gasthuis.
In de Maasbode te lezen dat de abdij Rochefort nog
ongedeerd is. Westmalle verlaten. Isidorus en 2
broeders alleen thuis.
© Gemeentelijk Archief Bornem - 66 -
Uit de dagboeken van
Pater Benedictus Van Doninck
Donderdag 29 oktober 1914 (dag 88)
Om 7 ¾ passeert een auto met 4 Duitse officieren die
zich de gaten in onze muur merken.
Om 9 ½ kanonschot te Puurs. Men zegt dat te Puurs de
mensen voor de Duitsers moeten werken aan 40
centiemen per uur.
In de Calefact wordt de kachel geplaatst. Twee
schilders wassen en schuren de studiezaal.
Om 11 uur aan tafel erwtensoep met poten en oren.
Om 12 uur wandeling langs de bospoort, Steenweg
Sint-Amands, Grote Hei, Kloosterstraat.
Op de Grote Hei was Jansegers, alias Pit Sik, zijn huize-
ken aan ’t heropbouwen, da’s kranig !
50 frank onkosten.Item de Schuit repareert zijn schuur.
We zagen de Duitse vlag aan ’t fort !
Om 1 uur kot van Picot hersteld.
Om 2 -3 – 4 uur kanon te Puurs, Liezele.
De portier, broeder Hubertus, ontsluit vandaag zijn
poortje.
De mensen moesten maar zien langs de grote poort
binnen te geraken en aan de keuken of verder iemand
te ontmoeten.
Mie van ’t gasthuis stond gisteren met een korf eieren
te bellen aan ’t kapittel !
Deze avond brandt opnieuw het electrisch licht. Wat
genot !
Meneer Van Baren met al zijn gaz, was gisterenavond
kontent hier een gewone petrollamp te bekomen !
Vrijdag 30 oktober 1914 (dag 89)
Om 7 ¾ komen 2 Duitse soldaten een plaats uitkiezen
om 27 manschappen te logeren.
Voituurhuis schijnt hun ongezond, verkiezen de schuur.
Gaan naar de brug van Temse en zeggen voor de mid-
dag nog terug te komen.
Om 12 uur kanongedommel in de verte zuid-west
hoorbaar.
Onze patattenoogst is vandaag binnen gehaald en ons
4e koe terug gebracht op de stal.
Broeder Alfons heeft ca. 11 katten.
Op de hoeken der dorpstraten is een drietalige plak-
brief te lezen van de gouverneur Generaal Van Huene
te Antwerpen, dat de gestolen voorwerpen, in
specifiek paarden en koeien, binnen de 24 uur moeten
terug gebracht worden. Dieverij zal met de kogel
gestraft worden. Om over en weer naar Antwerpen te
gaan is een paspoort nodig van ’t fort. Niet voor reizen
naar ’t zuidelijke gedeelte des lands.
Generaal en militair attaché Ernst Wilhelm van Huene,
hoofd van de Duitse bezetters in Antwerpen tot en met
wapenstilstand in 1918
Om 4 uur komt een Feldwebel met 3 Füsilliere, uit
Schlezwig-Holstein, aan de keuken zeggen dat het in de
schuur koud is. Ze zouden wel geerne in ’t hospice
logeren. Ik toon hun de werkplaats van de timmerman
en de ververij, die kunnen verwarmd worden, item de
kamer van de koetsier. Ze zijn ermee tevreden.
© Gemeentelijk Archief Bornem - 67 -
Uit de dagboeken van
Pater Benedictus Van Doninck
Zaterdag 31 oktober 1914 (dag 90)
Om 7 ½ wordt de timmermanswinkel en de ververij
ontruimd, item de koetsierskamer die als Duitse
keuken zal moeten dienen. Daarin stond een antieke
eikenhouten zetel. God weet van waar hij daar is
aangekomen en door wie. Ik vond het meubel in al zijn
onbeholpen oudheid nogal comfortabel, heb er de laag
groene verf afgekrabt en tot nadere orders van den
eigenaar in bezit genomen.
Naar mijn bescheiden berekening heeft die
patriarchale zetel reeds dienst gedaan voor een over-
oudgrootvader van een der Bornemse helden uit den
Boerenkrijg !
In het dorp is aangeplakt dat er binnen de vesting van
Antwerpen mag gerekwireerd worden tegen
uitbetaling.
De “Keizer” loopt met een bel rond en doet in naam
der Duitsers een oproep aan het werkvolk om aan de
fortversterkingen te werken aan 40 centiemen per uur.
De burgemeester ontvangt de tijding dat zijn oudste
zoon, Jozef, gekwetst ligt in het hospice te Calais, en de
twee anderen, Karel en Etienne, deelnemen aan de
gevechten bij den IJzer.
Om 10 uur bezoek van graaf John de Marnix, gisteren
van Brussel per voituur aangekomen, vertrok om 2 uur
terug naar Brussel.
Om 12 uur komt een Duitse wagen met 2 paarden
bespannen de koer opgereden. Er werden klederen en
beddegoed, kisten met vlees en brood, manden met
volle wijnflessen (bordelaisen) afgeladen, en om 12 ½
rukt het aangekondigde peloton infanterie binnen.
Duitse organisatie. Eerst logist in orde, proviand in
overvloed, dan de manschappen.
Onze Belgische piotten vielen onverwacht binnen,
klederen en mondbehoeften moesten volgen , maar
volgden dikwijls niet. Wie was er gereed ? Der
Angreifer ja !
De 28 Landwehrsoldaten waren Mecklenbürger, 35-40
jarigen, die meisten verheiratet und Familieväter, zwei
nur sind katholisch. Beteuern dass Deutsche soldaten
nicht stehlen, nicht plündern dürfen. Zoveel te beter.
De nog jonge onderofficier die ’t commando heeft, is
beleefd. Na korte beraadslaging onder ons, oordelen
wij ’t voorzichtig, het tonneke munitie in de dreef
tranchee onvoldoende verborgen aan te geven.
Later voelde ik er wel spijt van.
Ze vertellen dat er te Bornem op ’t fort 580 soldaten
waren, 1.500 te Willebroek, 35.000 te Antwerpen,
40.000 te Brussel. Deze stad betaalt 4 mark daags per
man. Wir gehen nach Paris ! und dan ist es Friede !
Dorpsplein Bornem rond de eeuwwisseling, nog voor het uitbreken van wereldoorlog 1.
© Gemeentelijk Archief Bornem - 68 -
Uit de dagboeken van
Pater Benedictus Van Doninck
Document uit het persoonlijk dossier van Joannes Baptist Van Herbruggen. (°Hingene 24/06/1886).
Gesneuveld op 2 oktober 1914 te Duffel. (Militair Archief Evere)