‘hetchirurgijnsboekvanjanvanaalter.over ...brussel,kb:hs.15.624-41,fol85r)....

21
‘Het chirurgijnsboek van Jan van Aalter. Over schaalvergroting en nieuwe toepassingen bij de productie en vormgeving van het handgeschreven boek in de veertiende eeuw’ Jos A.A.M. Biemans bron Jos A.A.M. Biemans, ‘Het chirurgijnsboek van Jan van Aalter. Over schaalvergroting en nieuwe toepassingen bij de productie en vormgeving van het handgeschreven boek in de veertiende eeuw.’ In: Jaarboek voor Nederlandse Boekgeschiedenis 6 (1999), p. 67-86. Zie voor verantwoording: http://www.dbnl.org/tekst/biem003chir01_01/colofon.htm © 2003 dbnl / Jos A.A.M. Biemans

Upload: voanh

Post on 04-Jul-2018

213 views

Category:

Documents


0 download

TRANSCRIPT

‘Het chirurgijnsboek van Jan van Aalter. Overschaalvergroting en nieuwe toepassingen bij de

productie en vormgeving van hethandgeschreven boek in de veertiende eeuw’

Jos A.A.M. Biemans

bronJos A.A.M. Biemans, ‘Het chirurgijnsboek van Jan van Aalter. Over schaalvergroting en nieuwetoepassingen bij de productie en vormgeving van het handgeschreven boek in de veertiende eeuw.’

In: Jaarboek voor Nederlandse Boekgeschiedenis 6 (1999), p. 67-86.

Zie voor verantwoording: http://www.dbnl.org/tekst/biem003chir01_01/colofon.htm

© 2003 dbnl / Jos A.A.M. Biemans

67

Jos A.A.M. Biemans

Het chirurgijnsboek van Jan van AalterOver schaalvergroting en nieuwe toepassingenbij de productie en vormgeving van hethandgeschreven boek in de veertiende eeuwDe productie van boeken is geen opzichzelfstaand verschijnsel, maar hangt nauwsamen met bijvoorbeeld het alfabetisme, het culturele niveau en de welvaart vanzowel individuen als populaties. Dat geldt voor onze tijd en het gold evenzeer voorde Middeleeuwen. Naast overeenkomsten zijn er echter ook verschillen tussen toenen nu. Tegenwoordig is het boek een massaproduct, niet alleen als we kijken naarde oplagen waarin boeken geproduceerd worden, maar ook waar het gaat om deverspreiding van het boek binnen de diverse lagen van de bevolking. Elke stad in deNederlanden kent boekhandels, in vrijwel ieder dorp is wel een winkel waar men(ook) een boek kan kopen en bijna iedereen heeft een paar boeken in huis. In deveertiende eeuw - het tijdvak waaraan deze bijdrage aan dit jaarboek is gewijd - wasdat anders. Een boek was toen niet overal te koop en niet uit voorraad leverbaar. Hetboek kende geen oplage, het werd net zoals in de voorafgaande eeuwen nog steedsgeheel en al handmatig vervaardigd. De tekst werd geschreven in bruine of zwarteinkt, opschriften werden in rode inkt genoteerd, initialen werden één voor één inrood en/ of blauw aangebracht. Luxe exemplaren werdenmet pen of penseel versierd,somswerd een boek geïllustreerd. Het handgeschreven boek - kortweg: het handschrift- was stukwerk, dat veelal op bestelling geleverd werd. Vooraf konden tussenopdrachtgever en producent afspraken worden gemaakt over de kwaliteit van hetperkament of papier, de eventuele decoratie en de wenselijkheid dan wel noodzaakvan een band. Bijzondere wensen konden worden vastgelegd (bijvoorbeeld met hetoog op een specifiek gebruik van het boek) en ook de prijs werd vooraf bepaald. Hetbezitten van boeken was toen eveneens anders dan nu. Voor ons is het boek iets heelgewoons, voor een veertiende-eeuwer was het dat niet, zeker niet in het begin vande eeuw. Bleef de productiewijze van het handschrift gedurende de hele eeuw vrijwelgelijk, de vormgeving van het boek, het gebruik en het bezit van het boek maaktenontwikkelingen door.Het volkstalige boek in deMiddeleeuwen kent weliswaar allerlei raakvlakkenmet

het contemporaine Latijnse boek, maar uiteindelijk heeft het Middelnederlandsehandschrift toch een eigen ontwikkeling doorgemaakt. Naast overeenkomsten warener nu eenmaal ook duidelijke verschillen tussen enerzijds de locaties waar het Latijnde voertaal was (de kerk, het klooster, de Latijnse (!) school, de universiteit) en an-

Jos A.A.M. Biemans, ‘Het chirurgijnsboek van Jan van Aalter. Over schaalvergroting en nieuwe toepassingen bij de productie en vormgevingvan het handgeschreven boek in de veertiende eeuw’

68

derzijds de rest van de wereld, waar men zich van de volkstaal bediende. Dat hadgevolgen voor de vormgeving van de boeken in die milieus. Binnen het bestek vandit Jaarboek voor Nederlandse Boekgeschiedenis zal ik echter vooral aandachtschenken aan aspecten van hetMiddelnederlandse handgeschreven boek. Bovendienis een geografische beperking tot de Zuidelijke Nederlanden onvermijdelijk.Aan het begin van de veertiende eeuw werd aan de eerder genoemde

randvoorwaarden voor boekproductie eigenlijk alleen in de Zuidelijke Nederlandenvoldaan. Met name Vlaanderen was meer en meer uitgegroeid tot het economischen cultureel belangrijkste deel van de Lage Landen. Er was sprake van een literaireproductie, van werken die - in elk geval in onze ogen - tot verschillende genresbehoren: epiek, lyriek, hagiografie, didactiek en zowel bijbelse als profanehistoriografie. In de tweede helft van de dertiende eeuw had de Vlaamse dichterJacob van Maerlant belangrijke Latijnse teksten in het Middelnederlands vertaalden bewerkt. Maerlant was de meest productieve auteur van zijn tijd, hij genoot ookbuiten Vlaanderen een zekere faam. Toch wordt zijn ‘populariteit’ niet of nauwelijksweerspiegeld in de aantallen dertiende-eeuwse handschriften die van zijn werkenbekend zijn. Integendeel. De compleet dan wel fragmentarisch bewaard geblevenhandschriften uit die tijd zijn te tellen op de vingers van één hand. Daarvoor zijntwee verklaringen te geven. Handschriften werden gebruikt voor privé-lezen of ombepaalde zaken in op te zoeken, maar het lijdt geen enkele twijfel dat het luisterennaar een voorgelezen tekst de meest gebruikelijke vorm van receptie was. 1 Daardoorkon zonder de vervaardiging van een groot aantal handschriften een werk toch opruime schaal bekend worden. De tweede verklaring voor het geringe aantalMaerlant-handschriften hangt met de eerste samen: het bezitten van handschriften,zeker wanneer het ging om Middelnederlandse handschriften, was tegen het eindevan de dertiende eeuw nog steeds een kleinschalige aangelegenheid, ook in hetwelvarende en cultuurminnende Vlaanderen.Al vroeg in de veertiende eeuw doen zich in het Zuiden ingrijpende politieke en

maatschappelijke veranderingen voor, die mijns inziens op den duur ook gevolgengehad hebben voor de productie van het Nederlandse boek. De eeuw begint goed.De ambachtslieden, handwerkers en boeren kozen in hun strijd voor zelfstandigheidde zijde van de Graaf van Vlaanderen. Samen behaalden zij in 1302 in deGuldensporenslag een eclatante overwinning op de troepen van de Franse koning enhet stedelijk patriciaat, die elkaar eveneens gevonden hadden. Maar met die ene,belangrijke overwinning waren voor Vlaanderen de problemen nog niet geheel enal de wereld uit. De Franse koning haalde enkele jaren later zijn gram en voor eendeel heroverde ook het patriciaat de verloren posities. Binnen het nieuwe graafschapwaren de maatschappelijke verhoudingen niettemin definitief gewijzigd, voor heteerst viel in het zuiden de politieke grens samen met de taalgrens en was er in talvan opzichten sprake van een groeiend nationaal bewustzijn. De gemeenschappelijketaal, de nieuwe verhoudingen en de nog lang voortdurende strijd met Frankrijk hebbende Vlaamse

1 Voordracht uit het hoofd gebeurde ook, maar omdat daar in principe geen handschriften bijte pas komen, kan deze vorm van tekstpresentatie hier buiten beschouwing blijven.

Jos A.A.M. Biemans, ‘Het chirurgijnsboek van Jan van Aalter. Over schaalvergroting en nieuwe toepassingen bij de productie en vormgevingvan het handgeschreven boek in de veertiende eeuw’

69

cultuur geholpen zich verder te profileren, ook op literair gebied. Het is aannemelijk,dat de nieuwe bovenlaag in de verschillende steden van het graafschapmeer openstondvoor allerlei teksten in de volkstaal dan ten tijde van het oude regime. Dat zou kunnenverklaren waarom we in het eerste kwart van de veertiende eeuw een plotselinge,sterke groei in de productie van Middelnederlandse handschriften vaststellen. Pasdan neemt bijvoorbeeld ook het aantal handschriftenmet werk van Jacob vanMaerlantopmerkelijk toe. Kennelijk functioneerde zijn oeuvre voor de verdere ontplooiingvan de Vlaamse burgerij toen voor het eerst op ruime schaal, zoals Maerlant het vanmeet af aan had bedoeld: als een onuitputtelijke bron van kennis en als een immenseverzameling van leerzame en boeiende verhaalstof uit de beschavingsgeschiedenis.Tegen dit achterdoek wordt ook de groeiende belangstelling binnen de bovenlagenvan de burgerij voor andere Middelnederlandse werken begrijpelijk. De beschikbaregegevens over de productie van handschriften illustreren dat het vanaf het begin vande veertiende eeuw niet alleen om boeken met een didactische of anderszins nuttigeinhoud ging, maar evenzeer om andere genres, met inbegrip van ridderromans.Bekend is dat ook het nieuwe patriciaat zich liet inspireren door de levenswijze vande adel en daarom is het zeer wel voorstelbaar dat deze vermogende burgers ookbelangstelling kregen voor de Middelnederlandse ridderepiek. Een trend die ookelders al kon worden waargenomen, doet zich nu ook voor in Vlaanderen: het beziten gebruik van boeken vertoont een duidelijke samenhang met het voortschrijdendeurbanisatieproces.De welhaast explosieve groei in de productie vanMiddelnederlandse handschriften

bleef beperkt tot de Zuidelijke Nederlanden. In vergelijking met Brabant en vooralVlaanderen geven de verstedelijking, de economische en culturele omstandighedenin de Noordelijke Nederlanden een veel minder positief beeld te zien. Vóór 1300was er in Holland en Zeeland al sprake van belangstelling voor Middelnederlandseteksten, getuige bijvoorbeeld het mecenaat van Floris V en enkele andere edellieden.Hollandse auteurs echter waren er nauwelijks, het is geen toeval dat deze vroegebegunstigers van de vaderlandse letterkunde (in de ruimste zin van het woord) meerdan eens een beroep deden op de Vlaming Jacob van Maerlant. Van een productieop enige schaal van volkstalige boeken in Holland en Zeeland ontbreekt vrijwel elkspoor (en dat geldt voor het Utrechtse al evenzeer). 2 Daarin kwam ook in deveertiende eeuw voorlopig geen verandering. Wie in het Noorden een handschriftwenste aan te schaffen, importeerde dat tot omstreeks 1350 uit het Zuiden. Vooralvanuit Vlaanderen, waar de handschriftenproductie juist in de eerste helft van deeeuw een periode van grote bloei doormaakte, konden handschriften wordenbetrokken. 3

2 Bekende ‘Noordelijke’ uitzonderingen zijn het Gronings-Zutphense Maerlant-handschriften enkele Der naturen bloeme-handschriften; zie: J.P. Gumbert, The Dutch and their booksin the manuscript age. Londen 1990 (The Panizzi lectures 1989), 20.

3 Zie voor de tot dusverre geschetste ontwikkelingen: J.A.A.M. Biemans, Onsen SpegheleYstoriale in Vlaemsche. Codicologisch onderzoek naar de overlevering van de Spiegelhistoriael van Jacob van Maerlant, Philip Utenbroeke en Lodewijk van Velthem, met eenbeschrijving van de handschriften en fragmenten. Leuven 1997 (Schrift en schriftdragers inde Nederlanden in de Middeleeuwen, 11). Dl. 1, hoofdstuk 7, 229-295 en vergelijk: J.W.Klein, ‘“Het getal zijner jaren is onnaspeurlijk” Een herijking van de dateringen van dehandschriften en fragmenten met Middelnederlandse ridderepiek’, in: Tijdschrift voorNederlandse Taal- en Letterkunde 111 (1995), 1-23.

Jos A.A.M. Biemans, ‘Het chirurgijnsboek van Jan van Aalter. Over schaalvergroting en nieuwe toepassingen bij de productie en vormgevingvan het handgeschreven boek in de veertiende eeuw’

70

Fragment van een Spiegel historiael-handschrift. (Graz, UB: Hs. 1703, Nr. 131. West-Vlaanderen,eerste kwart veertiende eeuw).

Op het eerste gezicht verrassend is, dat deMiddelnederlandse handschriften waarvanhier sprake is, doorgaans heel eenvoudige boeken zijn, terwijl hun bezitters deeluitmaken van de hoogste regionen in de Vlaamse steden. Een helaas fragmentarischbewaard gebleven handschrift met Maerlants Spiegel historiael is representatief voorhet vroegveertiende-eeuwse boek in Vlaanderen. 4 De tekstdrager is perkament (250× 175

4 Graz, UB: Hs. 1703, Nr. 131; zie: Biemans,Onsen Speghele Ystoriale. Dl. 2, Hs. 3, 344-346.Ook wat de overlevering betreft, is dit handschrift representatief: van de meesteMiddelnederlandse handschriften uit de veertiende eeuw zijn alleen fragmenten over.

Jos A.A.M. Biemans, ‘Het chirurgijnsboek van Jan van Aalter. Over schaalvergroting en nieuwe toepassingen bij de productie en vormgevingvan het handgeschreven boek in de veertiende eeuw’

71

mm), de tekstspiegel telt 2 kolommen van elk 46 versregels, het schrift - een litteratextualis - is eenvoudig, de rubricatie bleef vrijwel beperkt tot de kapittelopschriftenen -initialen. Toch vormt juist de verzorgde maar niet luxueuze uitvoering van dezeboeken een van de argumenten voor de stelling dat de bezitters van deze handschriftenonder het veertiende-eeuwseVlaamse patriciaat gezocht moeten worden. De adellijkekringen rond de graven van Vlaanderen uit het Huis van Dampierre (1278-1384)waren nog steeds Frans-georiënteerd en komen alleen al daarom niet in aanmerking,maar ook de kwaliteit van de handschriften wijst niet op dit milieu. Ten aanzien vande geestelijkheid kunnen we ervan uitgaan dat er in kloosters naast de vele,gebruikelijke Latijnse boeken vast wel enkele Middelnederlandse handschriftenaanwezig zullen zijn geweest, hoofdzakelijk met didactische of bijbelse inhoud, maargeen ridderromans. Voor seculiere geestelijken geldt vermoedelijk hetzelfde.Ambachtsmeesters, laat staan ambachtslieden of boeren, komen helemaal niet inaanmerking als boekenbezitters. In feite blijft alleen het patriciaat over, de nieuweelite in de steden. Men zou kunnen zeggen dat deze ‘verzorgde boeken zonderopsmuk’ goed pasten bij nuchtere ondernemers of bestuurders die in een enerverendetijd het hoofd boven water moesten houden. Zij waren voldoende kapitaalkrachtigom boeken aan te schaffen, maar zij hadden - uitzonderingen daargelaten - kennelijkvooral belangstelling voor de inhoud van de handschriften en niet voor een kostbareuitvoering daarvan.Naast de ‘formele’, door beroepskopiisten vervaardigde boeken (zoals het

genoemde Spiegel historiael-handschrift), waren er ook ‘informele’ boeken:handschriften, die men zelf en voor eigen gebruik maakte. Geschreven werd er volop,vooral in de ‘functionele context’ van het dagelijkse leven, dat wil zeggen zowelbinnen de kerk, het klooster en de school (universiteiten waren er in de Nederlandentoen nog niet), als in het kader van bestuur, bedrijf, handel enz. Maar dat wil nogniet zeggen dat er boeken werden geproduceerd. In de kerk en het klooster warenboeken onmisbaar voor de eredienst, het koorgebed en de studie. Waren er boekenop school? De leerlingen hadden zeker geen boeken, maar er waren vast welschoolmeesters die een boek of misschien een paar boeken bezaten. Wellicht zouhet beter zijn te zeggen, dat zij over teksten beschikten. Denkbaar is dat zij katerntjeshadden, los of samengevoegd tot een of meer bundeltjes, al dan niet voorzien vaneen omslagje dan wel een heuse band. Zulke boekjes of schriftjes - wanneer is zo'nbundeltje een boek? - bevonden zich vast niet alleen bij schoolmeesters.Vanzelfsprekend administreerde een koopman zijn transacties, maar de kans is grootdat hij daarnaast een vocabulaire aanlegde met voor hem nuttige termen in het Frans,Engels of Italiaans, dat hij - in een ander katerntje - informatie bijhield over tolheffingop bepaalde plaatsen of over andere lokale regelingen, over contactpersonen elders(bijvoorbeeld leveranciers, afnemers). Ongetwijfeld had een schilder debereidingswijze van allerlei verven en vernissen voor binnen en buiten in zijn hoofd,maar het kon nooit kwaad recepten op te schrijven en alle ingrediënten en het procédévan vervaardiging vast te leggen, voor zichzelf of misschien voor een zoon die inzijn voetspoor was getreden. Door de jaren heen kwamen er recepten bij, werd hetkatern volgeschreven of nam het bundel-

Jos A.A.M. Biemans, ‘Het chirurgijnsboek van Jan van Aalter. Over schaalvergroting en nieuwe toepassingen bij de productie en vormgevingvan het handgeschreven boek in de veertiende eeuw’

72

tje in omvang toe. Zo verging het ook menig bierbrouwer, chirurgijn, lakenfabrikant,schout, tolbeambte, notaris en herbergier. Ter onderscheiding van de ‘literairehandschriften’ worden deze tekstdragers met hun aan bepaalde beroepen ofkundigheden gerelateerde inhoud gewoonlijk ‘artes-handschriften’ genoemd. 5 Vaakgaat het om handschriften zonder veel boekpretentie, soms zijn het fraaie, doorprofessionele kopiisten uitgevoerde boeken. Of een handschrift eenvoudig dan welkostbaar werd uitgevoerd, was een kwestie van geld.Maar afgezien daarvan, bepalendvoor de vormgeving en inrichting van eenmiddeleeuws handschrift was het beoogdegebruik van het boek, en niet de inhoud (literatuur, geschiedschrijving, artes-tekstenzovoort).Niettemin kunnen we voor het veertiende-eeuwse boek, zonder te letten op functie

en inhoud, diverse boektypen onderscheiden. Voortbouwend op het overzicht datObbema daarvan heeft gegeven, vat ik de hoofdpunten als volgt samen. 6 Er warenkleine, middelgrote en grote boeken, naarmate het formaat toenam, werd ook hetaantal kolommen groter. Bij berijmde teksten zien we een mise-en-page over 1, 2,3 of 4 kolommen; proza werd gewoonlijk niet over meer dan twee kolommengeschreven. Bovendien geldt een simpele wet: hoe meer kolommen, hoe meer regelsper kolom. De gegevens zijn in onderstaand schema bij elkaar geplaatst (hetmiddelgrote boek is in twee groepen verdeeld). 7

regeltaltekstkolommentekstkolommenafmetingenprozaverzen

25-3511150-200 × 110-130klein40-501 of 22230-280 × 160-200middelgroot50-6522 of 3280-380 × 200-270middelgroot70-80-4430 × 320groot

De handschriften zijn meestal samengesteld uit perkament (zeker de grote formaten),daarnaast treffen we gaandeweg ook papier als tekstdrager aan. Enkele meng- oftussenvormen buiten beschouwing gelaten, zijn de littera textualis en tegen het middenvan de eeuw ook de littera cursiva de gebruikelijke schriftsoorten. Door deverschillendemogelijkheden te combineren konmen bij de vormgeving en inrichtingvan de handschriften alle kanten uit en inderdaad komen diverse combinaties voor.Alle verschijningsvormen van het veertiende-eeuwse boek waren multifunctioneel,dat wil

5 Een goede toegang tot zulke handschriften vormt: R. Jansen-Sieben, Repertorium van deMiddelnederlandse artes-literatuur. Utrecht 1989.

6 Zie: P.F.J. Obbema, De middeleeuwen in handen. Over de boekcultuur in de latemiddeleeuwen. Hilversum 1996, 82-86 en vergelijk: J.W. Klein, ‘(Middelnederlandse)handschriften: produktie-omstandigheden, soorten, functies’, in: Queeste 2 (1995), 18-23.

7 Natuurlijk zijn er bijzondere gevallen, zoals een luxe boek (groot en toch maar 2 kolommenvan 40 regels om ruime marges aan te houden) of juist goedkope boeken (middelgroot, maarmet 3 kolommen van 50 regels ommaar zo weinig mogelijk perkament te hoeven gebruiken).

Jos A.A.M. Biemans, ‘Het chirurgijnsboek van Jan van Aalter. Over schaalvergroting en nieuwe toepassingen bij de productie en vormgevingvan het handgeschreven boek in de veertiende eeuw’

73

Roman van Walewein. (Leiden, UB: Hs. Ltk. 195, fol. 120-182. West-Vlaanderen, 1350).

zeggen geschikt om in te lezen en om uit voor te lezen. 8 Al naar gelang eenhandschrift meer of minder formeel was, zal minder of meer inspanning van degebruikers nodig zijn geweest bij het hanteren van het boek, tenzij de gebruikertevens de maker was, want met eigen maaksel - hoe dat er ook uitziet - is menvertrouwd.Tegen het midden van de veertiende eeuw was een van de meest gebruikelijke,

door beroepskopiisten vervaardigde boektypen voor Middelnederlandse romans,didactische en historiografische werken een handschrift van circa 230-280 × 160-200mm, samengesteld uit katernen van perkament, met op iedere bladzijde tweekolommen van elk 40 tot 50 versregels (het gaat bij deze genres bijna altijd omberijmde werken). De teksten zijn geschreven in een littera textualis, het gangbareformele boekschrift. Voor cursorisch lezen, anders gezegd, voor het lezen of voorlezenvan een tekst van begin tot einde, leverde het gebruik van zo'n handschrift geen enkelprobleem op.Representatief voor dit type is het handschrift met de Roman van Walewein, dat

in de Universiteitsbibliotheek van Leiden bewaard wordt; omvang: 62 bladenperkament, voorafgegaan door een toegevoegd perkamenten blad met daarop deberoemdeminiatuur vanWalewein die het zwevende schaakbord najaagt; afmetingen:thans 250 × 165 mm (de marges zijn sterk besnoeid); mise-en-page: tweetekstkolommen van elk 45 tot 48 regels; de tekst is door twee kopiisten geschrevenin een textualis; gelet op de

8 Klein, ‘(Middelnederlandse) handschriften’, 26-30 en: Biemans, Onsen Speghele Ystoriale.Dl. 1, 149-179.

Jos A.A.M. Biemans, ‘Het chirurgijnsboek van Jan van Aalter. Over schaalvergroting en nieuwe toepassingen bij de productie en vormgevingvan het handgeschreven boek in de veertiende eeuw’

74

dialectische verschijnselen is het boek vervaardigd in West-Vlaanderen, het werdvoltooid in 1350 (aldus het colofon op fol. 182r). 9 Het handschrift is al in deveertiende eeuw tot een convoluut samengebonden met een ander handschrift vanoorspronkelijk 120 folia, dat in West-Brabant geschreven moet zijn en wellicht ietsouder is. 10 Het bevat de Roman van Limborch en de vormgeving is volstrektvergelijkbaar met die van hetWalewein-handschrift (alleen het regeltal is iets anders:steeds 46 regels per kolom). Handschriften van dit type hebben in belangrijke matehet beeld bepaald dan men heeft van veertiende-eeuwse Middelnederlandse literairehandschriften, bestemd voor cursorisch gebruik.Het samenvoegen van enkele niet erg omvangrijke handschriften was heel gewoon.

Wanneer het om niet al te lange teksten ging en de handschriftjes met deze tekstenuitgevoerd waren zoals het hierboven beschreven type, was het vaak van meet af aande bedoeling zulke tamelijk dunne boekjes samen te binden. De bundel kreeg daardoorook de dikte die bij het formaat paste, zo'n 120 tot 150 of meer bladen. 11

Vrijwel even oud als hetWalewein-handschrift is het handschrift dat in deze bijdragecentraal zal staan: Brussel, Koninklijke Bibliotheek Albert I: Hs. 15.624-41. Hethandschrift steekt in een moderne, heelleren band over houten platkernen, voorzienvan twee sluitingen. 12 Dek- en schutbladen niet meegerekend, bestaat het boekblokuit 147 folia perkament van soms matige kwaliteit; afmetingen: circa 220 × 150 mm,iets kleiner dus dan hetWalewein-handschrift; mise-en-page deels in twee, deels indrie kolommen; schrift: littera cursiva; rubricatie is spaarzaam aangebracht (initialen,paragraaftekens en onderstrepingen in rood, maar geen in rood geschreven teksten).Het handschrift is geschreven door één kopiist, die zich op fol. 28r - in het Latijn

- bekendmaakt als Johannes de Altre. Over deze Jan van Aalter is tot dusverre nietsbekend. Afgaande op zijn toenaam, zou men kunnen vermoeden dat hij afkomstigwas uit Aalter, een plaats in Oost-Vlaanderen. De teksten in het handschrift, waarvaner enkele onmiskenbaar in Vlaanderen ontstaan zijn, vertonen echter een

9 Leiden, UB: Hs. Ltk. 195, fol. 120-182; zie: J. Deschamps,Middelnederlandse handschriftenuit Europese en Amerikaanse bibliotheken. 2e herz. dr. Leiden 1972, nr. 9, 39-42 en: H.Kienhorst, De handschriften van de Middelnederlandse ridderepiek. Een codicologischebeschrijving. Deventer 1988 (Deventer studiën, 9). Dl. 1, 217.

10 Het laatste, oorspronkelijke blad met het slot van de tekst is niet meer aanwezig. De slotregelszijn in een veertiende-eeuwse textualis genoteerd op de rectozijde van het blad met deminiatuur, dat vóór deWalewein is toegevoegd.

11 Indien niet te dik perkament gebruikt werd, kon zo'n bundel soms wel 200 folia tellen.12 Deze band, in middeleeuwse trant met blindstempeling versierd, dateert van na 1972, de

voorgaande band wordt beschreven in: Deschamps,Middelnederlandse handschriften, nr.95, 262. Een oorspronkelijk dekblad voorin de band is bij de laatste herbinding als schutbladen verkeerdom aangebracht; wat nu recto is, bevat een gedeeltelijke afdruk van de notitiesop het volgende schutblad, terwijl de huidige versozijde afdrukken van houtnerven enleerinslagen vertoont. De microfiches die in het kader van een grootschalig project in dejaren zestig van dit handschrift zijn gemaakt, laten de correcte plaatsing zien; zie voor ditproject en de bewaarplaatsen van de fiches: J. Deschamps, ‘Microreproductie van belangrijkeMiddelnederlandse handschriften’, in: Archief- en Bibliotheekwezen in België 39 (1968),209-220.

Jos A.A.M. Biemans, ‘Het chirurgijnsboek van Jan van Aalter. Over schaalvergroting en nieuwe toepassingen bij de productie en vormgevingvan het handgeschreven boek in de veertiende eeuw’

75

Inhoudstafel en begin van een medisch handboek van ps.-Avicenna. (Brussel, KB: Hs. 15.624-41,fol. 28v).

West-Brabantse kleuring. Het is mogelijk dat Jan inWest-Brabant opgroeide, terwijlzijn familie oorspronkelijk uit Aalter kwam. 13

13 Aldus L.J. Vandewiele, De ‘Liber magistri Avicenne’ en de ‘Herbarijs’. Middelnederlandsehandschriften uit de XIVe eeuw. Uitgegeven en gekommentarieerd. Brussel 1965(Verhandelingen van de Koninklijke Vlaamse Academie voor wetenschappen, letteren enschone kunsten van België, klasse der wetenschappen, 83). Dl 1, 6 en: R. Jansen-Sieben,Denatuurkunde van het geheelal. Een 13de-eeuws middelnederlands leerdicht. Brussel 1968(Académie royale de Belgique, classe des lettres et des sciences morales et politiques,collection des anciens auteurs belges). Dl. 1, 216-223 (conclusie). Denkbaar is ook dat dekopiist in West-Brabant was opgegroeid en later naar Aalter verhuisde, waar hij vervolgensnaam maakte (vergelijk bijvoorbeeld Jacob ‘van Maerlant’).

Jos A.A.M. Biemans, ‘Het chirurgijnsboek van Jan van Aalter. Over schaalvergroting en nieuwe toepassingen bij de productie en vormgevingvan het handgeschreven boek in de veertiende eeuw’

76

De inhoud van het handschrift bestaat hoofdzakelijk uit medische en astrologischeverhandelingen, voor het overgrote deel Latijnse teksten die in hetMiddelnederlandsvertaald zijn, zowel op rijm als in proza. 14 De eerste tekst in deze band staat bekendals de Natuurkunde van het geheelal, een anoniem leerdicht uit de dertiende eeuwover de hemellichamen en andere natuurverschijnselen. Dan volgen enkele recepten(in proza), alsmede een prozavertaling van het beroemde Antidotarium Nicolai: eenalfabetisch geordende verzameling van geneesmiddelen (composita) voor interneziekten. 15 Aansluitend bevat de band een ‘leringe van orinen’, een uroscopischprozatraktaat, en een medisch handboek in proza dat - ten onrechte - aan Avicennawordt toegeschreven, 16 gevolgd door enkele andere medische traktaten, waaronderteksten op naam van Hippocrates (‘meester ypocras’), alsook recepten in het Latijn.Vervolgens vinden we het Boec van medicinen, eenMiddelnederlandse verhandelingin proza over interne geneeskunde van de beroemdste Vlaamse chirurg uit deMiddeleeuwen: meester Jan Yperman (werkzaam in de eerste drie decennia van deveertiende eeuw). 17 Daarna zijn uittreksels opgenomen uit twee werken van dedertiende-eeuwse dichter Jacob vanMaerlant. Eerst de gezondheidsleer, die een minof meer afgerond gedeelte vormt binnen de Heimelijkheid der heimelijkheden, 18

gevolgd door excerpten uit Der naturen bloeme. Aansluitend bevat de bundel eenanoniem leerdicht over de ‘heimlijchede van mannen ende van vrouwen’: eenanatomie-tekst, uitmondend in een uiteenzetting over allerlei zaken die betrekkinghebben op de voortplanting van de mens. 19 Volgen twee prozastukken, een overchiromantie of handlijnkunde en een over de zeven zonden tegen de heilige Geest,alsmede een berijmde tekst over geestelijke minne. Weer in proza is een ‘herbarijs’,een Middelnederlandse vertaling van de Circa instans: een kruidenboek in de vormvan een alfabetisch geordende verzameling van geneesmiddelen (simplicia), bedoeldvoor artsen en chirurgen om zelf hun geneesmiddelen te kunnen bereiden. 20 De rijkeinhoud van het handschrift wordt afge-

14 Voor een overzicht van de inhoud en de uitgaven daarvan, zie onder meer: Jansen-Sieben,De natuurkunde van het geheelal. Dl. 1, 136-142; Deschamps,Middelnederlandsehandschriften, nr. 95, 261-264; Jansen-Sieben, Repertorium, 256-260.

15 De genoemde Nicolaus wordt wel geïdentificeerd met een Salernitaanse arts uit de twaalfdeeeuw; zie: E. Huizenga, Een nuttelike practijke van cirurgien. Geneeskunde en astrologiein het Middelnederlandse handschrift Wenen, Österreichische Nationalbibliothek, 2818.Hilversum 1997, 146-159 en 399-400.

16 Vandewiele, De ‘Liber magistri Avicenne’ en de ‘Herbarijs’. Dl. 1, 5-6.17 Zie: G. Keil, ‘Yperman, Jan’, in: Lexikon des Mittelalters. Bd. IX [1998], kol. 423-424 en:

L. Elaut, De Medicina van Johan Yperman. Naar het Middelnederlands hs. 15624-41 (14eeeuw) uit de Koninklijke Bibliotheek te Brussel. Uitgegeven en van kommentaar voorzien.Gent [enz.] 1972, 10-11.

18 A.A. Verdenius, Jacob van Maerlant's Heimelijkheid der heimelijkheden. Opnieuw naar dehandschriften uitgegeven en van inleiding en aanteekeningen voorzien. Amsterdam 1917,147-164: de verzen 955-1438.

19 Het gaat uiteindelijk vooral om verschijnselen die zich bij vrouwen voordoen, zodat terechtaan het slot te lezen valt: ‘Expliciunt mulierum secreta’; zie ook: Huizenga, Een nuttelikepractijke van cirurgien, 414-416.

20 Huizenga, Een nuttelike practijke van cirurgien, 71-76 en 403-404.

Jos A.A.M. Biemans, ‘Het chirurgijnsboek van Jan van Aalter. Over schaalvergroting en nieuwe toepassingen bij de productie en vormgevingvan het handgeschreven boek in de veertiende eeuw’

77

sloten met de ‘surgie’ of Chirurgie, in wezen een gedetailleerde verhandeling overhet behandelen van wonden, eveneens geschreven door meester Jan Yperman. 21

Sommige teksten vertonen een samenhangmet een ander werk in de bundel. Ypermanijverde voor integratie van de inwendige en uitwendige geneeskunde, zijn Boec vanmedicinen vormt dan ook min of meer een aanvulling op zijn boek over de chirurgie.22 Op vergelijkbare wijze zijn ook het Antidotarium Nicolai en de Circa instanscomplementaire werken, ‘waarmee alles met betrekking tot de kennis overplantaardige receptuur was afgedekt’. 23

Waar het gaat om het uiterlijk van de bundel, met name de vormgeving daarvan,vertoont het handschrift een aantal gebruikelijke en enkele ongebruikelijke, wantnieuwe aspecten. Zoals gezegd, middeleeuwse handschriften werden vaakmet anderehandschriften samengevoegd. Evenmin vreemd is dat handschriften niet in eenononderbroken proces gemaakt zijn. Zowel het een als het ander geldt voor ditmedische handschrift. Codicologisch onderzoek heeft duidelijk gemaakt, dat debundel bestaat uit zeven min of meer zelfstandige delen.

inhoudbouwfoliaparsNatuurkunde van het geheelal (b); recepten (p)IV1-81Antidotarium Nicolai (p); traktaat over hetvoelen van de pols (p)

VI+19-212

uroscopisch traktaat (p); ps.-Avicenna, medischhandboek (p)

2 × VI22-453

diverse medische traktaten en recepten (p)IV46-534Jan Yperman, Boec van medicinen (p)2 × V54-735excerpten uit Maerlants Heimelijkheid derheimelijkheden (b) en Der naturen bloeme (b);

2 × IV74-896

Heimlijchede van mannen ende van vrouwen(b); chiromantie (p); traktaat over de zevenzonden tegen de H. Geest (p); tekst overgeestelijke minne (b)Herbarijs (p); Jan Yperman, Chirurgie (p)oorspronkelijk

5 × VI90-1477

De aanduiding (b) staat voor ‘berijmd’, (p) voor ‘proza’.Brussel, KB: Hs. 15.624-41: schematisch overzicht van de samenstelling en inhoud

21 J.P. Tricot, ‘Jehan Yperman: Vader der Vlaamse heelkunde’, in: R. Van Hee (ed.),Heelkundein Vlaanderen door de eeuwen heen. In de voetsporen van Yperman. [Z.pl. 1990], 81-85.Zie ook E.C. van Leersum, De ‘Cyrurgie’ van Meester Jan Yperman. Naar de handschriftenvan Brussel, Cambridge, Gent en Londen uitgegeven. Leiden [1912], I-XXV.

22 Elaut, De Medicina, 10-13 en: R. Jansen-Sieben, ‘De heelkunde in Vlaanderen tijdens delate middeleeuwen’, in: Van Hee, Heelkunde in Vlaanderen, 74.

23 Huizenga, Een nuttelike practijke van cirurgien, 74.

Jos A.A.M. Biemans, ‘Het chirurgijnsboek van Jan van Aalter. Over schaalvergroting en nieuwe toepassingen bij de productie en vormgevingvan het handgeschreven boek in de veertiende eeuw’

78

De grenzen tussen de delen vallen samenmet de grenzen tussen de (groepen) teksten;het begin van een pars is soms herkenbaar aan een leeg gelaten eerste blad (dat alsomslag of schutblad dienst deed); 24 het einde van een pars wordt in enkele gevallengemarkeerd door een colofon of eveneens door enkele leeg gebleven bladzijden. 25

Sommige delen bevatten slechts één tekst (5), dan wel één tekst plus enige bladvulling(1 en 2). Andere delen zijn echte verzamelhandschriftjes (3, 4, 6 en 7). Aan enkelevan deze losse schriftjes heeft de kopiist met tussenpozen gewerkt, in sommige brachthij uitsluitend medische vakliteratuur onder, in een ander boekje (6) verzamelde hijgaandeweg teksten die wel met de geneeskunde samenhangen, maar niet exclusiefvoor medici bestemd waren. Opmerkelijk is het grote aantal bladvullingen, veelalook van medische aard (aan het slot van de delen 1, 2, 4 en 6). Het feit dat hier zevencodicologische eenheden bij elkaar gevoegd zijn, dat sommige daarvan mettussenpozen zijn volgeschreven en dat alle teksten, inclusief de bladvullingen, vande hand van Jan van Aalter zijn, maakt het vrijwel zeker dat het hier niet gaat omeen handschrift dat bij een professionele kopiist besteld is. Het Brusselse handschriftis een bundel van enkele boekjes voor eigen gebruik, waarvoor de samensteller zelfde teksten selecteerde en overschreef. Zulke privé-boekjes zijn, zoals eerderopgemerkt, ook niet nieuw. Als het niet mogelijk was (bijvoorbeeld om financiëleredenen) om de vervaardiging van een boek aan beroepskopiisten over te laten ofwanneer het gewoonweg eenvoudiger was om het zelf te doen (bijvoorbeeld omdatmen goed kon schrijven), hebben mensen dit soort boekjes altijd zelf geproduceerd.26

Het bovenstaande brengt ons bij het beroep van Jan van Aalter. Analyse van deinhoud van de bundel leidt tot de conclusie dat deze verzameling vooral teksten bevatdie geschreven zijn door en voor chirurgijns. 27 Dit maakt het zeer waarschijnlijk datook Jan van Aalter een chirurgijn, een middeleeuwse chirurg of wondarts was. Vrij-

24 Deel 7 begint met een blanco blad dat aan de rectozijde enigszins vuil is geworden: dit wijsterop dat het blad als ‘buitenblad’ fungeerde en dat dit handschrift geruime tijd zelfstandigen zonder band in gebruik is geweest, voordat het met de andere stukken werdsamengebonden.Wanneer en door wie de delen gebundeld zijn, staat niet vast. Waarschijnlijkis Jan van Aalter ook daarvoor verantwoordelijk geweest.

25 Deel 2 eindigt op fol. 73r met een colofon, later is een bladvulling toegevoegd; fol. 73v isonbeschreven. Deel 5 wordt eveneens met een colofon afgesloten. Het colofon op fol. 28v,in deel 3, bevindt zich middenin een katern: het accentueert alleen het einde van heturoscopische traktaat en geeft aan dat het schrijfwerk in dat deel voorlopig werd afgerond;het medische werk dat aan Avicenna wordt toegeschreven, werd blijkbaar enige tijd latertoegevoegd.

26 Vergelijk: H. Kienhorst, ‘Middelnederlandse verzamelhandschriften als codicologisch object’,in: G. Sonnemans (red.),Middeleeuwse verzamelhandschriften uit de Nederlanden. CongresNijmegen 14 oktober 1994. Hilversum 1996 (Middeleeuwse studies en bronnen, 51), 44-55.

27 Vandewiele bijvoorbeeld constateerde dat het Liber magistri Avicenne en de Herbarijs ‘hetwerk zijn van een chirurgijn, voor chirurgijns; het zwaartepunt ligt bij de manuele ingrepenen de recepten die worden aangegeven [...] zijn bestemd voor het samenstellen vangeneesmiddelen, die vooral tot de bevoegdheid van de chirurgijns behoorden’ (De ‘Libermagistri Avicenne’ en de ‘Herbarijs’. Dl. 1, 6); vergelijk ook: Huizenga, Een nuttelikepractijke van cirurgien, 294-305 over de samensteller van het Weense artes-handschrift2818, zie vooral 300-302.

Jos A.A.M. Biemans, ‘Het chirurgijnsboek van Jan van Aalter. Over schaalvergroting en nieuwe toepassingen bij de productie en vormgevingvan het handgeschreven boek in de veertiende eeuw’

79

wel alle teksten hebben betrekking op de geneeskunde met inbegrip van denatuurkundige en astrologische traktaten. De samenhang daartussen sprak als vanzelf.Als kind van zijn tijd geloofde bijvoorbeeld ook een geleerde chirurg als Ypermanin de invloed van de macrokosmos op de microkosmos. Aan het begin van zijnchirurgische handboek stelde hij, dat een chirurg een goede opleiding gehad moesthebben. Even noodzakelijk als medische kennis, was kennis van ethiek en van devakken die tot het trivium behoorden: grammatica (van het Latijn), retorica endialectica (logica). Wat verderop schreef hij: ‘een surgijn es sculdech te wetene tenminsten vander manen ende vanden tekenen. ende welc tijt dat si haren loop in elcteken heeft. ende dan dat teken te scuwene van snidene ende van andren werken’. 28

Op het eerste gezicht merkwaardig is de aanwezigheid, aan het slot van deel 6, vande berijmde tekst over de geestelijke minne. Kennelijk had Jan van Aalterbelangstelling voor deze vorm vanminnemystiek, of was het vooral regel 39 die hemtrof en die hem deed besluiten de tekst als bladvulling in deze medische context opte nemen: ‘Minne es medicine alrehande quetssuren’? 29

De verzameling als geheel weerspiegelt een hoog niveau van medische kennis.De Brusselse hoogleraar Jansen-Sieben, specialist op het terrein van deMiddelnederlandse artes-teksten, heeft erop gewezen, dat zich bij het aanbreken vande veertiende eeuw een reeks vernieuwingen in de medische wereld voordeed. Zijnoemt onder meer ‘de vooruitgang van de chirurgie en de vervaging van de grenstussen arts en chirurg’, met name in Vlaanderen. 30 De doctores medicinae, die aaneen ofmeer buitenlandse universiteiten gestudeerd hadden, wijdden zich hoofdzakelijkaan de theoretische geneeskunde en de verzorging van colleges ten behoeve van deartsenopleiding; het behandelen van patiënten gebeurde vaak uitsluitend binnen dezetaakuitoefening, hoewel daarnaast rijke patiënten van hun diensten gebruik kondenmaken. Gewoonlijk werd de praktische geneeskunde echter overgelaten aan dechirurgijnen. De besten onder hen hadden - eveneens aan een universiteit, bijvoorbeeldte Parijs - het trivium doorlopen en kenden bijgevolg Latijn, maar een universitairevervolgopleiding in de geneeskunde was voor hen niet weggelegd. Zij hadden netals hun minder geleerde vakbroeders het vak geleerd van ervaren chirurgen, bij wiezij als leerlingen jarenlang gewerkt hadden tot zij zich zelfstandig mochten vestigen.Het terrein van de inwendige geneeskunde was voorbehouden aan de doctoresmedicinae, maar verder behoorde vrijwel iedere uitwendige behandeling tot hettakenpakket van de chirurgijn. 31Behalve de kennis die zij door mondelinge overdrachtvan hun leermeesters hadden opgedaan, konden chirurgen zich verder ontwikkelendankzij het

28 Zie: Van Leersum, De ‘Cyrurgie’, resp. 12-13 en 39 (citaat) en vergelijk: Huizenga, Eennuttelike practijke van cirurgien, 22-26.

29 Zie: R. Lievens, ‘Een nieuw Mengeldicht uit de School van Hadewijch’, in: LeuvenseBijdragen 47 (1958), 81.

30 Jansen-Sieben, ‘De heelkunde in Vlaanderen’, in: Van Hee, Heelkunde in Vlaanderen, 67.31 De chirurgen vormden geen coherente groep, er waren grote verschillen in opleiding,

deskundigheid en maatschappelijke positie; zie: Huizenga, Een nuttelike practijke vancirurgien, 232-237 en 300-305.

Jos A.A.M. Biemans, ‘Het chirurgijnsboek van Jan van Aalter. Over schaalvergroting en nieuwe toepassingen bij de productie en vormgevingvan het handgeschreven boek in de veertiende eeuw’

80

toenemende aantal medische en chirurgische handboeken dat beschikbaar kwam,zowel vertalingen uit het Latijn als oorspronkelijk in hetMiddelnederlands geschreventeksten. De professionalisering van de chirurgen werd in de hand gewerkt door detoenemende vraag naar medische voorzieningen, met name in de almaar dichterbevolkte steden, gedurende de dertiende en veertiende eeuw vooral in de ZuidelijkeNederlanden, Vlaanderen voorop. 32

Tegen deze achtergrond moet ook het ontstaan van de bundel van Jan van Aaltergeïnterpreteerd worden. Deze chirurg maakte een compilatie van belangrijkemedische, chirurgische, farmaceutische en aanverwante kennis uit zijn tijd.Ongetwijfeld mag hij gerekend worden tot de goed geschoolde chirurgijnen, hijkende Latijn, getuige de bladzijden met recepten in die taal, de Latijnse incipits enexplicits en - bijvoorbeeld - het Latijnse colofon waarin hij zich als kopiistbekendmaakte. Ook in de werken zelf komt heel wat Latijn voor, maar niet zeldenmaakte hij fouten in de medische termen en in de benamingen van geneeskrachtigeplanten. 33 Het zal hem in zijn praktijk niet gehinderd hebben. Opmerkelijk is, dat deillustraties bij de tekst van Ypermans Chirurgie ontbreken. In andere handschriftenmet dit werk zijn allerlei medische instrumenten afgebeeld. Kennelijk had Jan vanAalter die afbeeldingen niet nodig, wist hij toch wel hoe de dingen er in zijn dagelijksepraktijk uitzagen. Ook dat past in het beeld van een boek voor eigen gebruik, debundel is niet bijvoorbeeld een leerboek voor anderen, want daarin zouden illustratiesvan medisch gereedschap juist informatief zijn.Behoren het bundelen van handschriften en het schrijven voor eigen gebruik al

veel langer tot de gevestigde praktijk, wel nieuw is de keuze van het schrift. DeWalewein, bijvoorbeeld, werd anno 1350 zeer traditioneel geschreven in een formeleboekhand, de littera textualis, Jan van Aalter echter schreef een eenvoudige litteracursiva, een gebruikschrift dat pas langzaamaan ook als boekschrift in zwang raakte.In Latijnse handschriften komt men de cursiva al veel eerder tegen, niet alleen alstekstletter in privé-boekjes, maar ook als een klein schrift voor interlineaire enmarginale glossen bij teksten die gewoon in een textualis staan. Bepalend voor mijnkeuze dit medische handschrift te Brussel een centrale plaats te geven in deze bijdrage,is het feit dat de bundel het oudste gedateerde Middelnederlandse handschrift is,waarvan de inhoud (bijna) geheel in cursief schrift geschreven is; alleen enkeleopschriften noteerde Jan van Aalter in een textualis. 34 Aan het slot van hetAntidotarium Nicolai schreef hij een explicit-formule met daarin het jaartal 1351.Daarmee is weliswaar alleen pars 2 expliciet gedateerd, maar de andere stukkenzullen ook omstreeks het midden van de eeuw tot stand zijn gekomen. De keuze voorde cursiva past eveneens

32 Huizenga, idem, 268-272 en: Jansen-Sieben, ‘De heelkunde in Vlaanderen’, in: Van Hee,Heelkunde in Vlaanderen, 67.

33 Vandewiele concludeerde op grond van dergelijke fouten in recepten, dat Jan van Aalter inelk geval geen apotheker was (De ‘Liber magistri Avicenne’ en de ‘Herbarijs’. Dl. 2, 168-169).

34 Er zijn aanwijzingen dat men al eerder in de eeuw geëxperimenteerd heeft met een snellerte schrijven boekschrift (een min of meer cursieve textualis), maar daarover is nog te weinigbekend om er hier over uit te weiden. Zie over de cursiva in de veertiende eeuw ook: Gumbert,The Dutch and their books, 16-18.

Jos A.A.M. Biemans, ‘Het chirurgijnsboek van Jan van Aalter. Over schaalvergroting en nieuwe toepassingen bij de productie en vormgevingvan het handgeschreven boek in de veertiende eeuw’

81

geheel in het beeld van een ‘informeel boek’, zoals dit setje handschriften voor eigengebruik. Overigens beschikte Jan van Aalter over een zeer vaardige en vlotte pen,zijn cursief is prima leesbaar en nergens ging hij knullig te werk. 35 Het moet hemniettemin veel tijd gekost hebben deze boekjes te maken, de bladzijden zijndichtbeschreven, alles bij elkaar bevatten zij zeer veel tekst!Jan van Aalters grote schrijfvaardigheid brengt me tot een excursie over de vraag

wanneer een schrijver een professionele kopiist of boekproducent is. Strikt genomenis het antwoord simpel: als hij van het kopiëren van teksten met als resultaat eenafschrift in boekvorm zijn beroep heeft gemaakt. Maar waaraan kan men dat zien?Wij weten - althans mogen ervan uitgaan - dat Jan van Aalter een chirurg was, diein de loop der tijd vakliteratuur verzamelde in eigenhandig geschreven boekjes. Aande uitvoering van zijn boekjes, het voortreffelijke schrift, de heldere lay-out en degoed-gevormde initialen, daaraan is niet te zien dat hij géén professionele kopiistwas. Hij moet tijdens zijn opleiding geleerd hebben de pen op een uitstekende wijzete hanteren. Het is niet uitgesloten, dat hij als vele andere studenten die het triviumvolgden of gevolgd hadden, enige tijd in zijn levensonderhoud voorzag door vooranderen schrijfwerk te verrichten. Als men niet over nadere gegevens beschikt, wordthet verschil tussen beroepshalve en privé blijkbaar pas waarneembaar, wanneer descholing en training tot kopiist ontbreken of wanneer het effect van een opleidingniet zichtbaar is door gebrek aan vakmanschap. 36 Men kan ook anders redeneren:wie zichmet teksten in een handschrift bezighoudt, doet er goed aan een codicologischonderzoek te (laten) verrichten.Want waar expliciete gegevens niet voorhanden zijn,kan codicologisch onderzoek een completer beeld opleveren van een handschrift,van de maker én van de inhoud en het beoogde gebruik van het boek. Ten aanzienvan dit medische handschrift leerde onderzoek van de bundel dat deze een gefaseerdegenese gehad moet hebben. Dat bleek in dit geval een indicatie te zijn, dat het boekniet door een beroepskopiist in één keer en op bestelling vervaardigd is, maar doortoedoen van een gebruiker of liefhebber van de verzamelde teksten tot stand isgekomen.Ik keer terug naar het handschrift om aandacht te schenken aan de mise-en-page:

als regel schreef Jan van Aalter berijmde teksten over drie kolommen per bladzijde,terwijl hij prozateksten in twee kolommen neerschreef. 37 Een dergelijke werkwijze

35 De littera cursiva kent twee hoofdvormen, een met de dubbele a (ontleend aantextualis-schrift), die daarom a-cursief wordt genoemd en een met een echte cursieve enkelea, die daarom c-cursief heet. Jan van Aalter schreef als regel een a-cursief, maar - in elk geval- in de bladvulling op fol. 21v duikt af en toe een enkele a op (zodat sprake is van eenmengvorm, een a/c-cursief).

36 De spreekwoordelijke uitzondering op de regel daargelaten houd ik het niet voor mogelijk,dat iemand zonder onderricht en oefening een goede kopiist en boekenmaker kon worden.

37 Deel 6 bevat hoofdzakelijk berijmde teksten, de opmaak is in drie kolommen. Op fol. 85rbegint de kopiist in kolom b met het schrijven van een prozatekst over handlijnkunde.Aanvankelijk houdt hij de lay-out over drie kolommen aan (hij kon ook moeilijk anders).Op het-niet-afgebeelde-verso echter vervolgde hij zijn tekst in twee kolommen. Ook hetgedicht over de geestelijke minne is over twee kolommen genoteerd: de kopiist had meerruimte nodig per regel omdat de verzen in dit gedicht langer zijn dan in de voorafgaandeberijmde teksten.

Jos A.A.M. Biemans, ‘Het chirurgijnsboek van Jan van Aalter. Over schaalvergroting en nieuwe toepassingen bij de productie en vormgevingvan het handgeschreven boek in de veertiende eeuw’

82

Slot van een leerdicht over de ‘heimlijchede van mannen ende van vrouwen’ en het begin van eenchiromantie. (Brussel, KB: Hs. 15.624-41, fol 85r).

ben ik in andere Middelnederlandse handschriften nog niet tegengekomen. Het isoverigens niet moeilijk te begrijpenwaarom Jan vanAalter proza over twee kolommenschreef en poëzie over drie. Hij heeft zijn best gedaan zoveel mogelijk tekst op zoweinig mogelijk perkament te krijgen. Hij volgde de gewoonte om bij berijmdeteksten elk vers op een nieuwe regel te schrijven en dat kost veel ruimte. Maar omdatde verzen tamelijk kort zijn, slaagde hij erin drie kolommen naast elkaar te maken.38 Proza is economischer te schrijven, vooral wanneer men de tekstspiegel over dehele breedte benut. Bij het kleine, compacte - en dus eveneens economische - schriftwaarvan hij zich bediende, is het echter met het oog op de leesbaarheid beter ookproza in kolommen op te tekenen. De wijze waarop hij met bladvullingen lege (delen

38 Vergelijkbaar is een Frans handschrift waarin korte verzen over vier kolommen zijngeschreven en langere over drie kolommen; zie: G. Hasenohr, ‘Les romans en vers’, in:Miseen page et mise en texte du livre manuscrit. Sous la direction de H.-J. Martin et J. Vezin.[Parijs 1990], 263.

Jos A.A.M. Biemans, ‘Het chirurgijnsboek van Jan van Aalter. Over schaalvergroting en nieuwe toepassingen bij de productie en vormgevingvan het handgeschreven boek in de veertiende eeuw’

83

van) bladzijden gebruikte, wijst ook op zuinigheid, terwijl het laag willen houdenvan de kosten misschien ook heeft meegespeeld bij het besluit geen(ruimteverslindende) illustraties op te nemen. Daarnaast is er de keuze voor perkamentvan matige kwaliteit; hier en daar is het perkament verhoornd en min of meerdoorschijnend, hetgeen wijst op relatief goedkoop, want niet erg zorgvuldig bereidmateriaal.De uitvoering van zijn boekjes had wellicht nog eenvoudiger - en misschien wel

beter - gekund door in plaats van perkament te kiezen voor papier. Niet dat papiergoedkoop was: tot in de vijftiende eeuw werd in onze streken geen papier gemaakt,het moest van elders worden geïmporteerd. Papieren handschriften, met name boekjesvoor eigen gebruik, bestonden al langer, en het vroegste gedateerde voorbeeld vaneen Middelnederlands handschrift op papier is zowel chronologisch als geografischniet ver verwijderd van de handschriftjes van Jan van Aalter: van 1358 dateert eenpapieren handschrift met de Legenda aurea in het Middelnederlands, geschreven ineen littera cursiva. Dat handschrift is vrijwel zeker eveneens een privé-boek, nietecht het werk van een professionele boekproducent, hoewel ook deze kopiist goedkon schrijven. 39

Nog een ander belangrijk aspect van de bundel van Jan van Aalter verdientaandacht. Karakteristiek voor de manier waarop hij zijn boekjes wilde gebruiken,zijn de specifieke voorzieningen om de inhoud goed toegankelijk te maken. Heelnormaal in veertiende-eeuwse handschriften is dat de geleding van een werk in‘boeken’ of in ‘kapittels’ zichtbaar werd gemaakt: het begin van de tekst of van eenonderdeel daarvan werd gemarkeerd door een al dan niet bijzonder uitgevoerdeinitiaal en een titel of ander opschrift, geschreven in rood of met rood onderstreept.Een dergelijke wijze van visueel accentueren van de structuur van een tekst vindtmen in handschriften met allerlei soorten teksten. De lezer of voorlezer zietwanneeriets begint en ophoudt, terwijl deze visuele middelen ook hulp bieden bij het zoekenvan een bepaald onderdeel van de tekst. Voor cursorische lezing zijn dezehandreikingen ruimschoots voldoende. Wanneer ook het kunnen opzoeken vanbepaalde passages of van specifieke informatie een belangrijke functie is van hetboek, zijn echter extra handreikingen nodig. Zulke voorzieningen vinden we in deboekjes van Jan van Aalter. Bij teksten die in kapittels verdeeld zijn, zijn inhoudstafelsopgenomen die veelal bestaan uit lijsten van de hoofdstuktitels met bijbehorendhoofdstuknummer. 40 Bij veel teksten zijn in de zijmarges trefwoorden aangebrachtom de inhoud van de tekst ernaast aan te duiden; zowel lichaamsdelen, alsziekteverschijnselen kunnen zijn aangegeven. 41 In

39 Het handschrift, thans eigendom van de hospitaalzusters van Sint Jan te Brugge, telt 80 foliaen is samengesteld uit slechts enkele, zeer omvangrijke katernen, het regeltal schommelt, derubricatie is nu eens wel, dan weer niet aangebracht. De kopiist schreef wel steeds een zuiverec-cursief; zie: F. Masai, M.Wittek,Manuscrits datés conservés en Belgique. Dl. 1: 819-1400.Brussel [enz.] 1968, 37, nr. 56 en pl. 153-154.

40 Ypermans Chirurgie is verdeeld in boeken die elk weer in kapittels zijn opgesplitst. Aan elkboek gaat in het handschrift van Jan van Aalter een inhoudstafel vooraf.

41 Zie ook: Huizenga, Een nuttelike practijke van cirurgien, 76-77. Bijna onvoorstelbaar is, datVan Leersum deze marginalia in zijn uitgave van Ypermans Chirurgie heeft weggelaten,‘aangezien zij van geen belang zijn’... (De ‘Cyrurgie’, XXVI). Vergelijk de afbeelding opp. 70, met het fragment van een Spiegel historiael-handschrift, waarin soortgelijke marginaliavoorkomen.

Jos A.A.M. Biemans, ‘Het chirurgijnsboek van Jan van Aalter. Over schaalvergroting en nieuwe toepassingen bij de productie en vormgevingvan het handgeschreven boek in de veertiende eeuw’

84

het gedeelte met Ypermans Chirurgie zijn behalve zulke marginalia ook kopregelsaangebracht, die aangeven wat het onderwerp is van de ‘boeken’ in dit werk: ‘Vandenhoofde’ of korter ‘hooft’ en vervolgens ‘ogen’, ‘nese’, ‘mont’ enz. Een index op degehele bundel ontbreekt, maar Jan van Aalter zal er de weg wel in geweten hebben.Het medische handboek dat aan Avicenna wordt toegeschreven, is bijvoorbeeldgemakkelijk te vindenmet behulp van het klaviertje van groen draad aan de buitenrandvan fol. 28 (afb. p. 75); het opschrift ‘Liber magistri Auicenne’ geeft aan om welketekst het gaat, de initiaal markeert het begin daarvan en de inhoudstafel helpt om perhoofdstuk bepaalde onderwerpen te vinden. Op deze wijze waren zijn boekjes nietalleen geschikt voor cursorisch lezen, maar ook om er iets in op te zoeken. Dezeextra hulpmiddelen, die Jan van Aalter zeer waarschijnlijk uit zijn leggers heeftovergenomen, waren in Latijnse handschriften al langer in gebruik, maar werden inMiddelnederlandse handschriften pas in de veertiende eeuw voor het eerst op enigeschaal toegepast. 42 Zij verhogen de bruikbaarheid van het boek, de inhoud kan beterfunctioneren als naslagwerk en dat zal in de chirurgische praktijk van Jan van Aalterprecies de bedoeling zijn geweest.Mag hetWalewein-handschrift karakteristiek genoemdworden voor professioneel

vervaardigdeMiddelnederlandse literaire handschriften diemet name voor cursorischelezing bestemd waren, dit medische handschrift te Brussel is representatief voor eenander type boek uit de veertiende eeuw: het zelf gemaakte handboek, waarin menteksten van begin tot eind kon lezen en waarin men bovendien bepaalde informatiegemakkelijk kon opzoeken.

Zo uitvoerig als het chirurgijnsboek van Jan van Aalter behandeld is, zo beknoptmoet nog enige aandacht geschonken worden aan andere facetten van het boek indeze eeuw. Werden in Vlaanderen in dit tijdvak voortdurend boeken geproduceerd,van allerlei soort en niveau, in de tweede helft van de eeuw kwam ook in het Noordende boekproductie langzaam maar zeker op gang, eerst in Utrecht, later in Holland.43Daar bleek de verplaatsing van het hof van de Hollandse graven vanuit Henegouwennaar Den Haag stimulerend voor de vervaardiging van boeken. Over het algemeengaat het nog steeds om goedverzorgde en niet erg kostbaar uitgevoerde handschriften.Van boekschilderkunst in onze gewesten kan in deze tijd nog nauwelijks gesprokenworden. Pas tegen de eeuwwisseling zorgde in Holland de komst van het BeierseHuis voor een begin van de bloeiperiode van deNoord-Nederlandse verluchtingskunst,die zich vooral tijdens de komende eeuw zou manifesteren. 44 Zoals gezegd aan hetbegin van deze bijdrage, veranderde de productiewijze van het hand-

42 Zie: Biemans, Onsen Speghele Ystoriale. Dl. 1, 150-160 en 170-175 en: J.P. Gumbert, ‘DeMiddeleeuwen en onze boeken’, in: R. Harp e.a. (red.), De Middeleeuwen in de twintigsteeeuw. Middeleeuwse sporen in de hedendaagse cultuur. Hilversum 1990 (Middeleeuwsestudies en bronnen, 18), 107-114.

43 Gumbert, The Dutch and their books, 16-23 en 26.44 Zie: J.H. Marrow, ‘The golden age of Dutch manuscript painting’, in: J.H. Marrow e.a., The

Golden Age of Dutch manuscript painting. [Stuttgart [enz.] 1989], 9-11.

Jos A.A.M. Biemans, ‘Het chirurgijnsboek van Jan van Aalter. Over schaalvergroting en nieuwe toepassingen bij de productie en vormgevingvan het handgeschreven boek in de veertiende eeuw’

85

Begin van een berijmde brief over het beoefenen van deugden. (Wiesbaden, HessischesHauptstaatsarchiv: Hs. 3004 B 10, fol. 93r. Holland, omstreeks 1400).

Jos A.A.M. Biemans, ‘Het chirurgijnsboek van Jan van Aalter. Over schaalvergroting en nieuwe toepassingen bij de productie en vormgevingvan het handgeschreven boek in de veertiende eeuw’

86

schrift in de veertiende eeuw nauwelijks. Ontwikkelingen in het schrift leidden wéltot verschillen. Vergeleken met handschriften uit het begin van de eeuw wordt tegenhet einde daarvan de littera textualis zichtbaar stijver van karakter (vergelijk de afb.op p. 85 met de afb. op p. 70). Een ander verschil tussen het eerste en het laatstekwart van de eeuw betreft het gebruik en bezit van boeken. Mede onder invloed vande beweging der Moderne Devotie gingen steeds meer mensen lezen, vooral in desteden. Naast de vanzelfsprekende artes-teksten lazen zij in het bijzonder stichtelijkewerken, getijden- en gebedenboeken. Door de toenemende verschriftelijking bereiktehet boek nu ook andere lagen van de bevolking dan alleen de hogere kringen. Devoortdurende vraag naar teksten stimuleerde onophoudelijk de productie van boeken.Nieuwe ontwikkelingen ten aanzien van de productie en vormgeving van hethandgeschreven boek zouden zich echter pas voordoen in de vijftiende eeuw.

Jos A.A.M. Biemans, ‘Het chirurgijnsboek van Jan van Aalter. Over schaalvergroting en nieuwe toepassingen bij de productie en vormgevingvan het handgeschreven boek in de veertiende eeuw’